You are looking at posts that were written in the month of September in the year 2010.
| M | T | W | T | F | S | S |
|---|---|---|---|---|---|---|
| « Aug | Oct » | |||||
| 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | ||
| 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 |
| 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 |
| 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 |
| 27 | 28 | 29 | 30 | |||
Posted on September 29th, 2010 by martijn.
Categories: Multiculti Issues, Religious and Political Radicalization.
Jaren geleden, zeven dacht ik of zes, ontstond er de nodige commotie toen de AIVD een link legde tussen radicalisering en het islamdebat in Nederland. Later in 2007 gebeurde dat nogmaals door Tsjibbe Joustra. Dat mocht niet gezegd worden door een ‘ambtenaartje’. Best iets voor te zeggen want een ambtenaar moet terughoudend zijn, maar was integraal onderdeel van de analyse van de AIVD. Veel te kort door de bocht geformuleerd en daarom in zijn algemeenheid zeer twijfelachtig want radicalisering is wel wat complexer dan dat. De criticasters vonden dat hun mond gesnoerd werd en waren het ook oneens daarmee; het probleem zat ‘m niet in de islamkritiek maar in islam. En ook dat is in zijn algemeenheid weer veel te simpel en dus onjuist. Wat de invloed van het islamdebat is op radicalisering is nauwelijks vast te stellen omdat er veel te veel andere factoren eveneens een rol spelen. Tegelijkertijd hoeven we ook niet te doen alsof radicalisering onder moslim nou zomaar uit de lucht is komen te vallen.
Nu loopt er een andere discussie die is gestart door Anil Ramdas en (in reactie op hem) Joost Zwagerman. Ramdas maakt gehakt van PVV-stemmers en bestempelt ze in feite tot racistisch en fascistisch blank uitschot dat gevoed wordt door allerlei populistische praat en media. Volgens Zwagerman duwt hij met dergelijk denigrerend taalgebruik autochtone burgers juist richting de PVV en zou hij dus mede verantwoordelijk zijn (en met hem links want Ramdas’ stuk symboliseert de verlegenheid van links met de PVV) de radicalisering van autochtone burgers. Waar Zwagerman dus Ramdas’ uitlatingen ziet als aanjager voor radicalisering, wijst Ramdas erop dat het eigenlijk toch gewoon de hedendaagse cultuur is. De rollen van criticasters en verdedigers lijken omgedraaid nu in vergelijking met 2007 en daarvoor. ‘Links’ steunt Ramdas en wijst op de vrijheid van meningsuiting, ‘rechts’ is gekwetst en het weldenkende midden wijst op het gevaar van dergelijke uitlatingen. Beide opvattingen zijn weer simplistisch en onjuist, nog afgezien van het feit dat beide bijdragen vooral grossieren in drogredenen. Maar ook hier geldt dat we ook weer niet moeten doen alsof de gang van de burgers naar de PVV zomaar uit de lucht komt vallen. Laten we er eens nader naar kijken en beginnen met Zwagerman’s punt over het ridiculiseren van PVV-ers:
Naar aanleiding van bovenstaand filmpje, vatte Jeroen Pauw kernachtig de boodschap van Geenstijl.tv samen: “Dat is toch een stelletje malloten?”. Het schijnt bon ton te zijn om PVV-stemmers als zodanig neer te zetten. Het lijkt ook allemaal zo eenduidig. Zoals René Danen in een discussie met Frans Timmermans op Facebook stelde:
Facebook | Frans Timmermans het misverstand van Zwagerman is dat hij denkt ressentiment te kunnen wegnemen door het te voeden. Misschien goed als hij eens kennisneemt van de correspondentie tussen BHL en Houellebecq (toch onverdachte bronnen). Het voeden van ressentiment is als het voeren van een krokodil in de hoop dat hij jou als laatste opeet.
Rene Danen: Merkwaardig dat er bij Zwagerman en veel media zo’n behoefte is om de PVV kiezer te analyseren en typeren. Dat gebeurt bij geen enkele andere partij.
VVD-stemmers zijn geoon mensen die achter de neo-liberale VVD-standpunten staan. PvdA-ers …mensen die net als die partij eerlijk willen delen. Maar PVV-stemmers willen plotseling iets heel anders dan het racistische programma van de PVV. Wilders is dag in dag uit met zijn discriminerende opmerkingen op TV, maar daar zou het allemaal niets mee te maken hebben. Raar toch. Bovendien. Wie op een overduidelijk racistische partij zou stemmen alleen om zijn pensioentje te redden of het CDA een hak te zetten deugt ook niet. Dat is eigenbelang of rancune najagen over de ruggen van minderheden in ons land.
Wie kritiek heeft op CDA of PvdA kan ook SP of ChristenUnie stemmen. Er is dus geen enkele reden om PVV-stemmers niet op hun gedrag aan te spreken. Je neemt die mensen pas serieus als je ook durft te zeggen dat hun vreemdelingenhaat niet deugt.
Tsja, als de wereld zo simpel en eenduidig in elkaar zat…Eén van de redenen waarom we het willen weten, is dat het ook iets zegt waarom mensen niet meer op andere partijen stemmen. Nog een reden is, dat we het niet weten waarom mensen op Wilders stemmen. Dat leidt tot allerlei problematische statements als zouden PVV-stemmers bijna psychisch gestoord zijn want de samenleving is ziek. Inderdaad, als dat al klopt dan zouden ook andersstemmers ziek zijn. Het idee erachter is een beetje dat wie verstandig is, gewoonweg niet PVV kàn stemmen. Wetenschappers, antropologen niet uitgezonderd, hebben vaak de neiging die groepen te analyseren die zij op het eerste gezicht sympathiek vinden. En dus laten we de PVV-stemmers dan ook maar links liggen en we dienen af te gaan op speculaties. Al in 2008 pleitte ik voor serieus antropologisch onderzoek onder PVV-stemmers, maar twee jaar later moet ik concluderen dat alleen mijn eigen Ethnobarometer onderzoek nog enigszins in die richting komt (maar voor PVV-stemmers ook zwaar onvoldoende).
Die speculaties zijn natuurlijk niet zomaar speculaties. Net als het filmpje van GS maakt het van de PVV-stemmer een karikatuur, samengevat onder de term malloten en tokkies. We zagen dat de afgelopen weken vooral terug in de ruzie tussen Anil Ramdas en Joost Zwagerman. Dit is, volgens mij, de kern van het betoog van Ramdas:
Het Culturele Drama – Column – Nieuws & Opinie – deBuren
Als ik de huidige politieke situatie in Nederland overzie, merk ik twee dramatische vergissingen in Scheffers ‘Multiculturele Drama’: ten eerste dat ‘de oude sociale kwestie’, de achterstand van Hollanders, zou zijn opgelost. Ten tweede dat ‘de sociale kwestie’ belangrijker is dan ‘de culturele kwestie’.
[…]En met culturele kwesties bedoel ik niet alleen de cultuur van de allochtonen, en daarin dan vooral de Islam: ik maak me diepe zorgen om de cultuur van de autochtonen, van de blanken, van de Hollanders.
En daar heeft hij een punt, zonder meer. Maar dan zegt hij:
Het Culturele Drama – Column – Nieuws & Opinie – deBuren
Die Hollanders die in die eigen huizen wonen en een eigen auto hebben en met vakantie kunnen, zijn voor een groot deel white trash. Het zijn tokkies, het zijn families Flodder, met achterlijke ideeën en onbeschofte omgangsvormen. Wat kun je anders zeggen van de meeste Telegraaflezers, SBS-6- en RTL-kijkers en PVV-stemmers, dan dat ze boers, onbehouwen, ruw, plat, vulgair, ordinair en ongemanierd zijn? Primitieve, rancuneuze, rechtse en extreemrechtse types zonder moraal, zonder principes, zonder idealen; kan het anders worden geformuleerd?
De culturele beschaving van een groot deel van de Hollanders is net zo mislukt als die van een groot deel van de allochtonen. En dat komt omdat we cultuur minder belangrijk vonden, en omdat we onder de sociale kwestie alleen de materiële kanten verstonden. Fatsoen is niet materieel, niet te meten, en dus onzichtbaar.
Joop Zwagerman die zich al vaker keerde tegen ‘het benauwende en politiek correcte links van vandaag de dag‘ als het gaat om islamkritiek (maar daarbij wel een heel vage en brede definitie lijkt te hanteren die racisme de-politiseert tot kritiek) reageert furieus op Ramdas:
Waarom besteed ik eigenlijk mijn woorden aan de oenige Anil Ramdas? Omdat onze vriend een multiculti-programma gaat maken voor de VPRO. Vriend Ramdas is tot in detail het evenbeeld van vriend Wilders: beiden stigmatiseren, beiden schelden er op los, beiden zetten een specifieke bevolkingsgroep weg als minderwaardig en […] achterlijk. Het verschil is dat Wilders door het OM wordt vervolgd en dat Ramdas kennelijk een applausje van de VPRO verdient. De scheefgroei en morele verdooldheid van Nederland in een notendop. Droevig
De kern denk ik is dat Ramdas hetzelfde zou doen als Wilders én precies laat zien waarom PVV-kiezers zich vervreemd voelen van de culturele elite. Volgens Ramdas zit ‘m dat mede in de hedendaagse cultuur en meer precies nog culturele wansmaak als gevolg van slechte opvoeding; beide produceren verkeerde opvattingen. In een opinie-artikel gaat Zwagerman iets verder in op mogelijke motieven van mensen om op Wilders te stemmen, mede aan de hand van een mooi artikel uit de NRC Hoe God verdween uit het zuiden. In dat artikel vragen de schrijvers Joke Mat en Laura Starink zich af waarom PVV-kiezers juist het zuiden komen. Samengevat door Zwagerman:
Links helpt Wilders door PVV-kiezers te kleineren – Opinie – de Volkskrant
De kiezer uit het Zuiden wendt zich tot Wilders als gevolg van een hele reeks ongenoegens. Alleen al Wilders’ erkenning van die ongenoegens volstaat om hem zijn stem te geven. Schaalvergroting, globalisering, de EU als een ongrijpbaar en log instituut dat beleid uitzet dat funest is voor de regio, maar ook dreigende bezuinigen op de zorg en verharding in het publieke domein – het is de gemiddelde Wilders-stemmer een nachtmerrie.
