M | T | W | T | F | S | S |
---|---|---|---|---|---|---|
« Sep | ||||||
1 | ||||||
2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 |
9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 |
16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 |
23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 |
30 |
Posted on February 17th, 2014 by martijn.
Categories: (Upcoming) Events, ISIM/RU Research, Religious and Political Radicalization.
In een seculiere wereld zullen levensbeschouwing en religie onderworpen zijn aan het primaat van de politiek. Dat zou betekenen dat binnen de grenzen van de democratische rechtsorde aanhangers en organisaties van levensbeschouwing en religie kunnen opereren en hun plek vinden. Dat is de gangbare opvatting. In de huidige maatschappij zijn het echter juist de religies en levensbeschouwingen die de meest uitgesproken critici van het gangbare liberale, kapitalistische en democratische model zijn. Met hun visies op het functioneren van samenleving en politiek, met hun aanhangers en politieke actie vormen ze een serieus te nemen alternatief voor de bestaande structuren. Op dit symposium willen we radicale vormen van levensbeschouwelijke actie en hun invloed op de samenleving presenteren en analyseren.
Programma
10.00 uur: Registratie en ontvangst
Voorzitter: dr. Sipco Vellenga
10.30 uur: Opening door prof. dr. Marcel Sarot (Tilburg School of Catholic Theology)
10.35 uur: Inleiding door dr. Sipco Vellenga (Werkgezelschap Godsdienstsociologie en -antropologie)
10.45 uur: De strijd tegen de geest van de moderniteit. Conservatieve revolutie – dr. Marin Terpstra (Radboud Universiteit Nijmegen)
11.30 uur: Als dat radicaal is, dan ben ik radicaal. Salafi moslims – dr. Martijn de Koning (Radboud Universiteit Nijmegen/Universiteit van Amsterdam)
12.15 uur: Pauze, lunch op eigen gelegenheid
Voorzitter: dr. Erik Sengers
14.00 uur: Orthodoxie verboden? Conservatieve katholieken – dr. Marjet Derks (Radboud Universiteit Nijmegen)
14.45 uur: De stille refolutie. Bevindelijk Gereformeerden – prof. dr. Fred van Lieburg (Vrije Universiteit Amsterdam)
15.30 uur: Wat heeft religie met radicaliteit? – prof. dr. Staf Hellemans (Tilburg University)
15.45 uur: Einde/borrel
Praktische informatie:
Datum: 6 juni 2014
Tijd: 10.00-15.45 uur
Lokatie: Auditorium Museum Catharijneconvent Utrecht, Lange Nieuwstraat 38
Routebeschrijving: zie www.catharijneconvent.nl
Entree: € 15 zonder boek/ € 25 euro met boek Aanmelding via dr.sengers@hotmail.com (ook voor meer informatie) en door overmaking van de deelnemersbijdrage op NL92SNSB0871023970 t.n.v. D.H. Hak o.v.v. symposium 2014 (abonnees Religie & Samenleving krijgen boek thuisgestuurd > abonneren via www.religiesamenleving.nl).
Een symposium van Religie & Samenleving (www.religiesamenleving.nl) i.s.m. Tilburg School of Catholic Theology en Werkgezelschap godsdienstsociologie en –antropologie.
Marin Terpstra – De strijd tegen de geest van de moderniteit
Onderwerp van mijn bijdrage is het (neo)conservatieve denken met als spil Leo Strauss (1899-1973). Deze stroming is verbonden met wat in Duitsland ooit heette: de conservatieve revolutie. Radicaal is deze beweging omdat ze zich fundamenteel keert tegen een belangrijk aspect van de moderne geest: het liberalisme dat uitloopt op nihilisme. Strauss verdedigt die radicaliteit met het argument dat de moderniteit feitelijk wel gewonnen mag hebben, maar dat haar legitimiteit daarmee nog niet is vastgesteld. Zolang de geest van de moderniteit nog niet overtuigend is, loopt deze het risico ten onder te gaan.
Martijn de Koning – Als dat radicaal ism dan ben ik radicaal. ‘Salafi’ moslims en het anti-radicaliseringsbeleid in Nederland
Na de moord op Theo van Gogh in 2004 werden moslims onderwerp van discussie en beleid met betrekking tot veiligheid en het bewaken van sociale cohesie. Er werd een antiradicaliseringsbeleid opgezet dat zich vooral richtte op zogenaamde ‘salafi’ moslims. In deze bijdrage zet ik uiteen hoe de Nederlandse ‘salafi’-gemeenschappen zich ontwikkeld hebben en wat hen zo ‘radicaal’ maakt. Daarbij richt ik me op de doctrine en de praktijk van het afwijzen van wat God haat en het trouw zijn aan datgene wat God lief heeft. De vraag naar de aard van de radicaliteit van deze moslims kan niet beantwoord worden zonder in te gaan in op de vraag waarom de Nederlandse overheid, politici en opinieleiders deze netwerken als radicaal bestempelen en wat consequenties zijn. Ook het label ‘salafi’ zal daarbij kritisch tegen het licht worden gehouden. Mijn bijdrage is gebaseerd op veldwerk onder Nederlandse salafi netwerken en onder het netwerk van supporters van Haagse moslims die zijn afgereisd
naar Syrië.
Marjet Derks – Orthodoxie verboden? Conservatieve katholieken en de veranderingen in de Nederlandse kerkprovincie in de lange jaren zestig
In de marge van de vernieuwingen in de katholieke kerk ontstond een beweging die qua omvang moeilijk te duiden is, maar die zich regelmatig en krachtig publiekelijk uitte. Hoewel bestaande uit sociaal zeer diverse groeperingen, hadden de aanhangers ervan gemeen dat zij zichzelf als de echte katholieken zagen die vasthielden aan wat zij zagen als de officiële leer van de kerk en loyaal wilden zijn aan de paus. Velen hadden hun leven lang de katholieke zaak gediend, in organisaties, wetenschap of missie. Sommigen waren getekend door oorlog en verzet. Anderen voelden zich bedreigd door de tijdgeest. Allen zagen de vernieuwing in de kerk als verraad aan de kerk en voelden zich door de vernieuwingsgezinde media de mond gesnoerd. Orthodoxie was verboden in de jaren zestig, zo stelden ze. In de geschiedschrijving is deze beweging veronachtzaamd of gestereotypeerd. In deze lezing ga ik in op drie groepen conservatieven, hun achtergronden en beweegredenen, en op het culturele klimaat waarin zij zich verloren voelden.
Fred van Lieburg – De stille refolutie
Refo’s of bevindelijk gereformeerden – de bevolkingsgroep achter de SGP – lijken ietwat dubbelzinnig in hun trouw aan de overheid. Enerzijds zijn ze zeer orangistisch, voeren ze ‘gouvernementele’ oppositie, gedogen ze liberale kabinetten met PVV of PvdA, leveren ze goede bestuurders en ambtenaren en voegen zij zich met hun theocratische idealen moeiteloos in het democratisch bestel. Anderzijds zijn zij trots op hun Nacht van Kersten, voelen zij wel wat voor Wilders, verlangen zij uitzonderingsmaatregelen wegens gewetensbezwaren tegen allerlei wetten en gewoonten, lappen ze visquota aan hun laars, kunnen zij hevig in verzet komen en zijn hun dorpen op nieuwjaarsdag een ravage. Valt er historische orde te scheppen in dit verwarrende plaatje? Zijn er verschuivingen gaande? (zie ook www.dutchbiblebelt.org)
Staf Hellemans – Wat heeft religie met radicaliteit?
Religies hebben iets met radicaliteit. Daarvan zijn voorbeelden te geven: christelijke martelaren, religieuzen en missionarissen, godsdienstoorlogen, strenge meditatie- en ascesepraktijken, radicale dienstbaarheid. Hoe komt dat? En komt daaraan in het Westen een einde?
Posted on February 4th, 2014 by martijn.
Categories: ISIM/RU Research, Morocco.
Het Nederlands Instituut Marokko (NIMAR) ondersteunt en faciliteert alle vormen van uitwisseling en samenwerking met Marokko op het gebied van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Het NIMAR is dan ook een onmisbare schakel in samenwerking van Europese en Marokkaanse onderzoekers, studenten, journalisten en andere belangstellenden.
Het NIMAR is sinds 2007 gevestigd in Rabat, de hoofdstad van Marokko. Op het NIMAR worden diverse onderwijsprogramma’s aangeboden. Naast de minor Arabisch, is dat een minor Social Studies of Morocco en zomercursussen Marokkaans Arabisch en (Klassiek) Arabisch. In samenwerking met verschillende universiteiten en hogescholen worden programma’s op maat aangeboden.
Het brede publiek van het NIMAR
Onderzoekers kunnen bij het NIMAR terecht voor vele vormen van ondersteuning, studenten die een stage in Marokko willen doen worden door het NIMAR geholpen en groepen die op studiereis naar Marokko willen kunnen een beroep doen op het NIMAR voor de invulling van hun reisprogramma.
Hier kunnen studenten en onderzoekers op een veilige manier studeren of werken. Dat daar veel belangstelling voor is, blijkt uit de grote toeloop van studenten naar het NIMAR, het Nederlands Instituut in Marokko. Op 3 februari beginnen maar liefst 34 studenten hier aan hun minor Arabisch. Nog niet eerder mocht het NIMAR, dat al zeven jaar is gevestigd in Rabat, zich op zo’n grote toeloop verheugen. Dat heeft uiteraard veel te maken met de onrust in de regio, waardoor studenten een veilige plaats opzoeken. Ook voor buitenlandse studenten geldt dat zij vaker voor Marokko kiezen dan voor andere Arabische landen. Amerika heeft zelfs alle studenten uit de Arabische regio terug getrokken: zij mogen alleen in Marokko verblijven.
Ondersteuning en veiligheid
Voor Nederlandse studenten en onderzoekers is het aantrekkelijk om op een Nederlands instituut zoals het NIMAR terug te kunnen vallen. Hier is immers de deskundigheid aanwezig om ze op een hoogwaardige wijze onderwijs te geven en te begeleiden. Door de voortdurende onrust in Egypte is het zusterinstituut in Cairo (NVIC) op dit moment niet toegankelijk voor studenten; hun veiligheid kan niet gegarandeerd worden. Het Nederlands Instituut in Damascus (NIASD) is in 2013 opgeheven. Het NIMAR is gelukkig nog wel open. Het feit dat de Arabische wereld zeer onrustig is, maakt dat de noodzaak dat studenten deskundigheid en ervaring in deze regio kunnen opdoen alleen maar groter; zij verkrijgen hierdoor kennis over de Arabische wereld waar veel om te doen is. Ook is de aandacht voor arabistiek gunstig. Nederland heeft immers behoefte aan goed opgeleide arabisten om contact te houden met regio en de problemen te kunnen duiden.
Voor de studenten heeft het volgen van onderwijs op een Nederlands instituut in het buitenland veel voordelen. De kans op studievertraging is minimaal omdat de kwaliteit van het programma bij hun opleiding bekend is en de behaalde studiepunten volledig worden erkend. Dat geldt niet zonder meer voor het studeren aan een buitenlandse universiteit. Het niveau van het programma is bovendien gegarandeerd door de intensieve contacten tussen het instituut en de Nederlandse instellingen.
De groep die momenteel voor een halfjaar op het NIMAR verblijft is als volgt samengesteld: 18 studenten van Nederlandse universiteiten, 13 van Nederlandse hogescholen en 3 van een Vlaamse universiteit. Daarvan volgen 24 studenten de minor Arabisch voor gevorderden en 10 de minor voor beginners.
NIMAR in zijn voortbestaan bedreigd
Helaas wordt het NIMAR in zijn voortbestaan bedreigd omdat de financiering van het NIMAR na 2015 stopt.
Om sluiting te voorkomen heeft het NIMAR nu een online petitie gestart waarin het ministerie van Onderwijs en de bestuurders van hogescholen en universiteiten worden opgeroepen mee te werken aan een oplossing.
Like het NIMAR op Facebook en teken de petitie om het NIMAR open te houden: HIER!
Posted on August 29th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, Important Publications, ISIM/RU Research, Religious and Political Radicalization, Ritual and Religious Experience, Young Muslims.
Carmen Becker hat den Einfluss des Internets auf den Glauben junger niederländischer und deutscher Muslime untersucht, die der Salafiyya folgen. Das Internet bietet einen Ort der Begegnung, einen religiösen Raum und zugleich die Möglichkeit, selbst nach den Quelltexten und ihrer Bedeutung zu suchen. Das wird die traditionellen Formen religiöser Autorität verändern, vermutet Becker, die am 9. September 2013 an der Nimweger Radboud Universität promovieren wird.
Ebenso wie die Jugendlichen, um die es geht, spricht Carmen Becker nicht von Salafisten, sondern von „Muslimen, die der Salafiyya folgen“. „Anhänger der Salafiyya streben danach, sich möglichst genau am Propheten Mohammed und den ersten drei Generationen von Muslimen, den sogenannten ‚frommen Vorfahren‘, zu orientieren. ‚Salafisten‘ werden häufig mit Radikalisierung und Gewalt in Verbindung gebracht. Dass sie sehr orthodoxe, mitunter radikale Auffassungen vertreten, bedeutet jedoch nicht automatisch, dass man deshalb radikales Verhalten und Gewalt befürwortet.“
Laut dem deutschen Verfassungsschutz gibt es in Deutschland 3.800 aktive Salafiyya-Anhänger aller Altersgruppen; in den Niederlanden geht der nationale Koordinator für die Terrorismusbekämpfung von 3.000 Anhängern aus. „Das sind jedoch Schätzungen, die auf selbstformulierten Definitionen beruhen und von denen nicht immer klar ist, wie sie zustande gekommen sind.“
In ihrem Forschungsprojekt folgte Becker zwischen 2007 und 2010 zahlreichen Gesprächen und Aktivitäten in Foren sowie Chatrooms und sprach ausführlich mit 47 jungen Muslimen. Mitunter beteiligte sie sich zudem an Gesprächen im Internet, wobei sie sich immer als Forscherin zu erkennen gab.
Muslim werden – in einem Chatroom
Das Internet ist, so stellte Becker fest, für diese muslimischen Jugendlichen nicht nur ein Ort, an dem sie Informationen austauschen, sondern auch ein religiöser Raum, in dem sie ihren Glauben leben können. „Sie können dort reden, beten, Vorträge und Predigten hören, und es besteht auch die Möglichkeit, dem Islam beizutreten. Das setzt allerdings die Anwesenheit von Zeugen voraus, die feststellen, ob das Glaubensbekenntnis überzeugend vorgetragen wird. Das Internet stellt also für den Kern des Rituals keine Gefahr dar.“
Selbst auf die Suche gehen
Auf einer anderen Ebene übt das Internet ihrer Meinung nach mehr Einfluss aus: „Traditionell wird das Wissen über den wahren Glauben von einem Imam oder einer anderen Autorität in der Moschee vermittelt. Im Internet jedoch kann jeder – vor allem jetzt, da immer mehr Quelltexte in verschiedenen Sprachen digitalisiert werden, – die entsprechenden Texte selbst studieren. Das ist keine einfache Aufgabe: Es sind oft keine eindeutigen, unmissverständlichen Texte, und viele Übersetzungen aus dem Arabischen sind schlichtweg schlecht. Darüber hinaus dürfen sich die Gläubigen nicht selbst überschätzen und annehmen, sie könnten den Koran ohne weiteres auslegen. Der Einfluss anerkannter Autoritäten wie der islamischen Gelehrten ist deshalb weiterhin beträchtlich. Aber daneben begeben sich die Menschen selbst auf die Suche nach Belegen für bestimmte Aussagen in den religiösen Quellen und diskutieren Texte und Interpretationen mit anderen Gläubigen.“
Muslim sein im Westen
Die jungen Muslime aus dem Forschungsprojekt hören am liebsten sachkundigen Glaubensgenossen vor Ort zu, denen es gelingt, einen Bezug zwischen Lehre und Leben herzustellen. „Das kann ein junger Prediger oder ein populärer bekehrter Muslim sein – wichtig ist, dass sie sich in das Leben junger orthodoxer Muslime im Westen hineinversetzen können und ihre Sprache sprechen. Ihre Texte werden eifrig diskutiert, weil sie sich weniger mit der Frage beschäftigen, was der Prophet getan hat, als vielmehr damit, was der Prophet unter den gegebenen Umständen tun würde.“
Weniger strenggläubig? Anders!
Die Schlussfolgerung, dass der orthodoxe Glaube jugendlicher Salafiyya-Anhänger unter dem Einfluss des Internets „weniger streng“ wird, möchte Becker nicht ziehen. „Es ist noch zu früh, um zu sagen, welchen Einfluss das Internet letztendlich haben wird. Aber dass es Glaubenspraktiken verändert, davon bin ich überzeugt.“
Carmen Becker (Lindlar, Deutschland, 1977) studierte Politikwissenschaft (Schwerpunkt: Naher und Mittlerer Osten) an der Freien Universität Berlin. Ab 2004 arbeitete sie für das Auswärtige Amt in Berlin. 2007 begann sie mit der Forschung für ihre Doktorarbeit im Fachbereich Arabisch und Islam (Research Institute for Philosophy, Theology and Religious Studies) der Radboud Universität. Ihr Forschungsprojekt ist Teil eines größeren Forschungsprogramms der Radboud Universität zum Thema Salafismus, wofür die Nimweger Universität 2007 Fördermittel der Niederländischen Organisation für Wissenschaftliche Forschung (NWO) erhielt.
Posted on August 29th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, Headline, ISIM/RU Research, Religious and Political Radicalization, Ritual and Religious Experience.
Carmen Becker onderzocht de invloed van internet op het geloof van jonge Nederlandse en Duitse moslims die de Salafiyya volgen. Internet biedt hen een ontmoetingsplaats, een godsdienstige ruimte én de mogelijkheid om zelf op zoek te gaan naar bronteksten en hun betekenis. Dat zal traditionele vormen van religieus gezag veranderen, stelt Becker, die op op 9 september 2013 promoveert aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Net als de jongeren om wie het gaat, spreekt Carmen Becker niet over salafisten maar over ‘moslims die de Salafiyya volgen’. ‘Volgelingen van de Salafiyya streven ernaar de profeet Mohammed en de eerste drie generaties moslims, de zogenaamde vrome voorvaderen, zo nauwkeurig mogelijk te volgen. “Salafisten” worden vaak in verband gebracht met radicalisering en geweld. Maar het hebben van zeer orthodoxe, soms radicale opvattingen, betekent niet dat je dús voor radicaal gedrag en geweld bent.’
Volgens de Duitse Verfassungsschutz (binnenlandse veiligheidsdienst) zijn er in Duitsland 3800 actieve Salafiyya-volgelingen, jong en oud; in Nederland houdt de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding het op 3000 volgelingen. ‘Dat zijn echter schattingen die op hun eigen definities zijn gebaseerd en waarvan niet altijd duidelijk is hoe ze tot stand zijn gekomen.’
Voor haar onderzoek volgde Becker tussen 2007 en 2010 veel gesprekken en activiteiten op fora en in chatrooms en sprak uitgebreid met 47 jongeren. Soms nam ze ook deel aan gesprekken op internet, waarbij ze zichzelf altijd bekendmaakte als onderzoekster.
Moslim worden in een chatroom
Internet is, stelde Becker vast, voor deze moslimjongeren niet alleen een plek om informatie uit te wisselen, maar ook een godsdienstige ruimte waar ze hun geloof kunnen beleven. ‘Ze kunnen er praten, bidden, naar lezingen en preken luisteren, maar moslim worden in een chatroom kan ook, mits er getuigen zijn die vaststellen of de geloofsbelijdenis overtuigend wordt uitgesproken. Internet tast dus niet de kern van het ritueel aan.’
Zelf op zoek
Op een ander vlak kan de invloed van internet groter zijn, denkt ze: ‘Traditioneel wordt kennis over het ware geloof overgedragen in de moskee, door een imam of een ander gezaghebbend persoon. Maar op internet, zeker nu er steeds meer bronteksten in verschillende talen gedigitaliseerd worden, kun je zelf die teksten bestuderen. Dat is niet eenvoudig: het zijn vaak geen eenduidige, niet mis te verstane teksten, en veel vertalingen uit het Arabisch zijn ronduit slecht. Bovendien mag je als gelovige jezelf niet overschatten en denken dat je de Koran even kunt interpreteren. Het gezag van erkende autoriteiten zoals de islamitische geleerden is dus nog steeds groot. Maar daarnaast gaan mensen zelf op zoek naar bewijsplaatsen voor bepaalde uitspraken en bespreken ze met andere gelovigen teksten en interpretaties.’
Moslim in het westen
De jongeren die Becker onderzocht, luisteren graag naar lokale deskundige geloofsgenoten die erin slagen om de leer en het leven te verbinden. ‘Dat kan een jonge prediker zijn, of een populaire bekeerde moslim – belangrijk is dat ze zich kunnen verplaatsen in het leven van jonge orthodoxe moslims in het westen én hun taal spreken. Hun teksten worden druk besproken, omdat ze minder gaan over de vraag: wat wat heeft de profeet gedaan, maar: wat zou de profeet gedaan hebben onder deze omstandigheden.’
Losser? Anders
Concluderen dat het orthodoxe geloof van jongeren die de Salafiyya volgen ‘losser’ wordt onder invloed van internet, wil Becker niet. ‘Het is nog te vroeg om te kunnen zeggen wat uiteindelijk de invloed zal zijn. Maar dat internet geloofspraktijken verandert – dat denk ik zeker.’
Carmen Becker (Lindlar, Duitsland, 1977) studeerde politicologie (specialisatie: Midden-Oosten) aan de Freie Universität Berlin Vanaf 2004 werkte zij voor het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken. In 2007 startte ze haar promotieonderzoek bij de afdeling Arabisch en Islam/ Research Institute for Philosophy, Theology and Religious Studies van de Radboud Universiteit. Beckers promotieonderzoek maakt deel uit van een groter onderzoeksprogramma aan de Radboud Universiteit naar Salafisme, waarvoor de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) in 2007 subsidie verstrekte.
Posted on August 29th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, Headline, ISIM/RU Research, Religious and Political Radicalization, Ritual and Religious Experience.
Carmen Becker onderzocht de invloed van internet op het geloof van jonge Nederlandse en Duitse moslims die de Salafiyya volgen. Internet biedt hen een ontmoetingsplaats, een godsdienstige ruimte én de mogelijkheid om zelf op zoek te gaan naar bronteksten en hun betekenis. Dat zal traditionele vormen van religieus gezag veranderen, stelt Becker, die op op 9 september 2013 promoveert aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Net als de jongeren om wie het gaat, spreekt Carmen Becker niet over salafisten maar over ‘moslims die de Salafiyya volgen’. ‘Volgelingen van de Salafiyya streven ernaar de profeet Mohammed en de eerste drie generaties moslims, de zogenaamde vrome voorvaderen, zo nauwkeurig mogelijk te volgen. “Salafisten” worden vaak in verband gebracht met radicalisering en geweld. Maar het hebben van zeer orthodoxe, soms radicale opvattingen, betekent niet dat je dús voor radicaal gedrag en geweld bent.’
Volgens de Duitse Verfassungsschutz (binnenlandse veiligheidsdienst) zijn er in Duitsland 3800 actieve Salafiyya-volgelingen, jong en oud; in Nederland houdt de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding het op 3000 volgelingen. ‘Dat zijn echter schattingen die op hun eigen definities zijn gebaseerd en waarvan niet altijd duidelijk is hoe ze tot stand zijn gekomen.’
Voor haar onderzoek volgde Becker tussen 2007 en 2010 veel gesprekken en activiteiten op fora en in chatrooms en sprak uitgebreid met 47 jongeren. Soms nam ze ook deel aan gesprekken op internet, waarbij ze zichzelf altijd bekendmaakte als onderzoekster.
Moslim worden in een chatroom
Internet is, stelde Becker vast, voor deze moslimjongeren niet alleen een plek om informatie uit te wisselen, maar ook een godsdienstige ruimte waar ze hun geloof kunnen beleven. ‘Ze kunnen er praten, bidden, naar lezingen en preken luisteren, maar moslim worden in een chatroom kan ook, mits er getuigen zijn die vaststellen of de geloofsbelijdenis overtuigend wordt uitgesproken. Internet tast dus niet de kern van het ritueel aan.’
Zelf op zoek
Op een ander vlak kan de invloed van internet groter zijn, denkt ze: ‘Traditioneel wordt kennis over het ware geloof overgedragen in de moskee, door een imam of een ander gezaghebbend persoon. Maar op internet, zeker nu er steeds meer bronteksten in verschillende talen gedigitaliseerd worden, kun je zelf die teksten bestuderen. Dat is niet eenvoudig: het zijn vaak geen eenduidige, niet mis te verstane teksten, en veel vertalingen uit het Arabisch zijn ronduit slecht. Bovendien mag je als gelovige jezelf niet overschatten en denken dat je de Koran even kunt interpreteren. Het gezag van erkende autoriteiten zoals de islamitische geleerden is dus nog steeds groot. Maar daarnaast gaan mensen zelf op zoek naar bewijsplaatsen voor bepaalde uitspraken en bespreken ze met andere gelovigen teksten en interpretaties.’
Moslim in het westen
De jongeren die Becker onderzocht, luisteren graag naar lokale deskundige geloofsgenoten die erin slagen om de leer en het leven te verbinden. ‘Dat kan een jonge prediker zijn, of een populaire bekeerde moslim – belangrijk is dat ze zich kunnen verplaatsen in het leven van jonge orthodoxe moslims in het westen én hun taal spreken. Hun teksten worden druk besproken, omdat ze minder gaan over de vraag: wat wat heeft de profeet gedaan, maar: wat zou de profeet gedaan hebben onder deze omstandigheden.’
