De institutionalisering van salafisme – antropologie en ethiek
Gastauteur: Thijl Sunier
Met verbazing las ik het artikel over de perikelen rond de promotie van meneer Soroush in Tilburg en het oordeel van de externe onderzoekscommissie (NRC 28-2-19). Als hoogleraar antropologie, werkzaam op het terrein van de islam, was ik vooral verbaasd over de verwijzing naar de antropologie. De volgende zin uit het artikel vat goed samen waar ik over val: “Een verzachtende omstandigheid voor antropoloog Soroush is het gebrek aan uitgewerkte richtlijnen voor antropologie. Richtlijnen over ethische afwegingen zouden er wel moeten komen, volgens de commissie.” Hier worden twee dingen beweerd die eenvoudigweg niet kloppen.
Om te beginnen wordt de kandidaat consequent als antropoloog aangeduid in het artikel. Dat is hij niet. Hij is socioloog. Wellicht dat het verschil voor buitenstaanders niet relevant is, maar dat is er wel degelijk. In het hele proefschrift komt het woord antropologie een keer voor en wel waar mijn naam valt in een verslag van een bijeenkomst die de kandidaat zou hebben bijgewoond. Overigens beweert de onderzoekscommissie nergens in het rapport dat de promovendus antropoloog is. Het is daarom ook verbazingwekkend dat de commissie vraagt om een rectificatie in twee antropologische tijdschriften. Voor alle duidelijkheid, ook zijn twee begeleiders zijn geen antropologen, de promotor is econoom en socioloog, en de co-promotor is arabist. Kortom, zowel wat betreft de gehanteerde onderzoeksmethode, de begeleiding, als wat betreft de vereiste ethische richtlijnen, kan dit werk niet antropologisch genoemd worden.
Dat brengt me bij het tweede, belangrijkere punt, namelijk dat er volgens de onderzoekscommissie geen ethische richtlijnen voor de antropologie bestaan. Ook dat is apert onjuist. Er bestaat niet één ethische code voor de antropologie wereldwijd, maar in heel veel landen, zeker in Europa bestaan wel degelijk gedragscodes voor antropologisch onderzoek, zowel op het niveau van de opleiding als bij beroepsorganisaties. Veel etnografisch/antropologisch onderzoek vindt plaats onder ingewikkelde omstandigheden en het gaat vaak over heel persoonlijke onderwerpen waardoor het opbouwen van een vertrouwensband met mensen van groot belang is. Dat vereist een buitengewoon zorgvuldige en transparante aanpak. In elke opleiding antropologie wordt daar zeer veel aandacht aan besteed en zelfs al zouden studenten daar onvoldoende op worden gewezen dan is er nog altijd een algemene ethische richtlijn op elke universiteit.
Het is goed dat onderzoekers en hun begeleiders kritisch worden gevolgd in hun doen en laten. Als zij om wat voor reden dan ook niet aan de kwaliteitseisen voldoen, dan moet dat gemeld worden. Maar wat hier nu weer dreigt te gebeuren is dat het beeld wordt versterkt dat antropologen maar wat aan rotzooien. Antropologie komt er meer dan eens bekaaid af als ethische kwesties of onderzoeksmethoden in het geding zijn. Als hoofd van de afdeling antropologie van de VU heb ik dat een aantal jaren geleden ondervonden toen een oud-hoogleraar daar van fraude werd beschuldigd. Als snel verbreedde de discussie zich toen naar de onderzoeksmethoden van antropologen en hun ethische richtlijnen. Onnodig en vooral volkomen onterecht.
Thijl Sunier is hoogleraar Islam in Europa aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Eerder verscheen op dit blog al een artikel van Annelies Moors en Martijn de Koning: Een reactie op het Tilburgse rapport. Op het Leidse antropologieblog schreef Jasmijn Rana een uitgebreide kritiek: The Negative Impact of Unethical and Fraudulent Research: The Case of Soroush.