Martelaar
Eigenlijk verschilt het onbehagen van die PVV-kiezer niet zoveel van dat van andere kiezers. In de NRC-reportage zei een pastoor in Maastricht het zo: ‘Mijn bejaarden stemden allemaal op de PVV. Ze voelen zich in hun bejaardentehuizen verwaarloosd en denken dat Wilders daar iets aan kan doen. Met moslims heeft het niets te maken, maar ze denken wel: als je uit een vreemd land komt, wordt er van alles voor je gedaan en als wij wat nodig hebben, kan er niks.’Ook de motieven van hoger opgeleiden om op Wilders te stemmen, hebben weinig te maken met de repressieve maatregelen die Wilders in het vooruitzicht stelt. Voor die hogeropgeleiden is vooral het vrije woord van belang.
Het NIPO deed, op verzoek van de Volkskrant, vorig jaar onderzoek naar die motieven, met als conclusie: ‘De hoger opgeleide kiezers voelen zich vooral tot de PVV aangetrokken vanwege de vrijheid van meningsuiting, die in hun ogen wordt bedreigd door de groeiende islamisering. Zij zien Geert Wilders als de martelaar van het vrije woord.’
Dat martelaarschap werd er alleen maar groter op toen het OM Wilders ging vervolgen. Ooit was de steun voor de PVV onder hoger opgeleiden minimaal, maar de NIPO-cijfers uit 2009 lieten zien dat nu 10 tot 15 procent van die hoger opgeleiden ‘om’ is voor de PVV.
Volgens Zwagerman steunen ze de xenofobische, racistische en fascistische statements niet zozeer, maar nemen ze die voor lief (hetgeen de verontwaardiging van Ramdas ook weer niet helemaal onbegrijpelijk maakt). Ook al komt in de verhalen die we in het NRC stuk lezen de islam nauwelijks voor (dat is ook weer niet zo verwonderlijk aangezien er genoeg te klagen valt over andere zaken) feit is wel dat de PVV groot is geworden via zijn anti-islamagitatie en dat mensen deze op z’n minst dus niet zo problematisch vinden. Dit heeft denk ik toch te maken met het gegeven dat veel issues direct of indirect toch met cultuur worden verbonden met de ‘logic of culture talk’ iets dat ik al eerder stelde naar aanleiding van de laatste verkiezingen in Have the Dutch become intolerant? In een lezing voor het ABC naar aanleiding van een onderzoek van Eva Klooster (dat ook enig inzicht biedt in de ongenoegens van mensen) stelde ik dat:
C L O S E R » Blog Archive » Het pluriforme ongenoegen
Terwijl dus eerder in de tijd van de verzuiling en daarvoor nationalisme vooral gebaseerd was op het verbonden zijn met een religieuze of ideologische gemeenschap, gaandeweg de jaren ’80 en ’90 werd dit vervangen door een idee van morele gemeenschap gebaseerd op een gedeelde cultuur die gebaseerd zou zijn op sexuele vrijheden, emancipatie van de vrouw en vrijheid van meningsuiting. Moslims werden, en worden, gevreesd vanwege hun vermeende oppositie tegen deze vrijheden en vanwege hun vermeend sterke religiositeit die veel autochtone niet-moslims herinnert aan het verleden met de beperkingen die werden opgelegd door de kerken. De vrees voor de islam, mede aangewakkerd door allerlei gewelddadige acties door moslims volgens hen uit naam van de islam, is vermengd met een vertoog over jezelf zijn en Nederland als seculiere staat waar religie achterhaald zou zijn en doet denken aan de verstikkende beperkingen van vrijheden uit de jaren vijftig. Deze verschijnselen produceren een extremisme van het midden waar de PVV de belangrijkste verschijningsvorm, vertolker en aanjager van is.
Het extremisme van het midden is ontleend aan Seymour Martin Lipset:
C L O S E R » Blog Archive » Het pluriforme ongenoegen
Wat opvalt in de uitspraken van de mensen in het onderzoek van Eva Klooster maar ook in de ethnobarometer is een wat Seymour Martin Lipset noemde het extremisme van het midden. Waar extremisme meestal in de marges van links of rechts wordt gezocht, kan deze ook in het midden gevonden worden. Het gaat daarbij om ogenschijnlijk tegenstrijdige opvattingen. Allereerst is er een extreem egalitarisme: iedereen is gelijk en etnische en religieuze achtergronden zouden geen enkele rol mogen spelen en iedereen moet sociaal-economisch gezien gelijke kansen hebben. Tegelijkertijd is er ook een sterk autoritarisme: een conservatieve perceptie op culturele waarden, individuele vrijheid en culturele diversiteit. Het eerste heeft vooral betrekking op sociaal-economische positie en het tweede op culturele diversiteit. Dat maakt deze mensen niet links of rechts, maar beiden. De bindende factor lijkt te zijn dat mensen de indruk hebben dat hun leefstijl wordt aangetast: zowel door de economische crisis (maar wellicht ook door een toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt met tijdelijke contracten, uitzendwerk en ontslagversoepeling) als door multiculturalisme. Vooral mensen die het idee hebben dat ze niet meekunnen in de materialistische status race (en daarvoor hoef je niet bij de lage inkomens te behoren) zouden zich kunnen afzetten tegen culturele diversiteit temeer daar zij zich het culturalisme zoals hierboven besproken ook eigen hebben gemaakt. Het extremisme van het midden, of misschien beter gezegd de radicalisering van het midden zit ‘m hierin dat het gedachtegoed dat men uit en de praktijken die men voorstelt weliswaar niet neo-nazistisch of klassiek racistisch zijn, maar wel dat ze zich verwijderen van wat algemeen als ge-accepteerd wordt/werd aanvaard door instituties in de samenleving.
De analyse hierboven is mede ontleend aan Achterberg en Houtman. Zij wijzen er ook op dat het bij een lage sociaal-economische positie (toch de belangrijkste groep Wilders-stemmers) het ook gaat om het culturele kapitaal. Mensen stemmen niet irrationeel omdat ze dom en arm zijn, ze stemmen helemaal niet irrationeel. Hun nadruk op egalitaire verhoudingen en herverdeling van welvaart (iets wat Wilders ook doet) heeft te maken met een gebrekkig economisch kapitaal (banen, opleiding, kansen op de arbeidsmarkt) waardoor het in hun ogen volledig vanzelfsprekend is om te stemmen voor diegenen die de verzorgingsstaat beschermen. Ze hebben echter ook een gebrekkig cultureel kapitaal dat vaak gepaard gaat met conservatieve waarden en verwerping van libertaire waarden. Het eerste, gebrekkig economisch kapitaal, zorgt ervoor dat men probeert economische onzekerheid in te dammen en het tweede, cultureel conservatisme, zorgt ervoor dat men culturele onzekerheid probeert te verkleinen door een nadruk op law and order en een sterk gezag. Het eerste zorgt ervoor dat men de nadruk legt op gelijkheid voor iedereen en dat iedereen gelijke kansen moet hebben, het tweede zorgt ervoor dat ze sterk autoritair en dus hierarchisch zijn ingesteld. Het gaat daarbij niet alleen om objectieve economische en culturele onzekerheid, maar ook om de ervaring ervan. En juist de logic of culture talk, is mijn stelling, beïnvloedt die ervaring negatief. Interessant is dat juist partijen als PVV, maar ook SP, juist een zeer sterke combinatie hebben van een progressief sociaal-economisch programma met een cultureel-conservatief programma; precies de combinatie die mensen in economische en culturele onzekerheid aanspreekt. Maar of het nu Wilders is die een dergelijk klimaat schept (Ramdas) of dat hij het product ervan is (Zwagerman), dat is onduidelijk. En, hetzelfde punt kunnen we maken voor radicalisering onder moslims, het is waarschijnlijk op complexe wijze allebei.
Posted on September 28th, 2010 by martijn.
Categories: Misc. News.
Eutopia.nl | Bijeenkomst | Islam in de moderne tijd door Reza Aslan
Van 27 september tot 3 oktober geeft de Iraans-Amerikaanse journalist en godsdienstwetenschapper Reza Aslan een aantal lezingen over de islam in Europa, in de drie grote Nederlandse steden. Eutopia haalt deze flamboyante en populaire spreker naar Nederland vanwege zijn inspirerende perspectief dat de islam wel degelijk in staat is tot verandering en modernisering.
U kunt een lezing bijwonen op
Eutopia.nl | Bijeenkomst | Islam in de moderne tijd door Reza Aslan
De lezingen nuanceren en verdiepen het gangbare islamdebat door in te gaan op verbindingen tussen de islam in Nederland en Europa, de islamitische en westerse wereld en de islamitische landen zelf. Aslan legt de verantwoordelijkheid voor de huidige uitdagingen niet bij één partij, maar betrekt zowel het westen als de islamitische wereld bij een global issue.
Hij is bekend van zijn bestsellers Geen god dan God: oorsprong, ontwikkeling en toekomst van de islam en How to win a cosmic war: god, globalization, and the end of war on terror. In zijn boeken vertelt Aslan over de islam in de moderne wereld. Hij maakt onderscheid tussen religie en geloof en geeft inzicht in de historische context van het terrorisme. Een coreferent zal Aslan interviewen over al deze thema’s en uiteraard is er ruimte voor vragen en discussie met het publiek.
Eerder was Aslan te zien bij de NIO, kijk HIER.
Posted on September 26th, 2010 by martijn.
Categories: Multiculti Issues, Public Islam.
