Klacht bij het VN-mensenrechtencomité tegen Parlementaire onderzoekscommissie Ongewenste Buitenlandse Invloed
Gedupeerde moslims stappen naar VN-mensenrechtencomité tegen POCOB (Parlementaire onderzoekscommissie Ongewenste Buitenlandse Invloed)
Onder begeleiding van Stichting Ummah Project stappen diverse moslims die onderwerp waren van de verhoren van de Parlementaire onderzoekscommissie Ongewenste Buitenlandse Invloed naar het VN-Mensenrechtencomité. De POCOB werd ingesteld in 2019 en de verhoren vonden plaats in 2020. De mini-enquete resulteerde uiteindelijk in het eindrapport (on-)zichtbare invloed waarop het toenmalige kabinet eind 2020 met een reactie kwam.
In het persbericht kunnen we het volgende lezen:
Dhr. Hamid Tahiri, dhr. Jacob van der Blom en dhr. Nasr el Damanhoury, die tijdens het parlementaire onderzoek naar buitenlandse financiering van moskeeën in “het verdachtenbankje zijn verhoord als criminelen,” stappen onder begeleiding van Stichting Ummah Project, naar de mensenrechtencomité van de VN in een poging hun recht te halen.
De Parlementaire Commissie Ongewenste Buitenlandse Invloed (POCOB) onderzocht in 2020 namens het Nederlandse parlement of Nederlandse maatschappelijke en religieuze organisaties, zoals moskeeën, “ongewenst” beïnvloed worden door “onvrije” landen.Discriminatie
Hoewel het onderzoek van de POCOB enigszins objectief en niet-discriminerend leek, ging de aandacht in werkelijkheid uitsluitend naar moslims en moslimorganisaties. Vertegenwoordigers van verschillende islamitische organisaties zijn in dit verband gehoord. Deze exclusieve focus op de islam en moslims is in strijd met fundamentele mensenrechten en met name het non-discriminatiebeginsel volgens art. 1 Grondwet.
Het Nederlandse parlement bestempelde- zonder grondslag of adequate motivatie – financiële geldstromen aan Islamitische organisaties – zoals moskeeën – als problematische, gaande om voornamelijk donaties (zakaat: islamitisch verplicht gestelde almoesbelasting, waar geen sprake mag zijn van tegenprestatie ) uit een lijst van landen die – ook zonder grondslag of adequate motivatie – als onvrije landen werden bestempeld, namelijk Marokko, Turkije, de Verenigde Arabische Emiraten, Koeweit, Qatar en Saoedi-Arabië.
Dit onder het mom van het uitzoeken of er sprake is van ongewenste beïnvloeding vanuit het buitenland middels financiële geldstromen. Een onderzoek gebaseerd op onduidelijke termen, achterdocht, wantrouwen en hostiliteit geleid door vooroordelen in plaats van wettelijke grondslagen en mensenrechten.
Dit resulteerde in een klassieke heksenjacht tegen moslims en islamitische organisaties. Samen met de beoogde moskeeën en instellingen hebben de gedupeerden, die aanvankelijk opgeroepen waren onder dreiging van gijzeling om onder ede te getuigen, zich als verdachte moeten verdedigen tegen zeer belastende aantijgingen.
“Niet alleen rijst de vraag waarom zo een zwaar instrument is ingezet. Het buitenproportioneel zwaar instrument dat is ingezet, waarbij de getuigen onder ede openbaar verhoord werden als verdachten, was daarbij geheel onnodig. Deze moslims werden ten onrechte publiekelijk – via een livestream en tv- kanalen– in verband gebracht met terrorisme, extremisme, witwassen en verduistering. Zij werden niet gehoord als getuigen maar als verdachten en moesten zichzelf onvoorbereid verdedigen zonder de kans te krijgen daadwerkelijk gehoord te worden,” stelt advocate Samira Sabir die in opdracht van Stichting Project Ummah de zaak indiende. Ze gaat verder: “In afsluiting van dit onderzoek, is een rapport uitgebracht, welk geen ruimte biedt voor hetgeen de gedupeerden hebben verklaard, in duidelijke woorden de verklaringen van de gedupeerden wantrouwen en zijn conclusies tot stand gekomen zonder hierover bevinding te hebben verkregen uit het onderzoek.
Protest
De gedupeerden stellen dat de moslimgemeenschap in brede zin en zij persoonlijk tot de dag van vandaag schade ondervinden. Volgens hen was het optreden van de parlementaire commissie gebaseerd op wantrouwen en onkunde, waaruit het missen van de juiste kennis over de moslims en de islam de boventoon voerde.
Eerdere protestverzoeken tegen de vermeende misstanden – voornamelijk vanwege de discriminerende aard van het onderzoek en de methoden, het ontbreken aan objectiviteit, het ontbreken aan kennis over de moslimgemeenschap – werden door POCOB en het parlement afgewezen. Daarom kiezen de gedupeerden er nu voor een klacht hiertegen in te dienen bij het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties.
Voor meer informatie, zie Ummah Project.