Losser? Anders
Concluderen dat het orthodoxe geloof van jongeren die de Salafiyya volgen ‘losser’ wordt onder invloed van internet, wil Becker niet. ‘Het is nog te vroeg om te kunnen zeggen wat uiteindelijk de invloed zal zijn. Maar dat internet geloofspraktijken verandert – dat denk ik zeker.’
Carmen Becker (Lindlar, Duitsland, 1977) studeerde politicologie (specialisatie: Midden-Oosten) aan de Freie Universität Berlin Vanaf 2004 werkte zij voor het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken. In 2007 startte ze haar promotieonderzoek bij de afdeling Arabisch en Islam/ Research Institute for Philosophy, Theology and Religious Studies van de Radboud Universiteit. Beckers promotieonderzoek maakt deel uit van een groter onderzoeksprogramma aan de Radboud Universiteit naar Salafisme, waarvoor de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) in 2007 subsidie verstrekte.
Posted on June 25th, 2013 by martijn.
Categories: Activism, ISIM/RU Research, Notes from the Field, Religious and Political Radicalization, Society & Politics in the Middle East, Young Muslims.
Naar aanleiding van het voortdurende conflict in Syrië en de berichten van moslimjongeren die afreizen om aldaar deel te nemen aan de gewapende strijd, heeft OntdekIslam een conferentie georganiseerd.
De titel van de conferentie verwijst naar het idee dat de zielen van martelaren in de strijd worden gedragen in de harten van groene vogels die hen naar het paradijs brengen. Volgens een Hadith Qudsi zou God over deze martelaren hebben gezegd: “Hun zielen bevinden zich in groene vogels, die lantaarns hebben hangen aan de Troon, zij vliegen vrij door het Paradijs, waar zij maar willen, en dan zoeken zij beschutting in deze lantaarns”.
In de conferentie komen vragen aan bod als:
Wat is nu de exacte wijze waarop de islamitische wet- en regelgeving zich verhoudt tot de keuzes van enkele moslimjongeren om te strijden in Syrië? En is het aan de mens om een ander tot martelaar te betitelen, of behoort dit oordeel toe aan Allah swt? Deze en andere vraagstellingen worden besproken in bijdragen door broeder Khalid Benhaddou en imam Remy Soekirman. Broeder Anouar Ethawri zal middels spoken word een bijdrage leveren en ook zal er ruimte zijn voor interactie met het publiek.
Datum: Zaterdag 6 juli 2013
Adres: Centrum de Middenweg, Kerdijkstraat 16 Rotterdam.
Tijdstip: 17.30 inloop, aanvang 18.00 uur, einde 21.00 uur.
Geplaatst op verzoek van de organisatie
Posted on May 15th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, Important Publications, ISIM/RU Research, My Research, Ritual and Religious Experience.
A new edition of the journal Contemporary Islam has been published: Moral Ambiguities and Muslim Lives. As the editors of this special issue, Susanne Dahlgren and Samuli Schielke state in their introduction:
As commonly pointed out by social scientists today, the way religions interact with processes of modernisation has not made them secondary in the lives of ‘modernising subjectivities’. As Peter L. Berger has put it, the world is as religious as it ever was and in some places even more religious than ever. What modernity brings about, is pluralisation of individual lifeworlds that consequently undermines all taken-for-granted certainties (Berger 2001: 445, 449). At the same time, religion has become an individual choice marking a difference between generations. Like with other religions, self-fashioning and active engagement in ‘making’ religion (Avishai 2008) are typical to Islam today. In this thematic volume, titled “Moral Ambiguities and Muslim Lives” we focus on the resurgence of Islam as a project of self-improvement and the search for a good life, surrounded by the various uncertainties, ambiguities and complexities of today’s world. As we see it, throughout the world today, discourses on being a Muslim crystallise around morality and good life – issues that are often deeply political but demand an understanding of politics as embedded in questions about worship, the meaningful structure for life and social relations, and contested visions of right and wrong, subjectivity and community. Recognising this centrality of everyday moral practice, an increasing number of ethnographic studies have taken up the task of looking at the ways the adherence to Muhammad’s message constitutes a part of people’s subjectivity and everyday experience. And yet it has proven difficult to take religion seriously without losing sight of the overall complexity of the human condition. Ethnographies focusing only on people’s practice of Islam with a narrow focus restricted to people active in groups of dedicated believers, can provide a partial image at best, and risk reproducing the limited bias of the activists’ groups they study. To provide directions for a more balanced image, the volume at hand presents an interdisciplinary spectrum (including anthropology, sociology, political science, and textual analysis) of approaches to the ambiguities that Islam embraces as a moral discourse and as an everyday practice in a time when the label ‘Muslim’ has become loaded with enormous normative promises and pressures.
I’m very happy to have been able to contribute to this interesting special issue with an article based upon my own research in the Netherlands.
The moral maze: Dutch Salafis and the construction of a moral community of the faithful
The Salafi movement presents itself as a moral guardian of Muslims in a world that, according to many, is filled with moral crisis, temptations and anti-Islam tendencies. Salafis claim that it is essential to return to the community of the pious forefathers seen as the most outstanding community of all times with the highest absolute moral standard. In this article I will show how individual participants engage with this idea of a moral community of believers yet remain vulnerable to the ambiguities and ruptures inherent in everyday life and within the Salafi movement. By exploring how Salafis passionately try to search for the ‘correct’ knowledge and strive to maintain a unity between knowledge, conviction and behavior, and the role of friendships therein, I argue that Salafism does not remain separate from the troubles of everyday but that these issues enter into and exist in Salafi thought and practice, not by being resolved but by being transformed into personal struggles. These ambiguities and ruptures may cause problems but also provide an incentive for Salafis to continuously work at the self-improvement of one’s piety, authenticity, and sisterhood and brotherhood.
You can find it HERE.
Other articles in this special issue are:
Many thanks to the editors for making such a wonderful special issue.
Posted on January 17th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, ISIM/RU Research, Islam in the Netherlands, Method, Notes from the Field, Public Islam, State of Science.
In november kwam het SCP rapport Moslim in Nederland uit. Ik had het voorrecht om in dit rapport een reflectie-hoofdstuk te mogen schrijven en heb die kans aangegrepen om enerzijds kritisch te reflecteren op het onderzoek en de onderzoeksresultaten en anderzijds een kritisch licht te laten schijnen over de stand van zaken over onderzoek naar moslims in Nederland. Daarbij had ik volledig de vrije hand en dat siert de makers van dit rapport, Mieke Maliepaard en Merove Gijsberts. Het rapport geeft een grillig en soms tegenstrijdig beeld van moslims in Nederland en doet dat op een veel verfijndere manier dan gebruikelijk is in veel Europese surveys.
De laatste jaren is er heel wat onderzoek verschenen, onder meer van mijn hand, maar ook van anderen. Over het algemeen heel degelijk onderzoek. Maar dat onderzoek en de daarbij behorende media-aandacht brengt wel enkele zaken aan het licht die voor zowel media als voor onderzoekers de moeite waard zijn om eens nader te bekijken. Ik ga niet uit van het rapport zelf, maar van de reacties uit mijn onderzoeksgroep (en anderen) over dat rapport.
Vraagtekens bij de intenties
Er verschijnt nogal wat statistisch en kwalitatief onderzoek naar moslims en/of migranten in Nederland. Na het rapport Moslim in Nederland kwam eind 2012 ook nog het Jaarrapport Integratie (CBS) uit en een rapport over de sociaal-culturele integratie (SCP). Hiervoor was minder aandacht aangezien het ‘Marokkanenprobleem’ alles naar de achtergrond verdreef. Toen het SCP onderzoek Moslim in Nederland uit kwam verzuchtte één van mijn ‘volgsters’ op Twitter:
Steeds meer moslims van de tweede geneartie gaan naar de moskee. Dat is één van de conclusies uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. […] En wat wil dat zeggen? Jammer genoeg krijg je vaak negatief gevoel bij dit soort berichten. Wat is de intentie van dit onderzoek?
Op mijn vraag aan haar waarom ze er een negatief gevoel bij krijgt, antwoordt ze:
Na de vele negatieve berichten over de Islam etc zal dit geen welgemeend initiatief zijn. Bijhouden van de islam groei in Nderland? Ik verwees haar naar het rapport zelf en naar mijn eigen hoofdstuk daarin en ze stelde Waarom nou weer de islam? Wat zijn de bedoelingen van dit onderzoek? Bang voor potentiële terroristen? En dat soort vragen draaien er door mijn hoofd bij het lezen of horen hiervan. Gezien de negativiteit van de afgelopen jaren zie ik niet meteen het positieve hiervan in. Vandaar mijn uitspraak….
Deze reacties staan niet op zichzelf. In mijn onderzoekskring van meer religieus-politiek activistische moslims (waar de desbetreffende dame op Twitter geen onderdeel van uitmaakt) worden voortdurend dit soort opmerkingen gemaakt en vraagt men zich soms ook af of onderzoekers niet van de AIVD zijn. Anderen reageren onverschillig maar zetten toch ook zo hun vraagtekens bij de politieke motieven achter al het onderzoek.
En dat is ook niet zo vreemd.
Zoals ik al schreef in mijn hoofdstuk in het SCP rapport lijkt de categorie ‘moslims’ te zijn verworden tot een politieke categorie waarmee ‘iets’ moet gebeuren. Vooral na 2001 en 2004 is er een enorme hausse gekomen aan onderzoek over mogelijke radicalisering en staat de discussie over islam steeds meer in het teken van geweld en mogelijke dreigingen. De relatie tussen onderzoek en probleemcategorieën in de samenleving is een aloude, die ook niet alleen betrekking heeft op moslims. In het bijzonder statistisch onderzoek heeft haar wortels in de behoefte van natie-staten om haar bevolking in kaart te brengen, te analyseren en vervolgens te reguleren. Maar natuurlijk is niet alleen de overheid belanghebbende bij onderzoek. Ook zelforganisaties, media, politici maken er gebruik van. Dat doen ze soms op manieren die voorbij gaan aan de intenties van de onderzoekers en hun onderzoeksresultaten.
Moslims tellen: integratie, religie en veiligheid
Door middel van onderzoek kan de complexiteit van het dagelijks leven worden vertaald in concrete, telbare variabelen die informatie opleveren over bepaalde verschijnselen, ontwikkelingen en (causale) verbanden. Maar dit gebeurt natuurlijk niet buiten een politieke context om. Het is niet voor niets dat veel onderzoek in Europa gaat over de wisselwerking tussen integratie, religie en veiligheid. Binnen dit onderzoek staan dan vaak ook nog eens de problemen centraal die de Nederlandse staat heeft met moslims en migranten; vaak vertaald als ‘problemen van de Nederlandse samenleving met moslims’. En als dat niet centraal staat (er is immers nog wel meer te onderzoeken dan dat) dan is dat wel wat er in de pers uitgehaald wordt waarbij allerlei nuanceringen verdwijnen en journalisten vaak problemen hebben met het onderscheid tussen correlatie, kans en causaliteit. Zo werkt nieuws natuurlijk ook; een bericht moet nieuwswaardig zijn en wat dat wel of niet is, wordt mede bepaald door de politieke context.
Daarbij is de journalistiek vaak op zoek naar extremen. Ter verduidelijking een voorbeeld dat niet betrekking heeft op dit onderwerp. In mei vorig jaar vroeg een journalist van de Volkskrant naar leerlingen die met de voorbereiding op hun eindexamen bezig waren: ‘Liefst lui of juist zeer geordend’. Dit is zo ongeveer hetzelfde als aan een moslim prediker vragen: bent nu nog steeds radicaal of juist gematigd geworden? Men zoekt naar extremen waarbij het erop lijkt dat lui / geordend of gematigd / radicaal de opposities zijn die er daadwerkelijk toe doen. Iets dergelijks zien we ook terug in de discussie over integratie naar aanleiding van de recente rapporten van het SCP en het CBS. We willen graag weten hoe religieus die moslims nou eigenlijk zijn. Dat willen we overigens ook weten van christenen, maar de politieke context daarvan is toch een andere.
Het panopticon
Het samenspel tussen politiek, beleid, media en onderzoek lijkt te leiden tot een soort panopticon. Dit is een koepelgevangenis waarbij gevangenen de gevangenisbewaarder niet kunnen zien, maar wel voortdurend het vermoeden hebben dat een onzichtbare bewaker hen in de gaten houdt. Of die bewaker er nu is of niet, door het gevoel voortdurend gesurveilleerd te worden passen de gevangenen hun gedrag aan zodat het in overeenstemming is met de reglementen van de gevangenis.
De wisselwerking en de nauwe relatie tussen politiek, beleid, media en onderzoek zorgt ook voor een panopticon. Het gaat er niet om dat het slecht onderzoek zou zijn (dat is het niet) of dat de media alleen negatief berichten over moslims (dat is niet het geval) of dat beleid wel of niet stigmatiserend zou zijn. Het gaat erom, en dat blijkt ook de eerder genoemde reacties, dat moslims in ieder geval het gevoel hebben dat er continue op hen wordt gelet, dat ze gespreksonderwerp zijn en dat er definities en tegenstellingen worden opgelegd. En dat hen direct of indirect gevraagd wordt daden van anderen die ook als moslim worden aangemerkt te verklaren, er verantwoording voor te nemen en er afstand van te nemen.
Dat laatste is ook precies wat er gebeurt. Zo wordt ook in veel islamitische gezinnen verwezen naar salafisme als radicaal. Een ander voorbeeld is de recente discussie tussen Said el Hajji en Mohammed Cheppih naar aanleiding van een preek van de laatste. (Preek Cheppih, Open Brief El Hajji, Reactie Cheppih, Reactie El Hajji). Waar Said el Hajji in een open brief aan Mohammed Cheppih de gesloten van de ‘Marokkaanse’ opvoeding en het gebrek aan experimenteerruimte ter discussie stelde en pleitte voor vrijheid én verantwoordelijkheid, reageerde de laatste met een pleidooi voor meer tolerantie en insluiting. Beiden hanteren hier een seculier-liberaal perspectief met opmerkelijk weinig aandacht voor uitsluiting. Beiden lijken te denken en te reageren vanuit een homogeen cultuurbegrip waarbij de Islam staat tegenover de Marokkaanse cultuur en beide ook tegenover de Nederlandse samenleving worden gezet. Waarbij Cheppih wel de islam wil behouden en bevorderen, ook in de opvoeding, wil Said El Hajj juist een ‘democratische opvoeding’ en valt hij Cheppih aan op zijn klaarblijkelijk behoudend geachte opvattingen.
Het idee echter dat men zich moet aanpassen en dat er ergens binnen ‘eigen groep’ een probleem zit, lijkt niet ter discussie te staan. Evenmin dat ‘de’ Marokkaanse gemeenschap of ‘de’ moslimgemeenschap hier dus iets mee moet doen. Maar het begint er natuurlijk mee dat beide heren überhaupt reageren op een debat dat wordt gekenmerkt door de term ‘Marokkanenprobleem’. Men voelt zich aangesproken om te reageren en dat is precies zoals een panopticon werkt. Dat Cheppih zich voortdurend aangesproken voelt als ‘enge moslim’ of ‘radicaal’ (en inderdaad ook als zodanig aangesproken wordt) laat ook de surveillance van moslims zien de problemen die men heeft om er aan te ontsnappen. Ik besef dat ik dat schrijf vanuit een geprivilieerde positie: niemand die mij iets doet als ik niet reageer op het debat. Als Marokkaanse Nederlander of moslim zou dat veel moeilijker zijn en zou het consequenties hebben (nemen ze geen afstand?).
Onderzoek naar moslims
Dit alles is zeker niet bedoeld als inhoudelijke kritiek op de verschillende integratie en islamsurveys in Nederland. Temeer omdat de genoemde punten net zo goed gelden voor kwalitatief onderzoek zoals, ja inderdaad, dat van mij. Het roept wel wat vragen op over onderzoek naar moslims. Draagt het onderzoek bij aan bestendiging van bestaande ongelijkheden of juist niet? Is het beeld dat wetenschappers over een verschijnsel produceren eenzijdig? En zeker in een situatie waarin het onderzoeksveld per definitie gepolitiseerd is zoals bij moslims en islam: wat is de relatie tussen de kennis die we als wetenschappers produceren en ontwikkelingen als politisering van moslims als onderwerp van publiek debat en object van beleid? De hoge identificatie met islam die het SCP vindt, hoeft niet te maken hebben met ervaren negatieve reacties; het is geen reactie daarop. Maar men ervaart dus wel dat men voortdurend onder de loep ligt en dat anderen weer wat van hen moeten. Wanneer we dus aan mensen de vraag stellen ‘Bent u moslim?’ is dat een andere type vraag dan ‘Bent u christelijk’ simpelweg omdat de politieke context ervan anders is en wellicht ook omdat de ervaringen van de respondent anders zijn. Als dat zo is, weten we dan eigenlijk nog wel wat we onderzoeken?
Posted on January 17th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, ISIM/RU Research, Islam in the Netherlands, Method, Notes from the Field, Public Islam, State of Science.
In november kwam het SCP rapport Moslim in Nederland uit. Ik had het voorrecht om in dit rapport een reflectie-hoofdstuk te mogen schrijven en heb die kans aangegrepen om enerzijds kritisch te reflecteren op het onderzoek en de onderzoeksresultaten en anderzijds een kritisch licht te laten schijnen over de stand van zaken over onderzoek naar moslims in Nederland. Daarbij had ik volledig de vrije hand en dat siert de makers van dit rapport, Mieke Maliepaard en Merove Gijsberts. Het rapport geeft een grillig en soms tegenstrijdig beeld van moslims in Nederland en doet dat op een veel verfijndere manier dan gebruikelijk is in veel Europese surveys.
De laatste jaren is er heel wat onderzoek verschenen, onder meer van mijn hand, maar ook van anderen. Over het algemeen heel degelijk onderzoek. Maar dat onderzoek en de daarbij behorende media-aandacht brengt wel enkele zaken aan het licht die voor zowel media als voor onderzoekers de moeite waard zijn om eens nader te bekijken. Ik ga niet uit van het rapport zelf, maar van de reacties uit mijn onderzoeksgroep (en anderen) over dat rapport.
Vraagtekens bij de intenties
Er verschijnt nogal wat statistisch en kwalitatief onderzoek naar moslims en/of migranten in Nederland. Na het rapport Moslim in Nederland kwam eind 2012 ook nog het Jaarrapport Integratie (CBS) uit en een rapport over de sociaal-culturele integratie (SCP). Hiervoor was minder aandacht aangezien het ‘Marokkanenprobleem’ alles naar de achtergrond verdreef. Toen het SCP onderzoek Moslim in Nederland uit kwam verzuchtte één van mijn ‘volgsters’ op Twitter:
Steeds meer moslims van de tweede geneartie gaan naar de moskee. Dat is één van de conclusies uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. […] En wat wil dat zeggen? Jammer genoeg krijg je vaak negatief gevoel bij dit soort berichten. Wat is de intentie van dit onderzoek?
Op mijn vraag aan haar waarom ze er een negatief gevoel bij krijgt, antwoordt ze:
Na de vele negatieve berichten over de Islam etc zal dit geen welgemeend initiatief zijn. Bijhouden van de islam groei in Nderland? Ik verwees haar naar het rapport zelf en naar mijn eigen hoofdstuk daarin en ze stelde Waarom nou weer de islam? Wat zijn de bedoelingen van dit onderzoek? Bang voor potentiële terroristen? En dat soort vragen draaien er door mijn hoofd bij het lezen of horen hiervan. Gezien de negativiteit van de afgelopen jaren zie ik niet meteen het positieve hiervan in. Vandaar mijn uitspraak….
Deze reacties staan niet op zichzelf. In mijn onderzoekskring van meer religieus-politiek activistische moslims (waar de desbetreffende dame op Twitter geen onderdeel van uitmaakt) worden voortdurend dit soort opmerkingen gemaakt en vraagt men zich soms ook af of onderzoekers niet van de AIVD zijn. Anderen reageren onverschillig maar zetten toch ook zo hun vraagtekens bij de politieke motieven achter al het onderzoek.
En dat is ook niet zo vreemd.
Zoals ik al schreef in mijn hoofdstuk in het SCP rapport lijkt de categorie ‘moslims’ te zijn verworden tot een politieke categorie waarmee ‘iets’ moet gebeuren. Vooral na 2001 en 2004 is er een enorme hausse gekomen aan onderzoek over mogelijke radicalisering en staat de discussie over islam steeds meer in het teken van geweld en mogelijke dreigingen. De relatie tussen onderzoek en probleemcategorieën in de samenleving is een aloude, die ook niet alleen betrekking heeft op moslims. In het bijzonder statistisch onderzoek heeft haar wortels in de behoefte van natie-staten om haar bevolking in kaart te brengen, te analyseren en vervolgens te reguleren. Maar natuurlijk is niet alleen de overheid belanghebbende bij onderzoek. Ook zelforganisaties, media, politici maken er gebruik van. Dat doen ze soms op manieren die voorbij gaan aan de intenties van de onderzoekers en hun onderzoeksresultaten.
Moslims tellen: integratie, religie en veiligheid
Door middel van onderzoek kan de complexiteit van het dagelijks leven worden vertaald in concrete, telbare variabelen die informatie opleveren over bepaalde verschijnselen, ontwikkelingen en (causale) verbanden. Maar dit gebeurt natuurlijk niet buiten een politieke context om. Het is niet voor niets dat veel onderzoek in Europa gaat over de wisselwerking tussen integratie, religie en veiligheid. Binnen dit onderzoek staan dan vaak ook nog eens de problemen centraal die de Nederlandse staat heeft met moslims en migranten; vaak vertaald als ‘problemen van de Nederlandse samenleving met moslims’. En als dat niet centraal staat (er is immers nog wel meer te onderzoeken dan dat) dan is dat wel wat er in de pers uitgehaald wordt waarbij allerlei nuanceringen verdwijnen en journalisten vaak problemen hebben met het onderscheid tussen correlatie, kans en causaliteit. Zo werkt nieuws natuurlijk ook; een bericht moet nieuwswaardig zijn en wat dat wel of niet is, wordt mede bepaald door de politieke context.
Daarbij is de journalistiek vaak op zoek naar extremen. Ter verduidelijking een voorbeeld dat niet betrekking heeft op dit onderwerp. In mei vorig jaar vroeg een journalist van de Volkskrant naar leerlingen die met de voorbereiding op hun eindexamen bezig waren: ‘Liefst lui of juist zeer geordend’. Dit is zo ongeveer hetzelfde als aan een moslim prediker vragen: bent nu nog steeds radicaal of juist gematigd geworden? Men zoekt naar extremen waarbij het erop lijkt dat lui / geordend of gematigd / radicaal de opposities zijn die er daadwerkelijk toe doen. Iets dergelijks zien we ook terug in de discussie over integratie naar aanleiding van de recente rapporten van het SCP en het CBS. We willen graag weten hoe religieus die moslims nou eigenlijk zijn. Dat willen we overigens ook weten van christenen, maar de politieke context daarvan is toch een andere.
Het panopticon
Het samenspel tussen politiek, beleid, media en onderzoek lijkt te leiden tot een soort panopticon. Dit is een koepelgevangenis waarbij gevangenen de gevangenisbewaarder niet kunnen zien, maar wel voortdurend het vermoeden hebben dat een onzichtbare bewaker hen in de gaten houdt. Of die bewaker er nu is of niet, door het gevoel voortdurend gesurveilleerd te worden passen de gevangenen hun gedrag aan zodat het in overeenstemming is met de reglementen van de gevangenis.
De wisselwerking en de nauwe relatie tussen politiek, beleid, media en onderzoek zorgt ook voor een panopticon. Het gaat er niet om dat het slecht onderzoek zou zijn (dat is het niet) of dat de media alleen negatief berichten over moslims (dat is niet het geval) of dat beleid wel of niet stigmatiserend zou zijn. Het gaat erom, en dat blijkt ook de eerder genoemde reacties, dat moslims in ieder geval het gevoel hebben dat er continue op hen wordt gelet, dat ze gespreksonderwerp zijn en dat er definities en tegenstellingen worden opgelegd. En dat hen direct of indirect gevraagd wordt daden van anderen die ook als moslim worden aangemerkt te verklaren, er verantwoording voor te nemen en er afstand van te nemen.
Dat laatste is ook precies wat er gebeurt. Zo wordt ook in veel islamitische gezinnen verwezen naar salafisme als radicaal. Een ander voorbeeld is de recente discussie tussen Said el Hajji en Mohammed Cheppih naar aanleiding van een preek van de laatste. (Preek Cheppih, Open Brief El Hajji, Reactie Cheppih, Reactie El Hajji). Waar Said el Hajji in een open brief aan Mohammed Cheppih de gesloten van de ‘Marokkaanse’ opvoeding en het gebrek aan experimenteerruimte ter discussie stelde en pleitte voor vrijheid én verantwoordelijkheid, reageerde de laatste met een pleidooi voor meer tolerantie en insluiting. Beiden hanteren hier een seculier-liberaal perspectief met opmerkelijk weinig aandacht voor uitsluiting. Beiden lijken te denken en te reageren vanuit een homogeen cultuurbegrip waarbij de Islam staat tegenover de Marokkaanse cultuur en beide ook tegenover de Nederlandse samenleving worden gezet. Waarbij Cheppih wel de islam wil behouden en bevorderen, ook in de opvoeding, wil Said El Hajj juist een ‘democratische opvoeding’ en valt hij Cheppih aan op zijn klaarblijkelijk behoudend geachte opvattingen.
