You are looking at posts in the category Some personal considerations.
M | T | W | T | F | S | S |
---|---|---|---|---|---|---|
« Sep | ||||||
1 | ||||||
2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 |
9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 |
16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 |
23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 |
30 |
Posted on July 24th, 2013 by martijn.
Categories: Gender, Kinship & Marriage Issues, Islam in the Netherlands, islamophobia, Multiculti Issues, Notes from the Field, Public Islam, Ritual and Religious Experience, Some personal considerations.
Afgelopen weken was er weer het prachtige schouwspel van de Tour de France. Renners die, al dan niet met doping, zich het leplazarus fietsen, her en der een elleboogstoot uitdelen, levensgevaarlijke afdalingen induiken, zich zo inspannen in de brandende zon dat ze zowel van binnen als van buiten verschroeien, onzacht in aanraking komen met het asfalt, enzovoorts. Maar vooral strijd leveren op de fiets. I love it. Toen ik vorige week op Facebook vroeg wat de overeenkomsten waren tussen de Tour de France en de vasten tijdens Ramadan, kwamen daar interessante reacties op. Natuurlijk is er meer over beide fenomenen te vertellen dan deze vergelijking, maar het idee van een beproeving is toch wel centraal in de beleving van veel mensen die ik door de jaren heen gesproken heb.
Echt renner
Je bent pas prof als je de Tour rijdt/hebt gereden zei Eddy Planckaert in het RTL programma Tour du Jour. Met andere woorden je bent pas volledig als renner wanneer je je onderwerpt aan één van de meest zware regimes van de wielersport: de Ronde van Frankrijk. Daarvoor traint men, daarvoor bereidt men zich voor inandere zware wedstrijden, ja daarvoor gebruikt men zelfs ongezonde doping middelen en daarvoor hongert men zich uit. En als je je zo voldoende hebt afgebeuld, dan ga je je nog eens afbeulen in de Tour op een nog uitputtender niveau en als je het uitrijdt ben je pas echt wielrenner. Mooi is dat (echt waar!).
Daarbij doet men dat weliswaar deels uit vrije wil, maar deels ook omdat het moet. Waar de Tour misschien niet eens het zwaarste parcours heeft van alle wedstrijden (de Vuelta en de Giro zijn wel eens zwaarder op papier) is de vorm en de conditie van de belangrijkste renners zo hoog, hechten media en sponsors zoveel belang aan deze wedstrijd dat je wel gedwongen bent om er te staan: voor jezelf, je ploegmaten en de media. Als je geen kopman bent (en de meesten zijn dat niet) dan zijn het anderen die bepalen wat je moet doen en hoe je het moet doen. Als je wel kopman bent dan ben je nog steeds onderworpen aan het regime van de Tour organisatie, media, sponsors, enzovoorts.
Als renner onderwerp je je dus aan een regime van regels, praktijken en sociale druk die deels buiten jou vorm krijgt en je opgelegd wordt. Tegelijkertijd zet je zelf als renner ook die stap want je hebt het motto geïnternaliseerd dat dit de belangrijkste wedstrijd van het jaar is, dat je mee moet doen om echt renner te zijn. Zo onderwerp je je aan dat regime en aan de hiërarchie, internaliseer je die, draag je het uit en reproduceer je het dus.
Zo leert de Tour ons een belangrijke les over vrijheid, dwang, onderwerping en zelfrealisering. Je realiseert je doelen en je realiseert wie je graag zou willen zijn, door je te onderwerpen aan een bepaald geheel van regels, praktijken en hiërarchieën. Je denkt dat je dat zelf doet en dat is ook zo, maar tegelijkertijd komt dat regime tot stand zonder jou en zal het ook bestaan zonder jou. De condities die ervoor zorgen dat je onderworpen bent aan dit regime zorgen er ook voor dat je een handelend persoon bent die werkt aan zelfverwezenlijking.
Religie, onderwerping en zelfverwezenlijking: de Vasten
Religie is in feite ook zoiets. Een ‘grand regime’ waaraan je jezelf onderwerpt en waarbinnen je je leven wil inrichten en realiseren. De vasten is een mini-regime. Zeker bekeerlingen geven vaak aan dat, na de getuigenis, de eerste keer dat ze meedoen aan de vastenmaand ook het moment is waarop ze zich écht moslim voelden. Veel kinderen willen graag met de vastenmaand meedoen. Bij jonge kinderen wordt er dan vaak geoefend: een paar dagen of een weekje mogen ze meedoen en meer niet. Soms zorgen ouders ervoor dat ze dan nog wel drinken. In de puberteit verandert dit en worden ze toch wel geacht serieus mee te doen. Er zijn er die dan stiekem toch eten en drinken maar voor velen lijkt, zeker de eerste keer, vasten een serieuze aangelegenheid getuige ook de vele vragen over wat nu wel en niet mag tijdens de vasten.
Toen ik in juni voorafgaand aan de maand Ramadan in Engeland was, waren veel van mijn gesprekspartners al aan het ‘oefenen’ voor de Ramadan. Af en toe een dag vasten. Anderen deden dat wat regelmatiger en vasten bijvoorbeeld door het jaar heen met enige regelmaat op vaste dagen in de week. De laatste dagen voordat het Ramadan wordt, is er altijd (behalve onder Turkse moslims) enige onzekerheid over de precieze aanvang van die maand. De anticipatie, de verwachtingen en het verlangen naar het begin zoals dat uit verhalen van veel mensen duidelijk wordt, is nog het best te vergelijken met de geestdriftige onrust voor pakjesavond onder veel kinderen en volwassenen: het heerlijk avondje komt eraan!
De vasten is voor velen niet alleen religieus, maar ook een sociaal fenomeen. En voor enkelen telt alleen het sociale. Het gaat er niet alleen om je op en top moslim te voelen en te worden, maar ook om op en top deel uit te maken van de sociale kring waar je bij wil horen. Dat gaat gepaard met veel plezier, saamhorigheid en onderlinge steun, maar ook met problemen zoals concentratieproblemen tijdens werken en studeren, sommige mensen worden sjagrijnig als ze honger hebben (ik ook overigens ook!), en zeker nu met de hitte en de zeer lange duur van de dagelijkse vastentijd met het nodige gepuf, gesteun en geklaag.
Vrouwen nemen daarbij een bijzondere positie in. Op dagen dat zij menstrueren kunnen ze niet deelnemen aan de vasten en ook niet aan de speciale gebeden. Dit dienen zij later weer in te halen want ja ‘de vasten wacht op niemand’. Volgens sommigen is hun beproeving daarmee nog net even wat groter dan die van de mannen want tegelijkertijd wordt er natuurlijk wel van hen verwacht dat ze de heerlijkste gerechten op tafel zetten. Je wil daarbij natuurlijk ook weer niet van de daken schreeuwen dat je vandaag niet vast en zeker in Gouda heb ik gezien hoe creatief en sterk vrouwen met deze delicate kwesties omgaan, maar ook hoe zwaar dat emotioneel, spiritueel en fysiek voor hen kan zijn.
De politiek van het vasten
Tegelijkertijd speelt dit alles zich natuurlijk af in een bepaalde sociale en politieke context; in Nederland in een samenleving waarin sommige mensen uit islamofobische motieven niet heel veel op hebben met moslims en hen ronduit haten (en sommige moslims vice versa) en waarin anderen (moslims en niet-moslims) juist proberen de maand Ramadan (in het bijzonder de iftar-maaltijd) proberen in te passen in een seculier raamwerk van integratie en dialoog; de vasten is dan ook een maatschappelijk issue en een politiek issue. En niet te vergeten een commerciële zaak wat goed te zien is aan de Ramadanschappen in de supermarkten waarover overigens maar heel terughoudend geadverteerd wordt.
Maar ook het meer alledaagse niveau is van belang. Immers niet iedereen vast in dit land en soms zijn er aanpassingen nodig van die mensen om mensen die wél vasten tegemoet te komen en vice versa. Dat kan simpelweg gaan om afspraken wanneer te werken en dergelijke, maar soms kan de vasten ook irritaties opleveren op het werk en op school wanneer mensen minder geconcentreerd en productief zijn. Niets bijzonders. Ik durf de stelling wel aan dat ook WK/EK voetbal en de Tour leiden tot lagere productiviteit om nog maar even niet te spreken over Luilak, Carnaval, Sinterklaas en Kerst. Dat geeft ook niks maar het kan wel handig zijn als daar afspraken over worden gemaakt.
Daarnaast zijn er moslims en anderen die het recht claimen om publiekelijk niet te vasten. Said el Hajji schreef er vorig jaar over op De Jaap en ik heb er vorig jaar ook over geschreven en meer recent nog in het magazine MoslimVandaag (koop dat blad!). Ook dat kan de nodige spanningen oproepen zeker wanneer het over een weer (tussen mensen die vasten en niet-vasten) gemoraliseerd en gepolitiseerd wordt.
De Beproeving
Tot slot spelen natuurlijk ook gezondheidsissues een rol. Als je ziek bent hoef je niet mee te vasten, maar velen willen dat toch en soms tegen beter weten in. Maar zeker nu in de zomer met behoorlijke temperaturen en de lange tijd waarop mensen niet eten en drinken en is de vasten sowieso een Tour du Force. Het is dan ook goed dat artsen tegenwoordig adviezen geven voor de vasten, bijvoorbeeld voor mensen met diabetes. Maar dat de vasten zwaar is, dat hoort er voor velen bij. Net zo goed als dat de Tour de France niet haar reputatie heeft gekregen doordat het de makkelijkste koers onder de makkelijkste omstandigheden is, is de vasten ook bedoeld als beproeving.
Op die manier werkt de vasten net zoals trainen voor en het fietsen van de Tour, of het volgen van een pittige opleiding. Mensen stellen zich bloot, onderwerpen zich aan en conformeren zich aan een bepaalde discipline die hen fysiek, sociaal en spiritueel een bepaalde gewaarwording en virtuositeit brengt en hen socialiseert als renner, gelovige, deskundige, enzovoorts. Natuurlijk is de vasten geen wedstrijd wie de beste moslim is, maar het idee van een beproeving is voor velen wel centraal zo blijkt uit de verhalen en studies. Het ondergaan van die beproeving, het op de proef gesteld worden en jezelf op de proef stellen maakt de vasten tot wat het sociaal en spiritueel gezien is: een oefening in de toewijding aan God en aan je ‘eigen’ groep.
Posted on December 22nd, 2012 by martijn.
Categories: Deep in the woods..., Multiculti Issues, Some personal considerations.
Zeven voorbeelden u zegt het maar:
islamitische internaten
Recent wist de NRC te melden dat in Nederland honderden moslimkinderen zouden wonen in internaten. Focus van het artikel: slecht onderhouden, een enkel internaat is illegaal, sommige zijn brandonveilig, er is geen toezicht, geen pedagogisch plan. In een enkel geval wordt er gesproken over een gevaarlijke situatie. Serieuze zaken. En het zou erger zijn denk ik als sommige mensen die dit soort zaken onderzoeken ook nog Turks konden lezen gezien één van de boekjes die op de foto-serie te vinden zijn.
Ik werd ook gevraagd om een reactie en heb die ook gegeven, maar omdat de journalist slechts een deel van mijn quote wilde gebruiken heb ik mijn medewerking terug getrokken. En de journalist heeft zich daar ook keurig aan gehouden. Het stuk zat me al niet lekker, niet zozeer vanwege wat de journalist wilde weten, maar vooral omdat ik vreesde dat het geheel zou worden getrokken in het integratie- en islamdebat met de bekende wij-zij stellingen. Ook al wordt in het artikel zelf niet echt daarop ingegaan. Er lijkt mij immers niet mis met het bestaan van dergelijke internaten op zich. Ze zijn wettelijk toegestaan (als aan voorwaarden voldaan wordt) en we kennen immers ook schippersinternaten.
En wat schetst mijn niet heel grote verbazing: in het antwoord van minister Ascher gaat het grotendeels om integratie: Asscher: moskee-internaten moeten worden aangepakt, situatie zorgelijk :: nrc.nl
Minister Asscher wil dat internaten die de integratie van kinderen in de Nederlandse samenleving belemmeren, worden aangepakt. In antwoord op Kamervragen van diverse politieke partijen noemde Asscher de huidige situatie in diverse religieuze internaten “zorgelijk”.
De minister wil dat lokale overheden in overleg gaan met internaten over het “pedagogische klimaat en het welzijn van kinderen.” Wel onderzoekt hij nog of gemeentes hiervoor over voldoende middelen beschikken. Voor het goed functioneren van burgers is integratie en participatie van groot belang, zegt de minister van Sociale Zaken. Asscher:
Het gaat daarbij om actieve deelname aan het arbeidsproces en het onderwijs, maar ook aan andere vormen van het maatschappelijk verkeer. Met het oog op dit laatste, acht het kabinet het onwenselijk wanneer personen of groepen zich afkeren van de bredere samenleving en als er op internaten les wordt gegeven waarbij ideeën naar voren worden gebracht die de integratie belemmeren.
Maar het stuk ging toch (ook?) om brandveiligheid en dergelijke? In het antwoord van de minister aan de diverse vragenstellers verwijst de minister naar onderzoeken e.d. van betrokken gemeentes en de GGD; de internaten voldoen aan de voorwaarden en de protocollen. Ja dat soort dingen hebben we eerder gezien of niet? In Volendam en Enschede om maar eens wat te noemen. En waar komen die indrukken uit het krantenartikel dan vandaan? En de klachten van ouders en van voormalige leerlingen? Maar nee, we gaan vooral kijken of het niet bedreigend is voor de integratie. De antwoorden gaan echt op geen enkele manier in op de reele klachten in het artikel van NRC; alleen over problemen die de overheid heeft met migranten, moslims en integratie.
Ok, Asscher concludeert wel dat de veiligheidssituatie van de internaten daadwerkelijk zorgelijk is. Maar dat kan hij dus niet staven op basis van de onderzoeken die zijn geweest; dat bewijs is flinterdun. Nou vooruit er wordt wel aandacht besteed aan sociale dwang als antwoord op de vragen van SP. Dat zou onwenselijk zijn. Maar welke sociale dwang? Toch niet die van integratie en onderwijs en opvoeding lijkt me; allemaal vormen van sociale dwang. Met andere woorden het antwoord slaat nergens op. Asscher ‘weet’ dat de veiligheid zorgelijk is, maar dat wordt niet gesteund door de onderzoeken. Hij praat vervolgens voornamelijk over de problemen die de ‘samenleving’ zou hebben met deze internaten en over de noodzaak tot integratie. En negeert daarbij zo ongeveer alles wat in die NRC reportage is gesteld.
Discriminatie
Het zoveelste discriminatie-onderzoek en voor de zoveelste keer blijkt dat werkgevers discrimineren. Opvallend genoeg lijkt dit minder te gelden voor Marokkaanse Nederlanders, hoewel daar een hoge werkeloosheid onder heerst. Dit zou te maken kunnen hebben, met specifieke effecten wanneer zij solliciteren (ontwijken van werkgevers waar ze denken geen kans te maken of werkgevers die een ‘nette’ Marokkaan als uitzondering op de regel zien). Marokkaanse Nederlanders staan ook hoog in de negatieve lijstjes van productieve factoren: leeftijd, carrière, opleiding, enzovoorts. Hier wordt geen link gelegd met discriminatie, maar dat zou wel degelijk een rol kunnen spelen. De conclusie is in ieder geval helder; je moet proberen niet op een ‘Antilliaan’ or “Marokkaan’ (zoals dat in de stereotypes verstaan wordt) te lijken.
In de kamervragen werd voor de zoveelste keer gesproken over het ‘namen and shamen’ van uitzendbureaus die discrimineren. Het ging ook om werkgevers die aan dergelijke eisen opleggen aan uitzendbureau’s maar volgens de staatssecretaris was uitzendbureaus aanpakken stap één en de opdrachtgevers stap twee. Maar dat is natuurlijk onzin; zoals de markt werkt moet je eerst die opdrachtgevers aanpakken. Zij bepalen immers wat de vraag is. Maar vergeet u het verder maar hoor. In dit dossier gaat niets gebeuren. Ten eerste heeft het SCP geen geld meer voor dit type onderzoek, maar meer nog, er is in al die jaren nooit, maar dan ook echt nooit een structurele maatregel ingevoerd die daadwerkelijk discriminatie tegengaat. De positieve discriminatie die opdrachtgevers en uitzendbureaus toepassen op autochtonen is taboe als het gaat om etnische minderheden en vrouwen. Meer nog uit een evaluatie-onderzoek van gemeentelijke discriminatie-aanpak blijkt dat meer aandacht voor discriminatie weliswaar leidt tot meer bewustzijn onder beleidsmakers, maar dat die beleidsmakers vervolgens niets kunnen doen omdat de politiek hier geen prioriteit aan geeft. Dat hebben we al eerder gezien. Want hoeveel succes had Tofik Dibi met zijn pleidooi om een kamerdebat te voeren over radicalisering onder extreem-rechts? Hoeveel aandacht is er geweest voor de, inmiddels, structurele aanvallen op moskeeen?
Somalië
Volgens staatssecretaris Teeven is Somalië weer veilig. Natuurlijk, er vindt geen brute oorlog plaats daar. Zou dit betekenen dat moslimjongeren die ‘op vakantie’ willen naar Somalië niet meer gevolgd worden in het kader van terrorisme-preventie? Ik denk het niet. Het betekent wel dat Somalische Nederlanders rustig terug gestuurd kunnen worden naar een land (staat kunnen we het niet noemen) dat zich kenmerkt door corruptie, armoede, terreur door gewapende milities (en reken het ‘leger’ daar ook maar onder), wetteloosheid en een ingestorte economie met dagelijks meerdere bomexplosies. Waar jonge meisjes besneden worden (‘we’ waren daar toch zo op tegen?) en dan hebben we het nog niet gehad over hoe verkrachting een oorlogswapen is in dit land. Nederland kan geen enkele bijstand verlenen aan Nederlanders aldaar en daarom geldt ook een negatief reisadvies en wordt mensen geadviseerd om Zuid-Centraal Somalië en Puntland direct te verlaten en is de veiligheidssituatie volgens dat reisadvies in Mogadishu zeer slecht en instabiel. Schijnbaar leggen we migranten andere normen op dan ‘onze eigen’ burgers.
‘Marokkanenprobleem’
Wat is een ‘Marokkanenprobleem’? Dat heeft niet betrekking op het feit dat verdachten met een ‘buitenlands‘ uiterlijk een hogere kans op celstraffen hebben dan anderen. Het heeft ook geen betrekking op het gegeven dat het erop lijkt dat ‘cultuur’ (van migranten natuurlijk) strafverzwarend lijkt te werken. En nee, het gaat ook niet over het gegeven dat bij sommige politiekorpsen Marokkaans-Nederlandse jongens vaker gecontroleerd worden dan bijvoorbeeld autochtone vrouwen of dat agenten deze jongens per definitie zien als ‘doelgroep‘ . Nee, Marokkanenprobleem gaat over de problemen die autochtonen zouden hebben met criminaliteit door Marokkaans-Nederlandse jongeren. Niet over bijvoorbeeld huiselijk geweld in gezinnen, maar over de problemen die de samenleving zou hebben met ‘hen’.
Wilde Marokkaanse mannen
Als een Marokkaans-Nederlandse organisatie een debatavond organiseert over ‘Liefde, seks en islam’ dan hebben we geen aandacht voor de worsteling met seksuele taboes onder Marokkaans-Nederlandse mannen en vrouwen. Nee, dat is een stap terug naar het verleden van voor de seksuele revolutie. Nee, dan gaan we er ook niet heen om verslag te doen van de hele avond met verschillende standpunten en worstelingen. Nou ja behalve dan die van een man die in de war is en meent één van de vrouwelijke organisatoren te moeten lastig vallen. Die vrouwen zijn dan ‘liberale meiden’ en de mannen ‘Marokkaans’ en ‘agressief’. Althans volgens DeJaap TV. Een hele avond bij een debat aanwezig zijn en alleen die paar minuten er uit halen. Wat een armoede. De Marokkaanse Nederlanders zijn goed om boosmakertjes op je site te zetten, maar inhoudelijk ergens aandacht aan besteden ho maar.
Integratie
Het Jaarrapport Integratie van het SCP schetst een zorgwekkend beeld van de integratie. Met name de werkeloosheid van migranten is een probleem. De minderhedenorganisaties pleiten er daarom voor dat er een beleid komt om werkeloosheid onder allochtonen aan te pakken. Dat komt er dus niet; men wil migranten niet als groep apart zetten en het algemene beleid komt ook ten goede aan hen (maar op basis van de cijfers toch niet voldoende maar goed). Dus als het om problemen van migranten zelf gaat, zouden we niet aan groepsdenken moeten doen en viert individuele verantwoordelijkheid hoogtij. Als het echter gaat om problemen die de ‘samenleving’ heeft met migranten dan gaan we het echter wel over groepen hebben. In antwoord op de volgende vraag in de Volkskrant, Als het gaat over euthanasie, abortus of homoseksualiteit, is er een cultuurkloof tussen autochtonen en allochtonen. Is dat zorgelijk?, stelt Asscher:
‘Integratie vergt van de mensen die hier naartoe komen dat zij zich verdiepen in het land van aankomst. Het land van aankomst moet expliciet maken wat het verwacht. Dat doen we met integratiecursussen. Maar we moeten verdergaan en pal staan achter de leraar die vertelt dat hij homo is. Door pal te staan voor onze verworvenheden, maken we het voor immigrantenkinderen makkelijker minder gelovig te zijn dan hun ouders. Het helpt migrantenmeisjes zich te ontplooien en het werkt tegen schijnhuwelijken en andere dwang.’
Bron: De Volkskrant, 21-12-12, pag. 13; niet online
Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar hij bedoelt hier moslims. Schijnbaar is een doel van het overheidsbeleid migrantenkinderen minder gelovig te maken? Een veel beter voorbeeld van secularistisch integratiebeleid ken ik niet. Problemen van migranten worden afgeschoven op het individu zelf. Problemen met migranten zijn hun schuld en die pakken we aan.
