Monitor Moslimdiscriminatie: meer politieke prioriteit is nodig
De aanpak van moslimdiscriminatie en moslimhaat zal de komende jaren meer politieke prioriteit moeten krijgen. Dat geldt in het bijzonder voor discriminatie op de arbeidsmarkt, waar veel moslims met grove en subtiele vormen van uitsluiting te maken hebben. Die conclusie trekken Ewoud Butter, Roemer van Oordt en Ineke van der Valk, de auteurs van de Vierde Monitor Moslimdiscriminatie die vandaag is verschenen. In deze monitor hebben de onderzoekers speciaal aandacht besteed aan discriminatie van moslims op de arbeidsmarkt.
Gastauteur: Ewoud Butter
Het gaat bij moslimdiscriminatie om alledaagse vormen van uitsluiting en discriminatie, bijvoorbeeld in de vorm van bevooroordeelde vragen en opmerkingen, om stigmatiserende berichten in de media, maar ook om openlijke discriminatie op grond van geloof, om hatespeech, gewelddadige of bedreigende voorvallen gericht tegen islamitische gebedshuizen en scholen en om voorstellen en uitspraken van politieke partijen die haaks staan op de grondwettelijke vrijheden van moslims. Het draagt allemaal bij aan een politiekmaatschappelijk klimaat waardoor grote groepen moslims zich onveilig voelen. Zij worden erdoor beperkt in de vrijheid om zichzelf te kunnen zijn.
Ervaren discriminatie
Uit eerder onderzoek naar ervaren discriminatie, onder andere van het SCP, blijkt dat relatief veel moslims discriminatie op grond van hun geloof ervaren. Dat geldt voor ongeveer twee derde van de Marokkaanse Nederlanders en de helft van de Turkse Nederlanders en Discriminatie vindt plaats in de openbare ruimte, op school, op de arbeidsmarkt en het internet, maar ook in de media en politiek.
Discriminatie op de arbeidsmarkt
In deze monitor is speciale aandacht voor discriminatie op de arbeidsmarkt. De studie is verkennend van aard. Het onderzoek werd verricht middels een literatuurstudie, een survey waaraan 315 mensen deelnamen, diepte-interviews en groepsgesprekken. Het biedt inzicht in relevante ervaringen op de arbeidsmarkt die veel moslims delen.
Van de 315 personen die aan de survey deelnamen gaf driekwart aan op enigerlei wijze te maken gehad met discriminatie op de arbeidsmarkt op grond van hun (vermeende) islamitische geloof. Het merendeel van hen is moslim, maar ook respondenten die zichzelf niet als moslim beschouwen, hebben met deze vorm van discriminatie te maken.
Sollicitatie
Discriminatie vindt vaak plaats bij sollicitaties. Bij meer dan de helft van de vrouwen heeft de discriminatie-ervaring tijdens de sollicitatieprocedure te maken met het dragen van een hoofddoek. Ook mannen ervaren discriminatie op grond van religie gebonden uiterlijk, waaronder het dragen van bepaalde kleding of een baard.
Veel respondenten krijgen tijdens een sollicitatieprocedure stigmatiserende of discriminerende vragen over hun geloof die niet relevant zijn voor de functie. Vragen gaan bijvoorbeeld over de positie van de vrouw, over opvattingen die moslims zouden hebben over homoseksualiteit of transgenders en wat ze vinden van terrorisme. Verder geven respondenten aan dat geregeld getoetst wordt of ze als moslim wel loyaal zijn aan Nederland.
Op de werkvloer
Ook op de werkvloer wordt discriminatie ervaren die direct gerelateerd is aan kleding of uiterlijk. Daarnaast krijgen respondenten vanwege hun religie geen contractverlenging of promotie; ze hebben te maken met kwetsende, discriminerende opmerkingen en ‘grapjes’ op de werkvloer van collega’s of leidinggevenden of worden expliciet buitengesloten of weggepest. . Sommigen ervaren het als discriminerend wanneer er geen mogelijkheid is de pauze te verplaatsen om te bidden of naar de moskee te gaan.
Verder worden associaties met terrorisme en/of vragen om afstand te nemen van terreur of extremisten naar voren gebracht. Er wordt subtiel of minder subtiel benadrukt dat moslims er eigenlijk niet bij horen. Dit heeft een enorme impact. Ook spelen discriminerende opmerkingen van cliënten of samenwerkingspartners een rol, net als ‘te streng religieus zijn’ om kans te maken op promotie. Enkele malen beroept een werkgever zich bij discriminerende beslissingen op cliënten. Verschillende respondenten tenslotte, kregen te horen dat ze niet in aanmerking kwamen voor contractverlenging omdat ze niet in de groep zouden passen.
Vervolgactie na discriminatie-ervaring
Na een discriminatie-ervaring tijdens een sollicitatie of op de werkvloer onderneemt ruim een derde tot de helft van de respondenten geen actie. Iets meer dan de helft bespreekt deze ervaring met familie, vrienden of bekenden en ongeveer een kwart gaat het gesprek aan met de persoon in kwestie of maakt melding bij een leidinggevende. Een kleine minderheid van de respondenten (5-10%) met een discriminatie-ervaring meldde dit bij de politie of een anti-discriminatievoorziening.