Het idee echter dat men zich moet aanpassen en dat er ergens binnen ‘eigen groep’ een probleem zit, lijkt niet ter discussie te staan. Evenmin dat ‘de’ Marokkaanse gemeenschap of ‘de’ moslimgemeenschap hier dus iets mee moet doen. Maar het begint er natuurlijk mee dat beide heren überhaupt reageren op een debat dat wordt gekenmerkt door de term ‘Marokkanenprobleem’. Men voelt zich aangesproken om te reageren en dat is precies zoals een panopticon werkt. Dat Cheppih zich voortdurend aangesproken voelt als ‘enge moslim’ of ‘radicaal’ (en inderdaad ook als zodanig aangesproken wordt) laat ook de surveillance van moslims zien de problemen die men heeft om er aan te ontsnappen. Ik besef dat ik dat schrijf vanuit een geprivilieerde positie: niemand die mij iets doet als ik niet reageer op het debat. Als Marokkaanse Nederlander of moslim zou dat veel moeilijker zijn en zou het consequenties hebben (nemen ze geen afstand?).
Onderzoek naar moslims
Dit alles is zeker niet bedoeld als inhoudelijke kritiek op de verschillende integratie en islamsurveys in Nederland. Temeer omdat de genoemde punten net zo goed gelden voor kwalitatief onderzoek zoals, ja inderdaad, dat van mij. Het roept wel wat vragen op over onderzoek naar moslims. Draagt het onderzoek bij aan bestendiging van bestaande ongelijkheden of juist niet? Is het beeld dat wetenschappers over een verschijnsel produceren eenzijdig? En zeker in een situatie waarin het onderzoeksveld per definitie gepolitiseerd is zoals bij moslims en islam: wat is de relatie tussen de kennis die we als wetenschappers produceren en ontwikkelingen als politisering van moslims als onderwerp van publiek debat en object van beleid? De hoge identificatie met islam die het SCP vindt, hoeft niet te maken hebben met ervaren negatieve reacties; het is geen reactie daarop. Maar men ervaart dus wel dat men voortdurend onder de loep ligt en dat anderen weer wat van hen moeten. Wanneer we dus aan mensen de vraag stellen ‘Bent u moslim?’ is dat een andere type vraag dan ‘Bent u christelijk’ simpelweg omdat de politieke context ervan anders is en wellicht ook omdat de ervaringen van de respondent anders zijn. Als dat zo is, weten we dan eigenlijk nog wel wat we onderzoeken?
Posted on December 2nd, 2012 by martijn.
Categories: anthropology, Important Publications, ISIM/RU Research, Method, Notes from the Field, Religion Other, Ritual and Religious Experience.
Op 13 december organiseren Uitgeverij Eburon en het departement Religiewetenschap en Theologie van de Universiteit Utrecht het symposium ‘Emoties in het veld’, ter gelegenheid van het verschijnen van het boek Ervaren en ervaren worden. Opstellen over langdurig sociaalwetenschappelijk veldonderzoek (Jansma, Hak en De Koning (red.)).
In het boek worden strategische en – ethische problemen uit de praktijk van het sociaal wetenschappelijk veldonderzoek onder de loep genomen. Het merendeel van het onderzoek werd in Nederland verricht, een tweetal (ook) in Vlaanderen. Ervaren en ervaren worden’ is een bijzondere publicatie. Nog niet eerder verscheen een boek met opstellen waarin gereflecteerd wordt op langdurig veldonderzoek. Aandacht wordt geschonken aan methodologische vraagstukken, gevoelige en ethische vraagstukken worden geanalyseerd en beschreven. Onderzoekers, gesprekspartners en lezers zijn in het geding (geweest) en dat wordt duidelijk in keuzes die je als onderzoeker maakt en in de receptie van de resultaten bij uitgave van het onderzoeksverslag. Het is precies daarom dat we in dit seminar ter gelegenheid van de presentatie van het boek stil zullen staan bij ‘emoties in het veld’.
Het seminar beoogt niet alleen de aandacht te vestigen op de realisatie van het boek, het biedt (toekomstige) onderzoekers op het terrein van sociaal-, cultureel-, en religiewetenschappelijk onderzoek de mogelijkheid elkaar te ontmoeten, ervaringen en expertise uit te wisselen. Daarnaast wil het enthousiasme wekken voor de bijzondere leerervaring die de onderzoeker tijdens het veldwerk opdoet.
Een van de auteurs is dr. Nicolette Hijweege-Smeets (Religiewetenschap en Theologie), die ook een presentatie zal geven tijdens het symposium. Ook communicatiewetenschapper dr. Linda Duits (Onderzoekinstituut voor Geschiedenis en Cultuur) schreef een opstel. Daarnaast zijn er bijdragen in het boek van onder meer Carmen Becker (Radboud Universiteit Nijmegen) over onderzoek naar internetpraktijken onder salafistische moslims, Joanne Wojtkowiak (RU Nijmegen) over onderzoek naar rituelen bij de dood.
Datum: 13 december 2012
Tijdstip: 14:30 t/m 17:00
Locatie: Universiteitsbibliotheek Uithof
Kamer: Boothzaal
Ervaren en ervaren worden is een bijzondere publicatie: nog niet eerder verscheen een boek met opstellen waarin gereflecteerd wordt op langdurig veldonderzoek. Aandacht wordt geschonken aan methodologische vraagstukken, gevoelige en ethische vraagstukken worden geanalyseerd en beschreven. Onderzoekers, gesprekspartners en lezers zijn in het geding (geweest) en dat wordt duidelijk in keuzes die je als onderzoeker maakt en in de receptie van de resultaten bij uitgave van het onderzoeksverslag. Het is precies daarom dat dit seminar stil zal staan bij ‘emoties in het veld’.
Programma
14.30–15.00 Ontvangst met koffie en thee
15.00–15.10 Welkom en inleiding – dr. Lammert Gosse Jansma
15.10–15.25 ‘De dood en de antropoloog. Emoties door veldwerk’ – dr. Martijn de Koning
15.30–15.45 ‘Een markt voor vrouwen – lief en leed van cross-gender interviewen’ – drs. Norah Korrouche
15.55–16.10 ‘Te gast rond Cerridwens ketel, analyse van emoties binnen het neo-paganistische veld’ – drs. Hanneke MinkJan
16.15–16.30 ‘Schroom het heilige te naderen’ – dr. Nicolette Hijweege
16.30–16.50 Ruimte voor gesprek/forum
16.55–17.00 Dr Lammert Gosse Jansma presenteert het boek Ervaren en ervaren worden. Opstellen over langdurig sociaalwetenschappelijk veldonderzoek (Eburon, ISBN 9789059727083)
17.00 Sluiting
Boek met korting: Tijdens het symposium is het boek te koop voor de speciale prijs van € 20.00 euro (normaal € 29.90).
Aanmelden
Vanwege beperkte zaalruimte is aanmelding vooraf noodzakelijk, bij Jeannette Boere, a.c.m.boere@uu.nl.
Kosten
Vrijwillige bijdrage voor koffie en thee (gewenst: € 5 ,-).
Informatie over het boek
Of het nu gaat om de interactie tussen een arts en bewoners van een verpleeghuis, de relatie tussen religieuze gezagdragers en ‘gewone’ gelovigen, de omgang van gelovige en niet-gelovige mensen met de dood, één van de beste manieren voor een wetenschapper om inzicht te krijgen in dergelijke fenomenen is langdurig veldonderzoek. Hierbij probeert de onderzoeker zoveel mogelijk deel uit te maken van het dagelijks leven van de mensen naar wie hij of zij onderzoek doet. Maar dit is minder eenvoudig dan op het eerste gezicht lijkt. Hoe krijg je toegang tot de onderzoeksgroep en hoe behoud je die? Hoe balanceer je tussen betrokkenheid en distantie? Met welke belangen krijg je te maken? Hoe ga je om met conflicterende partijen? En hoe met vormen van agressiviteit?
In dit boek geven 12 onderzoekers op basis van hun eigen concrete ervaringen inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van langdurig veldwerk. Deze ervaringen zijn relevant voor studenten en onderzoekers, maar informeren ook een breder publiek over deze vorm van materiaal verzamelen. De onderzoekers sparen zichzelf niet; een kritische reflectie op de gebruikte methoden, de waarde van het onderzoeksmateriaal en het eigen optreden in het onderzoeksveld staat voorop. Ook ethische problemen komen aan de orde. Hoe garandeer je anonimiteit van de informanten? Waar liggen de grenzen met betrekking tot het deelnemen aan activiteiten samen met je informanten? Hoe ga je om met vertrouwelijke informatie? Hoe weersta je de druk van belangengroepen bij de publicatie van de onderzoeksresultaten? Moet je bij het publiceren terughoudend berichten over mogelijk gevoelige zaken of die zelfs soms weglaten om sensationele berichtgeving in de media te voorkomen? Langdurig veldonderzoek vraagt een bepaalde houding van de onderzoeker: hij/zij moet geduld hebben, bestand zijn tegen publicatiedruk en zich niet laten beïnvloeden door de waan van de dag. Deze bundel is dan ook een pleidooi voor ‘slow research’: tijdsinvestering, diepgang en gedegenheid.
Posted on December 2nd, 2012 by martijn.
Categories: anthropology, Important Publications, ISIM/RU Research, Method, Notes from the Field, Religion Other, Ritual and Religious Experience.
Op 13 december organiseren Uitgeverij Eburon en het departement Religiewetenschap en Theologie van de Universiteit Utrecht het symposium ‘Emoties in het veld’, ter gelegenheid van het verschijnen van het boek Ervaren en ervaren worden. Opstellen over langdurig sociaalwetenschappelijk veldonderzoek (Jansma, Hak en De Koning (red.)).
In het boek worden strategische en – ethische problemen uit de praktijk van het sociaal wetenschappelijk veldonderzoek onder de loep genomen. Het merendeel van het onderzoek werd in Nederland verricht, een tweetal (ook) in Vlaanderen. Ervaren en ervaren worden’ is een bijzondere publicatie. Nog niet eerder verscheen een boek met opstellen waarin gereflecteerd wordt op langdurig veldonderzoek. Aandacht wordt geschonken aan methodologische vraagstukken, gevoelige en ethische vraagstukken worden geanalyseerd en beschreven. Onderzoekers, gesprekspartners en lezers zijn in het geding (geweest) en dat wordt duidelijk in keuzes die je als onderzoeker maakt en in de receptie van de resultaten bij uitgave van het onderzoeksverslag. Het is precies daarom dat we in dit seminar ter gelegenheid van de presentatie van het boek stil zullen staan bij ‘emoties in het veld’.
Het seminar beoogt niet alleen de aandacht te vestigen op de realisatie van het boek, het biedt (toekomstige) onderzoekers op het terrein van sociaal-, cultureel-, en religiewetenschappelijk onderzoek de mogelijkheid elkaar te ontmoeten, ervaringen en expertise uit te wisselen. Daarnaast wil het enthousiasme wekken voor de bijzondere leerervaring die de onderzoeker tijdens het veldwerk opdoet.
Een van de auteurs is dr. Nicolette Hijweege-Smeets (Religiewetenschap en Theologie), die ook een presentatie zal geven tijdens het symposium. Ook communicatiewetenschapper dr. Linda Duits (Onderzoekinstituut voor Geschiedenis en Cultuur) schreef een opstel. Daarnaast zijn er bijdragen in het boek van onder meer Carmen Becker (Radboud Universiteit Nijmegen) over onderzoek naar internetpraktijken onder salafistische moslims, Joanne Wojtkowiak (RU Nijmegen) over onderzoek naar rituelen bij de dood.
Datum: 13 december 2012
Tijdstip: 14:30 t/m 17:00
Locatie: Universiteitsbibliotheek Uithof
Kamer: Boothzaal
Ervaren en ervaren worden is een bijzondere publicatie: nog niet eerder verscheen een boek met opstellen waarin gereflecteerd wordt op langdurig veldonderzoek. Aandacht wordt geschonken aan methodologische vraagstukken, gevoelige en ethische vraagstukken worden geanalyseerd en beschreven. Onderzoekers, gesprekspartners en lezers zijn in het geding (geweest) en dat wordt duidelijk in keuzes die je als onderzoeker maakt en in de receptie van de resultaten bij uitgave van het onderzoeksverslag. Het is precies daarom dat dit seminar stil zal staan bij ‘emoties in het veld’.
Programma
14.30–15.00 Ontvangst met koffie en thee
15.00–15.10 Welkom en inleiding – dr. Lammert Gosse Jansma
15.10–15.25 ‘De dood en de antropoloog. Emoties door veldwerk’ – dr. Martijn de Koning
15.30–15.45 ‘Een markt voor vrouwen – lief en leed van cross-gender interviewen’ – drs. Norah Korrouche
15.55–16.10 ‘Te gast rond Cerridwens ketel, analyse van emoties binnen het neo-paganistische veld’ – drs. Hanneke MinkJan
16.15–16.30 ‘Schroom het heilige te naderen’ – dr. Nicolette Hijweege
16.30–16.50 Ruimte voor gesprek/forum
16.55–17.00 Dr Lammert Gosse Jansma presenteert het boek Ervaren en ervaren worden. Opstellen over langdurig sociaalwetenschappelijk veldonderzoek (Eburon, ISBN 9789059727083)
17.00 Sluiting
Boek met korting: Tijdens het symposium is het boek te koop voor de speciale prijs van € 20.00 euro (normaal € 29.90).
Aanmelden
Vanwege beperkte zaalruimte is aanmelding vooraf noodzakelijk, bij Jeannette Boere, a.c.m.boere@uu.nl.
Kosten
Vrijwillige bijdrage voor koffie en thee (gewenst: € 5 ,-).
Informatie over het boek
Of het nu gaat om de interactie tussen een arts en bewoners van een verpleeghuis, de relatie tussen religieuze gezagdragers en ‘gewone’ gelovigen, de omgang van gelovige en niet-gelovige mensen met de dood, één van de beste manieren voor een wetenschapper om inzicht te krijgen in dergelijke fenomenen is langdurig veldonderzoek. Hierbij probeert de onderzoeker zoveel mogelijk deel uit te maken van het dagelijks leven van de mensen naar wie hij of zij onderzoek doet. Maar dit is minder eenvoudig dan op het eerste gezicht lijkt. Hoe krijg je toegang tot de onderzoeksgroep en hoe behoud je die? Hoe balanceer je tussen betrokkenheid en distantie? Met welke belangen krijg je te maken? Hoe ga je om met conflicterende partijen? En hoe met vormen van agressiviteit?
In dit boek geven 12 onderzoekers op basis van hun eigen concrete ervaringen inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van langdurig veldwerk. Deze ervaringen zijn relevant voor studenten en onderzoekers, maar informeren ook een breder publiek over deze vorm van materiaal verzamelen. De onderzoekers sparen zichzelf niet; een kritische reflectie op de gebruikte methoden, de waarde van het onderzoeksmateriaal en het eigen optreden in het onderzoeksveld staat voorop. Ook ethische problemen komen aan de orde. Hoe garandeer je anonimiteit van de informanten? Waar liggen de grenzen met betrekking tot het deelnemen aan activiteiten samen met je informanten? Hoe ga je om met vertrouwelijke informatie? Hoe weersta je de druk van belangengroepen bij de publicatie van de onderzoeksresultaten? Moet je bij het publiceren terughoudend berichten over mogelijk gevoelige zaken of die zelfs soms weglaten om sensationele berichtgeving in de media te voorkomen? Langdurig veldonderzoek vraagt een bepaalde houding van de onderzoeker: hij/zij moet geduld hebben, bestand zijn tegen publicatiedruk en zich niet laten beïnvloeden door de waan van de dag. Deze bundel is dan ook een pleidooi voor ‘slow research’: tijdsinvestering, diepgang en gedegenheid.
Posted on November 8th, 2012 by martijn.
Categories: Important Publications, ISIM/RU Research, Murder on theo Van Gogh and related issues, Public Islam, Religious and Political Radicalization, Ritual and Religious Experience, Society & Politics in the Middle East, Young Muslims.
At France24 we find an interview with sociologist of Islam, Amel Boubekeur.
Amel Boubekeur, Sociologist and expert on political Islam – FRANCE 24
As the West struggles to wrap its head around the repercussions of the Arab Spring, one issue that stands out is the increasing role of Islamists in all aspects of life. So how should Western leaders reframe their approach when it comes to dealing with Islamist politicians? Annette Young talks to Amel Boubekeur, a sociologist and the co-author of “Whatever Happened to the Islamists?”
Watch the interesting interview here:
Olivier Roy and Amel Boubekeur have edited a volume on Islamism and political Islam:Whatever Happened to the Islamists?
Islamism and political Islam might seem like contemporary phenomena, but the roots of both movements can be traced back more than a century. Nevertheless, the utopian beliefs of Islamism have been irrevocably changed by the processes of modernization—especially globalization—which have taken the philosophy into unmistakable new directions.
Through meticulous theoretical and ethnographic research, this collection maps the movements of current and former Islamists to determine what has become of political Islam. Islam continues to be a fresh and vital ideology to a new generation of militants, even though the channels though which it is expressed have changed. Jihad is often conducted electronically, via Islamist e-mail list-serves, and Islamist activism has been personalized—even domesticated—through the production and consumption of political goods, such as Islamic soft drinks. Even the street protests that once characterized the Islamist struggle have been eclipsed by Islamic rap concerts. In addressing these changes, this anthology highlights Islam’s remarkable adaptation to modern influences and the ongoing revitalization of its utopian message.
About the Author
Amel Boubekeur is research fellow and head of the Islam and Europe program at the Centre for European Policy Studies, Brussels.Olivier Roy is a professor at l’Ecole des Hautes Etudes en Sciences Sociales in Paris and a research director at the Centre National de la Recherche Scientifique. A world authority on Islam and politics, Roy’s books are Secularism Confronts Islam, The Failure of Political Islam, The New Central Asia: The Creation of Nations, Globalized Islam: The Search for a New Ummah, and, with Mariam Abou Zahab, Islamist Networks: The Afghan-Pakistan Connection.
I’m very honoured to have a chapter in this excellent volume. In this chapter “The ‘Other’ Polical Islam: Understanding Salafi Politics’ I discuss how modern Dutch Salafi networks engage in politics in new and unexpectedways. Although many have described the Salafi movement as lacking a politicial program and shying away from politics, I show how they have started to becomeincreasingly engaged and entangled in the Dutch political scene. By attempting to influence the Dutch political scene while being the main target of the counter-radicalization policies, they have adjusted their messages and styles in a way that accommodates Dutch secular society. As such they have engaged in a politics of lifestyles, distinction and resistance, trying to transform the oppressive structures of society and build up their position as the only legitimate representatives of Islam in Dutch society.
For more information see also Hurst Publishers.
Posted on November 6th, 2012 by martijn.
Categories: anthropology, Gender, Kinship & Marriage Issues, ISIM/RU Research, Islam in the Netherlands, Multiculti Issues, Public Islam, Ritual and Religious Experience.
Moslims in nederland
Den Haag, 6 november 2012
Persbericht
- Er zijn in Nederland naar schatting 825.000 moslims.
- De meerderheid is van Turkse of Marokkaanse komaf.
- Vrijwel alle Turkse (94%) en Marokkaanse (97%) Nederlanders noemen zichzelf moslim, maar er is grote diversiteit in geloofsbeleving tussen en binnen groepen.
- Steeds meer moslims van de tweede generatie bezoeken minstens 1 x per week de moskee. Tussen 1998 en 2011 steeg dit bij Marokkaanse moslims van 9% naar 33% en bij Turkse moslims van 23% naar 35%.
- 20% van de Turkse moslims is niet-praktiserend; nog eens 20% volgt alleen de voedselvoorschriften (halal eten en meedoen aan de ramadan).
- Onder Marokkaanse en Somalische moslims is bijna iedereen praktiserend. Meer dan de helft van de uit Iran afkomstige moslims zijn niet-praktiserend.
- 64% van de Turkse en 76% van de Marokkaanse moslims vindt het vervelend wanneer hun kind zou trouwen met een niet-moslim.
- Een groot deel van de Turkse (63%) en Marokkaanse (80%) Nederlanders vindt dat Nederlanders veel te negatief tegenover de islam staan.
- Hoofddoekdragende moslima’s ervaren niet meer discriminatie dan nietdraagsters.
Dit zijn enkele conclusies uit het rapport Moslim in Nederland 2012 van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Het rapport is geschreven door dr. Mieke Maliepaard en dr. Mérove Gijsberts en richt zich op de religieuze beleving van verschillende moslimgroepen in Nederland. Op basis van grootschalig enquêteonderzoek onder moslims in Nederland laat deze studie zien wat voor hen de betekenis is van de islam en hoe de religieuze participatie en beleving zich ontwikkelt.
Weinig aanwijzingen voor secularisering
Er zijn in Nederland volgens het CBS naar schatting 825.000 moslims. Het merendeel is van Turkse of Marokkaanse herkomst. Daarnaast zijn er moslims uit Afghanistan, Irak, Iran en Somalië. In 2004 constateerde het SCP bij moslims een voorzichtige trend naar secularisering. In 2011 valt vooral de diversiteit in geloofsbeleving op. Onder de tweede generatie neemt het moskeebezoek de laatste jaren toe. Ook voor weinig praktiserende moslims blijft de islam een belangrijke leidraad in het leven. Zo blijft er bij huwelijken een sterke voorkeur bestaan voor een moslimpartner (uit de eigen etnische groep), hoewel deze tegenwoordig wel steeds vaker in Nederland geboren en getogen is.Wisselend praktiserend
Van zowel de Turkse als de Marokkaanse tweede generatie gaat een groeiend aandeel wekelijks naar de moskee. Bij de Turken is het aandeel dat nooit de moskee bezoekt ook toegenomen sinds 1998 (van 10 naar 22%). Een aanzienlijk deel van de moslims van Turkse origine en van de moslims uit vluchtelingengroepen bidt niet, gaat niet naar de moskee, maar houdt zich wel aan de voedselvoorschriften (halal eten en meedoen aan de ramadan). Moslims van Marokkaanse en Somalische origine volgen de geloofsregels het meest trouw.
Groot verschil tussen Turkse en Marokkaanse moslims
Marokkaanse moslims vertonen een hogere mate van religieus gedrag dan moslims van Turkse herkomst. Ze bidden vaker vijf keer per dag (76% tegenover 27%), doen vaker mee aan de ramadan (93% tegenover 66%) en eten vaker iedere dag halal (93% tegenover 66%). Ook vinden ze bijvoorbeeld vaker dat moslims moeten leven volgens de regels van het geloof (73% tegenover 54%). Marokkaans-Nederlandse vrouwen dragen bovendien vaker een hoofddoek dan de vrouwen van Turkse herkomst (64% tegenover 48%). Voor alle groepen geldt dat vrouwen minder naar de moskee gaan, maar dat ze vaker dan de mannen zeggen vijfmaal daags te bidden.Veel verschil in religieuze betrokkenheid tussen vluchtelingengroepen
Somalische moslims vertonen van de vier kleinere moslimgroepen duidelijk de hoogste mate van religieuze participatie. Ze gaan het vaakst naar de moskee (36% gaat minimaal iedere week), bidden het meest vijfmaal daags (69%), de vrouwen onder hen dragen vaak een hoofddoek (80%) en de grote meerderheid doet alle dagen mee aan de ramadan (72%). De uit Iran afkomstige moslims participeren op alle fronten veruit het minst. De Afghaanse en Iraakse moslims zitten daartussen.
Beperkte generatieverschillen in geloofsbeleving
In opvattingen over het geloof is de eerste generatie wat strikter dan de tweede, maar de verschillen zijn relatief gering, vooral in de Marokkaanse groep. Ook met betrekking tot het vasten en halal eten zijn er weinig verschillen tussen de generaties. Van de eerste generatie Marokkaanse moslims geeft 83% aan vijfmaal per dag te bidden. Onder de tweede generatie ligt dit aandeel lager, maar bidt nog steeds een ruime meerderheid (63%) vijfmaal daags. Wel een groot verschil tussen de generaties is te zien in het dragen van een hoofddoek: 58% van de Turkse en 79% van de Marokkaanse moslimvrouwen van de eerste generatie dragen een hoofddoek. Onder de tweede generatie moslimvrouwen liggen deze aandelen op respectievelijk 20% voor de Turkse en 38% voor de Marokkaanse vrouwen.Hoogopgeleide moslims van Marokkaanse en Somalische origine zijn bewust bezig met hun geloof
Voor de meeste groepen geldt dat hoe hoger men is opgeleid, hoe minder sterk de geloofsbeleving is. Turkse moslims met een hogeronderwijsdiploma participeren duidelijk minder en gaan losser met de regels om dan de lager opgeleide herkomstgenoten. Dit geldt niet voor de hoogopgeleide moslims van Marokkaanse en Somalische herkomst. Een deel van hen is heel bewust bezig met het geloof. Zij gaan vaak op zoek naar informatie over de islam op internet en praten veel over hun geloof.
Religieuze moslims meer binding met land van herkomst en conservatiever
Moslims die meer belang aan hun geloof hechten, voelen zich sterker verbonden met hun land van herkomst en minder met Nederland. Bovendien verkeren zij vaker in eigen etnische kring en denken zij conservatiever over de positie van vrouwen en homoseksuelen.