Loverboys
Enkele jaren geleden alweer ‘ontdekte’ een middelgrote stad in Nederland dat nogal wat Marokkaans-Nederlandse meiden ten prooi vielen aan loverboys. Er moest dringend actie ondernomen worden zeiden migrantenorganisaties. Wat denkt u dat er gebeurde? Een groot plan om overlast van Marokkaans-Nederlandse jongens aan te pakken. Niets, echt helemaal niets voor die meiden die in de problemen zaten.
Dus…
Enkele weken geleden kopte de Telegraaf: ‘Opgeruimd staat netjes‘. Dat sloeg op een kamp van uitgeprocedeerde en niet-uitzetbare asielzoekers in Den Haag en demonstranten die solidair met hen waren. Het kamp moest ‘ontruimd’ worden en nee, opgeruimd sloeg niet op mogelijk materiaal dat achter gebleven zou zijn. Het hele artikel maakt daar geen melding van; het ging alleen om de mensen. Ja, dat zouden we wel eens kunnen vergeten met al deze voorbeelden. Het gaat om mensen. Wat we echter uit de artikelen zien is een pre-occupatie met de problemen die veroorzaakt zouden worden door migranten en een complete kilte en onverschilligheid als het gaat om problemen van migranten. Vergeet u zaken als huiselijk geweld, vrouwenbesnijdenis, problemen van allochtone homo’s; er wordt wel over gepraat dat wel. Weet u nog enkele jaren geleden? Ene Ayaan Hirsi Ali maakte goede sier met haar punt over huiselijk geweld tegen moslimvrouwen. Om vervolgens doodleuk te stemmen voor bezuinigingen op de opvang van mishandelde vrouwen.
Het kan de heren en dames politici geen ene zak schelen. Net zomin als er straks een internaat in de fik gaat en er gaan mensen dood terwijl men beter had kunnen weten. Of een weggestuurde Somalische Nederlander die tegen een kogel oploopt in onveilig Moghadishu. Als de gemeente Stichtse Vecht schuldig kan worden bevonden aan de dood van twee motorrijdsters na een ongeval, zou je dat in deze gevallen ook kunnen zeggen als er iets gebeurt. Of wellicht zelfs aan moord met voorwaardelijk opzet.
Uitsluiting vindt in dit land niet alleen plaats door discriminerende maatregelen van de overheid of door werkgevers, maar ook via onverschilligheid en kilte naar mensen die schijnbaar ons ‘mededogen’ niet verdienen en er alleen zijn als ‘matter out of place’. Er zijn mensen die vinden dat migranten ‘dankbaar‘ moeten zijn. Nou ‘Fuck you, Nederland’ zou ik zeggen.
Posted on December 22nd, 2012 by martijn.
Categories: Deep in the woods..., Multiculti Issues, Some personal considerations.
Zeven voorbeelden u zegt het maar:
islamitische internaten
Recent wist de NRC te melden dat in Nederland honderden moslimkinderen zouden wonen in internaten. Focus van het artikel: slecht onderhouden, een enkel internaat is illegaal, sommige zijn brandonveilig, er is geen toezicht, geen pedagogisch plan. In een enkel geval wordt er gesproken over een gevaarlijke situatie. Serieuze zaken. En het zou erger zijn denk ik als sommige mensen die dit soort zaken onderzoeken ook nog Turks konden lezen gezien één van de boekjes die op de foto-serie te vinden zijn.
Ik werd ook gevraagd om een reactie en heb die ook gegeven, maar omdat de journalist slechts een deel van mijn quote wilde gebruiken heb ik mijn medewerking terug getrokken. En de journalist heeft zich daar ook keurig aan gehouden. Het stuk zat me al niet lekker, niet zozeer vanwege wat de journalist wilde weten, maar vooral omdat ik vreesde dat het geheel zou worden getrokken in het integratie- en islamdebat met de bekende wij-zij stellingen. Ook al wordt in het artikel zelf niet echt daarop ingegaan. Er lijkt mij immers niet mis met het bestaan van dergelijke internaten op zich. Ze zijn wettelijk toegestaan (als aan voorwaarden voldaan wordt) en we kennen immers ook schippersinternaten.
En wat schetst mijn niet heel grote verbazing: in het antwoord van minister Ascher gaat het grotendeels om integratie: Asscher: moskee-internaten moeten worden aangepakt, situatie zorgelijk :: nrc.nl
Minister Asscher wil dat internaten die de integratie van kinderen in de Nederlandse samenleving belemmeren, worden aangepakt. In antwoord op Kamervragen van diverse politieke partijen noemde Asscher de huidige situatie in diverse religieuze internaten “zorgelijk”.
De minister wil dat lokale overheden in overleg gaan met internaten over het “pedagogische klimaat en het welzijn van kinderen.” Wel onderzoekt hij nog of gemeentes hiervoor over voldoende middelen beschikken. Voor het goed functioneren van burgers is integratie en participatie van groot belang, zegt de minister van Sociale Zaken. Asscher:
Het gaat daarbij om actieve deelname aan het arbeidsproces en het onderwijs, maar ook aan andere vormen van het maatschappelijk verkeer. Met het oog op dit laatste, acht het kabinet het onwenselijk wanneer personen of groepen zich afkeren van de bredere samenleving en als er op internaten les wordt gegeven waarbij ideeën naar voren worden gebracht die de integratie belemmeren.
Maar het stuk ging toch (ook?) om brandveiligheid en dergelijke? In het antwoord van de minister aan de diverse vragenstellers verwijst de minister naar onderzoeken e.d. van betrokken gemeentes en de GGD; de internaten voldoen aan de voorwaarden en de protocollen. Ja dat soort dingen hebben we eerder gezien of niet? In Volendam en Enschede om maar eens wat te noemen. En waar komen die indrukken uit het krantenartikel dan vandaan? En de klachten van ouders en van voormalige leerlingen? Maar nee, we gaan vooral kijken of het niet bedreigend is voor de integratie. De antwoorden gaan echt op geen enkele manier in op de reele klachten in het artikel van NRC; alleen over problemen die de overheid heeft met migranten, moslims en integratie.
Ok, Asscher concludeert wel dat de veiligheidssituatie van de internaten daadwerkelijk zorgelijk is. Maar dat kan hij dus niet staven op basis van de onderzoeken die zijn geweest; dat bewijs is flinterdun. Nou vooruit er wordt wel aandacht besteed aan sociale dwang als antwoord op de vragen van SP. Dat zou onwenselijk zijn. Maar welke sociale dwang? Toch niet die van integratie en onderwijs en opvoeding lijkt me; allemaal vormen van sociale dwang. Met andere woorden het antwoord slaat nergens op. Asscher ‘weet’ dat de veiligheid zorgelijk is, maar dat wordt niet gesteund door de onderzoeken. Hij praat vervolgens voornamelijk over de problemen die de ‘samenleving’ zou hebben met deze internaten en over de noodzaak tot integratie. En negeert daarbij zo ongeveer alles wat in die NRC reportage is gesteld.
Discriminatie
Het zoveelste discriminatie-onderzoek en voor de zoveelste keer blijkt dat werkgevers discrimineren. Opvallend genoeg lijkt dit minder te gelden voor Marokkaanse Nederlanders, hoewel daar een hoge werkeloosheid onder heerst. Dit zou te maken kunnen hebben, met specifieke effecten wanneer zij solliciteren (ontwijken van werkgevers waar ze denken geen kans te maken of werkgevers die een ‘nette’ Marokkaan als uitzondering op de regel zien). Marokkaanse Nederlanders staan ook hoog in de negatieve lijstjes van productieve factoren: leeftijd, carrière, opleiding, enzovoorts. Hier wordt geen link gelegd met discriminatie, maar dat zou wel degelijk een rol kunnen spelen. De conclusie is in ieder geval helder; je moet proberen niet op een ‘Antilliaan’ or “Marokkaan’ (zoals dat in de stereotypes verstaan wordt) te lijken.
In de kamervragen werd voor de zoveelste keer gesproken over het ‘namen and shamen’ van uitzendbureaus die discrimineren. Het ging ook om werkgevers die aan dergelijke eisen opleggen aan uitzendbureau’s maar volgens de staatssecretaris was uitzendbureaus aanpakken stap één en de opdrachtgevers stap twee. Maar dat is natuurlijk onzin; zoals de markt werkt moet je eerst die opdrachtgevers aanpakken. Zij bepalen immers wat de vraag is. Maar vergeet u het verder maar hoor. In dit dossier gaat niets gebeuren. Ten eerste heeft het SCP geen geld meer voor dit type onderzoek, maar meer nog, er is in al die jaren nooit, maar dan ook echt nooit een structurele maatregel ingevoerd die daadwerkelijk discriminatie tegengaat. De positieve discriminatie die opdrachtgevers en uitzendbureaus toepassen op autochtonen is taboe als het gaat om etnische minderheden en vrouwen. Meer nog uit een evaluatie-onderzoek van gemeentelijke discriminatie-aanpak blijkt dat meer aandacht voor discriminatie weliswaar leidt tot meer bewustzijn onder beleidsmakers, maar dat die beleidsmakers vervolgens niets kunnen doen omdat de politiek hier geen prioriteit aan geeft. Dat hebben we al eerder gezien. Want hoeveel succes had Tofik Dibi met zijn pleidooi om een kamerdebat te voeren over radicalisering onder extreem-rechts? Hoeveel aandacht is er geweest voor de, inmiddels, structurele aanvallen op moskeeen?
Somalië
Volgens staatssecretaris Teeven is Somalië weer veilig. Natuurlijk, er vindt geen brute oorlog plaats daar. Zou dit betekenen dat moslimjongeren die ‘op vakantie’ willen naar Somalië niet meer gevolgd worden in het kader van terrorisme-preventie? Ik denk het niet. Het betekent wel dat Somalische Nederlanders rustig terug gestuurd kunnen worden naar een land (staat kunnen we het niet noemen) dat zich kenmerkt door corruptie, armoede, terreur door gewapende milities (en reken het ‘leger’ daar ook maar onder), wetteloosheid en een ingestorte economie met dagelijks meerdere bomexplosies. Waar jonge meisjes besneden worden (‘we’ waren daar toch zo op tegen?) en dan hebben we het nog niet gehad over hoe verkrachting een oorlogswapen is in dit land. Nederland kan geen enkele bijstand verlenen aan Nederlanders aldaar en daarom geldt ook een negatief reisadvies en wordt mensen geadviseerd om Zuid-Centraal Somalië en Puntland direct te verlaten en is de veiligheidssituatie volgens dat reisadvies in Mogadishu zeer slecht en instabiel. Schijnbaar leggen we migranten andere normen op dan ‘onze eigen’ burgers.
‘Marokkanenprobleem’
Wat is een ‘Marokkanenprobleem’? Dat heeft niet betrekking op het feit dat verdachten met een ‘buitenlands‘ uiterlijk een hogere kans op celstraffen hebben dan anderen. Het heeft ook geen betrekking op het gegeven dat het erop lijkt dat ‘cultuur’ (van migranten natuurlijk) strafverzwarend lijkt te werken. En nee, het gaat ook niet over het gegeven dat bij sommige politiekorpsen Marokkaans-Nederlandse jongens vaker gecontroleerd worden dan bijvoorbeeld autochtone vrouwen of dat agenten deze jongens per definitie zien als ‘doelgroep‘ . Nee, Marokkanenprobleem gaat over de problemen die autochtonen zouden hebben met criminaliteit door Marokkaans-Nederlandse jongeren. Niet over bijvoorbeeld huiselijk geweld in gezinnen, maar over de problemen die de samenleving zou hebben met ‘hen’.
Wilde Marokkaanse mannen
Als een Marokkaans-Nederlandse organisatie een debatavond organiseert over ‘Liefde, seks en islam’ dan hebben we geen aandacht voor de worsteling met seksuele taboes onder Marokkaans-Nederlandse mannen en vrouwen. Nee, dat is een stap terug naar het verleden van voor de seksuele revolutie. Nee, dan gaan we er ook niet heen om verslag te doen van de hele avond met verschillende standpunten en worstelingen. Nou ja behalve dan die van een man die in de war is en meent één van de vrouwelijke organisatoren te moeten lastig vallen. Die vrouwen zijn dan ‘liberale meiden’ en de mannen ‘Marokkaans’ en ‘agressief’. Althans volgens DeJaap TV. Een hele avond bij een debat aanwezig zijn en alleen die paar minuten er uit halen. Wat een armoede. De Marokkaanse Nederlanders zijn goed om boosmakertjes op je site te zetten, maar inhoudelijk ergens aandacht aan besteden ho maar.
Integratie
Het Jaarrapport Integratie van het SCP schetst een zorgwekkend beeld van de integratie. Met name de werkeloosheid van migranten is een probleem. De minderhedenorganisaties pleiten er daarom voor dat er een beleid komt om werkeloosheid onder allochtonen aan te pakken. Dat komt er dus niet; men wil migranten niet als groep apart zetten en het algemene beleid komt ook ten goede aan hen (maar op basis van de cijfers toch niet voldoende maar goed). Dus als het om problemen van migranten zelf gaat, zouden we niet aan groepsdenken moeten doen en viert individuele verantwoordelijkheid hoogtij. Als het echter gaat om problemen die de ‘samenleving’ heeft met migranten dan gaan we het echter wel over groepen hebben. In antwoord op de volgende vraag in de Volkskrant, Als het gaat over euthanasie, abortus of homoseksualiteit, is er een cultuurkloof tussen autochtonen en allochtonen. Is dat zorgelijk?, stelt Asscher:
‘Integratie vergt van de mensen die hier naartoe komen dat zij zich verdiepen in het land van aankomst. Het land van aankomst moet expliciet maken wat het verwacht. Dat doen we met integratiecursussen. Maar we moeten verdergaan en pal staan achter de leraar die vertelt dat hij homo is. Door pal te staan voor onze verworvenheden, maken we het voor immigrantenkinderen makkelijker minder gelovig te zijn dan hun ouders. Het helpt migrantenmeisjes zich te ontplooien en het werkt tegen schijnhuwelijken en andere dwang.’
Bron: De Volkskrant, 21-12-12, pag. 13; niet online
Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar hij bedoelt hier moslims. Schijnbaar is een doel van het overheidsbeleid migrantenkinderen minder gelovig te maken? Een veel beter voorbeeld van secularistisch integratiebeleid ken ik niet. Problemen van migranten worden afgeschoven op het individu zelf. Problemen met migranten zijn hun schuld en die pakken we aan.
Loverboys
Enkele jaren geleden alweer ‘ontdekte’ een middelgrote stad in Nederland dat nogal wat Marokkaans-Nederlandse meiden ten prooi vielen aan loverboys. Er moest dringend actie ondernomen worden zeiden migrantenorganisaties. Wat denkt u dat er gebeurde? Een groot plan om overlast van Marokkaans-Nederlandse jongens aan te pakken. Niets, echt helemaal niets voor die meiden die in de problemen zaten.
Dus…
Enkele weken geleden kopte de Telegraaf: ‘Opgeruimd staat netjes‘. Dat sloeg op een kamp van uitgeprocedeerde en niet-uitzetbare asielzoekers in Den Haag en demonstranten die solidair met hen waren. Het kamp moest ‘ontruimd’ worden en nee, opgeruimd sloeg niet op mogelijk materiaal dat achter gebleven zou zijn. Het hele artikel maakt daar geen melding van; het ging alleen om de mensen. Ja, dat zouden we wel eens kunnen vergeten met al deze voorbeelden. Het gaat om mensen. Wat we echter uit de artikelen zien is een pre-occupatie met de problemen die veroorzaakt zouden worden door migranten en een complete kilte en onverschilligheid als het gaat om problemen van migranten. Vergeet u zaken als huiselijk geweld, vrouwenbesnijdenis, problemen van allochtone homo’s; er wordt wel over gepraat dat wel. Weet u nog enkele jaren geleden? Ene Ayaan Hirsi Ali maakte goede sier met haar punt over huiselijk geweld tegen moslimvrouwen. Om vervolgens doodleuk te stemmen voor bezuinigingen op de opvang van mishandelde vrouwen.
Het kan de heren en dames politici geen ene zak schelen. Net zomin als er straks een internaat in de fik gaat en er gaan mensen dood terwijl men beter had kunnen weten. Of een weggestuurde Somalische Nederlander die tegen een kogel oploopt in onveilig Moghadishu. Als de gemeente Stichtse Vecht schuldig kan worden bevonden aan de dood van twee motorrijdsters na een ongeval, zou je dat in deze gevallen ook kunnen zeggen als er iets gebeurt. Of wellicht zelfs aan moord met voorwaardelijk opzet.
Uitsluiting vindt in dit land niet alleen plaats door discriminerende maatregelen van de overheid of door werkgevers, maar ook via onverschilligheid en kilte naar mensen die schijnbaar ons ‘mededogen’ niet verdienen en er alleen zijn als ‘matter out of place’. Er zijn mensen die vinden dat migranten ‘dankbaar‘ moeten zijn. Nou ‘Fuck you, Nederland’ zou ik zeggen.
Posted on November 18th, 2012 by martijn.
Categories: Blind Horses, Deep in the woods..., islamophobia, Multiculti Issues, Some personal considerations.
Doc. Smalhout, u kent ‘m wel. De islamspecialist dokter van de Telegraaf. Nu zijn we in het geval van de Telegraaf wel een en ander gewend als het gaat om niet al te waarheidsgetrouwe racistische of fascistische prietpraat. Neem bijvoorbeeld journalist Koolhoven die niet alleen een nepverhaal verzon over onrust in een wijk met veel moslims, maar dat ook nog eens deed om zijn zakelijke vrienden te bevoordelen. Een ander figuur is Rob Hoogland voor wie Marijnissen fout is vanwege een maostisch verleden, maar die geen moeite heeft om grappig (!) te suggeren dat andere journalisten vanuit een vliegtuig in zee moeten worden gekieperd.
Doc Smalhout is dus de migratiedeskundige en islamdeskundige. Maar dan wel in het rijtje kwakzalvers Afshin Ellian, Hans Jansen en Ayaan Hirsi Ali. Zo schreef hij dat het een illusie is om te denken dat de islam in de Westerse wereld gematigder zal worden en dat het eerder zo zal zijn dat ‘onze’ maatschappij zich zal aanpassen. Dat baseert hij dan op onder andere een boek van twee ‘islamexperts’:
Kort voor Pasen gaf de leider van de PVV, Geert Wilders, een gloednieuw boek cadeau aan de leden van de Tweede Kamer. Het was in het Engels geschreven door twee islamexperts. De titel luidde: ’Al-Hijra’ met als ondertitel ’Islamitische doctrine van immigratie’ (Pilcrow Press 2009). Dit lijkt voor de gemiddelde Nederlander geen tekst om wakker van te liggen. Maar de inhoud is uiterst onrustbarend.
De twee vooraanstaande expers zijn Sam Solomon en Al Maqdisi. Smalhout verwijst vervolgens in de column waar dat citaat uitkomt naar de Khadaffi, of dat de grootste mufti aller tijden is, volgens wie alle immigranten kleine religieuze centra moeten stichtien om zo de Westerse samenleving te transformeren. En wij zijn naïef:
Het grote gevaar in het Westen is ongelooflijke naïviteit, die geleid heeft tot een levensgevaarlijk cultuurrelativisme. Wij denken dat onze vrijheid van godsdienst, onze gelijkwaardigheid van beide geslachten en de scheiding van kerk en staat universele begrippen zijn. Maar dat is het niet in de islam. Wij zijn, als burgers van een joods-christelijke beschaving, in de ogen van de imams en de ullahs slechts inferieure wezens die in een islamitische staat altijd tweederangs burgers zullen blijven, de zogenaamde dhimmi’s.
Tsja als Doc Smalhout het zegt en hij baseert zich dan ook nog eens op heul belangrijke islamexperts dan moet het wel kloppen of niet? Nou dat valt nogal mee. Het fonds van de uitgever van het boek bestaat uit vijf boekjes over ‘the islamic threat’ en heeft drie aanbevelingen: de directeur van Institute for the Study of Islam and Christianity (geen idee), ene N. Keas (nergens te vinden) en (tada) Geert Wilders. Ja, diegene van wie Smalhout dat boekje heeft gehad en die vervolgens ook de column van Smalhout op zijn site zet. Op Drogredenen gaat Ritzen ook op deze kwestie in en nog meer: Smalhout snapt het idee van cultureel-relativisme blijkbaar niet en is ook al in de onsmakelijke grap van ‘joods-christelijke’ beschaving getrapt.
Maar Doc Smalhout heeft wel wat migratie. Nu heeft ie ontdekt dat ene Willem Janssen (pseudoniem) een boek probeerde te slijten als Sadik Khamsa (pseudoniem van pseudoniem dus):
Een heftige roman van een Marokkaan – Pim Fortuyn Forum
Het door hem schetsmatig opgezette boek ging over een totaal mislukte integratie in de Nederlandse samenleving. Hij fantaseert dat hij vele andere Marokkanen, bij wie eveneens de integratie is mislukt, tot een agressieve eenheid kan smeden die ten slotte, onder de hogere leiding van Allah, heel Nederland verovert en tot een zuiver moslimland maakt.
Meesterstukje
Een korte samenvatting van dit (niet-bestaande) boek zond Willem Jansen in 2004, onder het eerder vermelde pseudoniem Sadik Khamsa, naar tientallen politici, gemeenteraden, burgemeesters, ministeries, journalisten en uitgeverijen. Van de meesten kreeg hij een welwillend antwoord dat geheel anders klonk dan wat hij gewend was toen hij nog onder zijn eigen Nederlandse naam schreef. De introductiebrief naar al die personen en instanties is al een klein meesterstukje. Het luidt als volgt:
„Een goede dag voor U en allen die U na zijn. Vergeef mij U lastig te vallen. Laat ik mij eerst voorstellen: ik ben Sadik Khamsa. Ik heb een boek geschreven dat dik is en goed en nodig. Ik noem het ’ OPROER ’ .” En dan beschrijft hij hoe de allochtone opstandelingen een ondergrondse militante bende vormen tegen de heersende blanke klasse. Ze gaan op zoek naar de gehate autochtone overheersers, „de varkens, de ongelovigen, de hoeren als waren die ongedierte”. En dat alles „in de naam van Allah, omdat Hij dat wil. Want Zijn wil is goed” .