The visual features of much of the modern mass media is important in understanding the use of films for distributing ones messages and signify a trend in which politics and public debate are not only about verbal arguments but also about visual narrative representations. The visual message literally makes visible the preferred perspective, while obscuring potential alternatives. In a compelling campaign the verbal and visual messages are carefully constructed and interact with social and cultural environments in ways which maximize their acceptance. At the same time given the ambiguity of visual communication the visual narrative is also vague and broad enough to enable to interpret the message in their own way. These features becomes clear for example when we look at a recent ad in the election campaign of anti-islam politician Geert Wilders:
Wilders beats the drum of mass migration directly linking it to Islam, Islamization and linking that to insecurity, crime, social welfare, rejecting ‘Dutch’ values and terrorist attacks by a combination of textual and visual narratives. DeLuca (1999) uses the phrase “image event” to refer to the media tactics of social movements. Such films were I think not meant by him as an ‘image event’ (take Greenpeace’s campaigns in media as prime example of such staged events) but Deluca’s analysis which shows that such events are examples of rhetoric that combines the verbal with the visual in order to achieve “critique through spectacle” (DeLuca 1999:22) is applicable here as well. Such ‘image’ events are usually about providing ‘fragments of arguments’ that break away from the established order, in this case on the one hand it taps into ‘common sense’ ideas about multiculturalism and Islamization while offering an alternative to analysis and explanations coming from what is perceived as the political elite. Showing airplanes (from a foreigh company) bringing in waves of migrants. Visual examples of mass migration such as women with headscarves and mosques, showing prisons, socialist politicians (in particular social democrat Cohen) that are lenient, sleepy and ‘drinking tea’ (as the metaphor of being too lenient and tolerant) and a showing a mosque under construction resonate with fears of people for Islamization and with anger about politicians who are too tolerant about intolerance and who are giving ‘our’ culture away.
Another ‘fine’ example is the recent ad by the Swedish Democrats:
While the counter in the video shows Sweden’s declining budget in this time of economic crisis, Sweden is swept by Muslim immigration visualized by Muslim women in burqa’s and with baby carriages. The particular images used in ‘image events’ can be seen as ‘image bites’ having similar persuasive effects as sound bites on viewers and their political understandings, in particular when it involves negative compelling images that elicit danger, fear, or disgust. The power of the visual rhetoric is, among other things, that it makes the message almost incontestable because reality is reduced in such a way as to be seen as inherent in the way things are. It turns complex issues into messages that appeal to people’s common sense.
Other videos invoke memories of the past in which Muslims conquered Jerusalem, Constantinopel and Cordoba and equating it with contemporary issues such as Park51:
This rhetoric, because it refers back to actual incidents and/or fears in which Muslims played a role and is informed by the widespread logic of culture talk, is predictable at the same time that it provides authority to the central message that Islam is a religion that incites to violence and hatred and that the native citizens will be the victims of Islamization.
H/T: Foreign Policy Blog, JH and MB
Posted on September 24th, 2010 by martijn.
Categories: [Online] Publications, Important Publications, Religious and Political Radicalization.
Vandaag vindt de presentatie plaats van het rapport ‘Salafisme in Nederland. Aard, omvang en dreiging’. Onderzoekers van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES) aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) onderzochten daartoe maandenlang de salafistische (streng orthodoxe islamitische) gemeenschap in Nederland, en bekeken de mate van orthodoxie in de gehele Nederlandse moslimgemeenschap. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie op verzoek van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding.
Hoewel er met grote regelmaat negatief wordt gesproken over de streng orthodoxe islamitische gemeenschap in Nederland, was het tot nog toe gissen naar aard, omvang en de daadwerkelijke dreiging ervan. Het ontbrak namelijk aan gedegen kennis over deze gemeenschap. Het rapport Salafisme in Nederland. Aard, omvang en dreiging, het resultaat van tien maanden veldwerk binnen de salafistische gemeenschap en 1103 interviews met een representatieve groep van Nederlandse moslims (in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek), moet die leegte vullen.
Vragen die aan bod komen zijn onder meer: Hoe ziet de salafistische gemeenschap in Nederland er eigenlijk uit en hoeveel streng orthodoxe moslims zijn er? In hoeverre is er sprake van radicalisme en extremisme binnen deze gemeenschap en staat integratie op het spel? Hoe staan streng orthodoxe moslims tegenover de rol van geweld bij het verwezenlijken van hun religieuze idealen? In hoeverre moeten we islamitische orthodoxie opvatten als een bedreiging voor de Nederlandse democratie?
Auteurs
De onderzoekers en auteurs van het rapport zijn Ineke Roex, Sjef van Stiphout en Jean Tillie van het IMES aan de UvA. Ineke Roex is antropologe en verrichtte eerder veldwerk onder de Arabisch-Europese Liga in België. Sjef van Stiphout is politicoloog en thans als onderzoeker verbonden aan een internationaal vergelijkend onderzoek naar de islam in Europa (EURISLAM). Jean Tillie is bijzonder hoogleraar Electorale Politiek aan de UvA en publiceerde eerder over de politieke participatie van migranten en radicalisme en extremisme onder (Amsterdamse) moslims. De onderzoekers zijn tevens verbonden aan het AISSR (Amsterdam Institute for Social Science Research) en de programmagroep Challenges to Democratic Representation.
Waarom een studie naar salafisme?
Sinds de aanslagen in New York op de Twin Towers en de moord op Theo van Gogh door Mohammed Bouyeri is islamitisch radicalisme in Nederland een belangrijk onderwerp in het publieke en politieke debat. In dit debat worden salafisme en radicalisering steeds vaker in één adem genoemd. De basis van het salafisme is het streven naar een moreel sociaal herstel door terug te keren naar de religieuze bronnen: de Koran en de Sunna.
Belangrijke conclusies
Deze studie concludeert dat er geen sprake is van radicalisering binnen de salafistische gemeenschap in Nederland en dat zij geen bedreiging vormt voor de Nederlandse democratie. Salafistische organisaties vormen eerder nog een buffer doordat zij geweldscomponenten afkeuren. Radicalisering in de zin van de actieve bereidheid om geweld te gebruiken vindt dan ook plaats buiten de salafistische organisaties.
Van de verschillende stromingen in het salafisme, blijken politieke salafi’s in Nederland het meest zichtbaar. Zij zijn politiek en maatschappelijk geëngageerd en voorstander van vernieuwingen die ten goede kunnen komen aan de geloofsgemeenschap. Predikers wijzen geweld af en streven niet naar invoering van de Sharia (strenge moslimwetten) in Nederland. Uit het veldwerk onder de salafistische gemeenschap doemt een beeld op van een ‘gewone’ orthodoxe beweging en is er geen indicatie te vinden voor radicalisering.
Uit de survey blijkt dat 8 procent van de Nederlandse Moslims volgens hun definitie als streng orthodox kan worden gezien en gevoelig is voor salafisme, wat gelijk staat aan zo’n 53.000 mensen. Streng orthodoxen blijken niet gevoelig voor extremisme en neigen niet tot politiek activisme. Ze hebben niet de neiging om te handelen, maar om passief te ondersteunen. Wel gaat een hogere mate van orthodoxie samen met een grotere geweldslegitimatie en een theocratisch ideaal.
Opzet van het onderzoek
Via veldwerk, netwerkanalyse en een grootschalig survey is de mate van orthodoxie en de gevoeligheid voor salafisme in de gehele Nederlandse moslimgemeenschap onderzocht. Het veldwerk werd verricht in en rondom de As-Soennah moskee in Den Haag, de El-Fourkaan moskee in Eindhoven, de organisatie Alfeth in Roermond en op enkele andere locaties in Nederland. De netwerkanalyse is uitgevoerd onder islamitische organisaties in Nederland die bij de Kamer van Koophandel stonden geregistreerd (totaal 1300 organisaties en 13.000 bestuursleden). De steekproef voor de survey, tenslotte, is getrokken door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In totaal hebben 1103 personen deelgenomen aan het onderzoek.
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie op verzoek van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding.
Ik ga voorlopig nog even geen inhoudelijke reactie geven om de simpele reden dat ik het nog niet gelezen heb. U kunt het rapport HIER downloaden.
Posted on September 21st, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
“Wij hebben elkaar en ons land veel te bieden door in saamhorigheid vast te houden aan de traditie van vrijheid, verantwoordelijk burgerschap en een actieve Europese en internationale opstelling.”
Koningin Beatrix in haar troonrede, 2009
21 september Prinsjesdag
Ja, ja, komt ie:
‘Zet probleemjongeren buurt uit’ – DePers.nl
Het moet veroordeelde probleemjongeren vaker verboden worden om na het uitzitten van hun straf terug te keren in de buurt waar ze vandaan komen. Dat bepleit de PvdA-fractie in de Tweede Kamer.
Hirsch Ballin laat asielzoekers uitzetten naar onveilig Somalië – Joop.nl
Demissionair minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin (CDA) gaat ex-asielzoekers uit Somalië uitzetten naar hun thuisland. Hij heeft een overeenkomst getekend met de Somalische overgangsregering die dit mogelijk maakt, meldt Trouw. Volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken is de situatie in Somalië echter verre van veilig.
CDA wil criminele Roma het land uitzetten – Trouw
Het CDA wil een scherper beleid voor Roma die in Nederland zijn. Ze moeten zich houden aan de regels voor bijvoorbeeld onderwijs en werk. Illegale Roma die niet werken, horen volgens het CDA niet in Nederland te blijven. En illegale Roma die zich schuldig maken aan misdrijven, moeten het land worden uitgezet, zoals bij andere illegale criminele vreemdelingen ook gebeurt.
Kamer voor uitzetten criminele Antilliaan – Politiek – Reformatorisch Dagblad
Een Kamermeerderheid van VVD, PVV en CDA is voor het uitzetten en terugsturen van voor ernstige geweldsdelicten veroordeelde Antillianen.
Elsevier.nl – Politiek – Wilders: Miljoenen moslims Europa uitzetten
Alle moslims in Europa die problemen veroorzaken, moeten worden uitgezet en van hun nationaliteit beroofd. Het gaat daarbij om ‘miljoenen, tientallen miljoenen’ mensen.
Elsevier.nl – Politiek – Wilders pleit weer voor uitzetten Marokkaanse criminelen
De helft van de Marokkaanse jongens heeft voor zijn 22ste jaar een misdrijf gepleegd, blijkt uit een onderzoek van criminologen. ‘Oppakken, cel in en land uit!’ zegt PVV-leider Geert Wilders in een reactie.