Moslims voelen zich niet altijd geaccepteerd
Een groot deel van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders (resp. 63% en 80%) vindt dat Nederlanders veel te negatief tegenover de islam staan. Van de vluchtelingengroepen is ongeveer de helft deze mening toegedaan. Ook een aanzienlijke groep (een zesde tot een kwart) vindt dat migranten in Nederland veelvuldig gediscrimineerd worden. Het dragen van een hoofddoek hangt niet samen met het ervaren van meer discriminatie of minder acceptatie.SCP-publicatie 2012/25, Moslim in Nederland 2012 van Mieke Maliepaard en Mérove Gijsberts, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau, november 2012, ISBN 978 90 377 0621 5, prijs € 27,00
Bovenstaande is overgenomen van het persbericht van het SCP.
Dit nieuwe rapport van het Sociaal-Cultureel Planbureau bevat ook een tweetal reflecties op de onderzoeksresultaten. Het ene is geschreven door Joep de Hart die vanuit een godsdienstsociologisch perspectief naar de resultaten kijkt. De tweede reflectie is van mijn hand. Ik bekijk de onderzoeksaanpak en de resultaten vanuit een kritisch kwalitatief (antropologisch) perspectief. Het siert de auteurs Mieke Maliepaard en Merove Gijsberts dat ze dergelijke reflecties in hun eigen rapport opnemen en het was dan ook een eer om dit te mogen doen en betrokken te mogen zijn bij de besprekingen. Hieronder volgt de inleiding, de rest leest u in het rapport zelf.
Moslims tellen. Reflectie op onderzoek naar islam, moslims en secularisering in Nederland
Introductie
Toen het onderzoek Moslim in Nederland uitkwam in 2004 (Phalet en Ter Wal 2004) mocht het zich in een grote belangstelling verheugen: klaarblijkelijk doen moslims ertoe. Die belangstelling is niet los te zien van een politieke context waarin islamofobische gedachten zijn door gedrongen in beleid en media. De categorie ‘moslims’ lijkt verworden te zijn tot een politieke categorie waarmee ‘iets’ moet gebeuren (Sunier 2009). Vooral na 2001 en 2004 is er een enorme hausse gekomen aan onderzoek over mogelijke radicalisering en staat de discussie over islam steeds meer in het teken van geweld en mogelijke dreigingen
(Roggeband en Vliegenthart 2007). Wetenschap dient echter ook enigszins los te staan van de waan van de dag. Een van de manieren om dit te doen, is een reflectie aan de hand van de vraag wat voor kennis wetenschappelijk onderzoek oplevert. Draagt het onderzoek bij aan bestendiging van bestaande ongelijkheden of juist niet? Is het beeld dat wetenschappers over een verschijnsel produceren eenzijdig? En, zeker in een situatie waarin het onderzoeksveld per definitie gepolitiseerd is zoals bij moslims en islam, wat is de relatie tussen de kennis die we als wetenschappers produceren en moslims als onderwerp van publiek debat en object van beleid (vgl. Jackson 2007)? Een kritische reflectie op onderzoek is dan ook niet alleen noodzakelijk, het is simpelweg betere wetenschap.In deze reflectie op het onderhavige onderzoek richt ik me op twee elementen: de definiëring van het onderzoeksveld en de oppositie tussen seculier en religieus. Allereerst dient in elk wetenschappelijk onderzoek het onderzoeksveld gedefinieerd te worden. Twee vragen, die ik in de volgende twee paragrafen zal behandelen, staan daarbij centraal: wat is islam en wie bedoelen we met moslims? Bij het eerste gaat het om de analyse van religieuze voorstellingen en praktijken die verwijzen naar islamitische tradities. Bij het tweede gaat het om het analyseren hoe mensen betekenis geven aan de wereld om hen heen op basis van bepaalde voorstellingen en praktijken. Deze vragen zijn niet los te zien van de bredere context van wetenschappelijk onderzoek naar religie in Nederland, waarbij een oppositie wordt gemaakt tussen religieus en seculier. Aan de hand van Moslim in Nederland 2012 zal ik deze tegenstelling ter discussie stellen in paragraaf 4 en laten zien dat dit denken in opposities slechts een beperkt begrip van islam in Nederland oplevert. In de slotparagraaf zet ik een en ander nog eens op een rij.
Download: Moslims in Nederland 2012
Naar aanleiding van dit rapport een klein gesprekje op NOS op 3. In vier delen:
Voor de hele context zie NOSop3.
Posted on October 17th, 2012 by martijn.
Categories: Activism, anthropology, Arts & culture, ISIM/RU Research, Public Islam, Religion Other.
A short commentary of mine was published in the last issue of Material Religion: The Journal of Objects, Art and Belief, Volume 8, Number 3, September 2012.
Styles of Salafi Activism: Escaping the Divide
Dutch Salafi Muslims adopt different styles of activism that blur the binary opposition between the secular and the religious. In this short commentary I present two examples and reflect upon how Salafi activists attempt to escape the divide between the religious and the secular while at the same time triggering debates and policies that impose the dichotomy upon them.
DOI: http://dx.doi.org/10.2752/175183412X13415044209032
Source: Material Religion: The Journal of Objects, Art and Belief, Volume 8, Number 3, September 2012 , pp. 400-401(2)
Publisher: Berg Publishers
This short article is part of the ‘In Conversation’ section of Material Religion: The Journal of Objects, Art and Belief in which (invited by prof. Annelies Moors) the authors reflect upon the division between the secular and the religious. The pieces in this section are:
In conversation
- Transgressing the Religious-Secular Divide? by Annelies Moors, pp. 399-399(1)
- Styles of Salafi Activism: Escaping the Divide by Martijn de Koning, pp. 400-401(2)
- Halal Arts: What’s in a Concept? by Jeanette Jouili, pp. 402-403(2)
The current issue of Material Religion (to which aforementioned articles belong) is a special issue: popularizing islam: muslims and materiality edited by prof. Annelies Moors. It includes the following articles:
Material Religion: The Journal of Objects, Art and Belief
Popularizing Islam: Muslims and Materiality-Introduction
pp. 272-279(8)
Author: Moors, Annelies
Abstract:This special issue centers on how Islam becomes present in the public through material, tangible forms, including mosques, headscarves, and movies in a wide variety of locations, such as Morocco, Egypt, Kyrgyzstan, Turkey, and the Netherlands. It zones in on how both nation-states and Islamic movements have developed new kinds of cultural politics, taking into account the twin forces of the state governance of Islam and consumer capitalism.
Constructing Authentic Houses of God: Religious Politics and Creative Iconographies in Dutch Mosque Design
pp. 280-307(28)
Author: Roose, Eric R.
Abstract:
Modern mosques in the West are all too often considered to be anachronistic pastiches of authentic historical examples that are literally out of place in the Muslim diaspora. Whereas this perspective has usually led to projections of nostalgia onto generalized communities, in this article I will take two prominent and enigmatic examples from the Netherlands and trace empirically how their designs have developed. Building on an expanding body of iconological studies of religious architecture, I will present an analysis of the different positions the Muslim patrons who initiated these buildings have taken up in Islamic politics. An empirical reconstruction of their prototypical selections, and how these were used to steer the architects towards the creation of desired drawings, makes their outcomes more intelligible. Whereas both mosques have been modeled on the same historical example, an underlying contestation of religious authorization has led to divergent forms of architectural authentication.
Formats, Fabrics, and Fashions: Muslim Headscarves Revisited
pp. 308-329(22)
Authors: Ünal, R. Arzu; Moors, Annelies
Abstract:
Changes in the sartorial practices of Dutch-Turkish women who wear Muslim headscarves may be summarized as a shift from sober, religiously inspired forms of dress towards colorful, more fashionable styles. A focus on the materiality of headscarves indicates, however, that the relation between Islam, dress, and fashion is more complex. The main motivation for the women to adopt headscarves, including the fashionable ones, is religious. They do so because they consider it a practice prescribed in the foundational Islamic texts and because presenting a pleasant, up-to-date look can be considered as a form of visual da’wa. At the same time, however, wearing particular styles of fashionable headscarves also performs other, non-religious, identities and forms of belonging, such as those pertaining to status, ethnicity, and professionalism. This is evident in how fabrics (such as silk) and shapes of headscarves (square or rectangular) matter. An investigation of headscarves as particular items of dress is, in turn, helpful to understand the limits of a focus on aesthetic styles and fashion. The headscarf format makes these items of dress easy to acquire and hard to discard, because they are often received as gifts. A woman’s attachment to particular headscarves-materializing social relations and functioning as souvenirs-goes beyond aesthetic styles and mitigates the force of fashion.
In the Name of Culture: Berber Activism and the Material Politics of “Popular Islam“ in Southeastern Morocco
pp. 330-353(24)
Author: Silverstein, Paul A.
Abstract:
After Moroccan independence in 1956, salafi critiques of the heterodox and heteroprax tendencies associated with “popular Islam“ (l’islam populaire, as elaborated in particular by French colonial ethnologists and legal scholars) became enshrined within state ideology and administration. In response, over the past twenty years, a burgeoning Berber (or Amazigh) cultural movement has espoused local religious beliefs and practices as more attuned to the authentic culture of North Africa, and sought the protection of such regional idioms in the name of human rights. This article explores how a set of Amazigh activists from southeastern Morocco, while in many cases avowing a politics of secularism (laïcité), nonetheless ambivalently embrace certain practices of “popular Islam“ as paramount elements of Berber culture, including pilgrimage to the tombs of “saints,“ the role of marabouts and Sufi brotherhoods, the pre-Islamic (Jewish or Christian) roots of ritual life, and the general inscription of the natural landscape with baraka. Their ideology ironically dovetails with recent attempts by state actors to (re-)construct a particular, non-fundamentalist Moroccan Islam as part of its participation in the global “war on terror.“ Such a material embrace of “popular Islam“ challenges scholastic categories.
Islamically Marked Bodies and Urban Space in Two Egyptian Films
pp. 354-373(20)
Author: Armbrust, Walter
Since the 1970s Egyptian cinema has grappled with two closely related issues. First, filmmakers sought to neutralize the occurrence of Islamically marked bodies through visual conventions that either carefully excised them from the urban fabric, or alternatively, cast them as a political challenge to the state’s modernist project. Secondly, filmmakers struggled to digest the material decline of urban space that had, in earlier eras, functioned as the aspirational site of modern life. Starting in the mid 1990s, as the ideology of economic liberalism gained traction in Egypt, new visual conventions for representing both piety and urban space began to emerge. In this article I examine these emerging conventions, instantiated in two films from the late Mubarak era: The Yacoubian Building (2006) and I Am Not With Them (2007). I argue that the apparent novelty of these emergent visual conventions-the depiction of Islamically marked bodies, and the displacement of location from the old urban center to the new suburbs-should be understood as cultural naturalizations of neoliberalism.
Watching Clone: Brazilian Soap Operas and Muslimness in Kyrgyzstan
pp. 374-396(23)
Author: McBrien, Julie
Abstract:
In 2004 Clone, a Brazilian soap opera that featured Moroccans and Brazilians as main characters, broadcast throughout post-Soviet Central Asia. The program rose to tremendous popularity in the Kyrgyzstani town of BazaarKorgon partly due to the romanticism of its imagery. The town’s residents said they were so taken by the soap opera because it was the first fictionalized program that featured Muslims as main characters that had aired in the post-Soviet period. While the rather orientalized images featured in the serial can be read as highly stereotypical, Bazaar-Korgonians nonetheless utilized the soap to widen conceptualizations of what “true“ Muslimness could be. Some even used it to support their efforts at religious piety. The soap opera was certainly not a religious object. Nevertheless, residents utilized it in explicitly religious projects. This forces us to consider the role that such ambiguously classifiable objects-those that fall outside of the undeniably religious/non-religious dialectic-play in “doing religion.
Posted on September 6th, 2012 by martijn.
Categories: (Upcoming) Events, anthropology, ISIM/RU Research, My Research, Public Islam, Religion Other, Research International.
Aesthetics of religious leadership: a seminar
Religious leaders of different backgrounds across the world increasingly manifest themselves in the public sphere. Through public performances and modern social media they build communities, create audiences, and convey their messages. On Friday the 21st of September 2012 the anthropological department of the VU University in Amsterdam, in cooperation with the Radboud University of Nijmegen organizes a one-day symposium on the ‘aesthetics of religious leadership’. The aim of the meeting is to explore how recent international scholarly discussions on aesthetics, mediation, and the senses can contribute to our understanding of the role of sensory modes (image, sound and performance) and experiences in the development of new forms of religious persuasion, new modes of religious performance and shifting sources of authority.
Date: September 21st, 2012
Time: 9.00-17.00
Place: VU University Amsterdam
Metropolitan building
Buitenveldertselaan 3
1082 VA Amsterdam
Netherlands
Registration: Mw. Annet Bakker : j.m.e.Bakker@vu.nl
This event is free and open to the public but registration is required.
Convenors
Prof. Thijl Sunier (VU University Amsterdam)
Dr. Marleen de Witte (VU University Amsterdam)
Dr. Martijn de Koning (Radboud University Nijmegen)
Speakers:
Prof. Jeremy Stolow (Concordia University, Montreal)
Prof. Dorothea Schulz (University of Cologne)
Prof. Patrick Eisenlohr (University of Göttingen)
Prof. Hilary Kalmbach (University of Oxford)
Dr Jose van Santen (University of Leiden)
Dr. Ze de Abreu (University of Amsterdam)
Dr. Karin Willemse (University of Rotterdam)
Dr. Miranda Klaver (VU University Amsterdam)
Mehmet Sahin (VU University Amsterdam)
Ellen van de Bovenkamp (VU University Amsterdam)
Daan Beekers (VU University Amsterdam)
Posted on June 23rd, 2012 by martijn.
Categories: anthropology, ISIM/RU Research, Multiculti Issues, Notes from the Field, Young Muslims.
This has been a very rewarding two weeks in England. After participating in a seminar on Monday 11 June I stayed for two more weeks. I wanted to do a follow up on my last visit to London, Birmingham and Leicester when I spoke with Muslims from the Netherlands who migrated to these cities. Read about that visit HERE and HERE. Short impression of this last visit follows below.
Research
The seminar in London was meant to work on a proposal for a new research project on integration (yes another one). A few people already know what this will be about but it is in such a premature stadium that I cannot say too much about it, except that it will be innovative, topical and so on…of course.
‘Living easy’
I had several meetings with Salafi Muslims from the Netherlands (from different backgrounds). These meetings were in a friendly atmosphere; with a few people it was mostly catching up where we left last time and I also met a few new informants. The stories by these persons differ strongly from the other talks I had (see below). In this case it involved people who were already above 20 years old when they left the Netherlands, they left voluntarily between 2 and 10 years ago. Some travel back and forth to the Netherlands but all of them appear to have chosen for England although the idea of migrating to an Islamic country is cherished by them. Most important difference according to them with life in the Netherlands is that they all are relatively anonymous in England. Either they are not bothered by intra-salafi politics and quarrels or they do not feel bothered by what they perceive as an intolerant climate in the Netherlands in which all kinds of negative definitions of identity and Islam are imposed upon them. Or both. Since the Salafi movement is the main target of the Dutch counter-radicalization policy and so-called ‘orthodox’ (meaning radical) religion is regarded as a security issue here, their impression might not be that strange. As such they find life easier moreover because they encounter more Muslims and better established (Salafi) Muslim communities here and they feel that their life style and outward appearances does not raise eyebrows as much as it does in the Netherlands.
‘The Netherlands is paradise’
The Salafis I have spoken to did certainly not regard England as paradise; they see too many problems for that such as crime, alcohol abuse, dirty neighbourhoods and so on. The others I have spoken to did see the Netherlands as a utopia. People are nicer, social, know each other, and so on. This rather ideal image of the Netherlands has probably something to do with the fact that they migrated to England when they were around 8-12 years old; a few even thinking they would only go for a long holiday. Their parents decided to migrate to England because they believed England would give them much more opportunities than the Netherlands. And although this group has a lot of negative things to say about England and is mostly positive about the Netherlands, also among them the discourse of opportunities is very strong as I already indicated last time. This is very remarkable at times for example when they talk about education. They are very positive about education in the Netherlands which is much better: better teachers, higher level, schools also teaching norms and values and so on; England is seen as the opposite. But still they believe that also in English education (although it is framed by some as a system of dumbing down) they have more chances. This is partly seen as a feature of the British system that appears to be more open and because they did not feel appreciated and recognized in the Netherlands. England offers much more security when it comes to be guarded againt discrimination (a point also made by the Salafis).
The educational system is appears to be a real issue in England. I spoke to one person who is teaching about youth work and we talked a little bit about education in England and problems with youth work; the latter having been severely hit by the cutbacks. This will be one of the issues I will pursue further because it gives some perspective to the stories of those who complain so much about England and offers some insight into the institutional and social challenges they face.
Living the Muslim life
Where both groups ‘meet’ each other is when they talk about religious life in England. As said above they feel protected in the England while in particular the Salafis complain about the loss of the once so tolerant country the others also signal that things have changed in the Netherlands. Although both groups do recognise a strong exclusion based upon race in daily life in England they feel very confident about being protected against anti-Islam discrimination (notwithstanding the rise of organisations such as the English Defense League (EDL). According to most of my interlocutors because there are more Muslims and better established Muslim organisations there is more of a Muslim life here whereby they are not bothered by questions of loyalty or having to account for everything. It does appear that most of them live relatively isolated from non-Muslims certainly in areas such Small Heath in Birmingham.
Setting the research agenda
I have used my visit last year and this one to establish new contacts and re-affirm old relationships. Both were meant to explore the possibilities for research and most meetings were rather unstructured; there were issues that came up and I responded to that. Now having a sort of basic list of topics and themes the third visit (probably in October or November) will have more structured meetings with a clearer involvement by me meant to go a little deeper into a few themes; this has to lead up to an article for an academic journal for which I have a clear idea now. This will be preceeded maybe by an article in a Dutch magazine on Middle East and Islam (ZemZem).
So this will be continued. For now, I would like to say thanks to everyone who was willing to talk to me, take me into their city and show me something of their lives in England. Thanks for making my stay very pleasant, useful and inspiring. iA we meet again in October / November.
Posted on May 3rd, 2012 by martijn.
Categories: Important Publications, ISIM/RU Research, Religious and Political Radicalization.
Op vrijdag 1 juni wordt in Amsterdam het symposium Godsdienst onder druk? Vrijheid, angst en conflict gehouden. Nederland kent een traditie van grote godsdienstvrijheid. Toch staan de laatste jaren diverse religieuze verworvenheden ter discussie. In de politiek is de praktijk van rituele slacht onderwerp van debat, maar ook is er regelmatig discussie over de vrijheid van onderwijs (acceptatieplicht), de zondagsrust, het verbod op blasfemie, de tolerantie van ‘weigerambtenaren’ die geen homoseksuelen willen trouwen en het dragen van religieuze kleding en symbolen. In het kader van haar emancipatie-, sociale cohesie- of veiligheidsbeleid lijkt de overheid zich vaker te bemoeien met religieuze groeperingen. Tevens lijken seculiere en orthodox-religieuze bevolkingsgroepen scherper tegenover elkaar te staan. Dit symposium is erop gericht dieper inzicht te krijgen in de veranderende opstelling ten opzichte van religie in Nederland. Staat religie in Nederland inderdaad onder druk? En als dit het geval is, waaraan is dat dan toe te schrijven? Moet de toenemende druk vooral gezien worden als een poging van seculiere krachten om de rechten van seculiere en gelovige burgers gelijk te trekken of is er meer aan de hand en speelt bijvoorbeeld angst voor religie een rol? En zo ja, waar heeft dat dan mee te maken? Met een groeiende onbekendheid met religie, met een sterke behoefte aan culturele homogeniteit in een globaliserende wereld, of spelen andere factoren een rol? Hoe reageren orthodox-religieuze groepen op religiekritiek? En wat zijn de maatschappelijke effecten van de toenemende druk op religie? Spelen verschillen mee tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ religies?
Programma
10.00 uur – ontvangst met koffie
10.30 uur – opening
10.35 uur – mr. André Rouvoet: Overheid en godsdienst: een moeizame relatie
11.05 uur – discussie
11.20 uur – koffiepauze
11.45 uur – prof. dr. Paul Dekker: Christenen als buren? Religieuze tolerantie in Nederland in historisch en Europees perspectief
12.15 uur – discussie
12.30 uur – lunchpauze (lunch op eigen gelegenheid)
13.30 uur – parallelle workshops
Vrijheid
prof. dr. Gerard Wiegers: Religie onder druk? Reacties van islamitische en niet-islamitische organisaties in Nederland op het Zwitserse minarettenverbod
dr. Tineke Nugteren: Vuur, as en water: Grenzen aan de hindoestaanse crematierituelen in Nederland
dr. Bart Wallet: Ritueel slachten en godsdienstvrijheid in een seculiere samenleving
Angst
dr. Markha Valenta: Terror as Tsunami, Security as Dyke: Little Holland Takes on Global Religion
prof. dr. Judith Frishman: Mes en bloed: de angst voor joodse riten
dr. Martijn de Koning: ‘Salafisme is overal’ – Een radicale utopie en de constructie van angst
Conflict
dr. Sipco Vellenga: Religieuze tolerantie op retour? Hete discussies, kalme reacties en bedenkelijke effecten
prof. dr. Ruard Ganzevoort: Haatbaarden, kleuterneukers en een pannetje soep. De framing van traditioneel-religieuze groepen in het maatschappelijk domein
prof. dr. Beatrice de Graaf / prof. dr. George Harinck: Een probleem van orde. Religie op de nationale veiligheidsagenda, van 1813 tot heden
15.00 uur – koffiepauze
15.15 uur – plenaire bijeenkomst
15.55 uur – afsluiting dagvoorzitter
16.00 uur – borrel
Lokaties, aanmelding en overige info zie HIER.
‘Salafisme is overal’ – Een radicale utopie en de constructie van angst
In mijn bijdrage, die ook zal verschijnen in het tijdschrift Religie & Samenleving, zal ik in het bijzonder ingaan op de angst voor het salafisme. Ik zal dit analyseren aan de hand van het begrip islamofobie. Islamofobie beschouw ik als een structureel verschijnsel dat leidt tot het categoriseren en hiërarchiseren van groepen mensen die vervolgens de toegang tot de morele gemeenschap wordt gegund of juist ontzegd. Daarbij gaat het me niet zozeer om concrete uitingen van angst in de vorm van discriminatie en agressie (zie het rapport van Amnesty Choice and Prejudice – Discrimination against Muslims in Europe).
In mijn stuk gaat het om een analyse van verschuivingen in paradigma’s die we kunnen aantreffen in politiek, beleid en media en die betrekking hebben op migratie en het management van religie en in het bijzonder van moslims in Nederland. Vanaf het begin hebben alle natie-staten in Europa, en Nederland is geen uitzondering, programma’s om de bevolking op hun grondgebied te homogeniseren op het gebied van taal en cultuur. Iedere staat dient daarvoor insiders en outsiders aan te wijzen en deze vervolgens te reguleren. Deze categorisering en regularisering heeft met betrekking tot moslims een sterke islamofobische logica zo zal ik laten zien. Deze logica komt voort uit een drietal paradigmawisselingen. Als eerste het classificeren van migranten op basis van culturele (in plaats van sociaal-economische) kenmerken die aan hen toegeschreven worden in debat en beleid. Ten tweede de verschuiving in het idee van een morele gemeenschap. Waar dat idee voorheen gebaseerd was op het behoren bij een zuil, is er in de laatste dertig jaar een gemeenschapsidee opgekomen dat gebaseerd is op een ideaalbeeld van seculiere en seksuele vrijheden. Als derde en laatste de opkomst van het veiligheidsdenken: securitisering. Hierbij is islam tot veiligheidsissue verklaard. Die veiligheid heeft niet alleen betrekking op bescherming tegen mogelijke gewelddaden, maar richt zich ook op bescherming van het idee van de morele gemeenschap en op sociale cohesie.
Het salafisme heeft een plek heeft verworven als folk devil in de huidige morele paniek over ‘islamisering’ van de samenleving doordat het uitstekend past als exemplarisch voorbeeld van de ‘radicale islam’ tegenover de liberale islam die wel zou passen in Nederland als morele gemeenschap. Het salafisme, zo zal ik aantonen, wordt daarbij voorgesteld als een concrete manifestatie van die dreiging doordat het appelleert aan een aantal sterk gewortelde angsten die te maken hebben met migratie, etnische diversiteit en religie.
Posted on April 19th, 2012 by martijn.
Categories: Activism, ISIM/RU Research, Notes from the Field, Public Islam.
Straat-dawah. Dawah is de islamitische ‘uitnodiging tot het geloof’. Oftewel zending en missiewerk vanuit de islam. Voor sommige moslims is dat een plicht, maar opvallend is dan wel dat veel van die activiteiten niet gericht zijn op niet-moslims, maar vooral moslims trekken. Dat heeft waarschijnlijk mede te maken met het feit dat veel van die activiteiten in moskeeën plaatsvinden, maar ook omdat veel bewegingen die zich hiermee bezighouden vooral proberen om moslims op het rechte pad van de islam te krijgen zoals zij dat zien. Daarnaast speelt ook een zekere angst mee om ‘naar buiten te gaan’ en tussen de niet-moslims de boodschap te verspreiden. Men vreest negatieve of zelfs ronduit vijandige reacties van niet-moslims. Maar misschien zijn er nog wel andere factoren waar ik geen rekening mee heb gehouden. In Engeland zijn diverse groepen al enige jaren bezig met het verkondigen van hun islamitische boodschap op straat. In de onderstaande video zie je zo’n voorbeeld van een groepje moslims die ik zelf in oktober in Londen tegenkwam op Holloway road (waar ik verbleef, deze video is van eerder):
In Duitsland was de club van Pierre Vogel hiermee bezig:
In Nederland zijn er wel initiatieven ontplooid hiertoe, zoals door het ICIU:
[Kwisvraag: In het begin van het filmpje hoor je gezang. Herkent iemand van welk engelstalig nummer de melodie afkomstig is?]