De meeste reacties van politici en zo zijn ‘bemoedigend’. Khamsa moet vooral doorgaan. Alleen Plasterk zegt dat hij het beter bij een islamitische uitgever kan proberen. De juist reactie volgens Smalhout:
Een heftige roman van een Marokkaan – Pim Fortuyn Forum
Het is opvallend dat eigenlijk alleen Plasterk de juiste diagnose stelde, namelijk een ronselpoging om fundamentalisten te verzamelen om daarmee de Staat der Nederlanden omver te werpen. Maar niemand, werkelijk níémand, van de velen die Sadiks geschrift hadden ontvangen, reageerde met grote verontwaardiging in de zin van bijvoorbeeld: „Zeg Sadik, ben je nu helemaal van de pot gerukt? Eerst in ons land een veilig en beschermd onderdak vinden, geld ontvangen van de Nederlandse gemeenschap en dan een bende fundamentalistische terroristen om je heen verzamelen die Nederland moeten veroveren en islamiseren. Bovendien ons ook nog varkens noemen en onze vrouwen en dochters ongelovige hoeren. Waarom donder je niet op naar waar je vandaan komt?”
Inderdaad, fundamentalisten dat we moeten we toch niet willen? Alleen migranten en nakomelingen die zich gedragen zoals Doc Smalhout wil, mogen blijven. Uit eerdere colums blijkt al Doc Smalhout’s fascinatie met zuivere autochtone cultuur (de blanke top der duinen) die volgens hem zo helaas teloor is gegaan. En wat ook blijkt uit bovenstaand fragment: schijnbaar kan Smalhout het onderscheid tussen Willem Janssen – Sadik Khamsa – het verhaal niet maken. En hij vindt dus dat een fictief persoon uitgezet moet worden. Fictief persoon Sadik Khamsa dan he. Niet fictief persoon Willem Janssen want die heeft een Hollandse naam en zal dus wel een blanke top der duinen zijn. Ik hoop dat hij bij zijn operaties destijds beter was in het onderscheiden van hart en longen en dergelijke. Daar komen namelijk ongelukken van, Doc! En dat zien we gelijk in de laatste alinea:
Een heftige roman van een Marokkaan – Pim Fortuyn Forum
De schrijver van ’Beste Sadik’, die zich thans voorlopig schuilhoudt achter het pseudoniem Willem Jansen, heeft met zijn boekje duidelijk aangetoond hoe zwak en karakterloos de klasse van de zogenaamde leidinggevende intellectuelen is ten opzichte van het grote immigratieprobleem dat onze cultuur bedreigt. Wat dat betreft zijn we, qua politiek bewustzijn, niet veel verder dan begin 1940, toen een Nederlandse journalist werd gearresteerd omdat hij een kritisch artikel over het nazi-Duitsland van Adolf Hitler had geschreven. Dat werd toen beschouwd als ’belediging van een bevriend staatshoofd’. Eerst toen de Wehrmacht in mei 1940 ons land binnenviel, werd de arrestant vrijgelaten.
Waar de schrijver in 1940 de dreiging van nazi-Duitsland wel zag in tegenstelling tot de politieke elite, ziet die elite nu de dreiging van het immigratieprobleem niet. Echt waar, onder welke steen heeft Doc gezeten de laatste jaren? Om in 1940 vervolgens de Wehrmacht over ons heen te krijgen. Smalhout maakt hier dus een directe vergelijking tussen nazi-Duitsland met haar Wehrmacht en migratie en migranten. Het is alsof ik hier zou schrijven dat Doc. Smalhout zich gedraagt als een Dr. Mengele die tijdens nazi-duitsland medische experimenten op mensen verrichte en Smalhout nu dus gedachtenexperimenten over mensen. Of dat we gezien het verleden van de Telegraaf ten tijde van de oorlog niet al te vreemd moeten opkijken van dit soort Der Stürmer taal. Een vergelijking die volledig over the top, historisch onjuist en regelrecht gevaarlijk is. Immers, we zijn niet van die Wehrmacht afgekomen door thee met ze te gaan drinken of wel?
PS
Overigens, binnenkort op Closer een serie: Welkom in Eurabia
Posted on November 4th, 2012 by martijn.
Categories: Deep in the woods..., Some personal considerations.
Ach, volgens mij kennen alle mannen dit wel. Je ziet een vrouw en volgens jou zit ze in moeilijkheden. Nu hebben de meeste mensen het vermogen tot mededogen met mensen in problemen en wellicht zelfs de drang om ze te helpen. Maar enkele andere neigingen lopen daar dwars doorheen en sturen mededogen en en behulpzaamheid een bepaalde kant op. Er zijn mannen die bij de aanblik van een vrouw in nood een soort Ivanhoe neigingen krijgen van de koene ridder die de jonkvrouwe in nood moet redden. Die jonkvrouwe in nood is vaak een projectie, een fantasie van die mannen zelf. Er wordt die vrouwen niks gevraagd en de mannen worden dan ook geleid door hun eigen idee van wat normaal en abnormaal is. Het gaat hen niet zozeer om het redden van die specifieke vrouw, maar het redden van vrouwen is voor die man datgene wat hem definieert als Man. Aan het redden van Westerse vrouwen is tegenwoordig geen eer meer te behalen; die zijn allemaal ge-emancipeerd en zo en praten nog terug ook! Dus hebben sommige mannen een ander slachtoffer gevonden. Zeg nou zelf, wie is er meer in nood tegenwoordig dan De Arabische Vrouw? Die komen nu eenmaal allemaal uit culturen die vrouwonvriendelijk zijn, waarin vrouwen onderdrukt worden en slavinnen zijn in de harem van die wellustige, wilde Arabische man.
Zoiets zal Hans Jansen gedacht hebben; zeg maar de wel populaire professor Stapel van de islamstudies. In zijn werk vraagt hij zich als een heuse mufti niet alleen af ‘wat islam is’ en ‘wat islam zegt’ maar stelt het ook nog eens te weten. Om vervolgens altijd dezelfde conclusie te trekken: islam en moslims vormen een probleem voor welke samenleving dan ook. Een dergelijke orientalistische zienswijze is gebaseerd op een logica-fout. Die is het makkelijkst als volgt uit te leggen: de kleding van moslims past in mijn zelfgemaakte tas (islam). Een moslim past in die kleding. Dus moslims passen in die tas.
Hans Jansen won de avond de polemiek met zijn aanval op de persoon van Arabiste Petra Stienen (want zo lijkt men tegenwoordig polemiek op te vatten: afzeiken van personen om het afzeiken in plaats van om een groter punt te maken; inderdaad geheel in de stijl van Theo van Gogh wiens dood verder gebanaliseerd wordt met deze avond). Petra Stienen moet van Hans Jansen praten over de werkelijke toestand in het Midden-Oosten: de opkomst van ‘shariafundamentalisten’ en de positie van die ‘zielige vrouwen’ in de ‘islamitische wereld’.
U kunt zijn pleidooi hier volledig lezen. Maar het hoeft niet.
Het is een typisch pleidooi om vele redenen. Ondanks het vele geklaag dat we tegenwoordig ook helemaal niets meer over de islam mogen zeggen, zitten we nu al meer dan 10 jaar in een situatie waarin de meest gore bagger over ons wordt uitgestort onder het mom van politiek debat en vrijheid van meningsuiting. Sinds de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh is de vrijheid van meningsuiting de heilige koe van de Nederlandse samenleving. Dat is te betreuren, maar goed daar gaat het nu even niet om. Waar het om gaat is dat het aanvallen van islam, Midden-Oosten en Arabieren heel gedurfd lijkt (taboe!), maar in feite is het vooral mainstream, suf en makkelijk. Maar je kunt ermee winnen en daar gaat het om. Zijn pleidooi is ook typisch omdat het allerlei categorieën en onderscheiden door elkaar heen gooit: Arabische vrouwen, Midden-Oosten, islamitische wereld, terrorisme, onveiligheid, geweld, enzovoorts. Het verdwijnt allemaal in één brij. Allerlei oorzaken van de problematische positie van vrouwen in het Middden-Oosten zoals gebrek aan vrijheid in het algemeen, armoede, slechte gezondheidszorg en onderwijs gooit Jansen in zijn verdere werk op één hoop onder de term Arabische cultuur en/of islam (alsof dat hetzelfde is).
Als Echte Man zal Hans Jansen Petra Stienen wel even vertellen hoe zij echt naar het Midden-Oosten moet kijken (zoals hij dat wil) en hij wil graag laten zien dat hij wél oog zou hebben voor De Zielige Arabische Vrouw. Zijn pleidooi is daarmee ook typisch in die zin het past in een tweedeling die keer op keer in het islamdebat terugkomt: tussen ons als beschaafde mensen wier hart breekt bij zoveel onrecht tegen vrouwen (zoals recent bij het Pakistaanse meisje Malala) en de islamitisch-arabische monsters uit het Midden-osten die ons willen domineren. Voor Hans Jansen is mitsen en maren en enerzijds/anderzijds geen kenmerk van goede wetenschap of van goed politiek commentaar. Voor mannen als Hans Jansen is de wereld tweedimensionaal. Vandaar dat het maar goed is (en die vrouwen mogen daar ook best dankbaar voor zijn) dat wij Irak en Afghanistan platgebombardeerd hebben, vrouwen en kinderen vermoord hebben met drone aanvallen in Afghanistan, Pakistan en Jemen en Israel in staat hebben gesteld een apartheidstaat op te bouwen. We hebben die achterlijke Arabieren toch maar mooi de 21e eeuw ingebombardeerd verdomme! Hans Jansen is de blanke man die denkt dat hij superieur is en gekleurde vrouwen moet redden van gekleurde mannen.
Zo, als De Zielige Arabische Vrouw gered moet worden is natuurlijk wel duidelijk van wie: de extremistisch-radicale fundamentalische, gewelddadige, seksistische, wilde Arabier. En dan? Dan moet die vrouw nog beschaafd gemaakt worden natuurlijk, want Jansens werk komt er op neer dat je De Zielige Arabische Vrouw wel uit de cultuur kunt halen, maar de cultuur niet zomaar uit de Arabische vrouw. Wat zijn wij dan ook goed dat we hele inburgeringscursussen hebben opgezet die ze natuurlijk zelf moeten betalen; in een neo-liberale cultuur wordt iemands bijdrage aan de samenleving immers afgemeten aan de hoeveelheid geld hij/zij over heeft om zichzelf te ontwikkelen (lees: op ons mythische zelfbeeld van vrije seculiere individuen te lijken).
Om precies te weten wat Hans Jansen voor ogen heeft kunnen we ook even kijken naar hoe hij zich afzet tegen Arabiste Petra Stienen. Hier gedraagt Hans Jansen zich namelijk als het type man dat in vroegere tijden vond dat vrouwen in Nederlands-Indië ook gered moesten worden, maar die in Nederland zelf tegen kiesrecht voor vrouwen waren. Petra Stienen heeft het namelijk gewaagd om aan de orde te stellen dat ‘de regels en de manier waarop het spel gespeeld wordt, is bepaald door mannen’. Nee stel je voor zeg, wij blanke mannen hebben net onze vrouwen het recht gegeven om te stemmen en nu durven ze ook nog hun mond open te doen! Als bewijst voor de onkunde van Stienen haalt Jansen vervolgens John de Mol aan die, in een programma waar Stienen ook zat, er op wees dat Big Brother na een week al van het scherm werd geveegd. Dat dit achterlijke programma in het Midden-Oosten faalt, waar tal van andere soortgelijke programma’s overigens wel scoren, moet wel een veeg teken zijn van de achterlijkheid van het Midden-Oosten, of zoals Jansen zegt dat er iets mis is in de wereld van de Arabische medemens.
Maar zoals gesteld het werkt wel. Het geeft Hans Jansen de mogelijkheid zich goed te voelen en een echte man, volgens zijn definities. Het geeft het publiek zich goed te voelen en de jury nog meer want zij herkennen immers datgene wat goed is. Zo wentelen we ons lekker in gevoelens van superioriteit. In plaats van Ivanhoe is Hans Jansen dan ook meer Don Quichote die ook de zwakkeren wilde redden maar uiteindelijk vooral tegen zijn eigen demonen vocht. En dus wint hij in De Balie de Avond van de Polemiek ‘want het bevrijden van De Arabische Vrouw is een goede zaak’ volgens de jury. En die Zielige Arabische Vrouw? Ach die speelt slechts een bijrol in het theater Hans Jansen.
PS.
Een tijdje geleden kreeg ik een mail van iemand (overigens over de mails die ik krijg, volgt binnenkort ook een blogje) die vond dat ik ook gered moest worden. En wel van de gevaarlijke ‘salafisten’ of in termen van Hoeiboei en Hans Jansen: Sharia-feministenfundamentalisten. Die heb ik netjes beantwoord. Na een vriendelijke conversatie hen en weer via mail was mijn laatste reactie het volgende liedje:
PPS
Voor een wel serieus stuk over het redden van De Arabische/Moslim Vrouw: Do Muslim Women Really Need Saving door Lila Abu-Lughod.
Of lees het essay Bange Blanke Mannen door (trommelgeroffel) Petra Stienen (ja die!) naar aanleiding van een debat bij de BBC over de vraag of Europa moslims te kort doet. Dat debat met Douglas Murray, Flemming Rose en Tariq Ramadan kunt u hier zien:
Posted on March 27th, 2012 by martijn.
Categories: Some personal considerations.
Al surfend kwam ik enkele weken geleden twee posts tegen over een godloze vroomheid, ook wel politieke correctheid genaamd. Die gingen in op de deugden van politieke correctheid en tegen het idee dat politieke INcorrectheid iets goeds is ook al is dat laatste soms een stuk minder frustrerend.
Vrijheid van meningsuiting fetisjisme en politieke incorrectheid
In deze tijd die geregeerd wordt door het fetisjisme van de vrijheid van meningsuiting zijn er weinig zonden die groter zijn dan politiek correct zijn. Iedereen voelt wel aan wat daar ongeveer mee bedoeld wordt, namelijk het voorzichtig, terughoudend en niet-kwetsend benoemen van de sociale en politieke realiteiten. In het spraakgebruik wordt het echter vooral als beschuldiging gebruikt voor ‘links’ dat feiten zou willen verdoezelen (in plaats van benoemen) behalve als het in hun multiculti straatje, anti-wilders straatje past. Of voor ‘rechts’ dat graag zijn xenofobe en racistische agenda wil kunnen doorvoeren zonder lastig gevallen te worden met allerlei pijnlijke wetenswaardigheden over de splinter en de balk.
Politieke correctheid wordt gezien als een soort gedachtenpolitie waarbij mensen die recht voor hun raap de dingen ‘benoemen’ worden gedwongen om op hun tenen te lopen over een mijnenveld van gevoeligheden en die een vrije uitwisselingen van meningen verhinderd. Politiek incorrect zijn, is een deugd geworden; in die zin heeft Ramsey Nasr in zijn klaagzang over Nederland ongelijk als hij zegt dat normloosheid hoogtij viert (voor de rest heeft hij groot gelijk).
Taal is historisch, cultureel en politiek geladen
Maar die nadruk op politiek incorrectheid gaat voorbij aan de noodzakelijkheid en deugden van politiek correct gedrag en spraak. Woorden bestaan namelijk niet in een sociaal en historisch vacuüm, maar hebben een historische achtergrond en een politieke en culturele context. Zo maakte Bert Brussen van GS eens een punt over het feit dat ik ‘Marokkaans tuig’ aanduidde met ‘Marokkaans-Nederlandse jongens’. Ik doe dat omdat het veel preciezer (maar nog steeds gebrekkig) de achtergrond van deze jongeren aangeeft: men is geboren en getogen in Nederland en volgt onderwijs in Nederland. Tegelijkertijd spelen gevoelens van verbondenheid met Marokko, Marokkaanse migranten in Europa en hun nazaten ook een rol in hun leven. Het gaat in het gedoe over die jongeren niet over jongens én meisjes maar meestal over jongens. Dat is dus niet alleen nauwkeuriger het geeft ook een ontwikkeling aan in hoe we deze jongeren dienen te begrijpen. Hun achtergrond als nazaten van Marokkaanse migranten is belangrijk maar niet voldoende daarvoor. Taalgebruik dient een dergelijke ontwikkeling te verdisconteren als je mensen wil begrijpen.
Nog gevoeliger wordt het als we mensen met een zwarte huidskleur gaan aanduiden. De termen ‘neger’ ‘nikker’ ‘moor’ zijn min of meer afgedaan; zwart kan wel maar deelt de wereld nogal simpel in in een zwart-wit indeling. Kleurlingen heeft een nogal…Zuid-Afrikaanse apartheid connotatie. Hoe dan wel? Eigenlijk is er geen correcte manier van aanduiden simpelweg omdat de indelingen die wij maken niet natuurlijk zijn. Waarom zou je Marokkanen op één hoop gooien? Je kunt ook een onderscheid maken tussen Berbers en Arabieren. Waarom zou je ze allemaal moslims noemen? Een onderscheid naar ras is ook willekeurig aangezien een dergelijke indeling geen enkele objectieve basis heeft. In deze wildernis van betekenissen, labels en constructies heeft politiek correct taalgebruik een belangrijke functie. Het laat namelijk zien op welke terreinen ons begrip en onze wijze van categorisering kunstmatig is en tekortschiet, waar we graag willen dat de sociale werkelijkheid past in de simpele schema’s die we zelf hebben verzonnen in plaats van andersom. Door een reflectie op dat taalgebruik zorgen we ervoor dat we onze eigen vooronderstellingen kunnen onderzoeken en kunnen bekijken hoe onze eigen vooronderstellingen onze kijk op de sociale realiteit bepalen.
Mensen die anderen beschuldigen van politiek correct gedrag, zijn over het algemeen blanke, autochtone mannen (een enkele keer ook vrouwen). Vooral in die situaties waarin men zichzelf slachtoffer voelt. Net zoals de claim op tolerantie in dit land momenteel vaak voorkomt onder de blanke autochtone meerderheid (lees dus de eis dat de ander aan de norm van de blanke autochtone meerderheid moet voldoen) die zich daarmee als slachtoffer en minderheid positioneert (voor een veel betere uitleg zie James Kennedy) is ook de beschuldiging van politieke correctheid er meestal één door de meest bevoorrechte groep in dit land: goed opgeleide, blanke autochtone mannen. Die makkelijk de ‘malloten’ van de PVV kunnen afzeiken omdat zij nu eenmaal meer financiële en economische mogelijkheden hebben dan het deel van de beroepsbevolking van wie het bestaan gekenmerkt wordt door onzekerheid in tijden van globalisering, individualisering en economische crises (het precariaat).
Stellen dat mensen zich niet zo moeten aanstellen als het over discriminatie en racisme gaat, is makkelijk als je een blanke, autochtone man bent, maar wordt toch echt anders als je vrouw, migrant, joods, zwart of moslim bent. Degenen die hameren op politiek incorrect gedrag hebben makkelijk praten. Als je stelt dat vrijheid van meningsuiting absoluut is en politiek correct gedrag ongewenst is en politiek incorrect gedrag tot norm verklaart, dan leidt tot het zegevieren van het recht van de hardste en sterkste schreeuwerts en die bevinden zich toch echt in de klasse van de hoger opgeleide, blanke, autochtone man. Alle kritiek namelijk die de positie van die groep aantast, wordt namelijk snel weggedaan als politiek correct en dus worden de kritikasters monddood gemaakt; in bijzonder minderheden.
Politieke volgzaamheid
Het is verleidelijk om te denken als je simpel en taboedoorbrekend de dingen benoemt volgens simpele schema’s dat je dan grensoverschrijdend bezig bent. Het gevolg is namelijk dat mensen gekwetst kunnen zijn en willen dat je je woorden intrekt waardoor de indruk staat dat de waarheid niet gezegd mag worden. Politiek incorrect taalgebruik echter is slechts het slaafs volgen van sociale conventies en blind zijn voor de privileges en vooroordelen die onze eigen comfortable positie met zich meebrengen. Een pleidooi tegen politieke correctheid is vooral een pleidooi tegen het begrijpen van motivaties en handelingen van iemand die we als anders zien. Als blanke, als man en als autochtoon heb ik bepaalde voordelen die samenhangen met politieke en culturele ontwikkelingen door de tijd heen. Voordelen die een zwarte vrouw uit Somalië die net een jaar hier is niet heeft. Mijn habitus, taalgebruik en politieke posities hangen samen met die voordelen die er nog steeds zijn omdat ik nu eenmaal deel uitmaak van een categorie mensen die in dit land het voor het zeggen heeft: blanke, autochtone mannen. Tegen politiek correct zijn is niet anti-elitair, anti-links of anti-rechts, nee het is vooral een pleidooi om met de stroom mee te zwemmen en de conventies die we in borrelpraat terugvinden blind te volgen. Het is het simpelweg kopiëren van het heersende tij in de publieke opinie van de dominante groep, zonder die fundamenteel ter discussie te durven stellen. Wanneer we, bijvoorbeeld, de stelling dat het sinterklaas feest een erfenis is van racisme uit het verleden, wegzetten met het argument ‘politiek correct’ dan verliezen we het vermogen na te gaan hoe onze acties in het verleden gevolgen hebben voor onze plannen voor de toekomst.