Vaak gegeven redenen om te melden zijn: voor jezelf opkomen en gedrag van anderen beïnvloeden; steun, herkenning en erkenning zoeken bij naasten; voorkomen van herhaling en melden, dan komt het in de statistieken. Redenen om juist niet te melden zijn: geen tijd; geen energie; niet moeilijk doen; het heeft toch geen zin; geen bewijs (voor strafbare feiten); angst voor de gevolgen; gebrek aan informatie over mogelijkheid om te melden; schaamte en niet in een slachtofferrol willen komen.
Monitor
Net als in voorgaande afleveringen van de Monitor (2012/2015/2017) wordt in dit rapport de stand van zaken weergegeven rond moslimdiscriminatie in Nederland in het algemeen. De focus ligt hierbij op de periode 2017-2019, met ook hier en daar aandacht voor 2020.
Er wordt nog steeds weinig melding gedaan van discriminatie bij registrerende instanties als een anti-discriminatievoorziening of de politie: dat geldt ook voor moslimdiscriminatie. Het aantal meldingen per jaar varieert en houdt verband met de intensiteit van de maatschappelijke discussie over moslims en de islam. Moslimhaat is – net als bijvoorbeeld bij antisemitisme het geval is – permanent sluimerend aanwezig en kan als een veenbrand oplaaien door maatschappelijke of politieke ontwikkelingen. Zo nam afgelopen jaren het aantal meldingen bij meldingsinstanties toe na terroristische aanslagen door jihadisten en de verhitte discussie over de vluchtelingencrisis in 2015 en 2016. Daarna daalde het aantal meldingen. Hierbij moet worden aangetekend dat er minder bekend is over de cijfers omdat de politie moslimdiscriminatie sinds 2019 niet meer apart registreert vanwege een veranderde werkwijze.
Het aantal voorvallen gericht tegen moskeeën met een discriminatoir, haatzaaiend of intimiderend karakter, nam na een piek in 2015 en 2016 af, maar ligt nog altijd hoger dan in de jaren voor 2015. Er is hierbij sprake van een andere aard van de voorvallen: de daders zijn minder vaak anoniem, maar opereren vaker namens kleine, maar luidruchtige extreemrechtse of radicaal-rechtse organisaties. Ze zoeken voor hun acties nadrukkelijk de publiciteit. Omdat ze deze aandacht krijgen, is de impact van hun acties groter en worden ze gestimuleerd om op deze weg door te gaan.
Een positieve ontwikkeling is dat moslimdiscriminatie sinds enkele jaren wat meer op de politieke agenda staat: het wordt expliciet genoemd in verkiezingsprogramma’s, geagendeerd in de Tweede Kamer (vooral door DENK, GroenLinks en PvdA) en haalde het regeerakkoord van het vorige kabinet. Sinds 2015 wordt het apart geregistreerd als subcategorie van de grond discriminatie op grond van geloof door ADV’s en (tot 2019) door de politie.
Daar staat tegenover dat er op zijn minst één grote politieke partij (PVV) is die moslims voornamelijk als bedreiging van de samenleving ziet en hen elementaire grondrechten wil afnemen. In navolging van de PVV zijn er meerdere partijen die daar (deels) in mee gaan zoals FvD, VVD, SGP en CDA. Dit heeft geleid tot beleid en (tijdelijke) wetgeving – onder andere in het kader van antiterrorisme en – radicalisering – die het selectief inperken van de vrijheid van godsdienst van moslims tot gevolg heeft.
Echt veel politieke prioriteit krijgt de aanpak van moslimdiscriminatie niet. In de praktijk blijkt er (te) weinig draagvlak voor daadwerkelijke maatregelen. Zo is de politie zonder veel protest alweer gestopt met het apart registreren van voorvallen van discriminatie op grond van het moslimgeloof.
De groeiende invloed (sinds 1990) in de reguliere politiek van het idee van onverenigbare, botsende beschavingen en de meer extreme versie van dit gedachtegoed in kringen van radicaal- en extreemrechts heeft, zeker in wisselwerking met aanslagen door jihadisten, geleid tot een toenemende algemene politieke en maatschappelijke weerstand tegen de islam. Veiligheidsdiensten hebben de afgelopen jaren meer aandacht besteed aan extreem- en radicaal-rechts, vooral gezien het potentiële gevaar van lone-actors. Uiterst rechtse formaties zijn weliswaar klein in omvang en actieve aanhang, maar hun acties hebben serieuze invloed op de islamitische gemeenschappen en mede door de media-aandacht die eraan wordt besteed, op het maatschappelijk debat.
Tot slot
De overheid is de laatste jaren meer aandacht gaan besteden aan het tegengaan van racisme en discriminatie, maar nog onvoldoende aan specifiek moslimdiscriminatie en moslimhaat. Overheden en het maatschappelijk middenveld dienen discriminatoire agressie en geweld tegen moslims te zien voor wat het is: gevallen van inbreuk op het recht op vrijheid van religie en inbreuk op de principes van gelijkheid en antidiscriminatie.