Dat zijn meestal geen structurele initiatieven. Nu is er een initiatief van een groepje Straat-Dawah geheten. Eén van de plaatsen waar ze geweest zijn is Urk:
Tijdens deze zendingsactiviteit liepen reporters van de EO mee:
Het EO-programma De Vijfde Dag zond donderdag 12 april een reportage uit over Moslimevangelisatie op Urk. Dit kunnen we lezen op de website:
Moslimevangelisatie op Urk
De islam op Urk. Het klinkt tegenstrijdig. Maar Urk is een van de christelijke dorpen waar een groep jonge moslims hun geloof verkondigt. De Vijfde Dag krijgt een unieke inkijk in het leven van deze jongeren.
In een tijd dat de islam veel kritiek krijgt en de PVV een grote invloed heeft in Nederland, zijn deze moslims met straat-dawah begonnen straatevangelisatie vanuit de islam. Ook en juist onder christenen. Wie zijn deze jongeren, wat drijft hen, en hoe ver zijn ze bereid te gaan voor hun geloof?
De moslimjongeren gaan iedere week de straat op om hungeloof uit te dragen. En niet alleen in Den Haag en Amsterdam. Ze willen nu ook juist onder christenen vertellen over de islam. En daar zit niet iedereen op te wachten…
Voor deze uitzending liep het team van de EO mee tijdens de missie-activiteiten van Straat-Dawah op Urk:
Bekijk hier de uitzending:
Deel 1
Deel 2
Deel 3
Het is ‘grappig’ toeval dat het juist de EO is die dit uitzend. Zowel de EO als Straat-Dawah werken vanuit een morele ambitie, een term die ik ontleen aan Omri Elisha’s mooie studie Moral Ambition Mobilization and Social Outreach in Evangelical Megachurches. Hoewel daar toegepast op ‘evangelicals’ gaat het hier om maatschappelijk betrokken gelovigen die niet alleen bezig zijn met het zich eigen maken specifieke religieuze deugden, maar tegelijkertijd ook proberen anderen te inspireren dezelfde morele voorkeuren aan te nemen. Hun religieuze ambitie beperkt zich dus niet alleen tot henzelf, maar ook tot anderen en wat ze van anderen verwachten en hopen. Waar de zaken uiteen lopen is wanneer dergelijke ambities ingekaderd en bepaald worden door soms tegenstrijdige historische, culturele en theologische invloeden. In zijn algemeenheid is er niet één specifieke motivatie waarom mensen dit doen, maar deze vorm van religieus-sociaal engagement wordt geïnspireerd door diverse tradities van zending, sociale hervorming en religieuze opleving en beïnvloed door de politiek-culturele context (zoals we kunnen zien in de antwoorden op vragen van omstanders door straat-dawah maar ook in de wijze waarop de EO deze activiteit ‘framed’ als een clash tussen Westerse democratische waarden en de islam – net als de jongens van Straat-Dawah overigens). Het verkondigen van de islam is voor de betrokken jongeren, zo blijkt uit de reportage, het vervullen van de plicht die God hen heeft opgelegd en daarmee onderdeel van het verwezenlijken van het ideaal om een goede moslim te zijn. Het is echter maar een klein groepje dat dit doet. Veel moslims zullen niet snel meedoen vanwege de overwegingen die ik hier al eerder genoemd heb, maar sommigen zeker ook omdat zij vinden dat de islam en moslims terughoudender dienen te zijn in het openbaar.
Op de twitter en op facebook werd deze vorm van religieus activisme op Urk door sommige moslims maar vooral niet-moslims die anti-islam zijn, uitgelegd als provocatie. Anderen vonden het een stel idioten en bij bijna alle afkeurende reacties klonk expliciet of impliciet ook angst en wantrouwen door. Dat laatste speelt ook bij moslims en weerhoudt sommigen om een soortgelijke actie te ondernemen. In die zin is de opmerking van Abu Sa’ied, één van de aanwezigen op Urk, in de reactiepanelen van de Vijfde Dag ook veelzeggend (ook in termen van morele ambities):
Deze Straat Dawah, inclusief het podium dat wij hebben gekregen bij de EO, is een opstap naar de ontwikkelingen dat moslims niet terug treden omdat er een man als Wilders wat blaft. Ook al adviseer jij (dan wel anderen) dat.
Naast het idee dat men hier een religieuze plicht vervult en het idee dat men de verkeerde beeldvorming over islam hiermee zou moeten corrigeren, speelt dus ook het maken van een krachtig statement een rol; zowel in woord als in beeld (kleding en lichaam). Een statement dat volgens mij bedoeld is als signaal naar andere moslims, moslimorganisaties en de wijdere samenleving. De angst hiervoor onder veel opponenten is niet hetzelfde als het angstbeeld voor de losgeslagen, bandeloze migrant of het angstbeeld van de vijfde colonne van migranten of moslims die ogenschijnlijk goed geïntegreerd zijn. Deze groep is allesbehalve maatschappelijk marginaal zoals de overlastgevende Marokkaans-Nederlandse hangjongere en heeft geen interesse om op te gaan in de samenleving zoals veel succesvolle moslims. Wat angstaanjagend is voor veel mensen met betrekking tot een groep als deze, is dat zij beelden oproept van puriteins christendom, een morele kruistocht, Europese sectarische oorlogen en de inquisitie. Het is het angstbeeld van een aanval op de tolerante samenleving en seculiere en seksuele vrijheden zoals het ideaalbeeld van de Nederlandse samenleving er uitziet. Het gaat hier niet om moslims die zich aangepast, onderdanig en terughoudend gedragen, maar om een groep die haar islam openlijk tentoonspreidt en daarbij mensen aanspreekt. De groep zelf lijkt enigszins onduidelijk te zijn als het gaat om hun positie? Wil men nu echt weg? Of wil men de Nederlandse samenleving veranderen? En hoe dan? Zelf stelt men in ieder geval dat hier geen toekomst is en zolang zij hier zijn moeten zij verkondigen. Iedereen zou op zijn eigen manier aan het kijken zijn hoe hij zijn nageslacht naar een “betere islamitische samenleving” kan brengen.
Op het moment dat men in gesprek gaat met mensen, is men vriendelijk (zoals ik ze ook ken, althans een klein beetje). Hoewel het roepen van Allahu Akbar! gelukkig niet verboden is niet in Nederland, kun je je afvragen of dat nou de manier is om aandacht te trekken als je mensen wil uitnodigen tot de islam.
Het moge inderdaad duidelijk zijn, zoals de EO in haar programma ook stelt, dat niet iedereen op deze dawah zit te wachten. De suggestie dat deze groep zou oproepen tot geweld in Nederland zoals in sommige commentaren gesteld wordt, is echter onterecht. Dat is niet te halen uit de reportage en heb ik ook nergens terug zien komen. De houding van de jongens in deze groep is zelfbewust, men trekt zich weinig aan van de negatieve reacties, heeft een scherpe politieke mening over de samenleving; dat zou je ook integratie kunnen noemen. Of niet?
UPDATE
Eén van mijn vaste reaguurders wijst erop dat Waaromislam.nl al langer aan straatdawah doet. Bij deze genoteerd.
De PVV-fractie in Provinciale Staten van Flevoland heeft aan het dagelijks bestuur vragen gesteld over een bezoek van een groep moslims aan Urk. Tijdens het bezoek zouden de jongeren meerdere malen ‘Takbir’ hebben geroepen, volgens de PVV een oproep tot geweld. [Opm. MdK: Onzin, of het verstandig en wenselijk is dat men takbir roept daarover kun je twisten, maar het is geen oproep tot geweld]
Moslims op Urk – de Vijfde Dag – EO | VreemdGeluid
Qua vorm lijkt het echter in niets op het Christendom.
Andere, zangerige taal. Totaal in gewaad bedekte vrouw.
Lange baard en tulband. Gevoelsmatig schrikt dat af.
In de kern is het echter gewoon een groep radicale jongeren,
die hun boodschap willen verspreiden in ongelovig gebied.
Niets nieuws onder de zon: het is precies wat sommige Urkse
jongeren, in een ander jasje, ook doen in ongelovige steden.
Christelijke Blog: Wakker worden en Radicaal zijn!
Terwijl ik de reportage zo aan het kijken was kwam bij mij steeds maar naar boven dat wij, de kinderen van God wakker moeten worden en ook radicaal moeten gaan voor onze Heer en Heiland! En wanneer ik zeg wij dan bedoel ik natuurlijk ook mijzelf. Radicaal zijn heeft voor velen een zware lading maar, wat kan er nou erg zijn aan het 100% voor God gaan en je hele leven volledig in het teken van je Schepper, je verlosser en zaligmaker te stellen?
Politiek Incorrect Blog: Allah komt naar u toe deze zomer!
Een groep wanhopige zielen…ook wel ‘moslims’ genoemd, evangeliseren hun bekrompen ideologie regelmatig in Nederlandse steden op straat. Deze moslimdwaallichten hopen dat Nederland in de toekomst een theocratisch land wordt.
De EO heeft hier gisteren een reportage over uitgezonden.
Uitspraken in deze reportage als: “Ons defensieapparaat heet Al Qa’ida” en “ach, de aanslagplegers van 9/11 zijn wel onze broeders natuurlijk” laten weer eens de ware aard van de islam en moslims zien..
Hier mag je niets over zeggen natuurlijk want dan trekt links weer hun strijdterm ‘islamofobie’ van stal.
Posted on April 10th, 2012 by martijn.
Categories: Activism, ISIM/RU Research, Notes from the Field, Public Islam.
Gisteren vond in Amsterdam het derde Nationaal Islamcongres plaats, georganiseerd door het islaminstituut Dar Al ‘Ilm. Ditmaal in de Theaterfabriek. Geen slechte plek als je het mij vraagt. Goed bereikbaar met de auto volgens mij en ook heel behoorlijk met het openbaar vervoer. Van tevoren leek mij het programma wat heterogener dan voorgaande jaren. Een minder sterk ‘salafi’ stempel dan in het eerste congres, in de praktijk wel wat meer dan bij het tweede omdat toen diverse salafi predikers van tevoren hadden afgezegd. Ditmaal hadden Haitham al Haddad en Elkhattab afgezegd. Ik heb echter ook wel geluiden opgevangen dat mensen het toch nog teveel een salafi aangelegenheid vonden; voor sommigen een reden om niet te komen, voor anderen maakt het niet zoveel uit. Weer anderen hebben kritiek op het feit dat het een bijeenkomst is waar mannen en vrouwen kunnen mengen; maar voor velen is dat juist ook een voorwaarde om te gaan: het gaat ook om ontmoeten en zien en gezien worden.
Mijn voorzichtige indruk is dat veel moslims van de tweede generatie en autochtone moslims niet zo heel dogmatisch zijn. Men waardeert de salafi predikers (en anderen) vanwege hun uitstraling van vroomheid en men heeft het idee dat ze veel kennis hebben over de bronnen van de islam. Velen gaan echter net zo makkelijk naar een sufi prediker vanwege de vaak (ogenschijnlijk) meer spirituele boodschap. Je zou het op het eerste gezicht ook kunnen interpreteren als een weinig kritische houding en op zich hoor je op zo’n dag meestal ook niet heel veel inhoudelijke kritiek, maar dat men in het algemeen klakkeloos zou overnemen wat predikers zeggen klopt toch ook niet.
Zoals inmiddels vrij gebruikelijk waren er ook nu weer kamervragen gesteld over sprekers van dit congres. De antwoorden komen er kort op neer dat het ministerie geen gronden zag sprekers te weigeren vanwege mogelijke oproepen tot geweld.
Het congres
Ik was vanwege andere werkzaamheden (tsja je moet wat doen met Pasen he) wat aan de late kant, maar had via Twitter en Facebook al aardig wat updates gehad onder meer over de eerste spreker (Said Rageah) die bij de meesten in goede aarde viel. Ik kende hem niet; achteraf bleek dat de organisatie hem ook amper kende. Men gaat vaak af op oordelen van anderen wereldwijd die men vertrouwt.
Vermakelijk voor velen was het optreden van jeugdtheatergroep Noor:
Islamcongres: "Voor de kinderen is er ook vermaak"
Al snel kwam ik enkele vertrouwde gezichten tegen hoewel de aanwezigheid van moslims uit salafi kringen mij toch beduidend minder leek dan voorgaande jaren. Wel veel bekende gezichten (zonder dat ik de namen ken) van mensen die ik op allerlei bijeenkomsten tegenkom. Ik schat dat er zo’n 1600 aanwezigen waren en over de hele dag ergens tussen de 2000 en 3000 (als ik er naast zit…corrigeer me maar). Bij binnenkomst was er een markt met daarbij kraampjes van een advocatenbureau, een sociaal werk club, een kwis noem maar op. Het is opvallend dat deze markt, hoewel groter volgens mij dan voorheen, toch eigenlijk maar heel klein is. Kijk je naar andere bijeenkomsten zoals in het Franse Bourget (dat ook dit weekend plaatsvond), The GPU in Londen of het Multifestijn in Nederland zie je veel grotere markten. Daar staan niet alleen islamitische welzijnsorganisaties en het islamitische bedrijfsleven (islamitische banken, reisbureaus, bedrijven van islamitische parafernalia, enzovoorts), maar ook grote bedrijven zoals de nationale luchtvaartondernemingen, de grote commerciële banken, defensie en politie, en noem maar op. Die laatsten staan er vaak om personeel te recruteren; iets waar wellicht nu minder behoefte aan is maar toch lijkt me hun afwezigheid hier een gemiste kans. Wellicht dat de islamitische outlook hen hier teveel afschrikt.
De bezoekers van het Islamcongres waren zoals meestal vooral van Marokkaans-Nederlandse en autochtoon-Nederlandse afkomst, maar dit jaar waren er beduidend meer Somalische Nederlanders volgens mij (dit wel allemaal via de beproefde methode van natte vingerwerk). Ik ben wat minder autochtone niet-moslims tegenkomen in vergelijking met andere jaren: minder onderzoekers, minder journalisten en minder ‘dagjesmensen’. Verder waren er behoorlijk wat mensen uit Vlaanderen en mensen die doof waren. Bij alle lezingen worden doventolken ingezet; iets waar andere organisaties in Nederland nog wat van kunnen leren. Opvallende afwezigen voor zover ik heb kunnen nagaan zoals altijd politici en opiniemakers. Het lijkt soms wel hoe groter de mond over islam, hoe groter de afwezigheid. Maar ok, een ‘goed’ verhaal moet je ook niet in de weg laten zitten van daadwerkelijke contacten met moslims.
Islamofobie-debat
De eerste bijeenkomst die ik geheel bijwoonde was het grote Islamdebat; ditmaal in het teken van islamofobie. Ineke van der Valk verzorgde een inleiding die vooral duidelijk probeerde te maken wat islamofobie nu eigenlijk is. Daarbij kwamen enkele ingrediënten naar voren. Willen we van islamofobie kunnen spreken dan moet er sprake zijn van inferiorisering (dus stellen dat de islam/moslims inferieur zijn aan ‘ons’), moslims moeten met andere maatstaven beoordeeld worden dan andere gelovigen en niet-gelovigen (meten met twee maten) . Er moet sprake zijn van een bewuste campagne waarbij wantrouwen gezaaid wordt.
Van der Valk maakte terecht de opmerking dat er verschillende vormen van islamofobie zijn, maar werkte dat niet echt uit (toegegeven, ik was even aan het praten dus kreeg ook niet alles mee). Zij pleitte ervoor dat islamofobie een nieuwe categorie wordt waaronder discrminatie en haatmisdrijven geregistreerd worden, bijvoorbeeld zoals dat het geval is met anti-semitisme.
Tijdens de discussie met Saoed Khadje, Mohammed Enait en Amina Victoria Vandersteen (uit België) kwam naar voren dat veel moslims doodmoe worden van het gegeven dat men zich telkens moet verantwoorden voor daden van anderen en moet aangeven dat men niet in extremistische standpunten gelooft.
De voorzitter van het debat richtte zich op het publiek met de vraag of er mensen die, de definitie van islamofoob nu kennende, zich zouden omschrijven als islamofoob. Geen idee waarom die vraag gesteld wordt in een publiek dat grotendeels uit moslims bestaat. De volgende vraag was: Wie beschouwt zich als gematigd moslim? Een enkeling stak aarzelend haar/zijn op. Bij de daaropvolgende vraag: wie beschouwt zich als fundamenteel moslim (bedoeld werd fundamentalistisch waarschijnlijk) waren er wat meer mensen. De terughoudend om zich tot één van die twee labels te bekennen was groter volgens mij. Eén persoon uit de zaal wilde daar wel op reageren. Daarbij gaf hij aan: ‘Ik stak net mijn vinger op, maar dat was gewoon omdat ik wat wilde zeggen’. Daarmee maakt hij eigenlijk een belangrijk punt. Als moslim is er best een mogelijkheid om aan het maatschappelijk debat mee te doen, maar dan moet men zich wel voegen in de categorisering die hen van buitenaf is opgelegd: liberaal vs. radicaal / gematigd vs. fundamentalistisch. Hij stelde daarbij verder dat hij hoopte dat iedereen in de zaal zich als fundamentalistisch beschouwt aangezien dat betekent terug naar de fundamenten. Volgens deze spreker ‘moeten we als moslim allemaal terug naar de oorsprong: de Koran en de hadith (MdK: uitspraken van de profeet)’. Een opvatting die in het publiek breed gedragen werd. Dat dit een uitgangspunt is voor een zeer heterogene beleving van de islam in de huidige tijd werd nauwelijks opgepikt door de debatleider die vervolgens wilde weten hoe men dan fundamentalistisch kan zijn in deze tijd en hoe je dan om moet gaan met islamofobie. Volgens de man in de zaal was er niet zo’n spanning en hij zag een debat als deze als mogelijkheid om met islamofobie om te gaan. Volgens hem moeten moslims weerbaar zijn en zich niet laten indelen in categorieën die zijzelf niet verzonnen hebben. Amina Victoria Vandersteen in het panel wees op de profeet Mohammed als voorbeeld; rustig, open en psychologisch sterk in plaats van vervallen in het slechte gedrag van de islamofoob.
Uit het panel kwam echter ook de opmerking of moslims nog wel zin hebben om actief te zijn. Zeggen heel veel mensen niet: Ik heb hier geen zin in, ik doe mijn werk, laat mij met rust. Waar moet de dialoog over plaatsvinden? Zodat ik me kan verdedigen? Daar heb ik geen zin in. Het gaat om waardering, waardeer mij zoals ik ben.” Het is verleidelijk om dit te zien als het zich comfortabel wentelen in de slachtofferrol en zich op die manier immuun maken voor kritiek. Misschien is dat wel zo, maar dat moet niet verward worden met een passieve rol. Zoals één van de aanwezigen op het einde opmerkte: “We moeten naar ons zelf kijken. We moeten zelf de eerste stap zetten naar een betere positie. Wij zijn hier burgers, dit is ons land en als je er problemen mee hebt, dan zoek je maar een land waar geen moslims leven.”
Een vrouw uit het publiek stelde dat de term islamofoob versluierend werkt (een hint naar de titel: islamofobie ontsluiert – ps. kunnen we niet voor een keer een titel bedenken die met islam te maken heeft zonder de term sluier daarin te verwerken?). Het is geen islamofobie, maar moslimhaat. Dat speelt zeker een rol, Van der Valk gaf dat ook toe maar stelde dat de term islamofobie inmiddels zo courant is geworden dat het toch makkelijker is om met die term te werken. Maar haat speelt zeer zeker een rol. Daar ben ik het wel mee eens en hoewel ik ook niet heel gelukkig ben met de term islamofobie geeft het terecht aan dat het gaat om meer dan haat of verkapt racisme. Ik ben momenteel bezig om de term uit te werken in relatie tot salafisme voor een artikel in Religie & Samenleving. U houdt verdere uitleg van mij hierover dus tegoed.
Mohammed Enait, die naar mijn mening opmerkelijk rustig het debat inging zonder al te grote woorden en daarom helderder was dan ik hem ooit gehoord heb, ging nu een stap verder en zei dat het gaat om ‘anti-islam fascisme’. Er is, zo stelde hij terecht volgens mij, sprake van een politieke ideologie die verspreid wordt door een fascistische partij als de PVV (daarbij verwees hij naar een publicatie van Rob Riemen). De debatleider stelde daarop, ook niet helemaal onterecht en voor het eerst echt kritisch, dat de termen steeds harder worden. Enait wees erop dat we niet politiek correct moeten zijn, maar zo stelde de debatleider ‘leidt dat niet tot meer polariseren?’. Een dialoog heeft echter niet zoveel zin, wanneer we gaan verdedigen worden we in een hoekje geduwd, zo stelde een bezoeker (mijn toevoeging zou zijn: als u zich moet gaan verdedigen, bent u al in een hoekje geduwd).
Anderen in het publiek maakten zich druk om het gegeven dat moslimjongeren belemmerd zouden worden in hun ontwikkeling door islamofobie en door de consequenties ervan. Iemand uit de zaal vroeg ook wanneer moslims nu eens serieus genomen worden door de overheid en wanneer islamitisch burgerlijk recht hier toegepast kan worden bijvoorbeeld met trouwen. (Volgens mij kan dat al, mits men eerst een burgerlijk huwelijk ondergaat. Doet men dat niet, kan men nog steeds volgens de islamitische regels trouwen, alleen dan is dat volgens Nederlands recht niet geldig als een huwelijk).
Een autochtone vrouw uit de zaal vond dat het debat tweezijdig moest zijn. Ze wil aan de orde kunnen stellen waarom er tussen de sprekers in de grote zaal geen vrouwen zitten bijvoorbeeld, zonder nou meteen als islamofobisch gezien te worden.
De grote islamdebatten zijn meestal niet het sterkste onderdeel van het Nationaal Islamcongres. Meestal is men redelijk eensgezind en dat geeft niets; je kunt er ook voor kiezen een onderwerp uit te diepen. Met deze voorzitter lukte dat niet. Ik had van tevoren al voorspeld dat de discussie zou gaan uitdraaien op een ‘jij bak’ verhaal doordat de voorzitter zou wijzen op fundamentalisme, en wat men daar dan van vindt, enzovoorts. Dat doet hij namelijk bij ieder islamdebat waarin hij ‘advocaat van de duivel’ wil spelen. Uiteindelijk leidt dat ertoe dat moslims bijna per definitie in de verdediging worden gedwongen en dat onderlinge verschillen en discussiepunten niet naar boven komen.
Lezingen
De eerste lezing van Said Ragaeh “Who is the best of mankind?” heb ik gemist, maar gezien de verhalen op twitter moet die behoorlijk wat indruk gemaakt hebben. “De liefde van Allah is bedoeld voor alle zonen van Adam;” en strikt genomen dus niet alleen voor moslims. Later zou hij nog een lezing geven ‘Be a succesfull Muslim”. U ziet hem hier in een optreden tijdens de Peace Conference in India
Vervolgens kwam imam Abdul Jalil met ‘Beledig elkander niet!’ en daarna Musleh Khan uit Canada met ‘What is Islam really all about?’ en later in de avond ook nog met ‘The Dialogue between Muslims and non-Muslims’. Ook Remy Soekirman, verbonden aan Dar al Ilm, verzorgde twee lezingen: “Beautify yourself with knowledge about Islam” en “Werk samen en wees niet verdeeld”. Na het nodige bijgepraat te hebben ben ik naar Yasin el Forkani (Welke vruchten werpt mijn geloof af?) gaan luisteren. Hij benadrukte in een mengeling van managementactige reflectietechnieken, soefi gedachtegoed en meer traditionele kennis, het belang van persoonlijke ontwikkeling; mensen moeten groeien. Eén van de vrouwen in het publiek wierp tegen dat mensen elkaar toch moeten aansporen (en niet alleen op zichzelf gericht zijn). Dat beaamde El Forkani; mensen moeten elkaar stimuleren goede daden te verrichten maar uiteindelijk dient men zelf te groeien: bij elke handeling moet men zich afvragen, wat is mijn doel, wat wil ik daarmee bereiken en voor wie wil ik het bereiken. Hij ziet het geloof in het hart als indicator voor vooruitgang.
Khalid Benhaddou in zijn bijdrage “De laatste adviezen van de profeet Muhammad (vrede zij met hem)” vertelde over de afscheidspreek Mohammed met adviezen voor de sahaba. Deze preek was volgens hem een samenvatting van de prediking van islam door de profeet. Benhaddou benadrukte het bondgenootschap van moslims; niet Arabisch, zwart of blank zou tellen voor god, maar ‘godsvrees’ (taqwa). Belangrijk bij al deze lezingen (voor zover ik dus meegekregen heb) zijn de omgangsvormen van mensen met elkaar die goed moeten zijn. Mensen moeten elkaar niet. Tevens moeten mensen zich inzetten voor de ummah: de wereldgemeenschap van moslims. Daarnaast was er een grote nadruk op innerlijke religie en spiritualiteit van moslims. Al met al zeker geen haatcongres of een bolwerk van politieke islam. Dat kon ook wel op kritiek rekenen overigens met argumenten als toch wel een inhoudelijk eenzijdig programma met weinig informatie over het verzamelen van islamitische kennis (op een lezing van Remy Soekirman na). Sommige bezoekers misten ook politieke onderwerpen zoals de opstanden in het Midden-Oosten (Syrië met name). Voor meer meningen en positieven en negatieve kritiek zie onder meer Marokko.nl: Hoe vond jij het Nationaal Islamcongres 2012? Door anderen dan weer betiteld als gezeur.