Wellevendheid en terughoudendheid
Politieke correctheid is ook een vorm van wellevendheid in die zin dat je moeite doet om anderen niet te kwetsen. Nou is dat bijzonder lastig, want je weet niet precies van te voren of je anderen kwetst niet of niet. Maar dat gezegd hebbende is er niets mis mee als je op z’n minst probeert om daar rekening mee te houden. In de huidige situatie lijkt het erop alsof mensen juist willen kwetsen om te laten zien dat ze niet politiek correct zijn. Wat dat betreft lijken debatten in Nederland soms op een rap-battle; je probeert je kunsten te laten zien door anderen zoveel mogelijk te dissen, door de ander te onderwerpen via vernedering. Als joden gekwetst worden door anti-semitische cartoons dan plaatsen we ze. Als moslims zich gekwetst voelen door Mohammed cartoons dan plaatsen we ze en als één kanaal dat niet doet, dan doen wij dat juist wel. En als anderen ons kwetsen met dat soort dingen, hey dan doen wij er nog een schepje bovenop.
In feite doe je dat alleen als je de ander minderwaardig ziet. Immers, als je dat niet doet, ga je niet het debat in met termen als ‘rifapen’, ‘geitenneukers’, ‘teringwijven’, ‘kutmarokkanen’, enzovoorts. In feite is dergelijk spraakgebruik heel goed te zien als een vorm van geweld: namelijk het ontwaardigen van die menselijke relaties en verbeeldingen waar mensen grote (emotionele) waarde aan ontlenen en aan toekennen. Maar juist dat maakt het ook weer heel lastig om een wel een correcte term te vinden al zijn de hiergenoemde termen waarschijnlijk voor de meesten wel ongepast.
Politiek correct taalgebruik is een kwestie van historische, morele en conceptuele helderheid, consistentie en stiptheid als instrument tegen de onzorgvuldigheden en vanzelfsprekendheden die ons taalgebruik in het dagelijks leven kenmerken. Een pleidooi voor politieke incorrectheid is niets minder dan een pleidooi voor het niet nadenken. Politiek correct handelen vraagt om het stellen van hoge en pijnlijke eisen aan het eigen taalgebruik om te ontdekken of het consistent, ethisch verantwoord en een plausibele verbeelding van de sociale realiteit weergeeft en waar en wanneer het dat niet doet. Dat betekent wel dat je het nooit helemaal goed doet. Dat is waar politieke correctheid een frustrerende last wordt; zowel voor de degene die politiek correct wil zijn als voor het publiek dat aangesproken wordt op haar vooroordelen en blindheid voor geschiedenis. Politiek incorrectheid is dan ook voor luie mensen.
Posted on March 11th, 2012 by martijn.
Categories: Blind Horses, Deep in the woods..., Some personal considerations.
Het koppel Kinneging en Tahir werd tijdens uitzending van Pauw & Witteman zo ongeveer tot nationale sukkel verklaard; op twitter en facebook in ieder geval. Eerder die zondag had Tahir in een column voor Buitenhof gepleit voor het weren van journalisten die zich ‘onfatsoenlijk’ zouden gedragen. Toen verslaggever Rutger van Powned haar thuis opzocht (of lastig wilde vallen) was het haar partner Kinneging die Rutger hardhandig tegenhield toen hij bleef aandringen. In PenW pleitten ze beiden voor een soort ethische toetsingscommissie.
Persbreidel, aantasting van de vrijheid van meningsuiting, censuur waren de meest gehoorde termen in de virtuele stamkroegen. Maar het is nog niet zo’n slecht idee om het eens te hebben over de grenzen die journalisten in acht zouden kunnen nemen ook al is Kinnegings pleidooi zelf onwenselijk en onzinnig. Dat gebeurde ook. In Nieuwsuur werd gesproken over de handel en wandel van NRC (in relatie tot Friso), bij Powned ging het over…Powned en bij PenW en (eerder) Buitenhof over Powned. Journalisten over journalisten en journalistiek en vrijwel allemaal helder in de opvattingen dat er vooral geen regels moeten komen. Inperkingen van de pers, zijn niet zomaar inperkingen, nee het tast de vrijheid van meningsuiting aan.
Media-antropoloog Nick Couldry verwijst naar een dergelijk proces wanneer hij het heeft over ‘the myth of the centre’. Volgens hem worden bepaalde gebeurtenissen door de media voorzien van extra, symbolische, lading. Denk bijvoorbeeld bij voetbal aan de verloren WK finale van 1974 en de gewonnen EK finale van 1988. Bij de eerste waren de Duitsers de aartsvijand en verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog waren legio. Het verlies strooide extra (‘zijn we er toch weer ingetrapt’) zout in de wonde; de winst op Duitsland in het EK 88 werd gebracht als een revance op…alles. Behalve dat de media hiermee een specifiek gemeenschapsidee (wij-zij) produceert, zijn dit ook symbolische constructies door de media die zich opwerpt als de ultieme betekenisgever en als toegangskanaal om deel uit te maken van dat proces van betekenisgeving (als je niet op televisie of in de krant geweest bent, telt het niet). De media vertegenwoordigt daarmee zelf het debat en communiceert feitelijk het idee dat zij het centrum vormt van de sociale sfeer waar interactie en betekenisgeving plaatsvindt. Dat zien we ook terug in de kwalificaties over Cohen die ‘immers’ gefaald heeft in deze mediacratie. Van politici mag schijnbaar verwacht worden dat zij met mediageweld kunnen omgaan. Maar waarom eigenlijk? Wat is het verschil tussen vervelende Marokkaans-Nederlandse hangjongeren die vrouwen zouden uitschelden voor ‘hoer’ en de begrafenisstoeten zouden belagen? Daar moeten we dan ook maar aan wennen? Powned en Geenstijl zijn het journalistieke, blanke en en deels virtuele equivalent van de ‘kutmarokkanen‘.
Hoewel de media ontegenzeggelijk inderdaad een belangrijke rol heeft, heeft ze die dus ook zelf geschapen. Als politici niet met media om kunnen gaan is dat nooit de schuld, laat staan het probleem, van de media maar altijd van de politici. Sterker nog, het is een teken van zwakte van de politicus zelf; als persoon en als politiek dier en leider. Op deze manier presenteert de journalistiek zich als de hoeder van de democratie en van het geweten van het natie en tegelijkertijd (aangezien het vooral journalisten onderling zijn die in beeld een beetje met elkaar van gedachten wisselen) presenteren zij zich ook als het geweten zelf. Hun opvattingen zijn bepalend en er zijn geen andere die ertoe doen. De eensgezindheid over de relatie tussen journalistiek en bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting is vooral een constructie van de journalistiek zelf. We zien dit ook op andere manieren. Het idee dat politici maar moeten kunnen omgaan met vervelende en opdringerige journalisten want dat is nu eenmaal de (mediagenieke) tijd waarin we leven, is inderdaad belangrijk voor een democratie, maar is ook niets minder dan een ideologisch project van journalisten om te bepalen wat relevant is in een democratie en dat zij daar een centrale rol bij hebben.
Maar is de huidige media wel zo geschikt als hoeder van de democratie? Is de macht van de media niet zover gegaan dat het erop lijkt dat individuele burgers geen enkele privacy meer hebben? Dat zij bijna gedwongen worden media te woord te staan? Dat zelfs minderjarigen in de politieke agenda van media betrokken worden zonder dat ze er eigenlijk iets mee te maken hebben zoals Geenstijl dat destijds deed met de minderjarige dochter van toenmalig minister Rouvoet? Waar kinderen die zwaargewond in een ziekenhuis bed liggen na een vliegtuigongeluk door de media gebruikt worden? Waar zelfs het medische beroepsgeheim geschonden wordt om maar iets (meestal niets) te kunnen melden in de krant? Waar journalisten de boel bedriegen en inbreken in de privacy van gewonden van een vliegramp of voor bepaalde zakelijke belangen?
Journalisten claimen een specifieke functie te hebben in een democratie en daarom ook bepaalde extra ruime vrijheden te hebben. Maar hoe lang is het geleden dat men dat heeft waargemaakt? Waar was het kritische geluid over de Amerikaanse oorlogstrom in de aanloop naar de oorlog in Irak? En over het Nederlandse besluit daarover? Journalisten laten zich tegenwoordig liever ’embedden’ in het Nederlandse leger in Afghanistan dan dezelfde slinkse tactieken als hierboven bij minderjarigen te gebruiken om te onderzoek hoe de Nederlandse overheid, het leger en de Amerikanen geprobeerd hebben de de Nederlandse missie in Afghanistan te verkopen. We kunnen dergelijke methoden van agressie, intimidatie, schending van privacy rustig mediageweld noemen. We moeten dus vaststellen dat de Nederlandse journalisten uitermate bedreven zijn in het gebruik van slinkse of creatieve methodes om bijvoorbeeld minderjarige slachtoffers van vliegrampen in beeld te brengen, maar werkelijk niets presteert als het gaat om zaken die er echt toe doen. De helden. Nou ja vooruit, als men zich echt kwaad maakt, start men vanuit de luie leunstoel een WOB procedure (wat misschien wel de beste zet van de overheid ooit is om de media te beheersen). De Nederlandse journalistiek is erg goed in humilitainment, redelijk goed in infotainment, maar waardeloos in…journalistiek. Powned is daarbij niets meer of minder dan een uitwas van de gebrekkige kwaliteit van de Nederlandse media.
Niettemin blijft ook de Nederlandse journalistiek zich graag zien als het centrum van informatie en publiek debat. Vandaar ook de onder journalisten op twitter althans (en die zijn er nogal wat) de bijna unanieme veroordeling en hilariteit en afschuw over het optreden van Tahir en Kinneging. Daar leende het stel zich ook wel enigszins voor evenals het hardhandige optreden van Kinneging ten opzichte van Rutger. En dat kwam de heren en dames goed uit; men kon zich lekker opwerpen als hoeders van de vrijheid en hoefde totaal niet aan reflectie te doen. Er is onder journalisten niemand, en dan bedoel ik ook echt niemand, die het lef heeft om publiekelijk een grondige en zelfkritische beschouwing te geven over bepaalde praktijken die gemeengoed zijn geworden. Nee, in plaats daarvan maakte men zich vrolijk om de jacht op Tahir en Kinneging, die ontketend werd door Dominique Weesie van Powned en snel werd overgenomen door Novum journalist Ernst Lissauer en voormalig PVV-er Arnoud van Doorn. Men neemt vrolijk anderen de maat, maar men laat zichzelf niets zeggen.
De actie van Kinneging tegenover Rutger, maar ook andere acties tegen journalisten, zijn dan ook te zien als vormen van zelfverdediging tegen het mediageweld door burgers die gefrustreerd zijn door een beroepsgroep die denkt dat ze zich alles kan veroorloven. Het is zonder meer terecht dat journalisten beschermd worden en dat de staat deze beroepsgroep niet teveel moet belemmeren, maar wie beschermt de burger tegen de journalisten?
Couldry, N. (2003) Media Rituals: A Critical Approach. London: Routledge.
Couldry, N. (2005) ‘Media Rituals: Beyond Functionalism’, pp. 59–69 in E.Rothenbuhler and M. Coman (eds) Media Anthropology. Thousand Oaks, CA: Sage.
Posted on October 5th, 2011 by martijn.
Categories: Activism, International Terrorism, Murder on theo Van Gogh and related issues, Religious and Political Radicalization, Some personal considerations.
The following text was used for a spoken column at the ICCT’s expert meeting on Freedom from Fear: Answering Terrorism with Public Resilience on 3 October 2011. In this expert meeting the dilemma between fighting terrorism effectively by high-profile policies and the consequence that such measures might instil fear in the public was central in the contributions and debates.
It was probably in September 1219, almost 800 years ago, when a Christian monk stood before the sultan of Egypt, Malik al-Kamil. It was the time of the Crusades and this monk had the audacity of telling the sultan in his own quarters that he was on the wrong path, misled by a false prophet and that in order to preserve his own soul he’d better convert to Christianity. The monk had renounced his riches and his heritage to pursue a life of poverty and preaching modelled on that of the Apostles in which martyrdom was the highest reward. This monk like many who followed him tried to convert Muslims not by engaging in a dialogue with restraint and eloquence but by insulting and hoping those aggressive Muslims would kill them and allowing them to go to heaven as a martyr. Those following this monk for example went to the Caliph in Spain and attempted to convert the Caliph by saying many bad things about Muhammad and his damnable law. They were imprisoned and tortured but persevered in their insults and sacrilege. Through their determination they succeeded in becoming martyrs and when the monk heard the news of his five brothers he stated that:‘Now I can truly say that I have five brothers’. Other sources however claim that he responded by saying ‘‘let everyone be glorified by his own martyrdom and not by that of others!’’. Apparently the martyrs caused ambivalent emotions whereby some look with doubt at this active embrace of suicide by preaching while others held great admiration for such an active quest of martyrdom.
Nowadays such people would be seen as fanatic, erratic people threatening the social fabric of society at least but also fearing that such a fanatic search for martyrdom may lead up to horrible events such as 9/11 and the killing of Theo van Gogh. It is people like them and the fear of what they do or might do that has led to what my colleague Beatrice de Graaf has called a securitization of society. Such a securitization occurs after tragic events that are perceived as exceptional, threatening an order that is good, just and beneficial. Such events produce fear and these fears in turn create the need of risk containment in which phenomena that are perceived as different or even incompatible with what is normal and acceptable, are framed as security risks. Of course bad things have happened and fear is a normal, natural human emotion, even very sensible when you are faced with danger. But this naturalization of fear renders invisible that political entrepreneurs connect fear with existing social fault lines such as inequality, ethnicity and religion. The risk of an economic meltdown becomes a fear for the callousness of the Greek, feelings of insecurity caused by young boys hanging about on streets and apparently engaging in useless chatter and boredom becomes fear for Moroccan streetterrorists and fear for terror attacks becomes fear for Muslims.
Although in the Netherlands there are more problems reported by schools and police with radical right wing youth and we have on average one mosque or Islamic school being vandalized or worse every 2 months, we have set up a policy that has to contain the threat coming from those Muslims. Take for example the recent proposal for banning the burqa in several European countries, including the Netherlands. One of the reasons is public safety; the apparent need to see each others faces in public. The ban however does not produce safety, it produces fear. Where only about 300 women wear the face veil in the Netherlands, the public now is convinced that we can see them everywhere and that tens of thousands of Muslim women wear it.
Other measures to increase public safety include more leeway for intelligence services to monitor and disturb people’s lives; even when there is no official charge, the US last week killed an American civilian Anwar al-Awlaki believed to be an Al Qaeda leader on foreign soil with no official charge or proof, the Dutch evicted several Muslim migrants being implicated in terrorist activities without any charge, the Dutch are active of supporters of the war on terror that caused the deaths of thousands and thousands innocent civilians in Iraq, Afghanistan and Africa. So if we talk about fear and safety, whose fear and whose safety do we actually mean? After 9/11 the whole risk management idea has turned into a political and commercial ritual that intends to magically reinforce safety but produces feelings of fear and aversion. In the preface of one of my favourite novels, Fear and loathing in Las Vegas, English writer Samuel Johnsson is quoted stating: “He who makes a beast of himself gets rid of the pain of being a man.” The quote refers to the book’s main character’s drug abuse in trying to escape the harsh vulnerabilities of American life and to the books main theme the failure of American counterculture to provide a lasting answer to the harsh realities. Fear is a drug, and policies and management tactics combined with politicians who use feelings of insecurity and plead loudly for ever harder measures to resolve fear, are nothing less than socially accepted models to achieve ritualistic highs and illusions of safety that in the end do nothing except than cultivate that fear.
The “Wave Speech” from Justin Grevich on Vimeo.
The cultivation of fear does not only affect people’s daily lives directly, but also our memories that keep the fear for the Other alive. This year on 9/11 the Moroccan-Dutch goalkeeper of a Dutch soccer team, Khalid Sinouh, tweeted he wanted ‘to concentrate on the present’ and that he ‘felt a little tired of all that 9/11 propaganda’ and closed it with ‘pffff’. The soccer team, Philips Sports Association (PSV) distanced itself from his statements and emphasized the goalkeeper made his statement as a private person (and therefore not as a representative of PSV). The case refers to the monopolization of meaning and memory whereby the purpose of such ceremonials, as French historian Renan has noted, is nothing but the reaffirming of group loyalty rather than the establishing of historical accuracy, let alone the presenting of an event in all its moral and political complexity. To remember is not just grieving it may also mean to harbor a vision of securing justice or vengeance long after it is time to put the guns away. Part of what happens in this production of memory and solidarity is the monopolization of the meaning of ’9/11?. I saw many people on twitter saying now is not the time of saying but let’s think of the thousands of children in Africa dying or let’s think about the victims of the War on Terror. If we say our thoughts go to the victims of 9/11, we of course mean to victims of the terrorist attack that hit the US that day, not other people in the US or elsewhere. The negative, and sometimes downright hostile, comments on the tweets of the Moroccan-Dutch goalie show that we ought to remember 9/11 in a particular way; with our thoughts focused on one particular event, one particular category of victims. The commemoration shows a world caught in arms, hate, and fear.
Now of course there is nothing wrong with risk management, counter-radicalization policies and public commemorations perse, but we should recognize that with the attempt to produce safety we also produce meaning. Given the intended and unintended negative consequences of public risk management and such commemorations, alternatives should be considered. This is possible. Remember the monk I was talking about in the beginning? This man desperately looking for salvation through martyrdom is now presented as an animal lover, pacifist and a Christian committed to dialogue. It maybe hard to believe that he once affirmed the false idea that it was a ‘a Muslim belief’ apparently widespread ‘at that time’ that to kill a Christian was a sure path to salvation. It may be hard to imagine that one day we actually celebrate a feast dedicated to the monk. But that is what we do. Tomorrow we on October 4 we celebrate the Feast of St Francis of Assisi. It is a also a day for animals, in Dutch dierendag, a popular day for pets to be “blessed”. I wish you a blessed day as well.
Posted on September 14th, 2011 by martijn.
Categories: International Terrorism, Murder on theo Van Gogh and related issues, Some personal considerations.
Is it possible to have a commemoration that includes alternative meanings of 9/11 and that produces alternative forms of solidarity and public memory? (more…)
Posted on September 14th, 2011 by martijn.
Categories: International Terrorism, Murder on theo Van Gogh and related issues, Some personal considerations.
Is it possible to have a commemoration that includes alternative meanings of 9/11 and that produces alternative forms of solidarity and public memory? (more…)
Posted on March 2nd, 2011 by martijn.
Categories: Society & Politics in the Middle East, Some personal considerations.
Today the Netherlands has regional elections. People choose the regional candidates who later will choose the representatives in the Dutch senate. Because of the current coalition that rests on the support of the anti-Islam Freedom Party of Wilders, the government not only lacks a majority in the house of representatives (Tweede Kamer) where it needs the Freedom Party, it also does not have a majority in the Senate where the Freedom Party has no seats yet. The current campaign is therefore dominated not by regional issues but by national themes. This, hopefully could lead to a high turn out rate but I doubt it since the 1995 elections not even half of the population voted in 1999, 2003 and 2007.
The low turn out is remarkable given the struggles in other parts of the world for freedom, civil rights and democracy. In particular Tunisia, Egypt and Libya are exemplary cases of course.
Via Petra Stienen I found the next video on Youtube made by Dikla Zeidler who is a camjo (camera journalist) and (I think) a journalism student together Bahram Sadeghi.
It is interesting to see how the call for democracy has spread all over the Middle East and is now influencing events elsewhere. Usually the narrative is that the West is bringing freedom to the non-West as Maximilian Forte argues in particular in the case of women. While Forte points to the hypocrisy of such ideas against the background of the reported rape and assault on CBS journalist Lara Logan, the Western plea for and attempts to export democracy indeed seem shallow and opportunistic. Not only with regard the outspoken fears of Islamist victories in elections, but also with the low commitment to voting in Western countries. And although the turn out rates are low it appears that politicians such as Wilders who is playing the nativist and anti-Islam card is able to mobilise voters while others aren’t. The political elite wouldn’t be so afraid for the Freedom Party if it weren’t for his succes among the men and women on the streets. The same political elite that is troubled by the prospect that the ‘Arab street’ will vote for an islamist movement that is antagonistic towards the West and Israel. Tahrir took the message of hope from Tunisia and spread it further into the Middle East and even to Wisconsin in the United States. The West being influenced by movements in the Middle East makes clear that, as Lisa Wade wrote at Sociological Images, ‘a hierarchical “West and the rest” binary‘ does not adequately describe and explain reality (although the title of her post, Egypt supports Wisconsin, is a little too much I think). Let’s hope the Dutch take up the commitment to freedom and democracy of the Tunisian and Egyptian protesters and go to vote today.
Posted on May 1st, 2010 by martijn.
Categories: anthropology, Headline, ISIM/RU Research, Method, My Research, Some personal considerations.
Logboek november 2002
Jawad: Wie denk je wel niet dat je bent? Jij zegt, ja ik weet, ik snap, ik snap wat je bedoelt. Nou, je weet helemaal niks! Jij hebt niet te maken met racisme! Mensen kijken niet raar naar jou als je een winkel binnenkomt! Mensen kijken je niet aan van, daar gaat weer een terrorist. Je weet niks! Misschien ben je nog wel erger dan al die racisten. Je bent maar een witte autochtoon die ons wil vertellen hoe de dingen in elkaar zitten en rommelt met ons hoofd!
1. Inleiding
Van 1999 tot en met 2005 heb ik als coördinator en begeleider gewerkt bij de huiswerkbegeleiding en andere sociaal-culturele activiteiten in moskee An Nour in Gouda. In die periode heb ik ook mijn onderzoek verricht naar de wijze waarop Marokkaans-Nederlandse jongeren in Gouda hun moslimidentiteit construeren. Jawad is één van mijn sleutelinformanten in de moskee. Hij doet bovenstaande uitspraken tijdens een verhitte discussie met enkele Marokkaans-Nederlandse collega’s van RCJ/Het Woonhuis (een jeugdhulpverleningsinstelling die samenwerkte met moskee An Nour) en mij over uitlatingen van Hirsi Ali. Hij en de andere Marokkaans-Nederlandse collega’s wilden van mij weten of ik het met hem eens was en aan wiens kant ik stond: de moslims of de Nederlanders. Ik stelde mij op het standpunt dat ik als coördinator en onderzoeker niet wil kiezen en eigenlijk ook vindt dat er geen keuze gemaakt hoeft te worden. Op het moment dat ik na herhaald aandringen expliciet weiger om een keuze te maken wordt Jawad boos.