Voor het behoud en herstel van vertrouwen van moslims in de Nederlandse samenleving is het belangrijk dat vertegenwoordigers van verschillende instituties van de rechtsstaat hun stem verheffen tegen uitspraken en voorstellen die moslims stigmatiseren en uitsluiten.
Andere aanbevelingen uit het rapport zijn::
- Het is aan te bevelen om moslimhaat als specifieke vorm van discriminatie en racisme tezien, zoals dat bijvoorbeeld bij antisemitisme gebeurt. Laat de politie moslimdiscriminatie weer apart registreren zoals dat voor 2019 gebeurde en investeer in capaciteit van politie en OM om meer aandacht te geven aan de registratie en vervolging van vormen van discriminatie.
- Steun initiatieven van moslimgemeenschappen om – in samenwerking met de reguliere meldorganisaties – te komen tot meer adequate systemen van melding en daarmee tot een verhoging van meldingspercentages.
- Benader Nederlandse moslims als een divers samengestelde gemeenschap, niet alleen in religieus en etnisch opzicht, maar ook wat betreft gender en diversiteit in seksuele gerichtheid.
- Stimuleer onderzoek naar vormen van moslimdiscriminatie op de arbeidsmarkt, de woningmarkt, in het uitgaansleven en in andere sectoren. Denk daarbij aan onderzoeksmethoden waarbij gebruik wordt gemaakt van mystery guests of van praktijktesten.
- Maak serieus werk van diversiteitsbeleid en bevorder onder andere de deelname van moslims in bijvoorbeeld de ambtelijke top of in de top van het bedrijfsleven, in de media en in de kunst- en cultuursector. Houd hierbij rekening met de bestaande diversiteit binnen moslimgemeenschappen.
- Diversiteitsbeleid is echter niet voldoende. Werk aan een inclusief werkklimaat waarin alle werknemers zich ongeacht hun herkomst, gender, seksuele oriëntatie, leeftijd én geloof in alle vrijheid kunnen ontplooien, carrière kunnen maken en deelnemen aan de samenleving. De effecten van het politieke-maatschappelijke klimaat zijn moeilijk te sturen en negatieve beeldvorming in de media is moeilijk te corrigeren, maar werkgevers kunnen een essentiële rol vervullen in de vormgeving van een inclusief werkklimaat. Daarnaast dient de overheid het goede voorbeeld te geven en de uitzendbranche en andere werkgevers aan te spreken en waar nodig te belonen of te sanctioneren.
- Zorg dat slachtoffers van discriminatie in de publieke ruimte en binnen een bedrijf, instelling, vereniging of op het internet bij professionals terecht kunnen na een discriminatie-ervaring. Het is van belang dat slachtoffers weten waar ze hun verhaal kunnen doen, waar ze steun kunnen ontvangen en waar ze indien gewenst hulp kunnen krijgen bij bemiddeling of bij het doen van een melding of een aangifte.
- Zorg dat dergelijke ervaringen, met in acht neming van privacywetgeving, in de openbare ruimte, maar ook binnen bedrijven, organisaties, instellingen goed gemonitord worden zodat het mogelijk is op grond hiervan beleid te ontwikkelen.
- Kijk kritisch naar de werkplekken waar het nu nog geaccepteerd wordt om, op grond van neutraliteit, vrouwen met een hoofddoek structureel buiten te sluiten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan geüniformeerde beroepen als de politie. Onderzoek in hoeverre dit streven naar neutraliteit ten koste gaat van inclusiviteit, gelijke rechten voor vrouwen, professionaliteit en herkenbaarheid van de politie. Kijk hierbij ook naar ervaringen in andere landen waar een politieagente met een hoofddoek wel wordt toegestaan.
De monitor moslimdiscriminatie
In 2011 nam Ineke van der Valk het initiatief voor de Monitor Moslim Discriminatie, een project waarin over meerdere jaren de ontwikkeling op het gebied van moslimdiscriminatie wordt onderzocht. Zij schreef het boek Islamofobie en Discriminatie en nam de eerste drie afleveringen van de Monitors Moslimdiscriminatie voor haar rekening. Deze vierde Monitor is een co-productie van Ewoud Butter, Roemer van Oordt en Ineke van der Valk. Butter en Van Oordt doen eveneens al langere tijd onderzoek op dit gebied.
De hele Monitor kunt u hier (pdf) downloaden.
(Dit artikel is grotendeels gebaseerd op het laatste hoofdstuk van de Monitor en verscheen eerder op Republiek Allochtonië. Het is met toestemming van de auteur hier overgenomen.)
Zie ook:
Eerdere Monitor Moslim Discriminatierapporten (2012/2015/2017):
- Monitor Moslim Discriminatie, eerste rapportage
- Monitor moslimdiscriminatie, tweede rapportage
- Monitor moslimdiscriminatie, derde rapportage
Mediaberichten naar aanleiding van deze monitor:
- Interview met Roemer bij Pointer
- Interview met Ewoud in het Nederlands Dagblad
- Artikel in Trouw
- Interview met Ewoud in De Kanttekening