Afsluiting
Bij de afsluiting waren er al veel mensen vertrokken niettemin was het nog redelijk druk in de theaterzaal waar de afsluiting plaatsvond. Said Ragaeh maakte daar de opmerking dat conferenties als deze geen vervanging zijn voor het opdoen van kennis. Eigenlijk, dat je niet eens zo heel veel kennis op doet. Een dergelijke conferentie is een ‘imaan-boost’ volgens hem. Imaan is een Arabische term die het best te vertalen valt als ‘zekerheid’ of ‘naleving’ van een bepaald idee. In de islam wordt het gebruikt voor het innerlijke geloof in het bestaan en de realiteit van God. Gedrag dat niet in overeenstemming is met islamitische regels (liegen, stelen, enz.) wordt o.a. gezien als een teken van een zwak imaan. Dergelijke bijeenkomsten zouden als het ware een soort ‘red bull’ zijn voor iemands imaan. En dat is inderdaad zoals veel mensen het aldaar omschrijven. Of ze ook het appèl van Ragaeh overnemen valt natuurlijk nog te bezien. Voor een deel van het publiek namelijk is dit wel voldoende voor hun behoefte aan kennis over islam, anderen geven de voorkeur aan het zelfstandig verder zoeken naar kennis en voor weer anderen is kennis nauwelijks van belang maar gaat het meer om islam als identiteit, als gevoel of islam als een ervaring die beleefd moet worden.
Al met al was het een geslaagd dagje. Voor mij onderzoek, dus werk, maar ook altijd wel weer ontspannend vanwege de gemoedelijke sfeer. De organisatie heeft met deze derde editie de kneepjes van het vak duidelijk beter onder de knie dan de eerste twee keren. Het programma liep op rolletjes (althans voor de buitenstaanders) en men slaagde erin slechts een kwartier uit te lopen over de hele dag. Waarschijnlijke mede doordat Noureddine Steenvoorden en Nourdeen Wildeman de regie behoorlijk strak in handen hielden op de podia.
Het Islamcongres is, zoals alle congressen, ook een plek om te netwerken. Voor onderzoekers zoals ik, maar ook voor journalisten en voor de gewone belangstellenden. Dat heb ik dus ook gedaan; iedereen dank voor de aardige, informatieve en soms felle gesprekken.
Zie ook:
Een impressie van het Nationaal Islamcongres 2009
Een verlate impressie van het Nationaal Islamcongres 2010
Andere blogs:
Islamcongres A’dam 8 april 2012: ruim 2000 moslims, geen enkele niet-moslim gezien in deze duisternis! | AmsterdamPost
Het gesprek met moslims blijft heel belangrijk, zowel om elkaar beter te begrijpen, elkaar als medemens te blijven zien en als christen/ joods-christelijk gelovige de bevrijding en liefde van de God van Abraham, Isaak en Jacob in Yeshua door te geven.
En het blijft net zo hard nodig, om de ware aard van de islam te ontmaskeren: een totalitair systeem, wat overal de democratie misbruikt om tot het kalifaat te komen.
Hier ligt een taak voor ons als joods-christelijke gelovigen, maar net zo goed voor liberaal denkende mensen zonder religie.
Hoort u bij de landverraders of of bij de “ons land veroverenden als het islampaard van Troje” of staat u voor de vrijheid van ons land voor alle mensen? Laat dat dan merken a.u.b. onder dit artikel.
Maak u los uit de “stilzwijgende meerderheid” en sta voor onze vrijheid, voordat we hier een “Arabische lente” krijgen.
Iederen, zeker ook moslims nodig ik van harte uit hierin mee te denken.
Shalom,
BARUCH ATA ELOHENU MELECH HA OLAM. – Zondag 8 April,Jaarlijkse Nationaal Islam congres in Amsterdam!
Onze ouders, grootouders hebben de fascisten zien oprukken in Nazi-Duitsland.Wij gaan hetzelfde meemaken.
Achter de haatbaarden,onder de witte klotjes,onder de soepjurken, onder de hoofddoekjes,zit hetzelfde denken als van die Duitse meneer
met het snorretje.
Hetzelfde superioriteitsdenken.Dezelfde haat tegen de Joden.
Hetzelfde streven naar overneming van de macht ,van de Staatsmacht.
Onze linkse bestuurders, politici hebben vanaf 1975 de poorten van de Europese landen wijd opengezet voor deze haatpredikers, voor deze leugenaars.
En nu gaat de Europese bevolking zuchten onder het geweld van de haatbaarden, soepjurken,hoofddoekjes, die er van overtuigd zijn,
dat hun religie verre superieur is aan de overtuiging van de Westerse mens.
Wij weten, dat we met Allah te maken hebben met de duivel in eigen persoon.
Voor degenen, die nog niet zo op de hoogte zijn van het bestaan van geestelijke realiteiten,
ligt het boek van de Joden klaar ,de Tanach, de Bijbel,
waarin iedereen kan nalezen hoe e.e.a. in elkaar steekt.
Zij hebben Tariq Ramadan, wij hebben Mohammed Enait « CarelBrendel.nl
Hoe het ook zij, vergeleken met de grote manifestatie bij Parijs is de bijeenkomst in Amsterdam zeer bescheiden. Het valt gelukkig nog mee met de omvang en de diepgang van de politieke islam in Nederland.
Op donderdag probeerden de organisatoren van het congres mij nog over te halen om mee te doen aan hun ‘Grote debat’ over islamofobie, maar daarna niet meer.
De puzzelopdracht is het beantwoorden van de vraag: WAAROM? Liefst met argumenten.
Globaal zijn er twee mogelijkheden: men kon of wenste niet mee te gaan met mijn voorwaarden (I) of men is ergens bang voor geworden (II).
Mogelijke antwoorden (maar suggesties voor nog weer andere mogelijkheden zijn ook welkom):
a) Men kon of wilde zelfs één dag voor het debat niet met gespreksonderwerpen/stellingen komen
b) Ik mocht niet mezelf voorstellen
c) Hoewel uitgenodigd om deel te nemen aan het gesprek mocht mijn spreektijd niet zo veel zijn als die van de vier of vijf opponenten
d) De garantie van mijn veiligheid kon of wilde men niet serieus nemen
Men werd bang omdat
e) ze schrokken van mijn suggesties voor discussievragen
f) ze pas in tweede instantie merkten dat ik vrij veel weet van het onderwerp
h) andere deelnemers dreigden af te haken als ik mee zou doenUPDATE
Ik was niet de eerste ‘andersdenkende’ die door het Nationaal Islam Congres benaderd werd om deel te nemen aan ‘Het Grote Islamdebat’. Donderdagmiddag benaderden ze mij, maar woensdag laat in de avond hadden ze Benno Barnard al gemaild, alleen was hij enkele dagen onbereikbaar. Hem kenden ze natuurlijk al wat beter, al was het maar vanwege de lezing die hij zou houden en die onder dreiging van de mannen van islam-vier-België onmogelijk werd gemaakt. Terwijl ik in mijn voorwaarden begonnen was over mijn eigen veiligheid, begonnen de organisatoren tegenover Benno Barnard uit zichzelf over het garanderen van zijn veiligheid! Van Benno begreep ik dat ze daarbij zelfs specifiek spraken over zijn veiligheid op het congres zelf.
Hoe is het vredesnaam mogelijk?
Je benadert iemand om deel te nemen aan een discussie over de vraag of ‘angst voor de leer van Mohammed’ misschien overdreven is en in hetzelfde bericht laat je merken dat je beseft dat die angst niet overdreven is.
In mijn e-mail sprak ik met name over mijn veiligheid onderweg van en naar het congrescentrum. Zouden ze gedacht hebben dat Benno mij hierover getipt had?
Nationaal Islamcongres 2012 | Wijblijvenhier.nl
De oogst: Remy Soekirman die opriep tot onderlinge samenwerking. Yassin el Forkani die moslims opriep te werken aan een zuiver hart. Khalid Benhaddoud die de aandacht vestigde op de laatste adviezen die de Profeet (vzmh) gaf voor zijn dood, over het respecteren van de Ander, het tegengaan van discriminatie, het laatste oordeel over de Ander bij God laten en vooral: de noodzaak om samen te leven. Je bent als moslim niet alleen op de wereld. Benhaddoud is echt iemand waarvoor ik kilometers wil reizen om hem te horen spreken (en ook reciteren!).
RNW – Verzoenende toon op Islamcongres Amsterdam
‘Of je moslim bent of christen, als je het goede doet houdt God van je.’ Die uitspraak van de Canadese sjeik Said Rageah kenschetst de verzoenende toon van het Nationaal Islam Congres dat afgelopen weekend plaatsvond in Amsterdam. Een heel andere toon dan de eerste aflevering van vier jaar geleden.
Posted on April 10th, 2012 by martijn.
Categories: Activism, ISIM/RU Research, Notes from the Field, Public Islam.
Gisteren vond in Amsterdam het derde Nationaal Islamcongres plaats, georganiseerd door het islaminstituut Dar Al ‘Ilm. Ditmaal in de Theaterfabriek. Geen slechte plek als je het mij vraagt. Goed bereikbaar met de auto volgens mij en ook heel behoorlijk met het openbaar vervoer. Van tevoren leek mij het programma wat heterogener dan voorgaande jaren. Een minder sterk ‘salafi’ stempel dan in het eerste congres, in de praktijk wel wat meer dan bij het tweede omdat toen diverse salafi predikers van tevoren hadden afgezegd. Ditmaal hadden Haitham al Haddad en Elkhattab afgezegd. Ik heb echter ook wel geluiden opgevangen dat mensen het toch nog teveel een salafi aangelegenheid vonden; voor sommigen een reden om niet te komen, voor anderen maakt het niet zoveel uit. Weer anderen hebben kritiek op het feit dat het een bijeenkomst is waar mannen en vrouwen kunnen mengen; maar voor velen is dat juist ook een voorwaarde om te gaan: het gaat ook om ontmoeten en zien en gezien worden.
Mijn voorzichtige indruk is dat veel moslims van de tweede generatie en autochtone moslims niet zo heel dogmatisch zijn. Men waardeert de salafi predikers (en anderen) vanwege hun uitstraling van vroomheid en men heeft het idee dat ze veel kennis hebben over de bronnen van de islam. Velen gaan echter net zo makkelijk naar een sufi prediker vanwege de vaak (ogenschijnlijk) meer spirituele boodschap. Je zou het op het eerste gezicht ook kunnen interpreteren als een weinig kritische houding en op zich hoor je op zo’n dag meestal ook niet heel veel inhoudelijke kritiek, maar dat men in het algemeen klakkeloos zou overnemen wat predikers zeggen klopt toch ook niet.
Zoals inmiddels vrij gebruikelijk waren er ook nu weer kamervragen gesteld over sprekers van dit congres. De antwoorden komen er kort op neer dat het ministerie geen gronden zag sprekers te weigeren vanwege mogelijke oproepen tot geweld.
Het congres
Ik was vanwege andere werkzaamheden (tsja je moet wat doen met Pasen he) wat aan de late kant, maar had via Twitter en Facebook al aardig wat updates gehad onder meer over de eerste spreker (Said Rageah) die bij de meesten in goede aarde viel. Ik kende hem niet; achteraf bleek dat de organisatie hem ook amper kende. Men gaat vaak af op oordelen van anderen wereldwijd die men vertrouwt.
Vermakelijk voor velen was het optreden van jeugdtheatergroep Noor:
Islamcongres: "Voor de kinderen is er ook vermaak"
Al snel kwam ik enkele vertrouwde gezichten tegen hoewel de aanwezigheid van moslims uit salafi kringen mij toch beduidend minder leek dan voorgaande jaren. Wel veel bekende gezichten (zonder dat ik de namen ken) van mensen die ik op allerlei bijeenkomsten tegenkom. Ik schat dat er zo’n 1600 aanwezigen waren en over de hele dag ergens tussen de 2000 en 3000 (als ik er naast zit…corrigeer me maar). Bij binnenkomst was er een markt met daarbij kraampjes van een advocatenbureau, een sociaal werk club, een kwis noem maar op. Het is opvallend dat deze markt, hoewel groter volgens mij dan voorheen, toch eigenlijk maar heel klein is. Kijk je naar andere bijeenkomsten zoals in het Franse Bourget (dat ook dit weekend plaatsvond), The GPU in Londen of het Multifestijn in Nederland zie je veel grotere markten. Daar staan niet alleen islamitische welzijnsorganisaties en het islamitische bedrijfsleven (islamitische banken, reisbureaus, bedrijven van islamitische parafernalia, enzovoorts), maar ook grote bedrijven zoals de nationale luchtvaartondernemingen, de grote commerciële banken, defensie en politie, en noem maar op. Die laatsten staan er vaak om personeel te recruteren; iets waar wellicht nu minder behoefte aan is maar toch lijkt me hun afwezigheid hier een gemiste kans. Wellicht dat de islamitische outlook hen hier teveel afschrikt.
De bezoekers van het Islamcongres waren zoals meestal vooral van Marokkaans-Nederlandse en autochtoon-Nederlandse afkomst, maar dit jaar waren er beduidend meer Somalische Nederlanders volgens mij (dit wel allemaal via de beproefde methode van natte vingerwerk). Ik ben wat minder autochtone niet-moslims tegenkomen in vergelijking met andere jaren: minder onderzoekers, minder journalisten en minder ‘dagjesmensen’. Verder waren er behoorlijk wat mensen uit Vlaanderen en mensen die doof waren. Bij alle lezingen worden doventolken ingezet; iets waar andere organisaties in Nederland nog wat van kunnen leren. Opvallende afwezigen voor zover ik heb kunnen nagaan zoals altijd politici en opiniemakers. Het lijkt soms wel hoe groter de mond over islam, hoe groter de afwezigheid. Maar ok, een ‘goed’ verhaal moet je ook niet in de weg laten zitten van daadwerkelijke contacten met moslims.
Islamofobie-debat
De eerste bijeenkomst die ik geheel bijwoonde was het grote Islamdebat; ditmaal in het teken van islamofobie. Ineke van der Valk verzorgde een inleiding die vooral duidelijk probeerde te maken wat islamofobie nu eigenlijk is. Daarbij kwamen enkele ingrediënten naar voren. Willen we van islamofobie kunnen spreken dan moet er sprake zijn van inferiorisering (dus stellen dat de islam/moslims inferieur zijn aan ‘ons’), moslims moeten met andere maatstaven beoordeeld worden dan andere gelovigen en niet-gelovigen (meten met twee maten) . Er moet sprake zijn van een bewuste campagne waarbij wantrouwen gezaaid wordt.
Van der Valk maakte terecht de opmerking dat er verschillende vormen van islamofobie zijn, maar werkte dat niet echt uit (toegegeven, ik was even aan het praten dus kreeg ook niet alles mee). Zij pleitte ervoor dat islamofobie een nieuwe categorie wordt waaronder discrminatie en haatmisdrijven geregistreerd worden, bijvoorbeeld zoals dat het geval is met anti-semitisme.
Tijdens de discussie met Saoed Khadje, Mohammed Enait en Amina Victoria Vandersteen (uit België) kwam naar voren dat veel moslims doodmoe worden van het gegeven dat men zich telkens moet verantwoorden voor daden van anderen en moet aangeven dat men niet in extremistische standpunten gelooft.
De voorzitter van het debat richtte zich op het publiek met de vraag of er mensen die, de definitie van islamofoob nu kennende, zich zouden omschrijven als islamofoob. Geen idee waarom die vraag gesteld wordt in een publiek dat grotendeels uit moslims bestaat. De volgende vraag was: Wie beschouwt zich als gematigd moslim? Een enkeling stak aarzelend haar/zijn op. Bij de daaropvolgende vraag: wie beschouwt zich als fundamenteel moslim (bedoeld werd fundamentalistisch waarschijnlijk) waren er wat meer mensen. De terughoudend om zich tot één van die twee labels te bekennen was groter volgens mij. Eén persoon uit de zaal wilde daar wel op reageren. Daarbij gaf hij aan: ‘Ik stak net mijn vinger op, maar dat was gewoon omdat ik wat wilde zeggen’. Daarmee maakt hij eigenlijk een belangrijk punt. Als moslim is er best een mogelijkheid om aan het maatschappelijk debat mee te doen, maar dan moet men zich wel voegen in de categorisering die hen van buitenaf is opgelegd: liberaal vs. radicaal / gematigd vs. fundamentalistisch. Hij stelde daarbij verder dat hij hoopte dat iedereen in de zaal zich als fundamentalistisch beschouwt aangezien dat betekent terug naar de fundamenten. Volgens deze spreker ‘moeten we als moslim allemaal terug naar de oorsprong: de Koran en de hadith (MdK: uitspraken van de profeet)’. Een opvatting die in het publiek breed gedragen werd. Dat dit een uitgangspunt is voor een zeer heterogene beleving van de islam in de huidige tijd werd nauwelijks opgepikt door de debatleider die vervolgens wilde weten hoe men dan fundamentalistisch kan zijn in deze tijd en hoe je dan om moet gaan met islamofobie. Volgens de man in de zaal was er niet zo’n spanning en hij zag een debat als deze als mogelijkheid om met islamofobie om te gaan. Volgens hem moeten moslims weerbaar zijn en zich niet laten indelen in categorieën die zijzelf niet verzonnen hebben. Amina Victoria Vandersteen in het panel wees op de profeet Mohammed als voorbeeld; rustig, open en psychologisch sterk in plaats van vervallen in het slechte gedrag van de islamofoob.
Uit het panel kwam echter ook de opmerking of moslims nog wel zin hebben om actief te zijn. Zeggen heel veel mensen niet: Ik heb hier geen zin in, ik doe mijn werk, laat mij met rust. Waar moet de dialoog over plaatsvinden? Zodat ik me kan verdedigen? Daar heb ik geen zin in. Het gaat om waardering, waardeer mij zoals ik ben.” Het is verleidelijk om dit te zien als het zich comfortabel wentelen in de slachtofferrol en zich op die manier immuun maken voor kritiek. Misschien is dat wel zo, maar dat moet niet verward worden met een passieve rol. Zoals één van de aanwezigen op het einde opmerkte: “We moeten naar ons zelf kijken. We moeten zelf de eerste stap zetten naar een betere positie. Wij zijn hier burgers, dit is ons land en als je er problemen mee hebt, dan zoek je maar een land waar geen moslims leven.”
Een vrouw uit het publiek stelde dat de term islamofoob versluierend werkt (een hint naar de titel: islamofobie ontsluiert – ps. kunnen we niet voor een keer een titel bedenken die met islam te maken heeft zonder de term sluier daarin te verwerken?). Het is geen islamofobie, maar moslimhaat. Dat speelt zeker een rol, Van der Valk gaf dat ook toe maar stelde dat de term islamofobie inmiddels zo courant is geworden dat het toch makkelijker is om met die term te werken. Maar haat speelt zeer zeker een rol. Daar ben ik het wel mee eens en hoewel ik ook niet heel gelukkig ben met de term islamofobie geeft het terecht aan dat het gaat om meer dan haat of verkapt racisme. Ik ben momenteel bezig om de term uit te werken in relatie tot salafisme voor een artikel in Religie & Samenleving. U houdt verdere uitleg van mij hierover dus tegoed.
Mohammed Enait, die naar mijn mening opmerkelijk rustig het debat inging zonder al te grote woorden en daarom helderder was dan ik hem ooit gehoord heb, ging nu een stap verder en zei dat het gaat om ‘anti-islam fascisme’. Er is, zo stelde hij terecht volgens mij, sprake van een politieke ideologie die verspreid wordt door een fascistische partij als de PVV (daarbij verwees hij naar een publicatie van Rob Riemen). De debatleider stelde daarop, ook niet helemaal onterecht en voor het eerst echt kritisch, dat de termen steeds harder worden. Enait wees erop dat we niet politiek correct moeten zijn, maar zo stelde de debatleider ‘leidt dat niet tot meer polariseren?’. Een dialoog heeft echter niet zoveel zin, wanneer we gaan verdedigen worden we in een hoekje geduwd, zo stelde een bezoeker (mijn toevoeging zou zijn: als u zich moet gaan verdedigen, bent u al in een hoekje geduwd).
Anderen in het publiek maakten zich druk om het gegeven dat moslimjongeren belemmerd zouden worden in hun ontwikkeling door islamofobie en door de consequenties ervan. Iemand uit de zaal vroeg ook wanneer moslims nu eens serieus genomen worden door de overheid en wanneer islamitisch burgerlijk recht hier toegepast kan worden bijvoorbeeld met trouwen. (Volgens mij kan dat al, mits men eerst een burgerlijk huwelijk ondergaat. Doet men dat niet, kan men nog steeds volgens de islamitische regels trouwen, alleen dan is dat volgens Nederlands recht niet geldig als een huwelijk).
Een autochtone vrouw uit de zaal vond dat het debat tweezijdig moest zijn. Ze wil aan de orde kunnen stellen waarom er tussen de sprekers in de grote zaal geen vrouwen zitten bijvoorbeeld, zonder nou meteen als islamofobisch gezien te worden.
De grote islamdebatten zijn meestal niet het sterkste onderdeel van het Nationaal Islamcongres. Meestal is men redelijk eensgezind en dat geeft niets; je kunt er ook voor kiezen een onderwerp uit te diepen. Met deze voorzitter lukte dat niet. Ik had van tevoren al voorspeld dat de discussie zou gaan uitdraaien op een ‘jij bak’ verhaal doordat de voorzitter zou wijzen op fundamentalisme, en wat men daar dan van vindt, enzovoorts. Dat doet hij namelijk bij ieder islamdebat waarin hij ‘advocaat van de duivel’ wil spelen. Uiteindelijk leidt dat ertoe dat moslims bijna per definitie in de verdediging worden gedwongen en dat onderlinge verschillen en discussiepunten niet naar boven komen.
Lezingen
De eerste lezing van Said Ragaeh “Who is the best of mankind?” heb ik gemist, maar gezien de verhalen op twitter moet die behoorlijk wat indruk gemaakt hebben. “De liefde van Allah is bedoeld voor alle zonen van Adam;” en strikt genomen dus niet alleen voor moslims. Later zou hij nog een lezing geven ‘Be a succesfull Muslim”. U ziet hem hier in een optreden tijdens de Peace Conference in India
Vervolgens kwam imam Abdul Jalil met ‘Beledig elkander niet!’ en daarna Musleh Khan uit Canada met ‘What is Islam really all about?’ en later in de avond ook nog met ‘The Dialogue between Muslims and non-Muslims’. Ook Remy Soekirman, verbonden aan Dar al Ilm, verzorgde twee lezingen: “Beautify yourself with knowledge about Islam” en “Werk samen en wees niet verdeeld”. Na het nodige bijgepraat te hebben ben ik naar Yasin el Forkani (Welke vruchten werpt mijn geloof af?) gaan luisteren. Hij benadrukte in een mengeling van managementactige reflectietechnieken, soefi gedachtegoed en meer traditionele kennis, het belang van persoonlijke ontwikkeling; mensen moeten groeien. Eén van de vrouwen in het publiek wierp tegen dat mensen elkaar toch moeten aansporen (en niet alleen op zichzelf gericht zijn). Dat beaamde El Forkani; mensen moeten elkaar stimuleren goede daden te verrichten maar uiteindelijk dient men zelf te groeien: bij elke handeling moet men zich afvragen, wat is mijn doel, wat wil ik daarmee bereiken en voor wie wil ik het bereiken. Hij ziet het geloof in het hart als indicator voor vooruitgang.
Khalid Benhaddou in zijn bijdrage “De laatste adviezen van de profeet Muhammad (vrede zij met hem)” vertelde over de afscheidspreek Mohammed met adviezen voor de sahaba. Deze preek was volgens hem een samenvatting van de prediking van islam door de profeet. Benhaddou benadrukte het bondgenootschap van moslims; niet Arabisch, zwart of blank zou tellen voor god, maar ‘godsvrees’ (taqwa). Belangrijk bij al deze lezingen (voor zover ik dus meegekregen heb) zijn de omgangsvormen van mensen met elkaar die goed moeten zijn. Mensen moeten elkaar niet. Tevens moeten mensen zich inzetten voor de ummah: de wereldgemeenschap van moslims. Daarnaast was er een grote nadruk op innerlijke religie en spiritualiteit van moslims. Al met al zeker geen haatcongres of een bolwerk van politieke islam. Dat kon ook wel op kritiek rekenen overigens met argumenten als toch wel een inhoudelijk eenzijdig programma met weinig informatie over het verzamelen van islamitische kennis (op een lezing van Remy Soekirman na). Sommige bezoekers misten ook politieke onderwerpen zoals de opstanden in het Midden-Oosten (Syrië met name). Voor meer meningen en positieven en negatieve kritiek zie onder meer Marokko.nl: Hoe vond jij het Nationaal Islamcongres 2012? Door anderen dan weer betiteld als gezeur.