Zijn uitbarsting komt op een moment dat het islamdebat in Nederland in volle hevigheid woedt. De aanslagen op 11 september 2001, de verkiezingscampagne met Pim Fortuyn (en zijn moord), de bedreigingen tegen Hirsi Ali en de aanslagen op Bali hebben de verhouding tussen moslims en niet-moslims op scherp gesteld. Begrippen als cultuur en identiteit hebben in een dergelijke situatie een politieke lading doordat ze gebruikt worden door politici, opinieleiders en religieuze leiders om mensen uit te sluiten of juist in te sluiten. Uit het fragment blijkt dat hij mij op verschillende manieren ziet als buitenstaander. Allereerst gaat het daarbij om de ervaringen die hij zou hebben en ik niet. Tegelijkertijd categoriseert Jawad mij als ‘witte autochtoon’. Jawad geeft aan dat hij mij wantrouwt en hij trekt in twijfel of ik eigenlijk wel enige kennis heb over het onderwerp van mijn onderzoek: de constructie van moslimidentiteit door Marokkaanse-Nederlandse jongens en meisjes in Gouda. De wijze waarop Jawad mij categoriseert levert informatie op over de ontwikkelingen in de onderzoeksgroep, maar roept ook vragen op over de geldigheid van het materiaal dat ik via mijn onderzoek produceer. Is de kennis die ik verzamel inderdaad beïnvloed door mijn aanwezigheid, het feit dat ik met hun ‘hoofd rommel’ en dus vanalles oproep? Is mijn kennis inderdaad beperkt of vertekend doordat ik niet te maken heb met racisme of doordat ik een witte autochtone Nederlander ben?
Omgekeerd komt het natuurlijk voor bijvoorbeeld in een reactie op het artikel van Linda Duits over Wilders’ vrouwonvriendelijkheid:
Wilders misbruikt vrouwen | DeJaap
Het is volgens mij algemeen bekend hoe ontstellend variabel menselijke interpretatie van zelfs de simpelste beelden, woorden en geluiden is. De historie staat bol van de gruwelijkste misdaden die als onschuldig verschil van mening begonnen. Wat geeft je in vredesnaam het idee dat je op een eenduidige manier naar een beladen filmpje als Fitna kunt kijken, en dat ‘wetenschap’ te noemen? Het is natuurlijk leuk om Wilders een hak te zetten, en net zoals elke politicus moeten ook zijn uitspraken zorgvuldig worden getoetst aan objectieve gegevens; maar mijn hemel zeg, doe het in het vervolg alsjeblieft daarmee en niet met zo’n gekleurde bril.
En ook in een recente discussie naar aanleiding van een stuk van Joep Smaling werd ze er weer fijntjes aan herinnerd:
Ultralinkse socioloog weigert weg te kijken | DeJaap
Als ik wel reageer, wordt dat gezien als genuanceerd willen theedrinken; als ik niet reageer, onttrek ik me aan het debat en trek in me terug in de ivoren toren. ‘Damned if you do, damned if you don’t’ noem je dat. Toen ik dit voorlegde aan mijn mederedactieleden, werd ik bedolven onder precies de bespotting die ik vreesde. Nuanceren is – zo werd mij uitgelegd –een manier van geïndoctrineerde, gesubsidieerde sociaalwetenschappers om feiten te negeren dan wel te ontkennen. Het is grachtengordel-correctheid van ideaaltypische oud-linkse wegkijksoosjologen die niet verder komen dan drie vierkante meter beschermde ruimte rondom de Universiteit van Amsterdam. Zijdelings werd ik beticht van het in het zadel houden van een religieus-orthodox patriarchaat; uiteindelijk werd ik vooral beschuldigd van arrogantie vanwege het claimen van moreel gelijk.
Het recente sharia-onderzoek uitgevoerd door Laurens Bakker e.a. was zo’n voorbeeld. Zowel de redactie als Geenstijl.nl, journalist Carel Brendel en diverse andere bloggers en reaguurders waren ervan overtuigd dat ik de onderzoeker was van het onderzoek en daarmee was het onderzoek per definitie niks: als salafistenknuffelaar, links, Radboud communist moest ik wel de waarheid wel verdoezelen. Dat niemand van hen ook maar de moeite nam om het ook eens aan mij te vroegen, doet er niet veel toe. In dit stuk ga ik in op het onbehagen ten opzichte van sociaal-wetenschappelijk onderzoek, de (twijfels omtrent de) geldigheid ervan en de rol van wetenschappers.
2. Geldigheid van sociaal-wetenschappelijk onderzoek
De voorbeelden laten zien dat de vraag die Jawad aan mij stelde: ‘Wie denk je wel niet dat je bent? is van groot belang voor de geldigheid van antropologisch onderzoek en eigenlijk voor ieder sociaal-wetenschappelijk onderzoek. De vraag raakt namelijk niet alleen aan mijn positie en mijn eigen identiteit in het veld. De vraagt komt op in een situatie waarin Marokkaanse Nederlanders in de media en door politici in toenemende mate als moslims gecategoriseerd worden, waarbij steeds vaker een wij-zij discours de verhoudingen tussen moslims en niet-moslims bepaalt. In hoeverre is het materiaal dat is verzameld ook ingebed in dat discours? Is het construeren van een moslimidentiteit in 2005 (aan het einde van mijn onderzoek) nog wel hetzelfde proces als in 1999 (het begin van mijn onderzoek)? Heeft de centrale vraag van het onderzoek (hoe construeren Marokkaans-Nederlandse jongens en meisjes in Gouda hun moslimidentiteit?) nog wel dezelfde betekenis in deze snel veranderende omstandigheden? Al deze zaken kunnen van invloed zijn op de geldigheid van het onderzoek omdat ze gevolgen hebben voor de mate waarin gegevens, begrippen, beschrijvingen en analyses een goede weergave vormen van de sociale werkelijkheid van de onderzoeksgroep.
The truths are held to be certain, settled, and independent of context or formulation. Especially since Thomas Kuhn’s classic The Structure of Scientific Revolutions, however, this presumption has been widely treated with skepticism or rejected. Even those who disagree with particulars of Kuhn’s argument mostly recognize the importance of his central point: that “truths” are formulated and stabilized within scientific paradigms that allow for the “normal science” of effective testing of propositions and elaboration of theories, but that revolutionary breakthroughs in science often derive from growing recognition of contradictions and aporias within these paradigms, which in turn they shatter and replace.[4] This is not an argument against truth or for an anything goes relativism. But it is an argument for seeing science as a historical process, always open-ended in ways large as well as small. And this in turn is an argument for a more democratic vision of science, one in which possession of current “truths” is less of a trump card for certified experts to play in relation to lay people.
Social scientists engaging public questions need to offer truth. If scholarly knowledge has no authority, if it doesn’t provide good reasons to believe that some courses of action are better than others, or riskier, or less reliable, then it doesn’t have a distinctive value. But the authority of scholarly knowledge isn’t and can’t be perfect. Science is, after all, in large part a process of learning from errors, not just a process of accumulating truths. And especially in social science, truths are often highly contextual and conditional, predictions of what is more or less likely under certain circumstances, not statements of absolute and unvarying causal relationships. Social scientists bring real knowledge, but inevitably incomplete knowledge. The truths of social science are, moreover, graspable in different ways. They have to be communicated and this always means rendering them in ways that foreground certain aspects more than others, that illuminate some dimensions and leave others in the shadows. Knowledge is part of culture, not easily and fully abstractable from the rest of culture. But it is partly through the effort to communicate knowledge to non-specialists that researchers (like teachers) see new implications of what they know, new dimensions to issues they thought they understood fully, and sometimes limits to their own grasp of what they thought were established truths.
De oude positie waarbij de onderzoeker als het ware onzichtbaar was gedurende het onderzoek en zijn/haar objectieve resultaat presenteert als de waarheid, wordt binnen het etnografisch onderzoek bijna niet meer aangehangen. Er is nu meer aandacht voor subjectiviteit, de interactie met de onderzochten, machtsprocessen en de context waarbinnen het onderzoek plaatsvindt, met veel kritische aandacht voor de waarheidsclaim van de onderzoeker. De vraag daarbij is onder meer of datgene wat de onderzoeker laat zien niet een weerspiegeling is van zijn/haar achtergrond en wereldbeeld.
Reflectie kan gezien worden als een extra middel om de betrouwbaarheid van de onderzoeksgegevens te toetsen en de geldigheid ervan te verhogen. Vaak staat in een dergelijke reflectie de onderzoeker centraal. Het gaat om de bewuste en onbewuste motieven en achtergronden van de onderzoeker. Daarmee is deze zelfreflexiviteit niet meer dan een poging om de onderzoeker als objectieve wetenschapper boven het onderzoeksveld uit te tillen. In de oude objectief-positivistische onderzoekstraditie stond de onderzoeker onzichtbaar buiten het veld van onderzoek. In de kwalitatieve en reflexieve traditie wordt de onderzoeker zichtbaar. De eenzijdige focus op de onderzoeker verhult echter dat kwalitatief onderzoek een relationeel proces is: de onderzoeker gaat een relatie aan met de onderzoeksgroep en is daar slechts één van de spelers. Het moet gaan om een reflectie op de relatie tussen de onderzoeker en onderzochten en niet (alleen) om reflectie op de onderzoeker. Deze reflectie is noodzakelijk om processen te analyseren die van invloed zijn op het onderzoeksmateriaal zoals insluiting en uitsluiting, veranderingen en bredere maatschappelijke omstandigheden.
Reflectie is derhalve belangrijk, maar daarmee is nog niet aangetoond hoe reflectie een bijdrage kan leveren aan de analyse en daarmee aan de geldigheid van het onderzoek. Geldigheid heeft betrekking op de overeenstemming van de bevindingen in het onderzoek met de werkelijkheid. Zeker met betrekking tot etnografisch onderzoek zijn er de nodige vraagtekens te plaatsen of geldiger resultaten worden bereikt in vergelijking met meer positivistische onderzoeken, terwijl er ook onderzoekers zijn die beweren dat juist etnografisch onderzoek de meest geldige gegevens oplevert. Dit is niet de plaats om te beslissen wat nu de meest geldige methode is, wel zijn er met betrekking tot kwalitatief onderzoek enkele uitdagingen als het gaat om geldigheid. Wanneer met geldigheid bedoeld wordt dat de onderzoeker de werkelijkheid juist representeert, dan spelen in onderzoek dat over langere tijd plaatsvindt veranderingen een cruciale rol. Zo kunnen er veranderingen optreden in de betekenis van bepaalde begrippen (zoals identiteit) en kunnen respondenten in het onderzoek ook veranderen (zeker in het geval van jongeren). De kleine setting waarin een kwalitatief onderzoeker zich begeeft, bemoeilijkt ook het vertalen van de onderzoeksresultaten naar bredere populaties. Niettemin blijft geldigheid naar mijn mening een belangrijke zaak voor kwalitatief onderzoek.
Het vaststellen van de geldigheid van onderzoeksresultaten in mijn onderzoek betekent niet dat het gaat om het vaststellen van de geldigheid van één centraal discours in de constructie van een moslimidentiteit, of om het vaststellen of de opvattingen over moslimidentiteit in overeenstemming zijn met een normatieve islam en Nederlandse cultuur, maar om het creëren van een plausibele representatie van de verschillende manieren waarop jongeren (in mijn onderzoek althans) zoeken naar een ‘zuivere’ islam.
3. In het veld
Het verrichten van veldwerk betekent dat een onderzoeker een relatie aangaat met mensen uit de onderzoeksgroep en deelgenoot wordt van processen die zich in die groep afspelen en van allerlei lokale, nationale en internationale ontwikkelingen die daar een rol bij spelen. Een onderzoeker kan zich daar niet aan onttrekken, maar dit dient deze zichtbaar te maken om op die manier verantwoording af te leggen over het onderzoeksresultaat. Juist in een in een zeer gepolitiseerde situatie kan de positie en achtergrond van een onderzoeker grote consequenties hebben voor allerlei processen van insluiting en uitsluiting en wordt tevens de vraag opgeroepen in hoeverre de wijze waarop een onderzoeker de sociale werkelijkheid interpreteert, beïnvloed is door die processen en dominante discoursen. Zeker nu begrippen als cultuur, identiteit en radicalisering zo sterk ideologisch geladen zijn dat ze direct van invloed zijn op de uitkomsten van een onderzoek en onderzoekers zich daar zelf ook moeilijk aan kunnen onttrekken, is reflectie op de geldigheid van de uitkomsten noodzakelijk.
De relatie tussen geldigheid en reflectie komt neer op de vraag waarom een onderzoek bepaalde uitkomsten heeft. De wijze waarop jongeren mij categoriseren bepaalt de toegang tot het onderzoeksveld, bepaalt mede welke informatie zij mij wilden geven (bijvoorbeeld een positief beeld over de islam en over zichzelf als vrome moslims) en maakt mij ook onderdeel van allerlei interne verwikkelingen. Deze reflectie dient niet alleen betrekking te hebben op de achtergronden van de onderzoeker, maar vooral op de relatie tussen onderzoeker en onderzoeksgroep. In een tijd waarin het onderwerp van het onderzoek een extra lading krijgt door allerlei gebeurtenissen en het publieke debat, heeft de categorisering door de onderzoeksgroep een grote invloed op de wijze waarop materiaal kan worden verzameld en ook op de inhoud van dat materiaal en hoe het materiaal kan worden gelezen. Categoriseringen zijn niet per definitie exclusief, maar de politisering van islam en de polarisatie tussen moslims en niet-moslims, kan daartoe wel leiden. Dit heeft als consequentie gehad dat ik als onderzoeker te maken kreeg met vragen over mijn loyaliteit. Ook hoogoplopende interne conflicten (al dan niet beïnvloed door het publieke debat) dragen daar aan bij. Dergelijke aspecten negeren doet afbreuk aan de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van de uitkomsten van het onderzoek. Sterker nog, het is deze reflectie in combinatie met een systematische, wetenschappelijk gefundeerde methode en onderzoek geïnformeerd door theoretische modellen en verklaringen, die maakt dat sociaal-wetenschappelijke kennis gezaghebbend is. Die combinatie zorgt er namelijk voor dat sociaal-wetenschappelijke kennis ‘truth value’ heeft. De waarheden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek mogen weliswaar beperkt zijn, onder de nodige voorbehouden staan en in verschillende omstandigheden op verschillende manieren uitgedrukt kunnen worden, maar ze geven wel een meer accurate en beter begrip geven van de wereld om ons heen dan andere. Sociaal-wetenschappelijke kennis over islam, jongerencultuur, politieke processen is plausibeler dan vele andere verklaringen over dergelijke en andere fenomenen. Het is juist de twijfel, de reflectie en de wetenschappelijke discussies over onderzoek die wetenschappelijk onderzoek beter maken. Duits stelt terecht dat de gewone man daar niet altijd zicht op heeft en dus veel studies ook niet op waarde kan schatten. In het geval van de islam en moslims: veel lezen in de krant, het bezoeken van het Midden-Oosten, positieve of negatieve ervaringen met moslims, maakt u nog niet tot een deskundige over ontwikkelingen met betrekking tot islam in Europa of onder moslims in Europa.
4. Tot slot: Het onbehagen over sociaal-wetenschappelijk onderzoek
Het gaat denk ik nog een stap verder zoals ik recent ook betoogde in een post over de kleine recente cartoonaffaire:
C L O S E R » Blog Archive » Cartoonesque 15 – Muhammad Cartoons and Public Anthropology
I think, or like to believe anyway, that this is exactly what I’m doing and this is also exactly what is unsettling about anthropological research. I try to move back and forth in a world that is for some people dominated by us vs. them and therefore as a native man I transgress the boundaries of ‘us’. The fact that in the video I did not defend ‘freedom of speech’ against acts of ‘radical’ imams (although the team of Islaam.tv knows my views about it) or at least was not clear about own position probably contributed to that feeling of uneasiness, the fear that I secretly belong to ‘the other side’ or even the conviction that I am (which according to some makes me a ‘traitor’). For example in another post I questioned a British research about the Muslim Arbitrage Tribunals in the UK. I stated that regulating Islamic arbitration might be a good idea in order to monitor such practices and prevent problems but that religious arbitration (even when regulated) also has several problems attached to it. This comment contributed to the idea that I was in favour of sharia courts in the Netherlands, full stop. Hence, the comment quoted in the beginning of this post. What is a position of distance to me, for them is an attack and for those who objected to the cartoons it was a sign of neutral comments or maybe even friendly towards Muslims. This does not make public anthropology any easier but it does make it more necessary and relevant as Jovan Maud also stated at Culture Matters. And indeed, it will not give anthropologists a high ranking in popularity contests.
Een belangrijke taak van een sociaal-wetenschapper die zijn/haar publieke taak ook serieus neemt, is het publiekelijk ter discussie stellen van ‘aangename waarheden’: waarheden die mensen vanzelfsprekend vinden en comfortabel omdat het hen in staat stelt hun leven te leiden zonder al te pijnlijke vragen te moeten stellen. Een wetenschapper moet de vraag kunnen stellen waarom de overheid en opinieleiders het noodzakelijk vinden bepaalde groepen moslims als ‘radicaal’ te bestempelen zonder de door hun aangedragen verklaringen (ze zijn gevaarlijk, bedreigen de democratische orde, enz.) voor lief aan te nemen. De wetenschapper dient juist de eigen samenleving kritisch onder de loep te nemen ook al vind het publiek deze vragen (laat staan de antwoorden) onprettig of zelfs ronduit gevaarlijk. Als wetenschappers het dan ook nog eens onderling oneens zijn hierover, is dat natuurlijk nog eens oncomfortabeler. Het slechtste antwoord wat de wetenschapper hierop kan geven is het zich opsluiten in de ivoren toren; juist het naar buiten treden levert betere sociaal-wetenschappelijke kennis op.
Dit betekent overigens wel dat een wetenschapper zich bewust dient te zijn van zijn/haar publieke rol. Het onbehagen ten opzichte van veel sociaal-wetenschappelijk onderzoek (dat tegen de eigen mening en waarheden van de individuele burger ingaat) is niet alleen terug te voeren op een gebrek aan erkenning onder de burgers. Het is ook het onvermogen van veel wetenschappers om in begrijpelijke taal te communiceren over hun eigen onderzoek, om zich te verdiepen in dat onbehagen van de burger zonder gelijk een en ander te veroordelen en het gebrek aan waardering en erkenning voor wetenschappers die wel een publieke taak op zich durven te nemen.
Dit stuk is een bewerking van:
“’Wie denk je wel niet dat je bent?’ Etnografisch onderzoek onder moslimjongeren in Gouda.” Kwalon. Tijdschrift voor Kwalitatief Onderzoek 13(1): 81-96. 2008
Over de controverse op DeJaap.nl tussen Joep Smaling en Linda Duits zal donderdag as. nog een stukje verschijnen.
Later dit jaar vindt er op de Radboud Universiteit een internationale workshop plaats over sociale wetenschappen (antropologie) en publiciteit.
Posted on April 9th, 2010 by martijn.
Categories: Some personal considerations.
Stel je voor, je werkt bij een jongerenclub en iedere dag staat dezelfde jongen op dezelfde tijd aan de deur. Meestal om problemen die hij zelf veroorzaakt heeft of, ook al kan hij er weinig aan doen, zelf weer eens in verzeild geraakt is (sommige jongens hebben echt een zeldzaam talent daarvoor). En iedere dag vraagt hij of je zijn problemen kan oplossen zonder iets tegen zijn vader te zeggen. Meestal hoef je niets te doen en loopt het sowieso met een sisser af, soms is het serieuzer en dan moet je wel wat doen. In ieder geval met zijn vader praten. Dan komt hij dus die dag aan de deur en er ontwikkelt zich de volgende conversatie aan de deur:
Tariq: Klootzak! Hufter die je bent! Ik had gevraagd of je het stil wilde houden! Ik maak je dood!
Ikke: Ok, met suiker erbij?
Tariq: Huh, ok vier klontjes zoals altijd.
Ikke: Kom binnen.
Geen sprake van dat hij me echt dood zou maken ook al vond hij me op dat moment waarschijnlijk wel oprecht een hufter en een klootzak. Dat is een kwestie van inschatting en die kun je eigenlijk alleen maken als je iemand goed kent. Ik kende hem intussen behoorlijk goed en hij mij ook. Ondanks, of misschien dankzij, zijn nogal ‘ongepolijste’ voorkomen en optreden mocht ik hem wel en dat had hij denk ik ook wel door. Die inschatting kan natuurlijk niet iedereen altijd maken en daarom is het ook gewoon dom om dergelijke uitspraken te doen. Dat maakte ik hem ook duidelijk. Bij mij leverde het hem alleen een half uur ‘gezeur’ op, maar buiten het kantoor en de moskee waar ik werkte zou hij er mee flink in de problemen kunnen komen.
Dit zijn afwegingen die ook spelen in de zaak die Malou van Hintum behandelde in de Volkskrant.
‘Ik maak je dood’ – Opinie – de Volkskrant
We hebben het hier over een adolescent met een grote bek, misschien wel een van die jongens die onder elkaar voortdurend zeggen ‘tyfuslijer’ en ‘ik maak je dood’ – gebruikelijk van vmbo tot en met vwo.
18-jarige jongens kunnen vreselijk vervelend en intimiderend zijn. Maar als ze zoiets zeggen, in hun eentje en met hun handen in de zakken, hoef je daar niet meteen bang van te worden.
De Gelderlander kapot maken, wie neemt dat serieus als een boze 18-jarige dat roept? Daar haal je toch je schouders bij op?
En als jongens hun handen in hun zakken hebben, zit daar heus niet meteen een wapen verborgen.