En dan de troonrede van dit jaar:
Prinsjesdag 2010: Tekst Troonrede
Voor de samenleving zijn niet louter financieel-economische ontwikkelingen doorslaggevend. Maatschappelijke ontwikkelingen hebben evenzeer hun doorwerking in de kwaliteit van onze maatschappij. Sociale samenhang werd in de Nederlandse samenleving vaak als vanzelfsprekend beschouwd. De afgelopen jaren zijn wij ons er echter van bewust geworden dat dit niet zo is. In het verleden waren reeds voortdurend inspanningen nodig om tegenstellingen en verschillen van opvatting in de samenleving beheersbaar te houden. Deze noodzaak is in onze tijd niet minder geworden. Het bieden van tegenwicht is niet alleen een taak voor de regering, maar ook voor burgers en de vele maatschappelijke organisaties die ons land telt. Een harmonieuze samenleving is gebouwd op respect, verdraagzaamheid en wellevendheid. Dat vergt geven en nemen, tolerantie maar ook aanpassing. Dit is de verantwoordelijkheid van ons allen.
Tolerantie kan op verschillende manieren bekeken worden. Het kan gaan om erkenning van pluralisme in de samenleving en het accepteren van de gevoeligheden die daarbij komen kijken. Het gaat daarbij niet alleen niet om acceptatie van pluralisme op zich of acceptatie van verschillende meningen. Tolerantie is ook een praktijk en is vooral verbonden met praktijken, opvattingen en levensstijlen die men op morele gronden sterk afkeurt. Tolerantie betekent dat men dergelijke praktijken, opvattingen en levensstijlen niet onmogelijk maakt omdat ze onacceptabel zijn. Men doet dat niet omdat de eigen morele verontwaardiging onder geschikt is aan een groter belang: dat van de persoonlijke autonomie (Slijper 1999). Dit betekent dat een individu het recht heeft op zelfbeschikking op voorwaarde dat datzelfde recht van anderen niet wordt aangetast. Zeker in het verlichtings-liberalisme gaat het niet alleen om het recht van individu te leven volgens zijn/haar eigen ideeën en overtuigingen, maar vooral ook het recht van individuen om een echt onafhankelijk leven te leiden en zelf actief zijn eigen leven vorm te geven. Dit leidt tot een zeer specifieke interpretatie van het ideaal van autonomie en vrijheid van godsdienst is in dit ideaal niet alleen vrijheid van eredienst maar ook vrijheid van overtuigingen en vrijheid om een andere religie te kiezen of een religie te verlaten (Slijper 1999).
Tolerantie kunnen we ook zien als onverschilligheid en het tolereren van de ander vanuit een machtspositie. Mensen accepteren verschillende gedragingen van andere zo lang als men er maar geen last van heeft. Wanneer mensen stellen dat zij het afwijkende gedrag van anderen tolereren, dan betekent dat ook dat zij de mogelijkheid hebben om keuzes te maken. Als ze in een positie zijn met minder macht dan is een en ander geen kwestie meer van tolereren, men heeft het maar te accepteren. Zoiets als een slaaf die zichzelf heel tolerant vindt ten opzichte van zijn meester…
Tolerantie is ook één van de grote mythes van Nederland. Mythe niet in de zin dat het niet waar is, maar mythe in de zin dat het één van de heilige Grote Verhalen is waaruit blijkt hoe Nederland is ontstaan en waarom de Nederlandse samenleving is zoals deze is. Tolerantie wordt daarbij vooral in relatie tot religie gebruikt. Vanaf 17e eeuw is vooral Amsterdam bekend vanwege zijn kracht om mensen met verschillende religieuze en etnische gronden aan te trekken. In de 20e eeuw is tolerantie vooral gericht op het verzuilingssysteem. In dit systeem was de Nederlandse samenleving ten diepste verdeeld in verschillende religieuze en ideologische groepen die tegen over elkaar stonden. Door samenwerking aan de top en iedere groep zoveel mogelijk autonomie te gunnen, werd een stabiele democratie mogelijk zijn. In de jaren ’60 veranderde dit en één van de populaire verhalen over die tijd is dat Nederland zich in de jaren / 60 ontdeed van de ketenen van religie en Nederland werd langzaam maar zeker een seculiere samenleving. Daarbij spitste het tolerantiedebat zich onder meer toe op het incorporeren van bepaalde Christelijke groepen die bijvoorbeeld poliovaccinatie afwezen en waar vrouwen zoals in de SGP geen actieve rol mochten vervullen. De wijze waarop dit werd opgelost was een triomf van de tolerantie. Het is belangrijk te beseffen dat de seculiere samenleving met haar scheiding tussen kerk en staat, in Nederland daarmee een resultaat is van onderhandelingen tussen de staat en Christelijke religies en dat de oplossingen die gevonden zijn aansluiten bij de wijze waarop christelijke groepen functioneren. Dit is gebaseerd op zeer lange termijn religieuze en politieke ontwikkelingen. De seculiere samenleving in Nederland is daarom ook een andere dan die in Duitsland, Frankrijk, Italië of Turkije. De seculiere samenleving van Nederland zijn we daarom ook een Nederlands-Christelijke seculiere samenleving kunnen noemen. Het Christelijke karakter van de seculiere samenleving verklaart dan wellicht ook waarom de positie van orthodox-christelijke groepen in de Nederlandse samenleving nooit als bedreigend zijn ervaringen voor de Nederlandse samenleving. Dit was duidelijk anders met de debatten over de islam in Nederland die in de jaren tachtig en vooral na 1989 met de Rushdie-affaire op gang komen. Sindsdien hebben bijvoorbeeld de Golfoorlog, de El Moumni-affaire, de opkomst van Fortuyn, Hirsi Ali en Theo van Gogh voortdurend het debat aangejaagd waarbij steeds luider vraagtekens zijn gesteld bij de relatie tussen islam en de sociale cohesie in Nederland. Daarbij is tolerantie veranderd van betekenis. Tolerantie is niet langer iets wat anderen gegund wordt, maar wat anderen verplicht wordt. Zo wilde Paul Cliteur in 2003 nog Pim Fortuyn voordragen voor de Voltaire Prijs voor tolerantie of stelde de Gaykrant dat nieuwe Nederlanders tolerantie moesten accepteren want anders hoorden ze hier niet.
Vrijheid en tolerantie zijn daarmee dominante begrippen geworden en intolerantie en bekrompenheid werden aangevallen; tolerantie is een militante term geworden die anderen, de outsiders, moeten aanleren. Van iets dat een dominante groep geeft aan een minderheidsgroep, is het iets geworden dat de dominante groep eist van een minderheidsgroep. Daarbij ligt zeer sterk de nadruk op persoonlijke autonomie en de overtuiging dat de Ander, ic de moslim, persoonlijke autonomie veel minder waardeert en zijn waarden wil opleggen aan de autochtone Nederlanders, niet-moslims: de islamisering van de samenleving, gebaseerd op een eenzijdige visie op islam en cultuur die mensen reduceert tot marionettenpoppen van een gewelddadige ideologie. Maar het gaat niet alleen om moslims natuurlijk. Het gaat in feite om iedereen die afwijkt van de norm en niet tot ‘onze’, blanke, seculiere morele gemeenschap behoort.
Saamhorigheid, tolerantie, sociale samenhang hoe verhoudt zich dat tot het uitzetten van (al dan niet criminele) burgers die gewoon ingezetenen zijn van het koninkrijk en/of EU burger, laat staan niet EU-ingezetenen? Of heeft het alleen betrekking op mensen die we niet lastig vinden en van wie we vinden dat ze, ondanks hun daden, toch bij ‘ons’ horen?
Posted on September 18th, 2010 by martijn.
Categories: [Online] Publications, Important Publications, Religious and Political Radicalization, Young Muslims.
A new report by the Pew Research Center’s Forum on Religion & Public Life, “Muslim Networks and Movements in Western Europe,” profiles several of the oldest, largest and most influential Muslim groups operating in Western Europe today. The report focuses on transnational networks and movements whose origins lie in the Muslim world but that now have an established presence in Western Europe, and examines how such movements seek to influence the views and daily lives of Muslims living there. The selected groups represent the diverse histories, missions and organizational structures found among Muslim organizations in Western Europe. These include: the Gülen Movement; the Muslim Brotherhood and Jama?at-i Islami; the Muslim World League and World Assembly of Muslim Youth; Jihadi Networks and Hizb ut-Tahrir; Sufi Orders; and Tablighi Jama?at. The report explores the groups’ origins, purposes and activities, offering a detailed look at their differing religious and political agendas, as well as their views on religious law, religious education and the assimilation of Muslims into European society.
“Muslim Networks and Movements in Western Europe” also examines how European governments are interacting with these groups, the relationships between the groups themselves, and future challenges these networks and movements face, particularly in regard to generational shifts in the leadership and membership ranks.
Some of the report’s findings include:
It appears that the report tries to beyond the focus on radicalization and/or anti-integration tendencies (several of the groups in the report are often linked to that) and to provide a better understanding of how these transnational networks and movements try to influence views and daily lives of Muslims in Western Europe. The report does provide us with a some insight into whether or not each group tends to shy away from extremism and stimulate integration, but it does not give any clue if one of these groups is directly tied to terrorism which, according to Peter Mandaville (the author of the report), is impossible to tell. I agree with him on that since, as he argues as well, a movement’s goals and activities may not be directed at supporting or promoting terrorism (and can even be anti-extremism) but this says nothing about individuals. Moreover since many Muslims do not exactly know what the political outlook is of many of these networks (and be driven to it for other reasons such as their ethnic and regional identities), their participation in it does not necessarily mean that they endorse such views. Also many people often participate, simultaneously, in activities of different groups.
There is no reference to the Netherlands in this report with the exception of a chart that show the distribution of Muslims in Western Europe and a table with the number of Muslims in Western Europe. And with the exception of the Gülen Movement:
Gülen Movement
The Gülen movement refers to a cluster of religious, educational and social organizations founded and inspired by Fethullah Gülen, a Turkish Islamic scholar, author and speaker now in his late 60s. The movement strives to give faithful Muslims the secular education they need to thrive in the modern world. At the same time, it also emphasizes the importance of traditional religious teachings. To this end, the movement has inspired the creation of a worldwide network of schools and other centers of learning that focus on secular subjects in the classroom but also offer extracurricular programs that emphasize religious themes. […]The Gülen movement generally shies away from building ties with other Muslim organizations in the European countries where it has a presence. At one level, this self-segregation reflects the distinctively Turkish character of the movement. Indeed, outside of Turkey the movement appeals primarily to ethnic Turks. It is therefore not surprising that the movement’s influence and impact in Western Europe are highest in countries with sizeable Turkish communities, such as Germany and the Netherlands. To some extent, the Gülen movement also keeps its distance from other Turkish groups in Europe. In Germany, for example, the movement pursues a middle ground between two other major Turkish Islamic groups – the Turkish-Islamic Union for Religious Affairs (known by the Turkish acronym DITIB), an organization closely tied to the secular Turkish government, and the Islamist-leaning Millî Görü? organization.
