Voetbal, Rwina en Feesten – De politiek van de Marokkanen-obsessie
Je kunt de positie van bepaalde groepen deels aflezen aan de primaire reacties van politici, beleidsmakers en politie op ongeregeldheden met die groep. Ja, zelfs het bestaan van verschillende groepen kun je zo ontdekken.
Ga maar na. Met oud en nieuw 180 aanhoudingen? Dan is het rustig verlopen. Als met Prinsjesdag zich demonstraties voordoen en mensen zich niet aan het noodbevel houden (geen zwaar materieel!), dan is het een rustige Prinsjesdag. Er moeten 149 mensen naar de EHBO en 12 naar het ziekenhuis, 42 arrestaties wegens discriminatie? Een “mooi einde van een feestelijk voetbalweekend” is de algehele indruk.
Maar dan de feestelijkheden met Marokkaanse Nederlanders. Zeker zijn er ongeregeldheden, maar we doen nu alsof er iets bijzonders aan de hand is. Schijnbaar is het nu relevant om te vermelden dat het gaat om “Marokkaanse” jongeren terwijl we het bij het succes van het Marokkaanse elftal toch ook hebben over een “Nederlands getint” elftal. De ongeregeldheden zijn reden klaarblijkelijk om weer eens te spreken over “Marokkanenprobleem”. Geert Dales, oud wethouder in Amsterdam van de VVD, heeft schijnbaar meer problemen met de slogan “Alle Joden zijn homo” dan met de term “Kutmarokkanen” in een regelrecht racistische column:
De fixatie op het idee dat het Marokkaanse jongeren zijn die rellen, past geheel binnen de meer dan 50-jarige durende Marokkanenobsessie, dixit Oneworld.nl, die we in Nederland hebben. Of misschien moeten we, in navolging van Abdessamad Bouabid in zijn proefschrift, spreken over “Marokkanenpaniek”:
“Uit de analyse van de maatschappelijke reacties concludeert hij dat deze reacties – waarin ‘de Marokkaan’ telkens wordt geconstrueerd als ‘de problematische Ander’ (de ‘folk devil’) – zich richten op specifieke incidenten, maar eigenlijk gericht zijn op een in de samenleving reeds aanwezige latente bezorgdheid ten aanzien van ‘de Marokkaan’. Deze zou een dreiging vormen voor de kernwaarden van ‘de Nederlandse samenleving’. De incidenten en de reacties hierop zijn slechts acute manifestaties (‘signifiers’) van deze onderliggende bezorgdheid: de sociaal-culturele en morele veranderingen in Nederland en de ontologische onzekerheid van de meerderheidscultuur waar de reacties zich eigenlijk op richten. Deze maatschappelijke reacties op ‘Marokkanen’ zijn door deze ‘misplaatstheid’ te kenschetsen als een ‘klassieke morele paniek’, oftewel als ‘de Marokkanenpaniek’.”
Tal van onderzoek laat al heel lang zien dat rellen en ongeregeldheden niet direct samenhangen met etniciteit en religie en dat het ook niets bijzonders is dat deze vooral voorkomen na overwinningen; integendeel zelfs. De relatie met sociale, religieuze en etnische achtergrond is complex en niet eenduidig. Het gebruik van termen als ‘Marokkanenprobleem’, ‘kutmarokkanen’, enzovoorts, wordt vooral gedaan door politici en anderen die een heldere zwart-wit indeling willen in termen van wij en zij, tussen Nederlanders en Marokkanen. Ook al zijn de jongeren die rellen net zoveel of net zo weinig Nederlands als de anderen. Dergelijke wij-zij indelingen leiden niet direct tot ongeregeldheden, maar zijn er eerder het product van door die politieke handelaars in angst en polarisatie. Het is een manier van politiek bedrijven die niet op zichzelf staat zoals de xenofobie-reeks van Oneworld.nl laat zien:
Tegelijkertijd blijken rellen en ongeregeldheden moeilijk te voorspellen mede omdat de kick van het rellen zo lastig is in te schatten, zo laat Marc Schuilenburg (PDF) zien. De verrassing van het Marokkaanse elftal met voor veel jongeren aansprekende figuren als Ziyech, de ambivalente relatie tussen Marokkaans-Nederlandse jongeren en de politie, het maatschappelijke debat over Marokkaans-Nederlandse jongeren, de underdog positie die veel Marokkaanse Nederlanders voor zichzelf zien, scheppen een bijzondere context voor feestjes en uitbundig gedrag, en in enkele gevallen rellen en ongeregeldheden.
Het optreden van bestuur en politie is hierbij opvallend. Ik verbaas me erover hoe weinig er geregeld is voor de jongeren die het succes van het “Nederlands getinte” Marokkaanse elftal willen vieren. Geen fanzones, geen openbare schermen bijvoorbeeld in stadions. Als er iets geregeld wordt, gebeurt dat door vrijwilligers en professionals uit de gemeenschappen zelf op eigen houtje. De eerste reactie lijkt te zijn: het opschalen van de repressie en zichtbaarheid. Het zendt het signaal uit: kom maar op, we zijn er klaar voor. Een dergelijke aanwezigheid draagt immers bij aan de grimmige sfeer temeer omdat de ervaring van veel Marokkaans-Nederlandse jongeren er is dat de politie er niet is voor hun veiligheid maar juist bijdraagt aan hun onveiligheid. De politiek hanteert daarbij dezelfde redenering als de politie: de Marokkaan als probleem voor de openbare orde, in plaats van als kans voor saamhorigheid en solidariteit. Of in plaats van als burgers die gewoon onbekommerd willen genieten van hun favoriete voetbalteam. Vandaar dat er wel repressieve maatregelen genomen worden, maar geen feestzones ingericht worden. En tegelijkertijd willen veel Marokkaanse Nederlanders helemaal niks te maken met de relschoppers: ze willen een feestje vieren dat niet verpest moet worden door geweld. Maar ook zij zien zich nu weggezet als amokmakers, relschoppers en kutmarokkanen. En daar komen we denk ik op de crux van de geleefde realiteit van veel Marokkaanse Nederlanders: het is nooit goed of het deugt niet.
Wanneer het gaat om veiligheid en openbare orde gaat het altijd om wiens veiligheid en openbare orde en om wiens onveiligheid en openbare wanorde we wel / niet voor lief nemen. Als dat zich vermengd met tegenstellingen die politici en anderen worden geconstrueerd langs nationalistische, etnische en religieuze lijnen, dan zien we vooral de roep om harde maatregelen die juist wel eens averechts zouden kunnen werken en ook degenen raken die zich simpelweg beperken tot feestvieren. Of met andere woorden, als de fysieke en symbolische ruimte voor feesten beperkt is omdat het om Marokkaanse Nederlanders gaat, dan spreken we dus ook sneller over ongeregeldheden. Het gaat in deze dus niet alleen over de rellen, maar ook over de vraag wie mag rellen in dit land zonder dat de loyaliteit en het bestaansrecht van de groep waartoe zij gerekend worden in twijfel wordt getrokken? Wiens geleefde ervaring nemen we wel serieus mee en wiens ervaring sluiten we uit?