Maar ja, Brahim is een 18-jarige Nederlander van Marokkaanse afkomst
Zo staan ze nou eenmaal vaak.Maar ja, Brahim is een 18-jarige Nederlander van Marokkaanse afkomst.
Dat uit het verslag in de krant blijkt dat de uiting niet eens bevestigd wordt door getuigen en dat ook de receptioniste geen enkele aanleiding zag de politie te bellen doet er weinig aan af. In gevallen van bedreiging geeft over het algemeen het subjectieve gevoel van de bedreigde de doorslag; niet de intentie en context van de bedreiger.Zij heeft overigens wel een punt. Het zou kunnen dat Marokkaans-Nederlandse jongens niet zo snel in een begeleidingstraject terecht komen en sneller in een justitieel traject in vergelijking met autochtoon-Nederlandse jongeren met vergelijkbare vergrijpen. Onderzoek is daar niet helemaal helder in, maar uitgesloten wordt het ook zeker niet. Waarom dat zo is, is ook niet helemaal duidelijk. Hetzelfde geldt voor bepaalde groepen autochtonen. De stichting waar ik eerst werkte had vooral ‘randgroepjongeren’ (autochtonen) als grootste cliënten groep. Deze werden vaak elders eruit gegooid door hun grote bek (inderdaad in dezelfde als ‘ik maak je dood’). De omgangsvormen zijn niet altijd even blank, middenklasse. We kunnen zeggen ze komen er pas in als ze dat wel kunnen, we kunnen het ook zien als onderdeel van de problematiek van henzelf en de samenleving om hen heen. Dat is in het geval van Marokkaans-Nederlandse jongeren niet anders. Genoeg om Van Hintum’s punt niet helemaal als onzinnig af te doen. Echter, zoals in de grote boze buitenwereld Tariq wel in de problemen had kunnen komen met zijn uitspraak en de jongen uit Van Hintums verhaal daadwerkelijk in de problemen is gekomen, juist omdat de correcte inschatting zo moeilijk te maken is, kan ook Van Hintums column natuurlijk de nodige gefronste wenkbrauwen opleveren. En dit heeft het ook gedaan gezien de aandacht in de blogosphere.
Het bontst wordt het gemaakt door Contradicere met schrijvers die we ook kennen van het neo-fascistische Het Vrije Volk. Zo lezen we daar:
Oproep om Malou van Hintum te bedreigen! (update) «
Dus jonge PVV ’stadscommando’s‘, want die moet je natuurlijk wel bloedserieus nemen als linkse media… doe eens flink bedreigen die Malou Malloot van Hintum! Maar… hou wel je handen in je zakken hé… want dat maakt kennelijk wel het levensgrote verschil tussen een heuse en een niet serieuze bedreiging.
Genoeg reden voor Volkskrant redacteur Henk Muller om de site te vragen het stuk te verwijderen, waarop Contradicere vervolgens (zeer onkies volgens de netiquette) de emailwisseling publiceerde:
Volkskrant eist verwijdering column (plus vervolg) «
We hebben de titel inmiddels aangepast naar: ‘Volkskrant eist verwijdering column’ omdat de heer Müller inmiddels dreigt met een advocaat. Verder wachten wij de dingen die komen gaan maar af. Zodra dit een voor u interessant vervolg krijgt dan aarzelen wij niet om een update te publiceren.
De kritiek op Van Hintum verraadt een typische denktrant. Zij zegt nergens dat ze de actie van Brahim goedkeurt. Wat zij doet is proberen te begrijpen wat er op de redactie en in de rechtszaal gebeurt is. Zij wijst op een denktrant die niet eens zo vreemd is:
‘Ik maak je dood’ – Opinie – de Volkskrant
Maar ja, Brahim is een 18-jarige Nederlander van Marokkaanse afkomst. Dus dan word je wel meteen bang en denk je wel meteen aan een wapen. Bovendien is hij de broer van de jongen die samen met een vriend een voetganger doodreed, en daarna medewerkers van het UMC St Radboud bedreigde. Als een jongen zoiets doet, wat kun je dan van zijn broer verwachten?
Laten we eerlijk zijn, wie heeft nog nooit een vergelijkbare denktrant gehad over een Marokkaans-Nederlandse jongen? Gebaseerd op vooroordelen en stereotyperingen, aangewakkerd door angst?
Op Contradicere lijkt de overweging te zijn dat als iemand zich zo in een ander verplaatst, dat ze het er wel mee eens moet zijn of het op z’n minst bagatelliseert. En in ieder geval neemt ze er nergens afstand van. In een wereld van wij-zij denken ben je alleen oprecht en authentiek als je duidelijk in één van de twee kampen ingedeeld kunt worden. Als onderdeel van ‘wij’ jezelf verplaatsen in de context of motieven van ‘zij’ bewijst een gebrek aan verstand, hypocrisie of kwade wil. Nog sterker is dat Van Hintum met haar inlevingsvermogen ons wil indoctrineren met haar linkse praatjes. Afwezig in veel vormen van radicalisering (seculier of religieus maakt niet uit) is het vermogen om bepaalde zaken op een genuanceerde manier in de context te plaatsen en de complexiteit ervan te laten zien. Dat laat Contradicere in extreme vorm zien door de, weliswaar ‘satirisch’ bedoelde, oproep om Van Hintum te bedreigen. Begrijpelijk wanneer je je verdiept in het gedachtegoed van de site. Vanuit een begrijpelijke woede over zoveel ‘bagatellisering’ en ‘linkse kerk achtige gedachten’ van Van Hintum reageert men primair en ongepolijst. Net zoals Brahim zeg maar.
Ik ga binnenkort maar weer eens koffie drinken met Tariq. Kijken of hij nog steeds vier suikerklontjes wil.
Posted on March 4th, 2010 by martijn.
Categories: Some personal considerations.
We zijn een land waarin vrouwenemancipatie hoog in het vaandel staat. Vrouwen zijn hier gelijkwaardig aan mannen. Daar kunnen anderen een voorbeeld aan nemen. Toch? Nou een reden om misschien toch wat minder hard te roepen zijn de reacties die vrouwen als Agnes Kant en Femke Halsema krijgen. Ik pik die twee eruit vanwege de verkiezingsdebatten, maar het is waarschijnlijk ook van toepassing op andere vrouwen in de politiek. Over Agnes Kant lijkt er consensus zijn dat ze er niet veel van maakt. Dat betreft haar looks, haantjesgedrag dat meer voorkomt maar bij Kant specifiek benoemd wordt, Pechtold van D66 die haar op denigrerende wijze aan de kant zet, ze is te agressief, ze is een wicht, teveel pitbull en op Geenstijl is te lezen dat ze lelijk is, eng wijf, teveel praat, in de overgang en een overspannen moeder enz.
Over Halsema is de consensus dat ze het redelijk deed: rustig (ja teveel praten zoals Kant is ongepast voor een vrouw; haar schoonheid lijdt eronder). Dat zou normaal gesproken een man de kwalificatie staatsman-achtig (op z’n minst) opleveren, maar in het geval van Halsema maakt Ferry Mingelen ervan ‘politieke moeder‘. Gelukkig heeft ze mooi haar maar ze wordt teveel juffrouw ooievaar, ow sorry ‘wijze schooljufmodus‘.
Het ideaalbeeld van de politiek is dat het debat op rationele gronden wordt gevoerd en dat mensen op gelijke gronden beoordeeld worden. Daar zitten we toch een eindje vanaf volgens mij.
Posted on March 3rd, 2010 by martijn.
Categories: Blogosphere, ISIM/RU Research, Some personal considerations.
I have been thinking about online mobilization by social movements for quite some time now. It is clear by now that social movements (environmental, women, labor, religious, and so on) try to recruit and mobilize their constituency online by building and disseminating collective action frames and while participation in social movements back in the old days seem to have been limited to activists, today a broader group maybe involved in online mobilization. How to research this? We can look at connections between people that are generated online and collective action online. A lot of research has been done about that by now but what is missing then is the social context. By only looking at those online connections and online collective actions we have some information about these individuals, but we do not exactly know what that means within the context of social reality online and offline. A good example research that goes beyond mere content analysis is Michael Wesch’s research on ‘user-generated organization’ (instead of only user-generated content) and ‘user-generated distribution’ for example in his Anthropological Introduction to Youtube. Wesch traces the spread of music by including re-posts and re-mixtures, visuals, stories and relationships by looking a computer meta-data and offline ethnography. This user-generated content is not about the actual content of the videos but the organization and distribution: user-generated connections.
This is important for research on social movements online as well. Social movements of whatever kind use the internet to convery their messages. In these messages a social movement identifies particular shared grievances, an outgroup against which claims for compensation are raised and particular actions to accomplish their goals for example by instilling a sense of purpose, effectiveness and identity among (potential) followers. They frame their ideas and proposed actions:
Talk To Action | Imagining Satan (Part Two)
Klandermans explains that the “social construction of collective action frames” involves “public discourse” where “media discourse and interpersonal interaction” interface with “persuasive communication during mobilization campaigns by movement organizations, their opponents and countermovement organizations;” and that the process of “consciousness raising” occurs “during episodes of collective action.”~33
Our analysis should not only focus on the content of these frames but we should also look into how such messages are distributed, re-interpreted and re-worked online and offline. Discussionplatforms, weblogs, Youtube, Twitter, Facebook and so on, they all provide means to forward messages (in the case of Twitter, re-tweet) messages to other people in ways that cannot be fully controlled by the people disseminating the original message. They can define the content (in this case the particular possibilities to connect) but users, within those parameters, can establish their identity, raise awareness among others, mock the messages and even gain fame. Key in this are reference groups or the question: who is the (intended) public. People at Twitter send tweets to their followers and for themselves (lets not forget the latter), on Facebook and MySpace we are sending to our friends and on Youtube to those who are friends and/or have subscribed to our channel.
Missing the social in on-line social life « meaningfulconnections
It is a community in the sense of displaying a set of institutions not reducible to individual motives or intentions but, instead, shaping those.
Twitter for example has been used make the recent protests in Iran available to a wider audience in unforeseen ways as well as in Canada. Also websites have been used to sparkle protest online sometimes turning a crowd of users into a lynch mob. A recent article in the Guardian gives an example from research to show how a crowd can turn into a lynch mob:
When the net’s wisdom of crowds turns into an online lynch mob | Technology | The Observer
The paradox of the “wisdom of online crowds” is that it only works in clubbable, relatively small groups of like-thinking minds. The reason why the richest and most productive audiences online are for the most arcane subjects – on the relationship between economics and law, for example, or how to care for cats – is because everyone involved feels part of an exclusive club dedicated to finding out more about the same thing.
However, it’s for exactly the same reason that many of these clubs can become breeding grounds for vicious tribalism. The brevity required for communication on Twitter does not lend itself to decorous etiquette, but neither is it the soul of wit to circulate snide, snarky tweets to an enthusiastic group of followers.
Too often the online audience separates into a series of rival gangs, each of them patting each other on the back and throwing stink-bombs at the other side. In this environment civility can disappear, with the result that those who do not take an extreme approach in offering their views decide that online forums are not for them.
When everyone is reinforcing everyone else’s opinion in an online echo-chamber, there’s little need to state a case or debate one’s opponent. It’s easier – like the schoolyard bully – just to abuse them. The other problem with online “communities” is that decisions about quality often become snagged in a highly conservative and self-reinforcing feedback loop in which everyone queues up to follow the leader.
In an intriguing experiment, three social network theorists at Columbia University used the web to invite more than 14,000 young people to rate songs by relatively unknown bands and download the ones they liked. The researchers began by dividing their subjects into two groups. The first group was asked to make their decisions independently of each other, while the second was allowed to see a rolling chart of how many times, in descending order, each song had been downloaded by others – telling them, in effect, which songs were the most popular among their peers.
When they came in, the results were as clear as day. Those who could see the download charts, the researchers discovered, tended to give higher ratings to the songs at the top of the chart and were more likely to download those songs. People tended to like songs more, in other words, if other people liked them. The result was to make the choices of those in the second group highly unpredictable, with a great deal depending on who rolled up to make their choices first. Identical songs were judged to be hits or flops depending on whether other people had been seen to download them earlier.
In their haste to rustle up an audience, mainstream institutions have not quite grasped the implications of all this, which is why they keep trying to flatter the vast, anonymous masses by inviting them in. The results can be ruinous.
This to a certain extent this could also explain why particular inciting messages online can be so dangerous. Maybe not always intended by those sending the message initially, it particular frame can encourage particlar interpretations and obscure alternatives in particular when frame-alignment occurs: when frames held by individuals are congruent with and complentary to those of the movement. Sometimes politicians, movements and infotainment websites use such knowledge to disturb other people’s website and online actions. Not by saying: go their and wreck it, but by merely quoting out of context making it in line with a particular frame and provide a link of someone’s profile or weblog. They know nasty comments (to say the least) will be made but they will not explicitly call for it. The original message then functions more or less the same way as the chart with songs in the example above. Other websites will take up the same message and re-interpret them but with the same links and thereby contributing to the online attacks. In order to understand the major impact of this, merely looking at content is not enough, the content must be related to larger frames ‘out there’ and user-generated connections; together they can explain user-generated mobilization.
Posted on February 7th, 2010 by martijn.
Categories: Blind Horses, Blogosphere, Multiculti Issues, Some personal considerations.
Het is een geliefde bezigheid, het ridiculiseren van aanhangers van islam en van Geert Wilders. Termen als haatbaarden (gereserveerd voor alles wat op radicale moslims lijkt en met Rage Boy als een bijna archetypische verbeelding ervan) en tokkies (meest recent gereserveerd voor aanhangers van Geert Wilders die in beeld kwamen tijdens de eerste dag van het proces tegen hem. Het filmpje was gemaakt door Rutger van Geenstijl onder meer met als doel eens het bloed onder de nagels te halen van het gebruikelijke Geenstijl publiek. Hoe iemand er vervolgens bij komt bij komt om een reportage van Geenstijl ook maar enige journalistieke waarde toe te kennen (net als bij het geknipte en geplakte filmpje over Vogelaar) mag Joost weten, maar feit is wel dat het her en der is opgepikt onder het mom dit zijn nou de typische PVV-stemmers: achterlijke mensen, domme mensen, tokkies, enzovoorts enzovoorts. En inderdaad de mensen in de reportage waren bepaald niet welbespraakt of in ieder geval niet al te fijnzinnig. Wat ze in ieder geval lijken te overtreden is de norm voor gedragingen in het publiek, zoals ook bij sommige moslims gebeurt of kandidaten voor TON. Media-training, zo heb ik gemerkt, behelst ook onder meer dat: het bijschaven (of beschaven)van de communicatie van individuen zodat hij of zij goed overkomt in kranten, tijdschriften en op radio en tv. Goed volgens de normen van ‘ons soort mensen’; meestal blanke, gemiddeld tot hoger opgeleide mannen. Goed de mensen die in beeld kwamen, hadden duidelijk geen media training achter de rug. Degenen die dat wel hadden of echt niet nodig hebben kwamen of niet aan bod voor een interview of zijn er waarschijnlijk uitgeknipt.
Het is makkelijk deze mensen te ridiculiseren (en blijkens de HP/De Tijd undercover reportage over de PVV doen de PVV-ers daar zelf ook flink aan mee) net zoals het ‘haatbaardje’ die zijn ongezouten mening over joden, zionisten en israeliërs (allemaal één pot nat) voor de camera spuwt (maar niet mee doet aan de protestactie). Zowel dit haatbaardje als de tokkies van de PVV zijn uit de hand gelopen vormen van straatinterviews; iets dat een grote vlucht heeft genomen volgens sinds Pim Fortuyn toen ‘we’ erachter kwamen dat het plebs ook serieus genomen moet worden. En het levert natuurlijk vermakelijke filmpjes op, met een duidelijke morele boodschap van de makers: zo moet het dus niet en wij zijn beter dan zij. Het zijn geen filmpjes die een realistisch en representatief beeld moeten geven, maar het zijn filmpjes gericht op effectbejag. Eén van de effecten is dat het tokkie-gehalte van de aanhangers op de één of andere manier Wilders’ PVV aangerekend wordt. Alsof het afbreuk doet aan zijn politieke propaganda. Het filmpje wordt ingezet om een maximaal disassociatie effect te bereiken: met dat publiek wil toch immers geen weldenkend mens ge-associeerd worden (in ieder geval niet openlijk). Eerder willen we net als Peter R. de Vries in het publiek een PVV aanhanger voor schut zetten vanwege zijn, volgens De Vries, domme voorkeur. In feite komt het neer op het buitenspel zetten en niet serieus nemen van een groep mensen omdat ze niet aan onze voorkeur voldoen. Uitsluiting dus, vaak het begin van een heleboel ellende. En niet geheel onwaarschijnlijk gaat hier een behoorlijke hypocrisie achter schuil. Zoals politici zoals Wilders zich vaak opwerpen als verdediger van progressieve waarden, gebruikt men deze om moslims uit te sluiten waar linkse politici dan weer erg veel moeite mee hebben. In het geval van de Tokkies verdedigt men eveneens de tolerantie en het fatsoen tegen deze verwilderde mensen terwijl men in veel gevallen twee fundamentele uitgangspunten deelt: 1. de islam is een godsdienst van buiten (en dus niet van ‘ons’) en 2. de islam is een probleem. Het verschil tussen de ‘fatsoenlijken’ en de ‘tokkies’ is dus niet zo groot als uit de commentaren zou blijken.
We kunnen ze dus maar beter wel serieus nemen, die kutmarokkanen, haatbaarden en ja ook de tokkies. Dat men niet al te intellectueel is, niet al te fijnbespraakt en wellicht ook wat wereldvreemd, neemt nog niet weg dat men ook daadwerkelijk wat te melden heeft. Maar eerlijk is eerlijk, dat plaatst ons dan wel weer voor een lastig punt. In zijn recente boek Hoezo mislukt? – De nuchtere feiten over de integratie in Nederland stelt Frans Verhagen een vraag die mij ook al enige tijd bezighoudt:
‘Als heel Volendam wegens een hekel aan allochtonen op de PVV stemt, terwijl er in het dorp geen allochtoon woont, dan moet het probleem serieus genomen worden. Maar waarom gaat het precies? Dat de Volendammers kennelijk van alles weten over een groep die ze niet kennen?’
In de Volkskrant noemt Anet Bleich dit commentaar in haar lovende bespreking van dit boek ‘van een bevrijdende satire’, maar is dat daadwerkelijk zo bevrijdend? Een ander, eigen, voorbeeld. Als ik een lezing geef in een zaal met nogal wat PVV-stemmers over Fitna, waarin ik de film beeld voor beeld ontleed en per beeld laat zien dat Wilders in deze film liegt, verdraait en verdonkeremaand als het gaan om de Koran-citaten en de krantenknipsels? Niet als mening, maar gewoon ontleed, met bronnen erbij (in het geval van de krantenkoppen de originele berichten). En na afloop komen er twee mensen naar mij toe en die zeggen, ja dat klopt allemaal wat u zegt, alleen toch heeft Geert Wilders gelijk in deze film. Maar wat is dan zijn gelijk? Doet het er eigenlijk wel toe wat hij precies zegt? En wat zeggen deze mensen nu eigenlijk? En waar zijn wij nu eigenlijk helemaal mee bezig?
Natuurlijk is het de schuld van de media. In zijn boek geeft Verhagen een voorbeeld van mijn ervaringen met Pauw en Witteman nadat ik de redactie duidelijk had gemaakt dat de dominante tendens onder de jongeren in mijn Goudse onderzoek niet radicalisering is, maar conflictvermijding:
dat is goed nieuws voor Nederland en goed nieuws voor de moslims, maar daar zitten wij niet op te wachten’.
(Even terzijde, dat is geen reactie op het afnemende belang van geinstitutionaliseerde religie zoals Verhagen en Bleich – in haar bespreking – lijken te suggereren).
Verhagen gaat daarbij verder op een punt dat ik hier ook al gemaakt heb naar aanleiding van dat en andere incidenten: onderzoek naar islam en moslims wordt bekeken binnen vaste kaders die moeten passen binnen het beperkte aantal verhalen dat mogelijk is en binnen een aantal woorden en/of seconden die beschikbaar zijn. Daarbij heeft de journalistiek nog enige verslagleggende, objectieve pretenties terwijl het bij sites als Geenstijl vooral gaat om de infotainment, vorm boven inhoud en boven de (ingewikkelde) realiteit. De verslaglegging over Wilders’ aanhangers lijkt niet veel beter te zijn. Dit is geen afdoende verklaring, bovendien is dit er één van de kip of het ei: gaat de media zo met deze onderwerpen om, omdat het zo scoort of scoort het zo omdat de media zo met deze onderwerpen om gaat? In ieder geval is ook van belang de rol van politieke entrepeneurs zoals Wilders en Peter R. de Vries en Ellian die gebruik kunnen maken van allerlei onbestemde gevoelens van onbehagen en deze kanaliseren in de richting van een (nog te scheppen) duidelijke vijand. En het kenmerk van dergelijke politieke entrepeneurs is dat ze zo fatsoenlijk, verstandig en welbespraakt over komen en dat beeld ook proberen te cultiveren door te wijzen op de onbeschaafdheid van de ander.
Posted on December 29th, 2009 by martijn.
Categories: Some personal considerations.
Poster Avatar
Avatar valt daar ook nog iets over te zeggen? Best wel, zelfs al heb ik het niet gezien. Waar gaat het over? Het gaat over mensen die op zoek zijn naar een waardevol mineraal op een andere planeet en daarvoor hun toevlucht nemen tot moorden en het deporteren van de inheemse bevolking, Na’vi. Die Na’vi zijn erg interessant. Ze dragen botten, huiden, beschilderingen, ze zijn schijnbaar erg spiritueel en sterk moreel ontwikkelde strijders met een sterke band met de natuur. Met andere woorden de typische ‘noble savage’. De link met kolonisatie ligt hier wel erg voor de hand. Mensen gebruiken technologie om hun geest in inheemse lichamen te gieten. Deze lichamen worden gebruikt om te infiltreren en vriendschappen te sluiten met de Na’vi om zo in de toekomst de mineralen veilig te stellen. De bedoeling is namelijk om de Na’vi ervan te overtuigen hun land op te geven. Dit mislukt echter dus mensen nemen het land met geweld in waarbij er ook enkele mensen de kant kiezen van de Na’vi.