The Gülen movement’s reluctance to join forces with other Muslim groups is not solely a case of self-segregation, however. It also reflects the movement’s commitment to the assimilation of Muslims into European society. While some Muslim groups encourage members and followers to emphasize their Islamic identity, the Gülen movement teaches that Muslims should work with and within the majority society.
Nevertheless also the report’s findings on other movements are important for the Dutch situation. I will quote the findings on the most relevant ones, focusing on the controversies surrounding the movements:
Muslim Brotherhood and Jama’ at-i Islami
The Muslim Brotherhood and its affiliates often succeed in setting the public agenda for European Muslims more broadly. But this agenda may be changing. While many of the original Brotherhood-inspired organizations are still headed by the first generation of leaders – many of whom were born outside of Europe – the second and, in some cases, the third generation of leaders – mostly born in Europe – are coming to the fore. Many of the younger leaders are pressing for an agenda that focuses on the interests and needs of Muslims in particular European countries rather than on global Islamic causes, such as the Israeli-Palestinian dispute.
Although its agenda might be changing, the Muslim Brotherhood remains controversial in many parts of Western Europe. Many Europeans believe that some Brotherhood-affiliated organizations are promoting agendas that encourage their followers to think of themselves first and foremost as Muslims, thus hindering the assimilation of Muslims in Europe.21 There also has been some scrutiny of Brotherhood-linked figures in Europe who have made anti-Semitic remarks, made comments in support of suicide bombings in Israel or been involved in fundraising for groups linked to Hamas, the militant Palestinian Islamic group.22 Others have raised questions about the possible links between some Brotherhood-affiliated groups in the Middle East and global terrorists.23 For these reasons, the leaders of Brotherhood-affiliated groups in Europe may continue to face questions about the movement’s complicated history, even as they struggle to make their agenda relevant to new generations of Muslims.
Radical Islamist Movements: Jihadi Networks and Hizb ut-Tahrir
The influence of radical Islamist groups and movements has been felt throughout the broader Muslim community of Western Europe. The general climate of fear and insecurity prompted by recent terrorist attacks has resulted in considerable public scrutiny of European Muslims, including anti-terrorism initiatives that have raised civil rights concerns among many Muslims. Some radical groups, including Hizb ut-Tahrir, claim that these anti-terrorism policies represent evidence that Muslims will never be fully welcome in the West.
In the face of what is often experienced as an onslaught of competing and sometimes contradictory views on religion available through the Web and other new media channels, some Muslims have found that affiliation with a Sufi order offers an appealing alternative: a single, reliable source of information on Islam that comes with a personal spiritual guide.40 The new wave of enthusiasm for Islamic mysticism suggests that this tradition will continue to have a pervasive influence across Europe’s Muslim communities.
Networks of Religious Scholars – Al Qaradawi
Al-Qaradawi’s pragmatic approach to Islamic jurisprudence and his willingness to use various media outlets to spread his views have made him a popular figure with younger Muslims, particularly those living in Europe and North America. At the same time, some of his statements have made him a controversial figure in the West and led to him being banned from traveling to the U.K. since 2008. In a BBC interview, for example, he expressed his support for Palestinian suicide bombings in Israel, saying, “It’s not suicide, it is martyrdom in the name of God.”47
Prior to being banned from Britain, al-Qaradawi had used London as a platform to convene some of his global projects, such as the International Union of Muslim Scholars – an effort to combat the fragmentation of traditional religious authority by fostering a unified body of classically trained scholars speaking with a single voice on major religious and world issues.
Networks of Religious Scholars – New movement?
A New Kind of Islamic Movement?
For the most part, figures like Khaled and Naik do not have ties to established Islamic social or political movements. Indeed, some think their popularity speaks to a desire among Muslims in Europe – particularly young Muslims – to move away from what some people perceive as the rigid organizational hierarchies and highly politicized agendas of groups such as the Muslim Brotherhood and Hizb ut-Tahrir in favor of more pragmatic solutions to everyday problems.
There are also signs that younger generations of European Muslims are looking for a return to the doctrinal purity of “authentic” Islamic teachings based on classical scholarship. Indeed, this may help explain the recent upsurge of interest among young Muslims in Salafism – a highly conservative but generally apolitical school of Islamic thought that is frequently associated with religious influences emanating from Saudi Arabia.53 The theological influence of Salafism can be found in a number of Muslim groups, including the Muslim Brotherhood and the Tablighi Jama’at. But some scholars have argued that Salafism is influential enough in its own right that it should be regarded as Islam’s “new religious movement.”54
Notably absent from the networks of religious scholars are Tariq Ramadan, Mustafa Ceric (Grand Mufti of Bosnia) and Abdal Hakim Murad, a Cambridge University scholar because they did not create a network of institutions and media outlets to disseminate their ideas. One of the most important organisations in the Netherlands in the past was the Muslim World League (Rabita Al-Alam al-Islami, chaired in the past by Mohammed Cheppih) that has a strong Saudi connection.
Muslim World League and World Assembly of Muslim Youth
The influence of more established da’wa groups such as the League and the Assembly has also waned as new technologies have made it easier for other groups to reach wide audiences. Discussions about issues relevant to Muslims are increasingly taking place on the Web – in blogs and in social media outlets such as Facebook and Twitter. In many cases, those leading the discussions no longer seek or need the legitimacy that affiliation with a transnational organization such as the League or the Assembly once conferred. Even when European Muslims are seeking information on Saudi-style Islam, they can go to the websites of such high-profile scholars as Saudi cleric Salman al-Audah, the force behind the popular website islamtoday.com, and the late Nasiruddin al-Albani, rather than trying to obtain information from the League or the Assembly.
Although the Muslim World League and the World Assembly of Muslim Youth are less familiar to young Muslims in Europe today than they were a generation ago, these well-funded groups continue to exert substantial influence through their extensive outreach efforts and publishing networks. And while the two groups are no longer the sole purveyors of Saudi-style Islam to European audiences, they still represent an important infrastructure for propagating conservative religious views from the Middle East throughout Europe.
Another group that had considerable influence in the 1990s but I think less now is the Tablighi Jama’at:
The Tablighi Jama’at (“Society for Spreading Faith”) is a global educational and missionary movement whose primary purpose is to encourage Muslims everywhere to be more religiously observant. It currently operates in roughly 150 countries around the world, including in Western Europe.
According to the teachings of the Tablighi Jama’at, the reformation of society is achieved through personal spiritual renewal. To this end, the group encourages its followers to undertake short-term preaching missions, known as khuruj, in order to reinforce the religious norms and practices that, in its view, underpin a moral society. These missions typically last from a few days to a few months.
The movement does not have a large formal membership. Instead, it is largely comprised of small groups of itinerant male preachers – usually no more than 10 per group – who travel, eat, sleep, wash and pray together and often observe strict regimens relating to dress and personal grooming. When these groups of lay preachers arrive in a new area, they reach out to Muslims of all social strata in an effort to remind them of the core teachings of the Prophet Muhammad and encourage them to attend mosque prayers and listen to sermons.
The Tablighi Jama’at is thought to be one of the world’s largest religious movements.[…]While most followers of the Tablighi Jama’at are primarily interested in matters of personal piety and spiritual self-renewal, some have been accused of having ties to radical networks. This concern has been raised from time to time since the 9/11 terrorist attacks in the U.S. by journalists, law enforcement personnel and national security policymakers in the West who say the group’s missionary activities and loose organizational structure can be exploited by radical elements.44 “Shoe bomber” Richard Reid, who in 2001 tried to set off a bomb on a commercial aircraft, and John Walker Lindh, the American citizen captured by U.S. forces with Taliban soldiers in Afghanistan in 2001, both spent time in Tablighi circles. And because the group has strong ties to Deobandi Islam, the same school of thought that informs the religious worldview of the Taliban, certain Tablighi Jama’at leaders from South Asia have been linked to some of the same networks as Taliban scholars.
For researchers the report probably does not provide much new information and understandings. For journalist and policy makers however it provides a balanced approach and should be regarded as compulsory reading.
Posted on September 15th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010, Uncategorized.
Uit de burgerschapskalender:
De omgeving
van de mens
is zijn medemensJ.A. Deelder
uit Vrijwel alle gedichten (2004), De Bezige Bij
18 september Nationale Burendag
www.burendag.nl
Eén van de meest opmerkelijke dingen in Gouda in de avond van 11 september 2004 (en eerder ook al op 6 mei 2002 en 2 november 2004) was de relatieve rust in veel straten. Relatieve rust met betrekking tot de aanwezigheid van Marokkaans-Nederlandse jongeren dan. Verschillenden onder hen hadden van hun ouders te horen gekregen dat ze binnen moesten blijven. Nog opmerkelijker dan dat, was dat bijna iedereen die dat gezegd was en er ook gehoor aan had gegeven (tenminste van degenen die ik gesproken heb). Natuurlijk waren er wel jongeren buiten en ook enkelen die zich provocerend gedroegen, maar over het algemeen was het rustig. Angst overheerste bij de ouders en sommige ouders stelden dat ze serieus gedacht hadden bij alledrie de momenten dat ze hun koffers moesten pakken. In een onderzoek later in Gouda (2005 en 2006) waar ook autochtone Gouwenaars aan meededen, bleek dat onder Marokkaanse Nederlanders én autochtone Nederlanders de angst voor een burgeroorlog aanwezig was. Zelfs degenen die dat ongeloofwaardig vonden, bevestigden wel de angst en de nervositeit in de eerste dagen na de gebeurtenissen.