Afsluiting
Bij de afsluiting waren er al veel mensen vertrokken niettemin was het nog redelijk druk in de theaterzaal waar de afsluiting plaatsvond. Said Ragaeh maakte daar de opmerking dat conferenties als deze geen vervanging zijn voor het opdoen van kennis. Eigenlijk, dat je niet eens zo heel veel kennis op doet. Een dergelijke conferentie is een ‘imaan-boost’ volgens hem. Imaan is een Arabische term die het best te vertalen valt als ‘zekerheid’ of ‘naleving’ van een bepaald idee. In de islam wordt het gebruikt voor het innerlijke geloof in het bestaan en de realiteit van God. Gedrag dat niet in overeenstemming is met islamitische regels (liegen, stelen, enz.) wordt o.a. gezien als een teken van een zwak imaan. Dergelijke bijeenkomsten zouden als het ware een soort ‘red bull’ zijn voor iemands imaan. En dat is inderdaad zoals veel mensen het aldaar omschrijven. Of ze ook het appèl van Ragaeh overnemen valt natuurlijk nog te bezien. Voor een deel van het publiek namelijk is dit wel voldoende voor hun behoefte aan kennis over islam, anderen geven de voorkeur aan het zelfstandig verder zoeken naar kennis en voor weer anderen is kennis nauwelijks van belang maar gaat het meer om islam als identiteit, als gevoel of islam als een ervaring die beleefd moet worden.
Al met al was het een geslaagd dagje. Voor mij onderzoek, dus werk, maar ook altijd wel weer ontspannend vanwege de gemoedelijke sfeer. De organisatie heeft met deze derde editie de kneepjes van het vak duidelijk beter onder de knie dan de eerste twee keren. Het programma liep op rolletjes (althans voor de buitenstaanders) en men slaagde erin slechts een kwartier uit te lopen over de hele dag. Waarschijnlijke mede doordat Noureddine Steenvoorden en Nourdeen Wildeman de regie behoorlijk strak in handen hielden op de podia.
Het Islamcongres is, zoals alle congressen, ook een plek om te netwerken. Voor onderzoekers zoals ik, maar ook voor journalisten en voor de gewone belangstellenden. Dat heb ik dus ook gedaan; iedereen dank voor de aardige, informatieve en soms felle gesprekken.
Zie ook:
Een impressie van het Nationaal Islamcongres 2009
Een verlate impressie van het Nationaal Islamcongres 2010
Andere blogs:
Islamcongres A’dam 8 april 2012: ruim 2000 moslims, geen enkele niet-moslim gezien in deze duisternis! | AmsterdamPost
Het gesprek met moslims blijft heel belangrijk, zowel om elkaar beter te begrijpen, elkaar als medemens te blijven zien en als christen/ joods-christelijk gelovige de bevrijding en liefde van de God van Abraham, Isaak en Jacob in Yeshua door te geven.
En het blijft net zo hard nodig, om de ware aard van de islam te ontmaskeren: een totalitair systeem, wat overal de democratie misbruikt om tot het kalifaat te komen.
Hier ligt een taak voor ons als joods-christelijke gelovigen, maar net zo goed voor liberaal denkende mensen zonder religie.
Hoort u bij de landverraders of of bij de “ons land veroverenden als het islampaard van Troje” of staat u voor de vrijheid van ons land voor alle mensen? Laat dat dan merken a.u.b. onder dit artikel.
Maak u los uit de “stilzwijgende meerderheid” en sta voor onze vrijheid, voordat we hier een “Arabische lente” krijgen.
Iederen, zeker ook moslims nodig ik van harte uit hierin mee te denken.
Shalom,
BARUCH ATA ELOHENU MELECH HA OLAM. – Zondag 8 April,Jaarlijkse Nationaal Islam congres in Amsterdam!
Onze ouders, grootouders hebben de fascisten zien oprukken in Nazi-Duitsland.Wij gaan hetzelfde meemaken.
Achter de haatbaarden,onder de witte klotjes,onder de soepjurken, onder de hoofddoekjes,zit hetzelfde denken als van die Duitse meneer
met het snorretje.
Hetzelfde superioriteitsdenken.Dezelfde haat tegen de Joden.
Hetzelfde streven naar overneming van de macht ,van de Staatsmacht.
Onze linkse bestuurders, politici hebben vanaf 1975 de poorten van de Europese landen wijd opengezet voor deze haatpredikers, voor deze leugenaars.
En nu gaat de Europese bevolking zuchten onder het geweld van de haatbaarden, soepjurken,hoofddoekjes, die er van overtuigd zijn,
dat hun religie verre superieur is aan de overtuiging van de Westerse mens.
Wij weten, dat we met Allah te maken hebben met de duivel in eigen persoon.
Voor degenen, die nog niet zo op de hoogte zijn van het bestaan van geestelijke realiteiten,
ligt het boek van de Joden klaar ,de Tanach, de Bijbel,
waarin iedereen kan nalezen hoe e.e.a. in elkaar steekt.
Zij hebben Tariq Ramadan, wij hebben Mohammed Enait « CarelBrendel.nl
Hoe het ook zij, vergeleken met de grote manifestatie bij Parijs is de bijeenkomst in Amsterdam zeer bescheiden. Het valt gelukkig nog mee met de omvang en de diepgang van de politieke islam in Nederland.
Op donderdag probeerden de organisatoren van het congres mij nog over te halen om mee te doen aan hun ‘Grote debat’ over islamofobie, maar daarna niet meer.
De puzzelopdracht is het beantwoorden van de vraag: WAAROM? Liefst met argumenten.
Globaal zijn er twee mogelijkheden: men kon of wenste niet mee te gaan met mijn voorwaarden (I) of men is ergens bang voor geworden (II).
Mogelijke antwoorden (maar suggesties voor nog weer andere mogelijkheden zijn ook welkom):
a) Men kon of wilde zelfs één dag voor het debat niet met gespreksonderwerpen/stellingen komen
b) Ik mocht niet mezelf voorstellen
c) Hoewel uitgenodigd om deel te nemen aan het gesprek mocht mijn spreektijd niet zo veel zijn als die van de vier of vijf opponenten
d) De garantie van mijn veiligheid kon of wilde men niet serieus nemen
Men werd bang omdat
e) ze schrokken van mijn suggesties voor discussievragen
f) ze pas in tweede instantie merkten dat ik vrij veel weet van het onderwerp
h) andere deelnemers dreigden af te haken als ik mee zou doenUPDATE
Ik was niet de eerste ‘andersdenkende’ die door het Nationaal Islam Congres benaderd werd om deel te nemen aan ‘Het Grote Islamdebat’. Donderdagmiddag benaderden ze mij, maar woensdag laat in de avond hadden ze Benno Barnard al gemaild, alleen was hij enkele dagen onbereikbaar. Hem kenden ze natuurlijk al wat beter, al was het maar vanwege de lezing die hij zou houden en die onder dreiging van de mannen van islam-vier-België onmogelijk werd gemaakt. Terwijl ik in mijn voorwaarden begonnen was over mijn eigen veiligheid, begonnen de organisatoren tegenover Benno Barnard uit zichzelf over het garanderen van zijn veiligheid! Van Benno begreep ik dat ze daarbij zelfs specifiek spraken over zijn veiligheid op het congres zelf.
Hoe is het vredesnaam mogelijk?
Je benadert iemand om deel te nemen aan een discussie over de vraag of ‘angst voor de leer van Mohammed’ misschien overdreven is en in hetzelfde bericht laat je merken dat je beseft dat die angst niet overdreven is.
In mijn e-mail sprak ik met name over mijn veiligheid onderweg van en naar het congrescentrum. Zouden ze gedacht hebben dat Benno mij hierover getipt had?
Nationaal Islamcongres 2012 | Wijblijvenhier.nl
De oogst: Remy Soekirman die opriep tot onderlinge samenwerking. Yassin el Forkani die moslims opriep te werken aan een zuiver hart. Khalid Benhaddoud die de aandacht vestigde op de laatste adviezen die de Profeet (vzmh) gaf voor zijn dood, over het respecteren van de Ander, het tegengaan van discriminatie, het laatste oordeel over de Ander bij God laten en vooral: de noodzaak om samen te leven. Je bent als moslim niet alleen op de wereld. Benhaddoud is echt iemand waarvoor ik kilometers wil reizen om hem te horen spreken (en ook reciteren!).
RNW – Verzoenende toon op Islamcongres Amsterdam
‘Of je moslim bent of christen, als je het goede doet houdt God van je.’ Die uitspraak van de Canadese sjeik Said Rageah kenschetst de verzoenende toon van het Nationaal Islam Congres dat afgelopen weekend plaatsvond in Amsterdam. Een heel andere toon dan de eerste aflevering van vier jaar geleden.
Posted on March 29th, 2012 by martijn.
Categories: Activism, International Terrorism, ISIM/RU Research, Religious and Political Radicalization.
In the last twelve months several violent attacks have shocked Europe. In July there was the terrorist attack by Anders Breivik in Norway, in Germany a series of violent attacks against, among others, migrants have been revealed and in the last weeks an attack at a Shiite mosque in Brussels and the killings of two soldiers and a pupil and two teachers of a Jewish school in France sent shock waves through Europe. In the case of Brussels and France people quickly pointed out that the perpetrators were salafists as a synonym for radical Muslims and Islam. In the case of Breivik psychological factors have been a prominent frame to explain his behaviour (and his ideology is often seen as the result of his disturbed mind) and in the German case socio-economic factors have been discussed in relation to the neo-nazi ideology of the perpetrators. In the Belgian and French case however the reference to salafism seems to work as a sort of self-explanatory frame: ‘ahh, he is a salafist? No wonder he shoots Jews / Throws a bomb into a Shiite mosque’. This shows not only a limited understanding of Salafism but also how our perception of Islam, Muslims and violence on the one hand and the ideal European society on the other hand is limited by the dichotomy between liberal and radical Islam.
What is Salafism?
What Salafism is or does, is not so easy to point out. Salafism can refer to all kinds of movements in Islam claiming to represent an ‘authentic’ Islam as practiced by the first generations of Muslims. As such it is by definition heterogeneous and sometimes the differences among them are more important than their similarities. Salafism is also often conflated, wrongly so, with reformers such as ‘Abduh and Rida in the 19th and 20th century. Often labelled as a ‘radical’ ‘extremist’ ‘fundamentalist’ branch of Islam in my research I prefer to conceptualize it as a utopian movement with a clear imbrication of Salafism and Saudi Wahabism from the 1970s onwards:
Radicalization Series IV – Salafism as a Utopian Movement – C L O S E R — C L O S E R
a movement trying to revitalize Islam based upon a homogenuous ideal of Islam of the days of the first generation Muslims. The Salafi movement aims to cleanse Islam from so-called non-Islamic accretions, such as Sufism, Shi‘a Islam, or local practices and doctrines, which have sullied a “pure” Islam (Meijer, in Global Salafism). The only way to lead a pure and authentic life and to inherit paradise is to return to the period of the prophet Muhammad and his companions and to emulate their lives. The sources of the Islam, the Qur??n and the ?ad?th are seen as the written version of the authentic and pure Islam. All human action has to be covered by the sources of Islam to be legitimate, otherwise they are condemned as bid’a or worse: in some cases such illegitimate acts may lead to takfir. Moreover since the prophet Muhammad is considered to be an exemplary, perfect Muslim, the Sunna, a close reading of the Qurann and hadth are essential sources with guidelines for leading the correct life and staying on the righteous path. This applies to thought, behaviour as well as appearance. Based upon this ideal the movement tries to develop a lifestyle participants find more just and satisfying than at present. The transnational Salafi movement consists of local and global branches and is characterized by a loosely coupled network structure that is non-hierarchical and characterized by a segmentary-like mobilization and fission and fusion of several sub-networks. The different Salafi networks share the same doctrine of tawhid (the unity and uniqueness of God) as Wiktorowicz explains, but (contray to Wiktorowicz’ claim) do not agree on all aspects of this principle such as what constitutes belief and unbelief and how to interpret particular attributes of Allah. Furthermore, Salafi networks share the method of reading and interpreting the sources of Islam but they differ on the methods of worship and the manner of achieving their goals.
The Salafi movement is not a monolithic bloc or a homogeneous movement. The many diffences and antagonisms within the movement come about because of two tensions in Salafi doctrine and practice. Firstly, there is the question of how to deal with non-Muslims and Muslims who follow different doctrines and practice Islam differently. The claim of the Salafi movement that they teach and follow the ‘true’ Islam that should not be ‘contaminated’ by other influences makes them trying to shy away from others in order to protect Islam and Muslims against attacks. They idea however that they should proselytize makes it necessary that they also maintain an open and inviting attitude. Secondly, Salafi doctrines are based on a scriptural, literal and strict interpretation of Islam. There certainly is room for pragmatics but that does not really resolve the tension between the uncompromising moral standards in the doctrine and everyday life of Salafi Muslims where they encounter other people, ideas and rules.
On top of these tensions there is the issue of how engage the eternal and epic battle between right and wrong that characterizes much of the Salafi thought. The style and manner in which they try to resolve both tensions mentioned above, results from the answer they give to the latter question. Some networks completely shy away from engaging in politics while others have a strongly militant or violent way of solving the tensions while again others vehemently reject every form of political opposition and certainly violence. This means that the relation between Salafism and violence is not so self-evident. Recent research in the Netherlands by Roex, Van Stiphout and Tillie also shows that the relation between religious orthodoxy and political activism is rather weak. Certainly, religion or ideology can provide people with an agenda, sense of urgency, legitimization and inspiration for (violent) activism but in most cases engaging with Salafism and/or Jihadism pertains more to developing a sense of pride and empowerment than resulting in actions.
Salafi Islam as the new folk devil
A basic tenet of the recent debates and policies in Europe with regard to Islam and Muslims is treating both as outsiders who do not belong to the European moral community. This idea of community is based upon a homogenizing and idealized version of secular and sexual freedoms that underpin the idea of citizenship. Combined with recent changes in the public debates about Islam such as going from a consensual style to a confrontational style the dominant political praxis of secularism leads to stimulating and integrating a so-called ‘liberal’ Islam while excluding a more assertive version of Islam that is labelled as ‘radical. As such, while European secularism does not advocate the complete removal of religion in the public sphere, particular strands of visible Islam are categorized as ‘radical’ and therefore to be excluded from the public domain. One of the main functions of the distinction between ‘liberal’ and ‘radical’ Islam is to create unity among the political elites who are divided over the management of religion but agree that ‘radical’ Islam does not belong to Dutch society. In this context it is not difficult to understand why Salafism is controversial: face-veiling, inciting speeches, violent attacks justified by perpetrators who had affiliations with Salafi circles by referring to Islam and a transnational Muslim community are problematic for many people, including other Muslims. Also their views on for example homosexuality, the position of women, Shia Islam and sharia are at least controversial in the current context.
But there is more to it. At Connected in Cairo, Mark Allen Peterson points to Stanley Cohen’s work on ‘moral panics’ in a post on Mubarak, Salafis and Other Folk-Devils in Egypt’s Sectarian Violence « CONNECTED in CAIRO
Stanley Cohen discusses the ways in which complex social phenomena are converted into fairly straightforward narratives about the breakdown of some set of cultural values. What makes the narrative powerful is its ability to offload the breakdown onto some real or imagined group of people, who serve as “visible reminders of what we should not be” (Cohen 2002:2).
Why are so many issues with regard to Islam and Muslims perceived as problems coming from radical Islam instead of problems of inequality, injustice or psychologies? Why is the remedy that is sought liberal Islam instead of policies aiming to combat social and economic deprivation and to implement a sincere and true recognition of Islam as a European tradition of more than 1000 years? The reason for that is that the above mentioned culturalization naturalizes differences and problems into cultural differences and problems that to a certain extent can be tolerated but if they go to far they should be banned because they threaten the social cohesion and security of society. In this case Salafism has become the folk devil, the poster boy for radical Islam that threatens the cultural values; they are, in Cohen’s words, the visible reminders of what we should not be.
Doesn’t matter that Mohammed Merah exhibited some features that doesn’t really fit a Salafi lifestyle, or that he apparently decided to go to the Jewish school after being to late to carry out another attack on soldiers, the fact that he had some ties to a radical organization that somehow has some Salafi tendencies (among many other things), that many jihadi circles are against carrying out attacks against people in Europe (let alone children), that some Salafi circles clearly denounce any form of violence, the guy is a representative of radical Islam with practices from the Middle Ages. This media en political narrative of the Salafi folk devil allows the political elite ánd the violent militants to do several things.
Note that the responses after the murders in Germany and in Norway produce similar results. Pointing to the psychological factors in Breivik’s case and to neo-nazi’s in the German care makes any reflection on whether our society systematically creates conditions for such horrific acts redundant or (given Sarkozy’s point of view) even immoral. Something similar pertains to Muslims. Commentators who argue that for example socio-economic conditions, exclusion and so on are not sufficient to explain these acts and that such explanations reduce Muslims to people without agency are correct. The imposition however of the good vs. bad Muslim dichtomy on Muslims makes internal debates very difficult. People who point to the risk of inciting speech, the need of reform, or other factors among Muslims that may or may not contribute to these acts, are quickly categorized as giving in to the racists. While the ones who counter such explorations and explanations are quickly seen as radicals or at least sympathizing with them. If people take up a middle way position or one that transcends the dichotomy their loyalties are questioned, both by insiders and outsiders. The dichotomy between liberal Islam and radical Islam therefore emphasizes the need for reform in Islam, but in practice actually prevents that. The dichotomy therefore says more about current society and politics in Europe than about Islam and Muslims.
Posted on March 24th, 2012 by martijn.
Categories: International Terrorism, ISIM/RU Research, My Research, Religious and Political Radicalization.
De recente gewelddadige acties tegen een sji’itische moskee in Brussel en de schietpartijen in Frankrijk hebben veel mensen geschokt. In beide gevallen werd al snel in de richting van het ‘salafisme’ gewezen als synoniem voor de radicale islam. Er zijn niettemin genoeg signalen dat de vermeende dader in Toulouse er een levensstijl op na hield die wellicht niet zo salafistisch is (zoals uitgaan e.d.) en er is nauwelijks discussie over zijn psychische gesteldheid. Het lijkt alsof geweld door moslims altijd wordt herleid tot islam of salafisme en niet tot psychologische of sociale achtergronden.
Maar wat is salafisme eigenlijk? Dat laat zich niet zo makkelijk omschrijven maar in het algemeen kunnen we salafisme zien als een islamitisch utopische beweging. Een beweging die de islam wil revitaliseren op basis van een ideaalbeeld van de eerste drie generaties moslims. Met dat ideaalbeeld proberen salafisten een hedendaagse levensstijl te ontwikkelen die men bevredigender en rechtvaardiger vindt dan hun oude levensstijl. Het gaat om netwerken van moslims die proberen en claimen de islam, zoals die in deze tijd door moslims gepraktiseerd wordt, te zuiveren van allerlei tradities die oorspronkelijk niet tot de islam zouden behoren.
De salafibeweging of denkrichting is niet homogeen. De splitsingen binnen de salafibeweging komen voort uit een tweetal spanningen. Allereerst is er de vraag hoe om te gaan met andere moslims die een andere invulling van het geloof er op na houden. De claim van de aanhangers van de salafinetwerken dat zij de ware islam vertegenwoordigen en uitdragen, maakt dat zij afstand houden tot andere moslims (en tot niet-moslims). Tegelijkertijd nemen ze een zekere openheid in acht ten einde moslims en niet-moslims te kunnen bekeren tot de ‘ware’ islam. Ten tweede zijn de doctrines van salafisten gebaseerd op de geschreven bronnen van islam met een zeer strikte, letterlijke, uitleg. Dit stelt echter zware eisen aan de individuele moslim. Deze is immers op tal van verschillende terreinen actief waar andere mores heersen zoals werk en school. Daar komt bij dat binnen het salafisme het idee leeft dat men in een epische strijd tussen goed en kwaad is verwikkeld. De precieze invulling van dat idee, dat zowel spiritueel als politiek kan zijn, bepaalt of men in een meer militante of meer gematigde stijl omgaat met bovenstaande spanningen. Er zijn netwerken en groepen die zich compleet afzijdig houden van politiek, maar er zijn ook groepen die er een zeer militante en zelfs gewelddadige praktijk op na houden: de jihadisten. Het is met name deze laatste groep die een mogelijke dreiging oproept.
Uit bovengenoemde spanningen en daaruit voortvloeiende interne tegenstellingen blijkt al dat de relatie tussen salafisme en geweld niet zo eenduidig is als wel wordt gesuggereerd. In een recent onderzoek van Roex, Van Stiphout en Tillie bleek dat het verband tussen ‘religieuze orthodoxie’ en politiek activisme zwak is. Weliswaar kunnen mensen aan een religie of een ideologie inspiratie, een gevoel van urgentie en een legitimering voor gewelddaden ontlenen, maar in veel gevallen is een gevoel van ‘empowerment’ belangrijker dan de uitgevoerde of uit te voeren daden. Dat het salafisme in de huidige politieke context zoveel aversie oproept is overigens niet zo verwonderlijk. Er zijn enkele gewelddadige acties geweest van moslims die banden hadden met het salafistische circuit en zich beriepen op salafistische doctrines: denk aan Mohammed Bouyeri die Theo van Gogh vermoordde (ook al was zijn gedachtegoed een mengeling van diverse islamitische en christelijke stromingen). Ook de standpunten met betrekking tot homoseksualiteit, de positie van de vrouw, de sji’itische islam en sharia zijn in de huidige Europese context op z’n minst controversieel.
In de discussie over islam in Europa zien we dat een ideaalbeeld geschapen wordt van Europa als een bakermat van moderniteit, seculiere en seksuele vrijheden waarbij het zeer negatieve beeld over de islam de ultieme ‘ander’ is. Tegelijkertijd zien we dat er over het hele politieke spectrum (met uitzondering van nativistische partijen zoals de PVV en Front National) een onderscheid gemaakt wordt tussen de liberale en de radicale islam. De liberale islam zou in Europa geïntegreerd kunnen worden, terwijl de radicale islam hier niet thuishoort en bestreden zou moeten worden. Daarmee wordt het pluralisme dat de islam en de religieuze beleving van moslims kenmerkt, teruggebracht tot twee simpele opposities waar men zelf niet om gevraagd heeft: radicaal en liberaal. In beide gevallen blijven moslims buitenstaanders in Europa, hetgeen we terugzien in de belangstelling voor de politieke moorden in Frankrijk. Er is veel aandacht voor de schietpartij op de joodse school in Toulouse, maar de vermoorde moslim soldaten in Montauban komen amper over het voetlicht. Het salafisme is ‘the poster boy’ voor de tegenstelling radicale vs. liberale islam, een indeling die meer zegt over de huidige politieke situatie in Europa dan over salafisme zelf.
Zie ook:
Terrorist van Toulouse in het schemergebied van salafisme en jihadisme « CarelBrendel.nl
Ramadan is niet de enige die het religieuze aspect van de terreur van Toulouse probeert weg te wassen. Tevergeefs. Er valt namelijk niet te ontkomen aan de motivering van de terrorist, de claims van de jihadistische organisatie Jund al-Khilafah, en de biografie van Merah.
Toulouse, de Eenling en het Discours | Wijblijvenhier.nl
De manier waarop wij praten, schrijven, bloggen en tweeten over dit soort nare daden van mensen, is mede bepalend voor hoe wij onszelf en anderen definiëren.
Posted on January 12th, 2012 by martijn.
Categories: ISIM/RU Research, Multiculti Issues, Public Islam, Religious and Political Radicalization.
Purification and Resistance: Glocal Meanings of Islamic Fundamentalism in the Netherlands
Promotoren:
Prof.dr. H.G. van de Bunt
Co-promotors:
Dr. D. Zaitch
Datum
13 januari 2012 11:30
Locatie:
Woudestein, senaatszaal
Faculteit
Erasmus School of Law (ESL)
Nederlandse moslimfundamentalisten vrij westers en modern
Promotieonderzoek aan Erasmus Universiteit Rotterdam
Nederlandse moslimfundamentalisten zijn in veel opzichten heel modern en westers. Dat is in tegenspraak met het beeld dat vooral radicale moslims door hun strikte overtuigingen erg van andere Nederlanders verschillen. Dit stelt criminologe Fiore Geelhoed in haar proefschrift ‘Purification and Resistance: Glocal Meanings of Islamic Fundamentalism in the Netherlands’. Ze promoveert op vrijdag 13 januari 2012 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR).
De publieke opinie is dat radicale moslims door hun strikte overtuigingen erg van andere Nederlanders verschillen. Maar Fiore Geelhoed schetst in haar proefschrift een ander, meer genuanceerd beeld van moslimfundamentalisten, waaronder zowel rechtlijnige, niet-activistische orthodoxen als activistische radicalen en activistische extremisten die een gewelddadige jihad prediken worden verstaan.
De criminologe interviewde 40 moslims met verschillende religieuze oriëntaties, deed observaties in voornamelijk Salafistische moskeeën waar ze gesprekken had met een groot aantal aanwezigen en analyseerde online discussies op Marokko.nl. Moslimfundamentalisten blijken in veel opzichten juist heel modern en westers te zijn.
Moderne en westerse kenmerken
De moderne, Westerse trekken zijn in vier opzichten zichtbaar. Kijkend naar de religieuze en etnische achtergrond laat het onderzoek zien dat er onder Nederlandse fundamentalisten niet alleen jongeren uit moslimgezinnen zijn. Er zijn ook bekeerlingen met andere etnische achtergronden, zoals met een autochtone Nederlandse achtergrond.