Had ik al gezegd dat dit stuk hierboven een ‘major spoiler alert’ bevat? Maar goed. Heeft u last van een gigantisch schuldgevoel over de kolonisatie van verre oorden door Europeanen dan moet u deze film gaan zien. Heeft u vooral last van mensen met een dergelijk schuldgevoel dan kunt u de film ook rustig gaan kijken. Wat er namelijk gebeurt is dat dit een fictief verhaal is voor blanke Europeanen met een schuldgevoel dat uiteindelijk toch de superioriteit van blanke Europeanen bevestigt doordat de identificatie met diegenen die strijden aan de kant van de Na’vi vooral laat zien dat de echte blanke Europeaan toch eigenlijk een goed mens is. Eigenlijk nog beter dan de Na’vi zelf. De held Sully namelijk wordt uiteindelijk de chief en krijgt ook nog eens de mooiste vrouw terwijl alle Na’vi voor hem buigen. De slechte Europeanen in de film worden aan het einde verslagen (wees gerust) en Sully wordt dus één van de Na’vi. Hij keert daarmee terug naar iets authentieks (iets wat de Europeanen al lang kwijt zouden zijn), maar tegelijkertijd dus ook verheven boven die andere authentieke Na’vi. Iets soortgelijks gebeurde in Dances with Wolves en The Last Samurai. Het laat zien dat de nobele blanke Europeaan toch eigenlijk een diep respect had voor de nobele inboorling en we kunnen gemakshalve vergeten dat wij het zelf zijn die zowel het plaatje van de nobele blanke Europeaan als dat van de nobele inboorling hebben geconstrueerd. Uiteindelijk zijn het de blanken die een beeld van de nobele inboorling creeeren op basis van stereotypen van allerlei inheemse groepen variërend van de Maori tot de Indianen tot de Papoea’s, maar dan wel op een manier dat ze ook nog eens sexueel aantrekkelijk zijn.
De centrale figuur in de film behoort ook niet tot de Na’vi maar tot de mensen; de film is een verhaal vanuit dat perspectief. Visueel is de film zeer vernieuwend denk ik, maar tegelijkertijd staat het ook in een lange oriëntalistische traditie; misschien dat deze combinatie wel het succes verklaard.
Het zal voor veel mensen een hele geruststellende film zijn. Het behandelt de klimaatproblematiek waardoor de connectie van de Na’vi met de natuur ook nog eens een Europees wetenschappelijke legitimatie krijgt (en pas dan geldig is natuurlijk). Het laat zien dat mensen zich moeten aanpassen ook in uiterlijk (maar niet innerlijk?). Het late de immorele kant van de mensheid zien, zonder dat bezoekers zich daar iets van aan hoeven te trekken want zij zullen zich vooral identificeren met de morele superioriteit van Sully cs. De film speelt zich heel comfortabel lekker ver weg (in tijd en geografische locatie) af met een mooie epische strijd en een love-story (natuurlijk krijgen ze elkaar). Met andere woorden, er zit voor iedereen wel wat in en is voor niemand echt te confronterend. Uitstekend geschikt voor de kerstdagen zou ik zeggen.
Veel kijkplezier.
afbeeldingen afkomstig van Corona Coming Attractions.
Posted on December 22nd, 2009 by martijn.
Categories: Some personal considerations.
ven iets heel anders. We mogen graag klagen dat het in Nederland zo slecht is en deze dagen lenen zich daar uitstekend voor. Samen met zo’n 300 andere mensen stond ik afgelopen week in Wijchen te wachten op een bus nadat ik in Nijmegen al anderhalf uur had moeten wachten op een stoptrein (de intercity’s reden niet). Hoeveel mensen daar hebben gezegd, ‘dit is weer typisch Nederlands, een paar centimeter sneeuw en het hele land ligt plat terwijl in de rest van Europa alles normaal is’ weet ik niet precies maar ze waren niet op twee handen te tellen. Het is onzin natuurlijk, heel Europa heeft last gehad van het weer en dat het verkeer dat hier ook heeft is niet meer dan normaal.
Maar met de NS/ProRail is het toch wel mooi geweest nu. Nu alles weer zo goed als het kan op gang komt (om met kerst weer te gaan rusten) slaagt er de NS/ProRail er nog steeds niet in om de treinen normaal te laten rijden. En morgen ook niet. En als klap op de vuurpijl gaan ze ook de schade niet vergoeden:
nrc.nl – Binnenland – Ook een klacht komt zelden aan
Zondag gaf NS een negatief reisadvies. Reizen, zegt de woordvoerder, was vanaf toen voor eigen risico. „We zijn dus niet meer aansprakelijk voor de schade vanaf zondag, omdat we te maken hebben met overmacht.”
De NS gaf een negatief reisadvies nadat het extreme weer met koude temperaturen en flinke sneeuwbuien voorbij was. Een beroerde communicatie met een slecht functionerende geprivatiseerde organisatie doet weer eens wonderen.
Ik stel dus nu voor dat het voor de NS ook eigen risico wordt. Geen normale dienstregeling? Dan kopen we geen kaartje! Voor woensdag betekent dat alvast gratis reizen!
Posted on December 18th, 2009 by martijn.
Categories: anthropology, Multiculti Issues, Some personal considerations.
Much of the debate about the establishment of mosques, women with niqab, processes of alienation among native Dutch in migrant areas, christmas decoration and so on, pertain to the issue of ‘place’ as in physical areas that are related to humans and their practices in particular ways. Henri Lefebvre in his The Production of Space, calles for bringing together physical space, mental space and social space. Instead of artificially separating these spaces we should acknowledge that there cannot be a way to talk about and experience of space without a process meaning-making and, therefore, there can never be just a psysical (neutral) place. Social relations and mental space are reflected in the materiality of space by ways of communicating and other practices. These forms of communicating in/over physical space and forms of practices within these space influence in turn the social relations and mental space. The mosque, or the street where it is built, the HHS school, the streets are the outcome of negotation processes involving distinct meanings, places, experiences and practices. A particular place can become imbued with a variety of local and global meanings reflected in physical, social and psychological ways that effect the every day practices, relationships, self-identifications and categorizations within and outside these places. Sometimes conflicts and inconsistencies can turn particular places into sites for an exchange of new ideas, alternatives that may be subversive (although not necessarily) and new spaces can come about or they, as Lefebvre states, they can be re-appropriated for new uses.
Let’s take street Y in city X as an example. This street and the houses were constructed in the 19th century when a lot migrants from Flanders came to city to work in one of its industries. The streetnames and nicknames for this area still reflect this ‘Flemish experience’. Nowadays however the canals in this area have been closed in the name of progress (making them into parking spaces) and the Flemish migrants are replaced by the gues workers of the 1960s and beyond and their families and descendants. Garages have been turned into a mosque and local shops of native citizens have been turned in to ‘Moroccan grocery shops’ ‘Moroccan butchers’ (later on ‘halal butchers’). Many of these shops disappear after a while, the most succesful ones attract not only Moroccan-Dutch customers but also native Dutch customers and have toned down their ‘Moroccan’ outlook (flags, products from Morocco, Moroccan/Turkish bread) and in particular on Friday afternoons one can witness a flow of ‘Moroccan men’ in djellabaa’s and women with headscarves going to the mosque. In order to go from one part of this area to another one has to cross a bridge, the most important bridge being in the street that connects this part of the city with the city’s centre. This bridge is often ‘occupied’ by Moroccan-Dutch youth who ‘just hang about’ as they say. Other people however seem to experience it as real occupation by strange, threatening forces. Moroccan-Dutch people sometimes refer to this area as ‘little Rabat’ or ‘little Morocco’ a term also used by native Dutch people but then in a derogatory manner. Another way of referring to this area, prevalent among native Dutch but also middle class Moroccan-Dutch, is saying it is a bad area. This usually refers to bad housing conditions (this area may well be the most densily populated area in the Netherlands without any large appartment buildings) and the many Moroccan-Dutch who live their. But also other moral evaluations are made: it is a dirty, messy place with rubbish (and dog poop!) everywhere, noisy young people (‘Morroccan scum’, ‘streetterrorists’) with abusive language who leave their mess everywhere, dangerous, ugly houses, men with long beards (‘hatebeards’) and robes, oppressed women with headscarves, lack of safety and what have you more. As such this area is an important part of moral geographies of people: it is out of place, out of the moral order and an area that is in need of being transformed from ‘bad’ to ‘good’.
A few years ago there was a rumour a new mosque would be built in this area. This rumour proved to be false but generated much debate. One of the participants told me that he thought building mosques, threatens his culture and identity. According to him ‘we live in the Netherlands, we are Dutch and now a strange element from outside comes in and I have to make room for that’. It is easy to criticize such an essentialist notion of culture as a homogeneous bloc (and one should) but it is important to take into account because it shows something of the process of meaning making among native Dutch citizens. And changes therein because in the 1990s a newly built mosque was often seen as a sign of integration, a willingness among Muslims to participate in this society and an expression of the change Dutch society has experienced from a relatively homogeneous society to a pluralist society (I know this is easily to criticize too). When the building of a new mosque would be done now, it would probably be seen as a sign of Islamization of society. The various meanings of any given place change over time and are influenced by global and local discourses but also by changes in the physical places that again reflect changes in wider society or even on a global scale. This may lead to conflicts, newly drawn boundaries and new fault lines of meaning and politics. But they may also lead to new initiatives in this local area. For example mosques often work on a small local scale; they are involved not so much in city activities (let alone national activities) but more often in neighbourhood activities. Other institutions in these neighbourhoods may try to accommodate to the changes in population and phsyical places by setting up dialogue activities and trying to involve newcoomers in their activities.
All these histories, practices, meanings and experiences turn this area into much more than just an area. It is an imaginary landscape imbued with all kinds of meanings and contestations of those meanings changing over time. The dynamics of space and place constitute an important research field for anthropologists as they try go grasp the significance of the connections between people’s everyday lives, materiality and place in particular contexts.
Posted on December 18th, 2009 by martijn.
Categories: anthropology, Multiculti Issues, Some personal considerations.
Much of the debate about the establishment of mosques, women with niqab, processes of alienation among native Dutch in migrant areas, christmas decoration and so on, pertain to the issue of ‘place’ as in physical areas that are related to humans and their practices in particular ways. Henri Lefebvre in his The Production of Space, calles for bringing together physical space, mental space and social space. Instead of artificially separating these spaces we should acknowledge that there cannot be a way to talk about and experience of space without a process meaning-making and, therefore, there can never be just a psysical (neutral) place. Social relations and mental space are reflected in the materiality of space by ways of communicating and other practices. These forms of communicating in/over physical space and forms of practices within these space influence in turn the social relations and mental space. The mosque, or the street where it is built, the HHS school, the streets are the outcome of negotation processes involving distinct meanings, places, experiences and practices. A particular place can become imbued with a variety of local and global meanings reflected in physical, social and psychological ways that effect the every day practices, relationships, self-identifications and categorizations within and outside these places. Sometimes conflicts and inconsistencies can turn particular places into sites for an exchange of new ideas, alternatives that may be subversive (although not necessarily) and new spaces can come about or they, as Lefebvre states, they can be re-appropriated for new uses.
Let’s take street Y in city X as an example. This street and the houses were constructed in the 19th century when a lot migrants from Flanders came to city to work in one of its industries. The streetnames and nicknames for this area still reflect this ‘Flemish experience’. Nowadays however the canals in this area have been closed in the name of progress (making them into parking spaces) and the Flemish migrants are replaced by the gues workers of the 1960s and beyond and their families and descendants. Garages have been turned into a mosque and local shops of native citizens have been turned in to ‘Moroccan grocery shops’ ‘Moroccan butchers’ (later on ‘halal butchers’). Many of these shops disappear after a while, the most succesful ones attract not only Moroccan-Dutch customers but also native Dutch customers and have toned down their ‘Moroccan’ outlook (flags, products from Morocco, Moroccan/Turkish bread) and in particular on Friday afternoons one can witness a flow of ‘Moroccan men’ in djellabaa’s and women with headscarves going to the mosque. In order to go from one part of this area to another one has to cross a bridge, the most important bridge being in the street that connects this part of the city with the city’s centre. This bridge is often ‘occupied’ by Moroccan-Dutch youth who ‘just hang about’ as they say. Other people however seem to experience it as real occupation by strange, threatening forces. Moroccan-Dutch people sometimes refer to this area as ‘little Rabat’ or ‘little Morocco’ a term also used by native Dutch people but then in a derogatory manner. Another way of referring to this area, prevalent among native Dutch but also middle class Moroccan-Dutch, is saying it is a bad area. This usually refers to bad housing conditions (this area may well be the most densily populated area in the Netherlands without any large appartment buildings) and the many Moroccan-Dutch who live their. But also other moral evaluations are made: it is a dirty, messy place with rubbish (and dog poop!) everywhere, noisy young people (‘Morroccan scum’, ‘streetterrorists’) with abusive language who leave their mess everywhere, dangerous, ugly houses, men with long beards (‘hatebeards’) and robes, oppressed women with headscarves, lack of safety and what have you more. As such this area is an important part of moral geographies of people: it is out of place, out of the moral order and an area that is in need of being transformed from ‘bad’ to ‘good’.
A few years ago there was a rumour a new mosque would be built in this area. This rumour proved to be false but generated much debate. One of the participants told me that he thought building mosques, threatens his culture and identity. According to him ‘we live in the Netherlands, we are Dutch and now a strange element from outside comes in and I have to make room for that’. It is easy to criticize such an essentialist notion of culture as a homogeneous bloc (and one should) but it is important to take into account because it shows something of the process of meaning making among native Dutch citizens. And changes therein because in the 1990s a newly built mosque was often seen as a sign of integration, a willingness among Muslims to participate in this society and an expression of the change Dutch society has experienced from a relatively homogeneous society to a pluralist society (I know this is easily to criticize too). When the building of a new mosque would be done now, it would probably be seen as a sign of Islamization of society. The various meanings of any given place change over time and are influenced by global and local discourses but also by changes in the physical places that again reflect changes in wider society or even on a global scale. This may lead to conflicts, newly drawn boundaries and new fault lines of meaning and politics. But they may also lead to new initiatives in this local area. For example mosques often work on a small local scale; they are involved not so much in city activities (let alone national activities) but more often in neighbourhood activities. Other institutions in these neighbourhoods may try to accommodate to the changes in population and phsyical places by setting up dialogue activities and trying to involve newcoomers in their activities.
All these histories, practices, meanings and experiences turn this area into much more than just an area. It is an imaginary landscape imbued with all kinds of meanings and contestations of those meanings changing over time. The dynamics of space and place constitute an important research field for anthropologists as they try go grasp the significance of the connections between people’s everyday lives, materiality and place in particular contexts.
Posted on December 14th, 2009 by martijn.
Categories: Blind Horses, Deep in the woods....
Moslimhobbyisme, een woord uitgevonden door de Telegraaf. Gefeliciteerd. Volgens de Telegraaf zien we een ware tsunami aan Nederlandse instituties die buigen voor de islam. Niet alleen nu in de feestmaand, maar het hele jaar door treft ons deze rampspoed door een groeiende moslimpopulatie die volgens de Telegraaf maar weinig op heeft met de Nederlandse normen en waarden. De Telegraaf noemt als voorbeeld van dit moslimhobbyisme de zaak van advocaat Enait die nu door het Hof is gevrijwaard van een straf voor het niet begroeten van de islam. Maar liefst de hele wereld wordt door deze man op z’n kop gezet volgens de Telegraaf en dat vanwege een houding die niet in overeenstemming is met de islam.
Nu, of dat laatste nu wel of niet waar is, dat is natuurlijk het eigenlijke moslimhobbyisme. Allereerst het stellen dat het verwijderen van kerstbomen e.d. te wijten is aan de islam en moslims terwijl die in geen velden of wegen te bekennen zijn en aan wie niets gevraagd is:
"kerstbal" bij de HHS - foto door S.L.
Ten tweede door te gaan uitleggen wat nu wel of niet des islam is. Of dat nu wel of niet klopt, sinds wanneer is de Telegraaf een theoloog? Er zijn er meer hoor die daar last van hebben zoals Amanda Kluveld:
Islam en mededogen? – Opinie – de Volkskrant
Is er enige aanwijzing voor, in de Koran of in de praktijk, dat mededogen de grondslag van de islam is? Nee. De gouden regel kan alleen van toepassing zijn als je uit gaat van de gelijkwaardigheid van mensen, als je vindt dat een ander gelijkwaardig is aan jou. In de islam bestaat dat principe niet. De getuigenis van een vrouw is minder waard dan die van een man.
Ongelovigen dienen gemeden, onderworpen dan wel gedood te worden. De uitspraak van Jezus, die te vinden is in Lucas 6:31 ‘En gelijk gij wilt, dat u de mensen doen zullen, doet gij hun ook desgelijks’ is in geen enkele vorm terug te vinden in de Koran, wat Armstrong en wikipedia ons ook willen doen geloven. De islam kent de gouden regel niet.
Mededogen
Sterker nog, de Koran wijst mededogen expliciet af in de godsdienst. In soera 24:2, die gaat over het geselen van de overspelige vrouw en de overspelige man met honderd geselslagen, wordt dat als volgt gesteld: ‘en krijgt in Gods godsdienst geen mededogen met hen, als jullie in God en de laatste dag geloven. Bij hun bestraffing moet een groep gelovigen aanwezig zijn.’
Dat soort exegeses is per definitie nutteloos en onzinnig. Het is makkelijk te weerleggen door tegen voorbeelden te geven
- Woe to those . . . who, when they have to receive by measure from men, exact full measure, but when they have to give by measure or weight to men, give less than due
- The Qur’an commends “those who show their affection to such as came to them for refuge and entertain no desire in their hearts for things given to the (latter), but give them preference over themselves
- None of you [truly] believes until he wishes for his brother what he wishes for himself.
- Seek for mankind that of which you are desirous for yourself, that you may be a believer; treat well as a neighbor the one who lives near you, that you may be a Muslim [one who submits to God].
- That which you want for yourself, seek for mankind.
- The most righteous of men is the one who is glad that men should have what is pleasing to himself, and who dislikes for them what is for him disagreeable.
Daar kan dan weer tegenovergesteld worden dat deze vorm van compassie beperkt is en zijn grenzen heeft, maar dat geldt voor alle religies. En ook daar kunnen we weer over discussiëren. Wat in dit geval belangrijker is is de suggestie dat dit de enig juiste interpretatie is. Soms leidt dat tot regelrechte leugens zoals door Jansen die stelt:
Het valt niet mee in het islamdebat – Opinie – de Volkskrant
de islam kent veel meer gezaghebbende teksten dan alleen de koran. De uitspraken toegeschreven aan de profeet van de islam, Mohammed (570?-632?) en de regels in de sharia-handboeken tellen in de praktijk even hard mee.
Opdrachten
Ten tweede, er bestaat onder de moslims weinig of geen meningsverschil over de vraag wat die teksten en die voorschriften in concreto betekenen. Gezien de eenvoudige aard van die opdrachten is dat ook niet verwonderlijk. Wat valt er uit te leggen aan ‘Doodt hen’? Of ‘Neem hen niet tot vriend’? Het meningsverschil betreft uitsluitend de vraag onder welke omstandigheden die opdrachten vervuld dienen te worden.
Een glasharde leugen dat er onder moslims weinig of geen meningsverschil bestaat. Het negeert 1400 jaar aan discussie en interpretatie door moslimgeleerden en ‘gewone’ moslims en negeert ook dat er nu fundamentele verschillen van meningen over de teksten bestaan. Deze vorm van exegese door pseudo-wetenschappers en charlatans, zichzelf overigens liever ‘islam-critici’ noemend, is een vorm van hobbyisme; een leuk tijdverdrijf maar meer ook niet. Maar ook bij anderen komen we het wel tegen zoals bij Job Cohen die van de weeromstuit meent dat wetenschappers ook de andere kant van de islam moeten laten zien en die wil weten of islam zich met democratie verdraagt of een Femke Halsema die ook lijkt te denken dat politici aan godsdienstkritiek (en dus exegese) moeten doen.
Een derde vorm gaat niet zozeer om het zelf uitleggen wat ‘islam zegt’, maar over het zoeken naar islamgeleerden die de eigen interpretatie van de islam bevestigen.
De kerstboom is net zo christelijk als de paashaas – Trouw
Grappig genoeg zegt geen van deze ijveraars expliciet dat ze eropuit zijn om islamitische gevoelens te sparen. Vermoedelijk bedoelen ze dat wel. De presentie in het Westen van andere minderheidsreligies heeft immers nooit tot deze eerbiedigheid geleid. Die van de islam wel. Maar hebben ze ook een punt?
Het is niet moeilijk om moslimgeleerden te vinden die afwijzend staan tegenover alles wat met 25 december te maken heeft. Dr. Sabeel Ahmed bijvoorbeeld noemt in zijn adviezen vreugde beleven aan Kerst zoiets als ’handen schudden met Satan’. Dr. Muzammil H. Siddiqi meent dat lichtjes ophangen in huis je kinderen ’een verkeerd voorbeeld’ geeft en „een conflict creëert waaronder ze in de toekomst zullen lijden”. Even duidelijk is islamqa.com. Daar vindt de islamitische Beatrijs dat de gelovigen zich afzijdig moeten houden van hun kerstvierende medeburgers, omdat ze anders hun stilzwijgende instemming betonen met een ’vals’ geloof.
En dat dan weer verbinden met die kerstboom natuurlijk.