Beter een goede buur dan een vriend. Maar wat als je je buurman niet meer vertrouwt. Enige tijd terug schreef ik met Thijl Sunier hier het volgende over naar aanleiding van de kritiek op Tariq Ramadan:
De paradoxale zaak Tariq Ramadan | Standplaats Wereld
Hier manifesteert zich de diep gewortelde angst dat de Westerse beschaving maar dun is en zo kan omslaan in het tegendeel. Het fundamentele probleem van het kennen van de (nabije) ander, schuilt ook in het christelijke gebod over liefde voor de buurman, de naaste. Iemand die van ver komt en fysiek, ruimtelijk en cultureel steeds meer nadert, vormt een existentieel gevaar. Het zijn thema’s die vanaf het eind van de 19e eeuw ook in literatuur en film veelvuldig zijn gebruikt.
Naarmate die ander meer op ‘ons’ lijkt, wordt dat probleem niet persé kleiner. Iemand kan immers een wolf in schaapskleren zijn en aangezien je een wolf in schaapskleren alleen kunt herkennen aan….zijn schaapskleren zijn ook ‘goed aangepaste’ moslims te wantrouwen. Een dergelijke houding is het gevolg van en reproduceert een sterk wij-zij denken. Zo sterk dat de grijstinten niet meer gezien kunnen worden. Vandaar ook dat het bij integratie niet alleen gaat om uiterlijk en praktijken, maar ook om gedachtegoed en gevoelens van de Ander; ook die moeten in overeenstemming zijn met wat ‘wij’ zien als de consensus. Dat dient expliciet te gebeuren en vandaar ook de veelvuldige vraag aan moslims om zich te distantiëren ten opzichte van aanslagen en dergelijke. Als het niet openlijk gebeurt weet je immers nog niet wat er onder die schaapskleren zit.
Hierbij hoort dat bepaalde gebeurtenissen die dienen als morele ijkpunten ‘heilig’ worden verklaard. Zo is Ground Zero ‘hallowed ground’ en is gezien de tegenstelling Islam – Westen, de bouw van een moskee daar onmiddellijk (op z’n minst) een nieuwsfeit. De bouw van een cultureel centrum met gebedsruimte vlakbij Ground Zero is dan volgens sommige groepen een belediging voor de slachtoffers van 9/11 en daarmee een overwinning van moslims of moslimextremisten. Het is een schijntegenstelling. Zo vergeten we dat er toch zo’n 360 moslims zijn omgekomen bij de aanslagen van 11 september. De architect die het WTC ontwierp, Yamasaki, schijnt in zijn ontwerpen mede beïnvloed te zijn door architectuur uit moslimlanden (waar hij betrokken was) en onder meer elementen uit Mekka verwerkt te hebben in zijn werk. Er schijnt zelfs een gebedsruimte in het WTC te zijn geweest. John Esposito maakt er kort melding van in zijn boek The Future of Islam en kort geleden stond er in een stuk in de New York Times over deze gebedsruimte:On Religion – Muslim Prayer Room Was Part of Life at Twin Towers – NYTimes.com
Over the next few days, noticing some fellow Muslims on the job, Mr. Abdus-Salaam voiced an equally essential question: “So where do you pray at?” And so he learned about the Muslim prayer room on the 17th floor of the south tower.
He went there regularly in the months to come, first doing the ablution known as wudu in a washroom fitted for cleansing hands, face and feet, and then facing toward Mecca to intone the salat prayer.
On any given day, Mr. Abdus-Salaam’s companions in the prayer room might include financial analysts, carpenters, receptionists, secretaries and ironworkers. There were American natives, immigrants who had earned citizenship, visitors conducting international business — the whole Muslim spectrum of nationality and race.
Leaping down the stairs on Sept. 11, 2001, when he had been installing ceiling speakers for a reinsurance company on the 49th floor, Mr. Abdus-Salaam had a brief, panicked thought. He didn’t see any of the Muslims he recognized from the prayer room. Where were they? Had they managed to evacuate?
He staggered out to the gathering place at Broadway and Vesey. From that corner, he watched the south tower collapse, to be followed soon by the north one. Somewhere in the smoking, burning mountain of rubble lay whatever remained of the prayer room, and also of some of the Muslims who had used it.
[…]
“Iftar was my best memory,” said Sekou Siby, 45, a chef originally from the Ivory Coast. “It was really special.”Such memories have been overtaken, though, by others. Mr. Siby’s cousin and roommate, a chef named Abdoul-Karim Traoré, died at Windows on the World on Sept. 11, as did at least one other Muslim staff member, a banquet server named Shabir Ahmed from Bangladesh.
Fekkak Mamdouh, an immigrant from Morocco who was head waiter, attended a worship service just weeks after the attacks that honored the estimated 60 Muslims who died. Far from being viewed as objectionable, the service was conducted with formal support from city, state and federal authorities, who arranged for buses to transport imams and mourners to Warren Street.
There, within sight of the ruins, they chanted salat al-Ghaib, the funeral prayer when there is not an intact corpse.
“It is a shame, shame, shame,” Mr. Mamdouh, 49, said of the Park51 dispute. “Sometimes I wake up and think, this is not what I came to America for. I came here to build this country together. People are using this issue for their own agenda. It’s designed to keep the hate going.”
De realiteit is toch vaak wat schrijnender dan die simpele zwart-wit tegenstellingen ons willen doen laten geloven. Die zwart-wit tegenstellingen zijn wel makkelijk politiek te exploiteren.
Posted on September 11th, 2010 by martijn.
Categories: anthropology, International Terrorism, Religious and Political Radicalization, Young Muslims.
Eén van de belangrijkste kenmerken van de nasleep van 9/11 is het gegeven dat veel moslims het gevoel hebben zich voortdurend te moeten verantwoorden over zaken waar ze part noch deel aan hebben (zie het programma ZOZ van de VPRO). Hoewel een groot deel van de aanslagplegers van 9/11 voorafgaand aan hun religieuze radicalisering al in politieke zin geradicaliseerd waren en beide vormen van radicalisering zich bij hen vooral in Europa voltrok, staat toch hun religieuze achtergrond centraal in veel discussies. Soms gebeurt als achtergrond informatie (de geschiedenis van islam, maatschappelijke positie van moslims), soms apologetisch (islam is niet gewelddadig en moslims die geweld gebruiken zijn extremistische idioten en/of begrijpen de echte islam niet goed), soms beschuldigend (islam is een license to kill). Wat het ook is, in alle gevallen wordt er direct of indirect een verband gelegd tussen geweld en islam.
“Het lijkt dan ook tamelijk zinloos om na te gaan of de islam intrinsiek criminogener is dan andere religies zoals sommige islamcritici menen.” Schrijft Bas van Stokkom in een mooi artikel. Daarmee kan ik zeggen, we zijn wel klaar en we kunnen gaan koffie drinken. Hoewel er echter geen enkele directe, dat wil zeggen causale, relatie te bewijzen valt tussen religie en geweld, is de situatie toch wat complexer. Ik wil, kort, enkele punten nalopen vanuit een antropologisch perspectief gericht op de relatie tussen religie en geweld; en dan niet crimineel geweld waar Van Stokkom zich vooral op richt, maar politiek en oorlogsgeweld. Dit is mede gebaseerd op eigen onderzoek maar vooral ook op het de studie van Eller Introducing Anthropology of Religion.
Posted on September 8th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
Na dertig dagen vasten wordt de ramadan afgesloten met het Suikerfeest. Buren, familie en vrienden zoeken elkaar op om samen te genieten van het eten. Lekker en vooral veel zoet. Op www.handvestburgerschap.nl werd geklaagd over het gebrek aan ontmoetingsplekken voor dit soort gelegenheden. Maar ja, wat let je om die zelf te creëren? vanaf 10 september Suikerfeest
www.ramadan.nl
Ik heb dit jaar het pleidooi van deze of gene gemist voor Suikerfeest als nationale feestdag. Jammer, het begon bijna net zo’n mooie jaarlijkse traditie te worden als Ramadan en Suikerfeest zelf. Ramadan is een bijzondere tijd voor velen; niet alleen als religieus hoogtepunt maar misschien nog wel veel meer als de periode waarin men allerlei sociale verbanden (familie en vrienden) aanhaalt. De dagelijks iftar maaltijden zijn inmiddels in veel Europese landen podia geworden voor dialoog bijeenkomsten en pogingen van moslims en niet-moslims om elkaar een vriendelijk gezicht te tonen. Opvallend is dat in de burgerschapskalender alleen verwijzingen staan naar islam en moslims bij de thema’s (andere feestdagen staan er wel in). De boodschap daarachter ontgaat mij volledig en ik vraag me ook af of dat verstandig is want het selecteert opnieuw moslims/islam als iets exceptioneels uit. De ‘normale’ gang van zaken, zoals het gegeven dat een samenleving iedere religie vormt, gaat schijnbaar niet op voor moslims en islam. In tegenstelling tot andere religies zou de islam bepaalde spanningen opleveren met betrekking tot (in dit geval) burgerschap? Bijvoorbeeld omdat de islam in tegenstelling tot andere religies geen scheiding kerk-staat zou kennen? Dat is een inmiddels gebruikelijke, maar ongezonde situatie:
Wortels van Islam: index
Bedoeling moet zijn, finaal, om vanuit het oogpunt van godsdienstgeschiedenis en -sociologie islam op een gelijkaardige manier te beschrijven als andere godsdiensten. De these meer bepaald van het zgn. ‘exceptionalisme’ van de islam, these die zowel door vele westerse als door vele moslimauteurs wordt gehanteerd, is slechts in betrekkelijke zin aanvaardbaar: nl. dat categorieën en concepten die het product zijn van de particuliere, historische ontwikkelingen in ‘christelijk’ West-Europa, niet zo maar kunnen ‘opgelegd’ worden aan de islamwereld (bv. ‘secularisme’).
Waarom dus ook niet een keer aandacht voor Rosj Hasjana, de eerste twee dagen van de eerste maand van de joodse kalender? Zeg maar joods nieuwjaar dus. Dit jaar valt dat van woensdagavond 8 september tot vrijdagavond 10 september. Behalve Eid Mabrouk kunnen we mensen dus ook Sjana Tova wensen. Waar Ramadan voor moslims ook gezien kan worden als een maand van bezinning en inkeer, kunnen we hetzelfde zeggen voor Rosj Hasjana.