Daarnaast zijn de overtuigen divers van aard. Moslimfundamentalisten lijken anti-westerse opvattingen uit te dragen die direct voortkomen uit fundamentalistische ideologieën. Maar de diverse soorten kritiek, en mate daarvan, die de moslims in dit onderzoek uiten, lijken juist deels gebaseerd op de erkenning van westerse grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting. De respondenten bekritiseren Nederland en andere Westerse landen onder meer omdat ze vinden dat deze grondrechten in de westerse landen niet in gelijke mate voor moslims gelden.
Ook het gedrag is vaak westers en modern. Veel moslimfundamentalisten zonderen zich niet zo sterk af zoals wel wordt gedacht. Ze blijven allemaal tot op bepaalde hoogte participeren in het alledaagse leven in Nederland en komen via werk en vriendschappen met niet-moslims in aanraking. Daarnaast blijken ze vaak pragmatischer in de leer te zijn dan het begrip ‘fundamentalist’ doet vermoeden, bijvoorbeeld door toch een hand te geven aan een persoon van het andere geslacht als hun werksituatie dit vereist.
Tenslotte is ook de manier waarop sommige moslims in Nederland kiezen voor fundamentalisme westers en eigentijds. Deze keuze is namelijk vooral onderdeel van een continue zoektocht naar een passende identiteit, een zoektocht die ze delen met andere Westerse burgers. De veranderlijkheid van keuzes die deze zoektocht kenmerkt, blijkt uit het feit dat meerdere respondenten in de loop van het onderzoek (deels) terugkwamen op hun fundamentalistische visies en in sommige gevallen binnen korte tijd ‘deradicaliseerden’. Deze veranderlijkheid geldt even sterk voor keuzes die andere moderne Westerse burgers maken. Radicalisering is dus geen lineair proces, maar kan schoksgewijs verlopen en veel richtingen uitgaan (waaronder deradicalisering).
Verschil
Een andere bevinding van Geelhoed is dat er een verschil is tussen enerzijds de orthodoxe en anderzijds de radicale en extremistische moslims in dit onderzoek. Laatstgenoemde groepen geven blijk van een grotere gevoeligheid voor sociale uitsluiting en een gebrek aan erkenning. Veranderde belevingen en inzichten in de loop van de tijd wijzen er wel op dat deze gevoeligheid een momentopname kan zijn.
Volgens Geelhoed werkt het averechts om moslims over één (kritische) kam te scheren. Ook moet de indruk worden vermeden dat ze ongelijk worden behandeld ten opzichte van niet-moslims. Dit zou juist polarisatie en radicalisering kunnen vergroten. Om overmatige generalisaties te voorkomen, inclusief de termen ‘moslimfundamentalist’ en ‘radicaal’ zonder nadere differentiatie, is het onder meer nodig om orthodoxie, radicalisme en extremisme van elkaar te onderscheiden.
Daarnaast is het volgens de promovendus van belang om zich te blijven realiseren dat de stelling ‘eens een radicaal, altijd een radicaal’ niet opgaat. Radicale en extremistische denkbeelden kunnen in de loop van de tijd worden gematigd of zelfs volledig worden losgelaten.
Om polarisatie en radicalisering tegen te gaan, zou beleid meer uit moeten gaan van de belangrijke overeenkomsten die er tussen moslimfundamentalisten en andere Nederlandse burgers zijn.
Nadere informatie:
Persvoorlichting Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), (010) 408 1216 of press@eur.nl
vrijdag, 06 januari 2012
Bron: Persbericht EUR
Posted on January 12th, 2012 by martijn.
Categories: ISIM/RU Research, Multiculti Issues, Public Islam, Religious and Political Radicalization.
Purification and Resistance: Glocal Meanings of Islamic Fundamentalism in the Netherlands
Promotoren:
Prof.dr. H.G. van de Bunt
Co-promotors:
Dr. D. Zaitch
Datum
13 januari 2012 11:30
Locatie:
Woudestein, senaatszaal
Faculteit
Erasmus School of Law (ESL)
Nederlandse moslimfundamentalisten vrij westers en modern
Promotieonderzoek aan Erasmus Universiteit Rotterdam
Nederlandse moslimfundamentalisten zijn in veel opzichten heel modern en westers. Dat is in tegenspraak met het beeld dat vooral radicale moslims door hun strikte overtuigingen erg van andere Nederlanders verschillen. Dit stelt criminologe Fiore Geelhoed in haar proefschrift ‘Purification and Resistance: Glocal Meanings of Islamic Fundamentalism in the Netherlands’. Ze promoveert op vrijdag 13 januari 2012 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR).
De publieke opinie is dat radicale moslims door hun strikte overtuigingen erg van andere Nederlanders verschillen. Maar Fiore Geelhoed schetst in haar proefschrift een ander, meer genuanceerd beeld van moslimfundamentalisten, waaronder zowel rechtlijnige, niet-activistische orthodoxen als activistische radicalen en activistische extremisten die een gewelddadige jihad prediken worden verstaan.
De criminologe interviewde 40 moslims met verschillende religieuze oriëntaties, deed observaties in voornamelijk Salafistische moskeeën waar ze gesprekken had met een groot aantal aanwezigen en analyseerde online discussies op Marokko.nl. Moslimfundamentalisten blijken in veel opzichten juist heel modern en westers te zijn.
Moderne en westerse kenmerken
De moderne, Westerse trekken zijn in vier opzichten zichtbaar. Kijkend naar de religieuze en etnische achtergrond laat het onderzoek zien dat er onder Nederlandse fundamentalisten niet alleen jongeren uit moslimgezinnen zijn. Er zijn ook bekeerlingen met andere etnische achtergronden, zoals met een autochtone Nederlandse achtergrond.
Daarnaast zijn de overtuigen divers van aard. Moslimfundamentalisten lijken anti-westerse opvattingen uit te dragen die direct voortkomen uit fundamentalistische ideologieën. Maar de diverse soorten kritiek, en mate daarvan, die de moslims in dit onderzoek uiten, lijken juist deels gebaseerd op de erkenning van westerse grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting. De respondenten bekritiseren Nederland en andere Westerse landen onder meer omdat ze vinden dat deze grondrechten in de westerse landen niet in gelijke mate voor moslims gelden.
Ook het gedrag is vaak westers en modern. Veel moslimfundamentalisten zonderen zich niet zo sterk af zoals wel wordt gedacht. Ze blijven allemaal tot op bepaalde hoogte participeren in het alledaagse leven in Nederland en komen via werk en vriendschappen met niet-moslims in aanraking. Daarnaast blijken ze vaak pragmatischer in de leer te zijn dan het begrip ‘fundamentalist’ doet vermoeden, bijvoorbeeld door toch een hand te geven aan een persoon van het andere geslacht als hun werksituatie dit vereist.
Tenslotte is ook de manier waarop sommige moslims in Nederland kiezen voor fundamentalisme westers en eigentijds. Deze keuze is namelijk vooral onderdeel van een continue zoektocht naar een passende identiteit, een zoektocht die ze delen met andere Westerse burgers. De veranderlijkheid van keuzes die deze zoektocht kenmerkt, blijkt uit het feit dat meerdere respondenten in de loop van het onderzoek (deels) terugkwamen op hun fundamentalistische visies en in sommige gevallen binnen korte tijd ‘deradicaliseerden’. Deze veranderlijkheid geldt even sterk voor keuzes die andere moderne Westerse burgers maken. Radicalisering is dus geen lineair proces, maar kan schoksgewijs verlopen en veel richtingen uitgaan (waaronder deradicalisering).
Verschil
Een andere bevinding van Geelhoed is dat er een verschil is tussen enerzijds de orthodoxe en anderzijds de radicale en extremistische moslims in dit onderzoek. Laatstgenoemde groepen geven blijk van een grotere gevoeligheid voor sociale uitsluiting en een gebrek aan erkenning. Veranderde belevingen en inzichten in de loop van de tijd wijzen er wel op dat deze gevoeligheid een momentopname kan zijn.
Volgens Geelhoed werkt het averechts om moslims over één (kritische) kam te scheren. Ook moet de indruk worden vermeden dat ze ongelijk worden behandeld ten opzichte van niet-moslims. Dit zou juist polarisatie en radicalisering kunnen vergroten. Om overmatige generalisaties te voorkomen, inclusief de termen ‘moslimfundamentalist’ en ‘radicaal’ zonder nadere differentiatie, is het onder meer nodig om orthodoxie, radicalisme en extremisme van elkaar te onderscheiden.
Daarnaast is het volgens de promovendus van belang om zich te blijven realiseren dat de stelling ‘eens een radicaal, altijd een radicaal’ niet opgaat. Radicale en extremistische denkbeelden kunnen in de loop van de tijd worden gematigd of zelfs volledig worden losgelaten.
Om polarisatie en radicalisering tegen te gaan, zou beleid meer uit moeten gaan van de belangrijke overeenkomsten die er tussen moslimfundamentalisten en andere Nederlandse burgers zijn.
Nadere informatie:
Persvoorlichting Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), (010) 408 1216 of press@eur.nl
vrijdag, 06 januari 2012
Bron: Persbericht EUR
Posted on January 3rd, 2012 by martijn.
Categories: Activism, ISIM/RU Research, Multiculti Issues, Notes from the Field, Public Islam.
De As Soennah moskee maakte vorige week bekend zich te willen ‘inzetten voor een veilig Oud & Nieuw’. Het initiatief was gericht op enerzijds een signaal afgeven aan brandstichters/vandalen en andere onruststokers zo viel te lezen in een oproep voor vrijwilligers. Anderzijds wilde men de buurt veilighouden en onruststokers aanspreken. Het initiatief hiertoe komt vanuit gemeente Den Haag en het politiekorps Haaglanden. Het is geen uniek initiatief. De politie vraagt wel vaker aan moskeeën om met oudejaarsnacht open te zijn en te surveilleren. Dit jaar echter is het wel breder getrokken. Zelforganisaties van migranten krijgen portofoons mee en kunnen ongeregeldheden direct melden aan de meldkamer. Ondernemers zoals Lidl, McDonalds sponsoren het project. Ook sportclubs, woningbouwcorporaties Staedion Haag Wonen, Vestia en ROC’s zoals Mondriaan College zijn nu betrokken bij het zogeheten rolmodellen project dat al drie jaar loopt. Het is dus geen burgerinitiatief, maar komt wel tegemoet aan veel ongenoegen onder burgers over schade, vernielingen en rellen. Volgens deelnemers is het effect in andere jaren goed te merken door een daling in de overlast en ook doordat jongeren aangeven mee te willen doen met de surveillances en een rolmodel te zijn. Effectief is ook dat door de deelname van de vrijwilligers ouders direct geconfronteerd worden met hun kinderen die overlast veroorzaken. Het is een project waar diverse moskeeën (niet alleen As Soennah maar bijvoorbeeld ook de jongerenafdeling van moskee El Islam), hindoe- en christelijke organisaties, ondernemers en bewonersorganisaties aan deelnemen. Zie de volgende reportage van de lancering:
De discussie
Toen ik het eerste bericht daarover hoorde, vroeg ik me al af of dat niet tot commotie zou leiden. De Haagse As Soennah moskee die op verzoek van de politie in haar wijk gaat surveilleren. Nu is het rellen tijdens oudejaarsnacht een goed Nederlands gebruik en ook burgeroptreden daartegen is dat. Zowel de relschoppers als de moskee gedragen zich dus keurig volgens de Nederlandse tradities zou je kunnen stellen. Maar zo simpel is het natuurlijk niet. Burgerjournalisten stuurde een brandbrief naar de politie over de inzet van ‘salafistische moslimextremisten’ als ‘hulptroepen’ en hoopte dat dit een ‘verschrikkelijk misverstand’ was. De PVV kwam natuurlijk met kamervragen. Daarin vraagt men zich af of het bericht klopt en wat het betekent dat de As Soennah moskee stelt dat het als voorwaarde hanteert dat men een en ander met behoud van eigen identiteit en op eigen wijze zal organiseren. Met vreest dat deze samenwerking het signaal geeft dat samenwerken met de islamitische gemeenschap en haar vertegenwoordigers onvermijdelijk is en dat dit gezien moet worden als een vorm van islamitische annexatiepolitiek die de facto een ondermijning van het gezag van de politie is. Volgens hen mag de openbare orde nooit in handen worden gelegd van ‘organisaties die homohaat, vrouwenonderdrukking, aanzetten tot pedofilie en antisemitisme als uitgangspunten’ zouden kennen. Wethouder Marnix Norder zag dat als het demoniseren van ‘burgerminnende, goedwillende moslims‘.
De As Soennah moskee voelde zich genoodzaakt een en ander op te helderen. Ze benadrukte dat het niet de bedoeling was ‘voor politie te gaan spelen’ en men wilde slechts ‘een steentje bijdragen aan het veiligmaken van onze buurt en stad’: Opheldering artikel ‘Een veilige Schildersbuurt’. Dat kan niet iedereen geruststellen. Of eigenlijk niemand die al bezwaren had, zo stelt Carel Brendel: Sjeik Fawaz werpt zich op als religieuze ordedienst en schrikt van het rumoer. Ook op burgerjournalisten worden op nieuw vragen gesteld. De crux van dat verhaal: men vertrouwt het voor geen meter en vreest het begin van het ontstaan van een sharia-zone als onderdeel van een groter islamitisch project: As soennah – de barmhartigheid zelve!!!. Helemaal onbegrijpelijk is de commotie natuurlijk niet. Zo zou Abdurrahmaan Kat van Al Hidaya (verbonden met de As Soennah moskee) tijdens de bijeenkomst in Opera over het Rolmodellen project gezegd hebben:
Actieve bewoners? Shariapolitie! | De Posthoorn | dé Weekkrant
“Eerder zeiden we ‘nee’ omdat we het gevoel hadden dat ‘ze’ ons vroegen om ‘hun’ problemen op te lossen.” Tijdens de bijeenkomst bezigde Kat ook hardere taal en repte van een “maatschappij die is gestoeld op een goddeloos fundament” en die in het teken staat van de ‘Universele rechten van de mens’. “En de rechten van de mens, daar geloven wij niet in…” Dat de stichting As Soenah dit jaar wel meedoet is omdat, zegt Kat, “om te laten zien dat als ze ons vragen dat wij het wel veilig krijgen. Betrek de moskeeën erbij als je wat wilt bereiken in de wijken.”
Dat soort opmerkingen is natuurlijk olie op het vuur van diegenen die toch al een probleem hebben met de manifestatie van islam en/of moslims in de publieke ruimte en zeker als dat gebeurt door zogenaamde salafistische moslims. Wanneer je als overheid wil samenwerken met buurtbewoners, een op zich niet onverstandig gegeven, dan zal men dat over het algemeen doen met organisaties (in het algemeen, niet persé religieuze) en niet met individuen en tijdelijke losse netwerkjes. Organisaties werpen zich bijna per definitie op als dé vertegenwoordiger van hun achterban zonder dat altijd duidelijk is of dat wel terecht is. Daarbij komt nog dat veel organisaties vaak in het verlengde liggen of zelfs direct verbonden zijn met grotere politieke organisaties. In het geval van burgerprotesten tegen bijvoorbeeld lokale bezuinigingen is de SP vaak erg actief in het organiseren van lokalo’s in comité’s en bezorgde burgers tegen moskeeën zijn nogal eens ondersteund door radicaal-rechtse elementen. De diversiteit in de achterban wordt daarmee vaak geen recht gedaan, iets waar Nausicaa Marbe in haar Volkskrant column op wees ‘Gaat het wel goed bij de politie?’
Het is inderdaad zo dat de As Soennah de laatste paar jaar de nodige oppositie krijgt van andere moslims zoals Tofik Dibi, Ahmed Marcouch en Khadija Arib die, net als zij, ook proberen de stem van ‘de moslims’ te vertolken. Zo stelde Khadija Arib dat de betrokkenheid van As Soennah betekent dat deze moskee meer aan terrein wint. (Edit: zie ook HIER en HIER) Het gaat er enerzijds om dat de islamitische identiteit zoals de As Soennah moskee die zou voorstaan een andere kan zijn dan zoals andere moslims die zien. Anderzijds gaat het om het gegeven dat een religieuze organisatie met haar eigen morele opvattingen over goed en deugdzaam gedrag gaat optreden namens de overheid en andere moslims die er andere of zelfs tegenstrijdige opvattingen kunnen hebben, zoals Hassan Bahara verwoordt in zijn blog Shariapolitie.
Anderen echter, onder wie ook mensen die zeer kritisch staan ten opzichte van de As Soennah moskee, waarderen het feit dat men zich wil inzetten als burger voor de veiligheid van de stad. Dat is natuurlijk ook het idee van het rolmodellenproject. Dat de As Soennah moskee moslims wil aanspreken op hun islamitische identiteit en dat dat helpt om jongeren zich verantwoordelijk te laten gedragen en dat dat ook het doel is. De geluiden over ‘shariapolitie’, het aanspreken cq lastigvallen van vrouwen of mensen als ze alleen al drinken zou volgens hen getuigen van een bijna paranoïde maar toch op zijn minst kinderachtige mentaliteit ten opzichte van islam of ten opzichte van religie in het algemeen. Het idee bestaat dat de As Soennah moskee het zo nooit goed kan doen. Als men weigert mee te doen met dit soort activiteiten zou men zichzelf en haar achterban isoleren en als men wel meedoet zou dit wijzen op een sharia-infiltratie. Burgemeester Van Aartsen wees in een reactie erop dat de macht niet wordt over gedragen aan een ‘shariapolitie’ en dat de verantwoordelijkheid voor de ordehandhaving ‘voor de volle 100 procent‘ bij de politie blijft. Dat was voor veel tegenstanders aan dovemansoren gericht gezien enkele tweets op oudejaars dag: Christen, Joden, homo’s en vrouwen die maar beter kunnen oppassen, we zijn verloren!, handen af hakken en stenigen, islamisten die lopen te terroriseren, lawinepijlen naar de shariapolitie.
Vanuit de genoemde moslimorganisaties is er gereageerd op de discussie. Mumtaaz, een onafhankelijke site die zich bezighoudt met burgerjournalistiek en een alternatieve stem wil laten horen (edit in overleg, MdK), plaatste een stuk in reactie op Arib en Bahara waarin beiden in weinig vleiende bewoordingen werden weggezet als resp. ‘buikspreekpop’ en ‘drogredenaar’. De houding van ‘het is ook echt nooit goed’ klinkt hier door. Arib wordt verweten, net als Marcouch, niet op te komen voor de moslimgemeenschap. De auteur verwijt Arib en Marcouch wantrouwen te zaaien jegens moslims en Bahara zou van te voren al ingevuld hebben hoe de surveillance door de vrijwilligers zou verlopen met een controle op dames en op drank (Edit in overleg, MdK). Het gaat, volgens het bericht op Mumtaaz, echter om veiligheid en om het aanspreken van gedrag van zowel mannen als vrouwen die de veiligheid in gevaar zouden brengen. Dat verwijt op Mumtaaz is niet onterecht lijkt me. De naam shariapolitie is niet voor niets opgedoken in de discussies. Vele criticasters hebben al een invulling van de praktijk gemaakt alvorens deze te kennen en, zo lijkt me, zonder het ook maar iemand zelf te vragen.
Heel anders is het vertoog onder deelnemende vrijwilligers. Waar voor de tegenstanders het eerste bericht op Al Yaqeen wellicht erg triomfalistisch was, is de deelname voor vrijwilligers juist iets om trots op te zijn. In totaal zouden er 1000 vrijwilligers zijn (voor het hele project) onder wie 25 moslimvrouwen van Steunpunt Sabr die samenwerkte met de jongerenafdeling van de El Islam moskee. Het idee is dat men iets doet voor de buurt en een bijdrage levert aan Oud en Nieuw in de Schildersbuurt en het was duidelijk dat men zich vooraf al erg verheugde om dit te kunnen en mogen doen. Het gaat hen daarbij niet alleen om veiligheid maar ook om saamhorigheid in de buurt. De negatieve berichtgeving deed daar weinig aan af of eerder misschien zelfs andersom; men wilde juist bewijzen dat de inzet van vrijwilligers goed werkte en er geen sprake was van ‘shariapolitie’ (wat dat dan ook moge zijn).
Oud en Nieuw
Rond half vier ‘s middags begonnen vrijwilligers met alles klaar zetten (er waren rustpunten waar men koffie en thee kon krijgen en oliebollen en broodjes) en ging men de wijken. Burgemeester van Aartsen kwam rond half zes langs en zou later verklaren dat hij erg tevreden was. Er waren journalisten van de Volkskrant aanwezig maar die vonden dat er niet echt veel spannende verhalen op te tekenen waren. De journalisten gingen de wijken in en vonden klaarblijkelijk niets wat op een shariapolitie zou kunnen lijken. Over het algemeen bleef in het in Transvaal en Schilderwijk redelijk rustig. Opvallend genoeg waren er wel incidenten in wijken waren de Rolmodellen niet actief waren. Een causaal verband is altijd moeilijk te leggen mede ook omdat het erop lijkt dat het sowieso een relatief rustige oudejaarsavond en -nacht was. Op het Kaapseplein moest de politie wel ingrijpen maar wist de onrust in de kiem te smoren en ook zou er een plan geweest zijn om de politie met molotovcocktails te bestoken. Er was veel ‘blauw op straat’ hetgeen er voor zorgde dat de vrijwilligers zich eveneens veilig voelden. PvdA Tweede Kamerlid Ahmed Marcouch was ook aanwezig in de wijk met de vrijwilligers. (Edit: zie ook zijn tweets: HIER, HIER en HIER)
Belangrijk bij initiatieven als Rolmodellen is dat de personen die als rolmodel de straat opgaan wel enige aansluiting hebben bij de degene die ze moeten aanspreken en tegelijkertijd ook genoeg gezag moeten hebben om de aangesprokene zijn / haar gedrag te laten veranderen. Dit zou zeker het geval zijn geweest zo heb ik begrepen; er was een ‘klik’ met de rolmodellen. In de woorden van één van de betrokkenen: “Rolmodel ben je niet zomaar. Men heeft respect voor je om bepaalde redenen en ze merken gewoon dat je ze positieve aandacht geeft, dus niet met repressie maar aandacht en in gesprek gaan werkt wel. Je spreekt jongeren aan, van hoe gaat het hier en betrekt ze bij de veiligheid van de wijk. Dan werkt het als sneeuwbaleffect. Rolmodellen hebben ook een bepaald gezag en de jongeren zien ze niet als overheid of politie.”
Tot Slot
Het project Rolmodellen lijkt dit jaar wederom een succes. In ieder geval is er sprake van weinig overlast en geven ook vrijwilligers aan zich veilig te voelen. Bij echt grootschalige onlusten zal dit project weinig kunnen uithalen vrees ik. Maar dat is volgens mij ook niet de bedoeling. Het gaat er meer om de meer kleinschalige overlast te beperken en signalen van ernstigere verstoringen vroegtijdig te kunnen oppikken en eventueel in de kiem te smoren. Dat de politie hiervoor burgers in zet is volgens mij niet zo bijzonder. Voor een effectief optreden is de politie altijd afhankelijk van de waakzaamheid en medewerking van burgers; in dit project gebeurt dat in een meer ge-institutionaliseerde vorm. Het samenwerken met religieuze organisaties is ook niet zo nieuw; al decennialang wordt met religieuze organisaties die ook vinden dat zij een maatschappelijke taak hebben samengewerkt. De As Soennah moskee wordt daarbij, zo blijkt wel, gezien als een bijzondere organisatie waarvan velen dat je er eigenlijk niet mee zou moeten samenwerken. De moskee heeft daar met haar eerdere bericht ook niet echt handig op ingespeeld en uitspraken die eerder gedaan zouden zijn over bijvoorbeeld democratie, rechtstaat, rechten van de mens enzovoorts maken dat ook niet makkelijker.
Niettemin vind ik de vrees, zoals verwoord door Hassan Bahara bijvoorbeeld, dat men vooral vrouwen zou aanspreken op hun gedrag, uiterlijk en dergelijke niet erg gegrond. Men weet ook wel dat men dat maar één keer hoeft te doen en dan is het afgelopen, daarbij komt nog dat dat over het algemeen niet de wijze is waarop deze organisaties in Nederland werken. Men kan de boodschap van de islam, zoals zij die zien, namelijk uitstekend uitdragen door dit type vrijwilligerswerk. Juist het idee van rolmodellen sluit goed aan bij een type dawah (missie) activiteit; daarbij gaat men niet zozeer direct anderen aanspreken maar eerder zelf het goede voorbeeld geven. Dit vrijwilligerswerk zit daar enigszins tussenin. Wellicht dat dit type organisaties het erg zou waarderen als Nederland een islamitische samenleving wordt (naar hun invulling), maar dit is niet waar de prioriteit ligt. Als men dat zou willen dan zou men de nieuwjaarsviering wel onmogelijk maken; aan zowel de datum als het verspillen van geld en wat dies meer zij is weinig islamitisch aan in hun ogen. Dat doet men echter niet. Men verhoudt zich tot de realiteit in Nederland en probeert daarbinnen te manoeuvreren en zich zowel aan te passen als ruimte te scheppen. De meerwaarde van dit project is daarbij dat dit niet alleen religieuze organisaties van diverse gezindten bij elkaar brengt, inclusief de zogenaamde salafisten, maar ook bewonersorganisaties, ondernemers e.d.; net die netwerken die een belangrijk deel van het dagelijks leven in een wijk bepalen maar vaak toch redelijk gescheiden door het leven gaan. De keuze is vrij simpel; of je betrekt ze erbij en bepaalt een compromis dat recht doet aan ieders verantwoordelijkheid, bevoegdheid en moreel kader, of je sluit ze uit en gaat dan niet zeuren over het zich isoleren door dit soort organisaties. Lijkt mij zo.