Misschien is het (bijna) samenvallen van beide feesten een mooi moment om eens wat aan bezinning en inkeer te doen. Bijvoorbeeld met betrekking tot de Park51 moskee in New York. Waar velen (moslims en niet-moslims) nu al een tijd over elkaar heen buitelen over de (on-)gewenstheid van dit islamitisch cultureel centrum vlakbij Ground Zero, lijkt te hulp aan de slachtoffers in Pakistan te stokken terwijl er daar nog miljoenen mensen geen eten en drinkwater tot hun beschikking hebben. Dus gaat u even naar Giro555 en DONEER.

Posted on September 7th, 2010 by martijn.
Categories: Multiculti Issues.
Today the Dutch Discrimination Monitor 2010 published. The Discrimination Monitor was compiled at the request of the Dutch Ministry of Social Affairs and Employment. In this monitor the focus on the situation of non-Western migrants on the Dutch labour market. This blogpost is an excerpt taken from the English summary of the report, which can be found HERE.
The purpose of the Discrimination Monitor 2010: non-Western migrants on the Dutch labour market (Discriminatiemonitor niet-westerse migranten op de arbeidsmarkt 2010) is to ascertain the nature and extent of discrimination against non-Western migrants on the Dutch labour market, to identify trends in that discrimination and to assess how important discrimination is in determining the labour market position of non-Western migrants. The Monitor is based on a general definition of discrimination as ‘the unfair treatment of persons because they belong or are considered to belong to a particular group’ (Köbben 1985; Veenman 1990, 2003). The research shows that, even where candidates were equally suitable, employers still more often selected a native Dutch candidate than a non-Western migrant.
In the view of recruitment officers, candidates of non-Western origin are deficient in areas such as Dutch language proficiency and the way they present themselves during job interviews, they do not get through the job application procedure. Wearing a headscarf or a ‘Muslim beard’ and earlier bad experiences with non-Western migrants in the workplace are also cited as reasons for not choosing a non-Western candidate.
The employers surveyed in this study have few problems with relations between employees of native Dutch and non-Western origin. In their view, therefore, this is not a reason to reject candidates with a non-Western background. On the other hand, there are employers who select on the basis of ethnic background based on the expectation or experience that certain ethnic groups are unable to get along together, or in order to prevent a particular ethnic group from forming a majority in the workplace. Finally, there are employers who have had pronounced negative experiences with employees with a non-Western background that are related to their (Islamic) culture or religion. Examples include withdrawal from social activities, not being willing to shake the hand of someone of the opposite sex, not being prepared to wash members of the opposite sex (care sector) and/or dressing in an ever more traditional way. None of the employers interviewed have experienced this regularly, however, and at individual level they therefore regard these experiences as exceptional. What they consider more problematic is the way in which some non-Western migrants approach written and unwritten rules in the workplace. Experiences with employees who repeatedly turn up late, don’t
turn up at all, put in leave requests at short notice or take long holidays are all reasons for recruitment officers to regard taking on non-Western migrants as ‘a hassle’. In particular employees of Moroccan and Antillean background are viewed negatively while Turkish and Surinamese employees are regarded relatively positive.Stereotypical images and negative experiences of non-Western migrants are found in some cases to lead to certain groups of non-Western migrants being excluded from the labour market. The main picture that emerges from the interviews is that choosing a non-Western migrant to fill a vacancy is regarded as a choice which carries certain risks, and this expected or manifest risk means there is a tendency to prefer a native Dutch candidate. This finding suggests that statistical discrimination plays an important role in the exclusion of non-Western migrants from the labour market. According to the statistical discrimination theory, selection decisions on the labour market are regarded as procedures in which a decision ultimately have to be taken within a short space of time about which candidate is the most suitable to fill a particular vacancy. The most suitable candidate is the one with the greatest productivity and the lowest risk. The information that recruitment officers have available to make this decision (e.g. from the candidate’s cv) is insufficient. Gathering information that would provide more certainty about a candidate’s likely productivity is expensive in both time and money. In a bid to keep these costs down, employers use an average assessment of the productivity and risks of the group to which the candidate is considered to belong in order to estimate the expected productivity and risks of the individual applicant. According to this theory, individual non-Western migrants will be excluded from the labour market because of the unfavourable assessment of the productivity and risk associated with non-Western migrants as a group. The role played by statistical discrimination in employers’ selection decisions is reflected in the arguments they use for rejecting certain groups of non-Western migrants. Employers also tend to be more critical when it comes to candidates of non-Western origin. This does not mean that they are always ruled out before they start, but it does mean that candidates of non-Western origin, and especially those with a Moroccan or Antillean background, have to produce far more evidence of their suitability than a comparable native Dutch candidate in order to be selected.
The fact that non-Western migrants have to go the extra mile in order to be able to compete with native Dutch job candidates is also confirmed by employees of intermediary organisations. Negative opinions about qualities and stereotyping do not necessarily lead to the exclusion of non-Western migrants. Several employers indicated that they would like to employ more people of non-Western origin. People may feel that non-Western migrants are less well qualified and then, based on a desire for diversity, adjust the selection standards so that these groups have more chance of being taken on.
As in the Discrimination Monitor 2007, an inventory was compiled for this Monitor of complaints and requests for rulings submitted to Dutch antidiscrimination bureaus (adbs) and the Equal Treatment Commission (cgb), respectively, with a view to gaining a better picture of the nature of the discrimination experienced by non-Western migrants (and their children). Relatively more complaints are submitted about discrimination in the workplace (39%) than about recruitment and selection (27%) and (threatened) dismissal (11%). This finding differs from other studies which show that discrimination is most common in the recruitment and selection process. This discrepancy may be due to the higher percentage of working people relative to the percentage of jobseekers in our study. Moreover, unequal treatment and negative attitudes in the workplace are more visible and more readily experienced as discrimination than discrimination during recruitment and selection, which often remains hidden from the applicant. It is therefore possible that suspicions of discrimination during recruitment and selection are reported less readily, partly because they are more difficult to prove.
Most complaints submitted are about discrimination on the grounds of race (81%), while 16% concern discrimination on the grounds of religion. Despite the observations being spread over a longer period, few changes can be discerned in the number and nature of the complaints. Requests for rulings submitted to the Equal Treatment Commission In the period 2005-2008, 93 requests from non-Western migrants relating to labour market discrimination on the aforementioned grounds led to a ruling being issued by the Dutch Equal Treatment Commission (cgb). Rulings were also issued on a further 26 requests where the origin of the requesting party was not recorded, though based on the texts of the rulings it may be assumed that many of them came from non-Western migrants. As with the antidiscrimination bureaus, most of the requests submitted to the Equal Treatment Commission came from people of Moroccan, Turkish, Surinamese or Antillean origin. In 48 of these 119 requests (the 93 cited plus the 26 anonymous requests), the cgb ruled that the complaint was justified. Most requests involved a complaint about recruitment and selection procedures, or about a combination of discrimination in the workplace and discriminatory terms of employment.
Again, we are unable to discern any trends in the requests for rulings submitted to the cgb between 2005 and 2008. The complaint records of the antidiscrimination bureaus and the rulings by the Equal Treatment Commission provide an insight into the nature of the experienced discrimination. Two things stand out. First, the complaints and requests relating to discrimination on the grounds of religion mostly concern the recruitment and selection procedures. In most of the cases dealt with, the cgb ruled that a prohibited distinction had been drawn – i.e. that there had been discrimination. These cases mostly involved Muslim women wearing a headscarf. The texts of the cgb rulings reveal that in many cases where the employer had set general clothing requirements which were used as a basis for banning the wearing of a headscarf, the employer was unable to demonstrate the legitimacy, necessity and appropriateness of those requirements. The second striking feature is that complaints and requests relating to discrimination on the grounds of race mainly concern incidents in the workplace, often involving discriminatory treatment (e.g. bullying or insults) in combination with an employment conflict. It is often unclear whether the conflict arose as a result of discrimination; in many cases there is a lack of evidence, and the cgb consequently rules that no discrimination can be demonstrated. The data accordingly show that the cgb finds evidence of discrimination in only a third of the cases handled. In some cases, the cgb rules that the law has been contravened because an employer has not dealt adequately with an employee’s complaint about discrimination.
Posted on September 1st, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
Ergens na de vakantie moeten we de draad weer oppakken. Terug naar het werk, weer naar school. En als we onze kinderen dan leren veilig te fietsen, laten we dan niet zelf door rood rijden. “Opvoeding is de basis voor het aanleren van normen en goed gedrag”, werd tijdens discussiebijeenkomsten meer dan eens gezegd. En die opvoeding is primair de verantwoordelijkheid van de ouders.
Inderdaad na de vakantie dienen we weer in het gareel te komen. En daar spelen ouders een belangrijk rol in. Bij Marokkaans-Nederlandse ouders zou de opvoeding vaak gericht op conformisme aan ‘Marokkaanse’ normen en waarden die ouder op één lijn zouden stellen met de islam. Zij voelen de druk vanuit de Nederlandse samenleving om zich aan te passen en dat conformisme juist op te geven, waardoor zij dat conformisme juist nog sterker zouden nastreven. Tegelijkertijd blijkt echter ook dat ouders hun kinderen op sommige punten juist afremmen wanneer het gaat om conformisme. Zij remmen de drang van jongeren om eerder mee te doen met bijvoorbeeld de ramadan of om in kleding en uiterlijk religieuzer te worden af. Dit kan zijn omdat ze vrezen dat jongeren op zeer jonge leeftijd niet om kunnen gaan met druk van buitenaf. Of omdat ze vrezen dat het slecht is voor de ontwikkeling van een kind (bijvoorbeeld met de vasten)als het nog te jong is.
Uit recente onderzoeken van bijvoorbeeld Trees Pels blijkt dat de nadruk in de opvoeding steeds op sociale autonomie komt te liggen in Marokkaans-Nederlandse gezinnen. Samen met de eveneens gesignaleerde afname van autoritaire opvoeding, geeft dat kinderen (vooral jongens?) meer ruimte. Van belang daarbij is de rol van de vriendengroep. Onder Marokkaans-Nederlandse jongeren is deze vriendengroep van relatief groot belang doordat zij, in vergelijking met autochtone jongens, beïnvloedbaarder zijn en sterker gehecht zijn aan vrienden. Het is vaak de vriendengroep die jongeren de mogelijkheid geeft te experimenteren (of zelfs druk kan uitoefenen daarvoor) en die hen ook steun kan geven. Het lijkt erop dat in de puberteit de invloed van de ouders toch minder groot is, terwijl we juist op dat moment van alles van hen verlangen.
En dus komen er allerlei opvoedings- en ondersteuningscursussen voor Marokkaans-Nederlandse ouders. Of dat gezien het bovenstaande zo handig is, is dus nog maar de vraag, maar er zit ook een ander probleem. Met specifieke cursussen voor specifieke groepen ga je er vanuit dat dit binnen één bepaalde groep dezelfde patronen zichtbaar zijn. Aangezien het vaak aangeduid wordt met ‘Marokkaans’ zal het dan ook wel iets ‘Marokkaans’ hebben. Wat dit is, is onduidelijk en het risico bestaat dan ook dat dit bepaald wordt door allerlei cultuursjablonen (om niet te zeggen stereotyperingen) die op de groep worden gelegd. Er zijn wel verschillen tussen opvoeding in Marokkaans-Nederlandse gezinnen en autochtone Nederlandse gezinnen, maar:
De verschillen tussen Marokkaanse ouders zijn groter dan die tussen Nederlandse ouders. Terwijl verreweg de meeste Nederlandse ouders aan de genoemde gemiddelde kenmerken beantwoorden, bestaan er onder Marokkaanse ouders duidelijke contrasten. Er zijn er nogal wat wier opvoeding bijna Nederlands lijkt en er zijn er evenveel wier opvoeding een karikatuur lijkt van de Marokkaanse, nog autoritairder, nog minder responsief en nog minder autoritatief.
De verschillen laten zich contextueel verklaren, zowel de verschillen tussen Marokkaanse en Nederlandse ouders als de verschillen onder Marokkaanse ouders.
In de eerste plaats zijn herkomst en traditie van invloed. De opvattingen en de gewoonten van de doorsnee Marokkaanse immigrant hadden hun oorsprong in een omgeving die in alle mogelijke opzichten anders was dan de Nederlandse. Ook hun opvoedingsdoelen en opvoedingspraktijken waren elders ontstaan en daar thuis: in een andere bestaanswijze (bijv. welvaartspeil en manieren van levensonderhoud), in een andere beschaving (bijv. mate en niveau van opleiding en geletterdheid, stand van techniek en wetenschap), in een andere samenleving (bijv. vormen van samenleven zoals gemeenschap en familie, hiërarchische patronen zoals man/vrouw), in andere godsdienstige verhoudingen (bijv. mate van secularisatie en pluriformiteit, status en functie van godsdienst en religie) enzovoort. De verschillen tussen Marokkaanse ouders hebben voor een belangrijk deel te maken met de toenemende afstand tot die herkomst en traditie. Hoe groter de afstand, hoe Nederlandser de opvoeding wordt. Het zijn dan ook de jongere Marokkaanse ouders die minder Marokkaans opvoeden.
In de tweede plaats speelt de actuele culturele, sociale en economische positie een rol. De omstandigheden van Marokkanen zijn door de bank genomen minder gunstig dan die van Nederlanders. Denk maar aan de kwaliteit van de huisvesting, de hoogte van het inkomen, de werkgelegenheid, de maatschappelijke kansen, de status van de eigen taal en de eigen cultuur, de toegang tot de politiek en de zorg. Ongunstige omstandigheden vragen om andere opvoedingspraktijken dan gunstige. Autoritair opvoeden kan nodig zijn om kinderen voldoende te beschermen tegen allerlei risico’s en sterke nadruk op prestatie kan nodig zijn om kinderen voldoende voor te bereiden op onderwijs, opleiding en arbeidsmarkt. De verschillen tussen Marokkaanse ouders zijn te danken aan de verbeterende omstandigheden. Langzamerhand wordt de situatie gunstiger en dat vertaalt zich in de manier van opvoeden.
Nu zijn sommige van die cursussen nog helemaal niet zo slecht; ze zouden handig zijn voor alle ouders. Maar ze zijn vooral gericht op allochtone Nederlandse ouders:Waterlandstichting » artikelen » Meedoen of normaal doen? Marokkaanse…
Het gaat in het huidig debat en beleid niet om een neutrale stimulans tot participatie, maar om sterk normatieve maatregelen die gericht zijn op hóe deze vrouwen participeren. Een Marokkaanse vrouw met kinderen en een uitkering doet, in tegenstelling tot wat vaak wordt geloofd, wel degelijk mee. Zij heeft verschillende malen per week contact met ‘street level’ bureaucraten en welwillende hulpverleners die haar controleren en van haar een goede burger willen maken. Van een gebrek aan meedoen of participatie is in de meeste gevallen op zichzelf geen sprake. Het is de manier van participeren die niet voldoet aan de maatstaven van politici en beleidsmakers. Meedoen in een netwerk met Marokkaanse vrouwen, praten met een Kaapverdiaanse buurvrouw of vrijwilligerswerk doen bij een migrantenzelforganisatie telt niet mee in het participatie-debat. Ze moeten Nederlands praten, met hun autochtone buurvrouw spreken en betaald werken. Alleen deze vorm van meedoen telt. Dat wil zeggen, voor allochtonen. Als ik, als autochtoon, alleen met andere autochtonen met een hoge opleiding communiceer, nooit investeer in de buurt waar ik woon en, wanneer ik kinderen krijg, weiger nog verder betaald te werken, is er geen gemeentelijke dienst of welzijnswerker die zich zorgen maakt over mij en mijn emancipatie en mij in een participatie-traject laat deelnemen. ‘Meedoen’ is dus normatief, specifiek en asymetrisch.
Natuurlijk participeren relatief weinig eerste-generatie Marokkaanse vrouwen op de arbeidsmarkt, spreken zij vaak weinig Nederlands en nemen zij niet altijd deel aan ouderavonden. Er zijn reële verschillen op deze vlakken tussen autochtone en Marokkaanse vrouwen. Maar daarmee staat hun leven nog niet los van de rest van de samenleving. Een dergelijke groteske en overdreven voorstelling van zaken gaat onder andere voorbij aan de dagelijkse gevolgen die de vrouwen ondervinden van het integratiedebat en de neerslag daarvan in beleid. Het leven van deze vrouwen, misschien zelfs op dagelijks niveau, wordt sterk beïnvloed door het feit dat hun gedrag door autochtone Nederlanders als problematisch wordt ervaren. Ook al kijken deze vrouwen naar Marokkaanse televisie en spreken zij Berbers of Arabisch met hun kinderen, is hun wereld veel meer verbonden met de Nederlandse samenleving dan vaak in beleid en onderzoek wordt voorgesteld. Die voorstelling van zaken legitimeert echter een indringend ingrijpen in de levens van deze vrouwen met het doel hen en hun families te disciplineren. Het devies is niet langer: ‘doe mee!’, maar: ‘doe normaal!’ Het gaat dus verder: als je meedoet, maar niet zoals politici en beleidsmakers dat willen, ‘doe je niet mee’. […]
Indringend beleid in de persoonlijke levenssfeer (het nieuwe paternalisme), zowel als het debat over het stimuleren van ‘overbruggende contacten’ en ‘spreiding van kansarmen’ teneinde meer ‘integratie’ te bereiken, zijn onderdelen van een retoriek waarin de stad ‘heroverd’, opnieuw geclaimd, moet worden op de ‘asocialen’ en ‘kansarmen’ (1). De kansarmen (waarmee vrijwel altijd allochtonen en specifieker nog: moslims worden bedoeld) bepalen het stadsbeeld, zo is het idee. Of, om met Marco Pastors te spreken: ‘op de Lijnbaan zie ik bijna geen Nederlanders meer’. Breed gedeeld is het verlangen dat in de straten van Nederlandse steden weer ‘normale’ mensen lopen. Het stadsbeeld moet in het dominante discours kortom weer samenhangend en ‘Nederlands’ worden.De initiatieven tot ‘overbruggende contacten’ en ‘spreiding’ worden vooral opgezet om dit te bewerkstelligen. Het gaat in eerste instantie, alle goede bedoelingen ten spijt, niet om het luisteren naar kansarmen om hen te ondersteunen en te stimuleren, maar om burgers te creëren die meer voldoen aan ‘onze Nederlandse’ waarden en normen. Het burgerschap en de positie van Marokkaanse vrouwen wijkt af van wat politici en beleidsmakers wenselijk achten. Zo zouden ze hun zoons te slap opvoeden en hun dochters te streng. Daarom worden pogingen ondernomen hen te disciplineren, hen te leren ‘goede, normale’ ouders en burgers te zijn. Omdat de focus ligt op het sterke normatieve ‘doe normaal’, en niet op een neutraler ‘doe mee’, verliezen we het zicht op de pogingen van groepen zelf aansluiting te vinden en op de manieren waarop hun wereld verbonden is met de onze. Achterstand en de etnische problematiek staan centraal, niet het potentieel van vrouwen, hun verzet en hun ervaring.
Wanneer de verschillen binnen de groep Marokkaans-Nederlandse ouders groter zijn dan die onder autochtoon-Nederlandse ouders, wat hebben dit soort cursussen dan voor zin? Onder jongeren lijkt dit overigens eveneens zo te zijn. Dit gegeven maakt ook de labels ‘Marokkaans’ (laat staan ‘allochtoon’) eigenlijk onzinnig want we weten dus niet of de vlag de lading wel dekt. Met opvoedingscursussen en speciale plannen voor Marokkaans-Nederlandse jongeren, wekken we wel de indruk iets aan de problemen te doen en er daadwerkelijk grip op te kunnen krijgen. Dat is ook wat waard, maar ik vraag me toch af of we ons niet gewoon voor de gek laten houden en of we niet vooral bezig zijn met een paternalistisch beschavingsoffensief dat losstaat van de realiteit van het alledaagse leven.