Een vierde vorm is het weerleggen van uitspraken van moslims over de islam, met behulp van een eenzijdige kijk op de sociale werkelijkheid. Iets waar vooral figuren als de redactieleden van Geenstijl.nl en sommige reaguurders aldaar een mond vol van hebben:
GeenStijl : Imam Van de Ven geeft cursus Jihad
Dat Van de Ven een voorstander is van de verdedigende jihad in Afghanistan tegen onder andere Nederlandse troepen, zal weinig mensen verrassen. Interessanter is zijn verhaal over de aanvallende heilige oorlog tegen de de landen van de ongelovige koeffaar. Dat is een rechtvaardige oorlog die de moslims – in tegenstelling tot die gewelddadige westerlingen – met bloemen voeren: “Een verschil met de koeffaar is echter dat de eerste Moslims deze landen niet binnenvielen om rijkdommen te plunderen en vrouwen te verkrachten en wereldse macht te vergaren, maar om de harten te openen van de bevolking en de rechtvaardige wetgeving van Allah op aarde te vestigen. Toen de bewoners van deze landen dat zagen, bekeerden zij zich vrijwillig tot de Islam.” Tuurlijk Abdul-Jabbar. Herschrijf anders de hele wereldgeschiedenis. Zowel recent als langer geleden hebben vele mensen hardhandig met die zogenaamde hippie benadering van de Islam kennis gemaakt. Abdul-Jabbar, je bent een sprookjes vertellende fantast.
Dat laatste gebeurt niet zozeer uit een anti-islam gevoel (ten minste niet meer dan onder de gemiddelde PVV aanhanger), maar vooral ter vermaak en uit scoringsdrift (hits).
Het interessante hieraan is dat door deze vier vormen van moslimhobbyisme (waar dus geen moslim aan te pas hoeft te komen) de islam een betekenisvol systeem wordt voor niet-moslims. Om de wereld om hen te begrijpen, te verklaren en al naar gelang te handelen ziet men de wereld door hun eigen islambril. Het is er één die niet persé verbonden is met de islamitische tradities onder moslims, maar die vooral aangeeft wat sommige niet-moslims persé niet willen (wat men dan wel wil blijft onduidelijk). Hele volksstammen van het plebs van de reaguurders van Geenstijl tot elitaire columnisten van de Volkskrant en van politici tot huisvrouwen houden zich hiermee bezig. Het is een vorm van postzegelverzamelen vermengd met het gezelschapsspel Ganzenborden. Aardig vermaak, als we maar niet denken dat het ook maar enig verband heeft met de realiteit van alledag.
Posted on December 13th, 2009 by martijn.
Categories: Multiculti Issues, Some personal considerations.
Christmas tree in front the Mohammed al-Amin Mosque in downtown Beirut, Lebanon Photograph: Wael Hamzeh/EPA
Antropologen mogen de dingen graag wat complexer maken. Nodeloos complex volgens sommigen misschien, maar de ratio is erachter is simpel en helder: de sociale werkelijkheid is complex. Dat blijkt maar weer eens uit de discussies over de kerstboom op de Haagse Hogeschool en het verbieden van het dragen van een kruisje bij de Amsterdamse GVB. Even kort waar beide zaken over gaan
Afschaffen kerstboom Haagse Hogeschool « DenHaag.Org
De Haagse Hogeschool heeft zich de woede van CDA lijsttrekker Karsten Klein op de hals gehaald. De school zou ‘te divers’ zijn voor de traditionele kerstboom in de hal van de school en de boom zou te veel verbinding hebben met het christelijke feest. Karsten Klein, lijsttrekker CDA Den Haag: “Dit is toch volkomen absurd? De kerstboom hoort in de Nederlandse traditie. Een onbegrijpelijke beslissing van de Haagse Hogeschool”.
De directie van de Haagse Hogeschool zegt dit jaar het internationale karakter in de school meer te willen benadrukken.
GVB verbiedt dragen kruisje – Binnenland – Telegraaf.nl [24 uur actueel, ook mobiel] [binnenland]
Ik word gediscrimineerd.
Het GVB staat vrouwelijke medewerkers wel toe een hoofddoekje te dragen als symbool van hun geloof. Bovendien wordt mij pas sinds begin dit jaar verboden het kruis opzichtig te dragen, terwijl ik dat sinds 1998 al doe tijdens mijn werk. Ik voel me prettig als ik het kruis draag. Het is het symbool van de liefde van Jezus Christus en dat wil ik laten zien. Ik leef in Nederland, een democratisch land waar je het recht hebt je geloof te uiten”, stelt Aziz.
“Amsterdam is een multiculti stad. Daarin is het niet passend dat moslima’s wel hun geloof mogen en kunnen uitdragen door middel van de hoofddoek, maar deze tramconducteur niet zichtbaar mag getuigen van zijn christelijk geloof “, stelt zijn advocate Jacqueline Koops. GVB-woordvoerder Petra Faber: “Het GVB heeft sinds een jaar nieuwe bedrijfskleding. Om de professionele uitstraling te bewaken, mogen sieraden niet zichtbaar over de bedrijfskleding worden gedragen. Uiteraard mag een ketting wel ónder de kleding worden gedragen. Dit geldt voor alle kettingen, ongeacht hoe ze eruitzien, of welke symboliek of religie ze vertegenwoordigen.”
Wat de HHS en GVB doen is niet meer of minder dan het verwijderen van religieuze symbolen uit het publieke domein. Daar zijn de nodige vraagtekens bij te zetten. Allereerst heeft de HHS NIET alle kerstbomen verbannen maar alleen in de centrale hal. GVB verwijdert niet alle religieuze symbolen uit haar domein; de hoofddoek is wel toegestaan. De HHS wil een meer internationale uitstraling (alsof kerst geen internationale uitstraling heeft) en rekening houden met de diversiteit (bedoeld wordt de allochtone student die bij mijn weten nergens om gevraagd heeft). De GVB doet iets wat nog interessanter is. Een kruis is daar geen religieus symbool, maar een sieraad en sieraden mogen niet zichtbaar zijn want dat zou niet professioneel zijn. Betekent dit dat ook oorbellen en armbanden verboden zijn? Dan moet de GVB echt haar personeel beter controleren want ik zie voortdurend conductrices met sieraden. Of is het bedoeld om het ‘Johnny en Anita’ goud en de blingbling bij blanke en zwarte mannen terug te dringen? Een kruis is daarbij toch echt voor veel mensen wel degelijk een religieus symbool en niet (alleen) een sieraad. Een hoofddoek is ook vaak aangepast aan de laatste mode dus is dat dan niet ook een sieraad?
Vervolgens breekt er over beide zaken natuurlijk heisa uit. Er wordt geprobeerd de christelijke betekenis van de kerstboom te ontkennen, terecht maar dat doet er niets aan af dat de kerstboom voor velen bij het christelijke kerstfeest hoort ook al is dat voor veel anderen weer niet. Het geeft vooral aan dat de kerstboom niet een symbool is dat voor één iets anders staat, maar dat het een symbool is dat velen kunnen delen terwijl ze er tegelijkertijd verschillende betekenissen aan geven. De PVV maak de zaak nog wat complexer door het niet te karakteriseren als secularisatie of de-christianisering van de openbare ruimte, maar als islamisering van de samenleving (ook al is er in de verste geen moslim te bekennen). Tegelijkertijd ziet men de kerstboom of het kruisje niet zozeer als religieuze symbolen, maar als Nederlandse traditionele waarden, normen en symbolen. Met andere woorden men verdedigd de christelijke traditie door deze te seculariseren (als cultuur-christelijk) en vervolgens het verwijderen van deze tradities te zien als een voorbeeld van voortschrijdende religionisering (islamisering) van de samenleving. Hypocriet misschien, maar het werkt wel lekker. En in alle gevallen betekent dit dat men om welke religieuze symbolen dan ook te kunnen weren, men zich moet gaan afvragen of een bepaalde praktijk nu wel of niet religieus is, of het nu wel of niet een verplichting is of het nu wel of niet een symbool is. Met andere woorden uit secularistische overwegingen dient men zich te gedragen als een theoloog. Hoe complex wil je het nog meer hebben?
Persoonlijk heb ik overigens een hekel aan die boom met z’n ballen en lichtjes. Ik vind het vooral een symbool van oppervlakkig consumentisme en het opdringen van een verstikkende nep-gezelligheid. Waar sommige mensen een winterdepressie krijgen door gebrek aan zonlicht, krijg ik een winterdepressie door een teveel aan kerstboomkunstlicht. Met een partner die dol is op kerstbomen en vrienden die mij zo aardig vinden dat ze voor geleverde diensten een ‘schattig’ kerstboompje kado doen en huisdieren die de boom aanvallen waardoor ik genoodzaakt ben de boom te verdedigen, begrijpt u dat niet alleen het professionele leven van een antropoloog complex is, maar ook het privé en sociale leven.
Posted on November 15th, 2009 by martijn.
Categories: Some personal considerations.
Zomaar wat vraagjes over het bloedbad in Fort Hood
Posted on October 16th, 2009 by martijn.
Categories: Some personal considerations.
Afgelopen week is in Leiden het LUCIS geopend: het Leids Universitair Centrum voor de studie van Islam en Samenleving. Ik was er niet bij omdat ik andere bezigheden had.
Eén van de zaken die mij opviel was de toespraak van Job Cohen:
Vragen over wetenschap en islam – Opinie – de Volkskrant
ik zou vandaag gebruik willen maken van deze conferentie, van de aanwezigheid van vele wetenschappers èn van de aanwezigheid van vertegenwoordigers van de media, voor een oproep om de opvattingen die in Nederland de openbare meningsvorming over islam, moslims en moslimgemeenschappen bepalen, te toetsen aan wetenschappelijke inzichten.
Wat kan de wetenschap bijvoorbeeld zeggen over de juistheid van de volgende beelden die hier van islam en moslimgemeenschappen bestaan?
– De islam is een gewelddadige religie,
– Nederland islamiseert, wat betekent dat precies? Is het waar? Zo ja, wat zijn de consequenties daarvan? Levert het gevaren op? Of kan het bijdragen aan de ontwikkeling van onze samenleving?
– Is het waar dat (ook internationaal) de extremistische varianten van de islam oprukken?
– Is de islam onveranderlijk en dus een “achterlijke” godsdienst, een godsdienst die niet past in de ontwikkelingen die de afgelopen eeuwen in het westen hebben plaats gevonden? En zou daarom ook ‘de’ moslimwereld – of grote delen daarvan – als onveranderlijk, of achterlijk zijn te beschouwen?
– Verdraagt de islam zich met een westerse democratische rechtstaat, of ruimer: kan een moslimland democratisch zijn?Daarnaast zijn er twee andere vragen die ik graag voorleg.
De eerste sluit aan op het boek van Esposito en Mogahed: wat willen moslims in Nederland als het gaat om hun participatie en integratie in de Nederlandse samenleving? Want wat weten wij daarvan? De stem van ‘gewone’ moslims (de gewone hardwerkende moslim, om in het jargon te blijven) komt in het maatschappelijke debat weinig voor het voetlicht. Wij horen nogal eens radicale uitspraken, en er wordt veel gesproken over moslims, maar biedt dat nu een goed inzicht in wat er in doorsnee onder moslims in onze samenleving leeft?
De tweede vraag neemt als uitgangspunt dat Nederland een flink aantal migranten heeft uit landen met grote moslimgemeenschappen zoals Marokko, Turkije en Suriname; dat geldt in ieder geval voor de grote steden. Zijn er in die landen van herkomst belangrijke trends op het gebied van de islam waarmee wij in Nederland rekening moeten houden?
In bovenstaand gedeelte richt hij zich dus expliciet op wetenschappers die hij oproept zich met bepaalde vragen bezig te houden. Kern van het pleidooi is dat de wetenschap de gewone moslim zou moeten laten zien. Een pleidooi dat bijvoorbeeld ook door Anja Meulenbelt onderschreven wordt. Nou zijn de meeste moslims vrij gewone mensen, dus wat een gewone moslim is…geen idee
Nou is het verstandig voor wetenschappers om goed naar dit soort verhalen te luisteren en ze in acht te nemen, maar verder toch vooral hun eigen plan te trekken. Wetenschappers moeten zich niet laten leiden door wat politici graag onderzocht zouden willen hebben. Daarbij is de oproep nogal merkwaardig. Ten eerste zijn er in Nederland en daarbuiten bibliotheken vol geschreven over het leven moslims en de meesten zijn niet radicaal. Een voor Nederland aanbevelenswaardige recente publicatie is bijvoorbeeld die van Marjo Buitelaar over levensverhalen van hoogopgeleide migrantendochters en een eerdere publicatie over vasten en feesten in Marokko. Ander werk is dat van Karin van Nieuwkerk over bekeerlingen, Edien Bartels over jeugdliteratuur en de hoofddoek, Lenie Brouwer over internet en internationaal burgerschap, Miriam Gazzah over Marokkaanse/moslim music scenes, Annelies Moors over culturele praktijken en jeugdculturen, en zo kunnen we nog wel even doorgaan.
Natuurlijk is het zo dat veel onderzoekers zich met radicalisering en andere problematisch geachte verschijnselen bezighouden. En dat is maar goed ook. Maar wie is de grote opdrachtgever op dat gebied? Juist de overheid. Gaan de rijksoverheid en de gemeente Amsterdam nu dan ook eens ander onderzoek subsidiëren dat niks te maken heeft met (de-)radicalisering, sharia-arbritrage en onzin zoals integratie?
Cohen heeft deels wel gelijk (net als Otto overigens) wanneer hij stelt dat veel wetenschappelijke inzichten niet doordringen tot het beleidsniveau. Deels, want er zijn wel degelijk politici en beleidsmakers die bovengenoemde publicaties waarderen en ook weten hoe ze dat moeten doen. Maar we zien dat dan nauwelijks terug in beleid (wel in antwoorden op kamervragen valt me op). Cohen verwijst naar de publicatie van Mogahed en Esposito Who Speaks for Islam. Dit boek is wereldwijd goed ontvangen, maar ook flink bekritiseerd op Frontpag Magazine en Jihadwatch. Amanda Kluveld doet dat nu nog eens dunnetjes over:Job Cohen moet van de islam afblijven – Opinie – de Volkskrant
Op basis van de antwoorden concluderen de auteurs dat moslims net zo zijn als wij: democratisch en gericht op een goede toekomst voor hun kinderen. Het overgrote deel is gematigd en slechts 7 procent van de 1,3 miljard moslims is radicaal of zoals Mogahed en Esposito het liever uitdrukken, ‘politiek geradicaliseerd’. Dat gaat overigens nog altijd om 91 miljoen moslims.
Nu valt er wel een en ander aan te merken op deze conclusie en het onderzoek waar zij uit voortkomt. Zo is de definitie van ‘radicale moslim’ in de loop van het onderzoek bijgesteld. De auteurs geven dit zelf toe. Het kwam de onderzoekers beter uit om het percentage radicale moslims laag te houden. Of iemand een radicale moslim is, leidde men af uit het antwoord op de vraag of men de aanvallen van 9/11 gerechtvaardigd vond. Het was mogelijk antwoorden te geven door te kiezen uit de cijfers 1 tot en met 5. Wanneer je 5 antwoordt, geef je aan dat je die aanvallen volledig gerechtvaardigd acht.
De islam is een verrijking voor de wereld en de Amerikanen kunnen hun voordeel doen met de visie van moslimsAanvankelijk wilden Mogahed en Esposito iedereen die deze vraag met 4 (9/11 was grotendeels terecht) of 5 (9/11 was geheel terecht) beantwoordde tot de radicale moslims rekenen.
Schokkend
Zij zijn daar dus uiteindelijk vanaf gestapt. Het percentage van 13,5 procent radicale moslims in de wereld en het absolute aantal moslims dat daarmee correspondeert, vonden zij toch wat te schokkend. Moslims die 9/11 grotendeels terecht vonden, werden daarom verder neergezet als gematigd, ongeacht hun antwoorden op andere vragen.Terecht merkte een criticus op Jihadwatch.com op dat het toch opmerkelijk is dat volgens Mogahed en Esposito ‘gematigd’ de juiste aanduiding is voor alle moslims die zeggen Amerika te haten, de Sharia te willen invoeren, zelfmoordaanslagen goed te keuren, tegen gelijke rechten voor vrouwen te zijn, maar de aanslagen van 9/11 slechts ‘gedeeltelijk gerechtvaardigd’ te vinden.
Nu kun je inderdaad vraagtekens zetten bij de definitie van radicaal (waarom is het zonder meer steunen van de aanslagen van 9/11 radicaal en waarom is dat een kerncriterium?) en ook andere aspecten die Kluveld noemt kunnen in aanmerking komen voor de definitie van radicaal. Wat Kluveld doet is echter hetzelfde als zij Esposito en Mogahed verwijt; namelijk het naar zich toe redeneren van de feiten. Esposito geeft namelijk een niet geheel onaannemelijke verklaring voor de verandering van inzicht:
Frequently Asked Questions
The decision as to where to break out the “politically radicalized” from the rest was data-driven. It was based on several analyses of where the data clustered for a natural breaking point. The analyses showed that the people who responded with a “5” (completely justifiable) to the question on the justifiability of 9/11 as a group were distinctly different from the groups who responded with a “1”, “2”, “3” or “4.” The graphic below provides an illustrative example: It shows the percentage of people in each of the 5 groups who said “sacrificing one’s life for a cause one believes in” is completely justifiable. The group that responded to the 9/11 question with a “5” look distinctly different from the groups that responded with a “1” to “4.”
For our widely read November 2006 Foreign Policy article “What Makes a Muslim Radical?”, we analyzed the data we had available from nine countries. At that time, our sample clustered in a different way from how it ultimately would when we expanded the number of countries in our database to more than 35 and ran new analysis in 2007. We defined “radicals” (as opposed to the “politically radicalized”) as those who answered a “4” or a “5” to the 9/11 justification question, and compared this group to those who answered with a “1” or a “2” (who, for the sake of the analysis, we labeled “moderates”). In 2007, we ran new analyses with the larger dataset, which resulted in new data clusters
Met andere woorden door de grotere dataset zijn er andere clusters ontstaan die ook anders getypeerd kunnen worden. De groep die een vijf scoort, is (zo blijkt uit de gegevens) significant anders dan de groep die een 4 of lager scoort. Ze heten dan ook geen ‘radicalen’ zoals Kluveld suggereerd, maar ‘politiek geradicaliseerden’. Zij kunnen die term hanteren omdat blijkt dat de politieke opvattingen van deze groep geen directe relatie vertoont met vroomheid (aangezien die grotendeels gelijk op gaat met die van de andere categorieen). Dat maakt het ook weer begrijpelijk dat andere aspecten van radicalisering (zoals het willen invoeren van sharia) niet bepalend zijn voor deze categorie. Dat Kluveld suggereert (het is nergens op gebaseerd) dat de hogere cijfers (13,4 in plaats van 7) de onderzoekers niet goed uitkwamen, is een valse insinuatie. Zij gaat echter nog een stap verder door Mogahed’s verwijzing naar Gülen en het feit dat Esposito’s instituut gesubsidieerd wordt door een Saoedische financier te benoemen als grond voor een vooringenomen studie. Een dergelijke ‘guilty by association’ insinuatie is beneden de gordel en past niet bij iemand die toch ook wetenschapper is. Wat Kluveld doet, zien we ook terug bij kwaliteitsjournalist Joost Niemoller die het volgende zegt in reactie op Cohen’s toespraak:
Joost Niemöller » Is Cohen helemaal!?
Cohen zegt dus gewoon: We moeten de wetenschap inschakelen om duidelijk te maken dat de islam deugt! Je denkt: Nee, dat kan niet, ik vergis me, laat ik het nog es lezen. Eerst nog maar een koffie, en die akelige droom vergeten. Toch staat dat er. Hij deed dat bij een instelling die notabene juist op poten was gezet, met veel overheidsgeld, om de blijde boodschap van de islam uit te dragen naar de Nederlanders die daar geen trek in hadden. Ik bedoel; Arthur! De onbeschaamdheid van zo’n Cohen! Dat geloof je toch niet man!
Dat zegt Cohen nergens. Wat Niemöller en Kluveld doen is een retorische truc: een strawman fallacy.
Nou vraag ik me dus af of we hier nog een reden hebben waarom bepaalde wetenschappelijke inzichten niet doordringen tot beleid. Wanneer bepaalde pleidooien en onderzoeken op een dusdanig valse en leugenachtige manier onderuit gehaald worden, krijgt een dergelijk onderzoek dan nog wel een eerlijke kans? Lijkt me lastig voor politici en beleidsmakers die zich laten leiden door de waan van de dag. Dat moet de wetenschap zich zeker aantrekken (als antwoord op Cohen), maar zeker niet door de onderzoeksagenda van politici (Cohen, Wilders of wie dan ook), journalisten zoals Niemöller en columnisten zoals Kluveld te volgen. Wanneer onderzoekers dat gaan doen zijn ze namelijk meteen een uitstekende pion in het spelletje dat mensen als Niemöller en Kluveld spelen. Er is niks met ge-engageerde wetenschappers, maar wetenschappers zijn geen zaakwaarnemers. Tegelijkertijd dienen onderzoekers wel de stem van hun onderzoeksgroep te laten horen ongeacht of dat nu in goede aarde valt of niet en ook al betekent dat dat hun onderzoek per definitie neergesabeld gaat worden.
De vraag die eigenlijk gesteld had moeten worden bij LUCIS, aangezien dat instituut zich zo nadrukkelijk richt op de combinatie ‘Islam, wetenschap en beleid’, is hoe wetenschappers zich moeten verhouden tot een onderwerp dat zo door en door gepolitiseerd is?
Posted on October 5th, 2009 by martijn.
Categories: Headline, Multiculti Issues, Public Islam, Religious and Political Radicalization, Some personal considerations.
Inleiding
Als er iets vanzelfsprekend lijkt in alle discussies over moslims dan is het wel dat zij moeten integreren. In talloze opiniebijdragen wordt dat niet ter discussie gesteld; er is alleen discussie over de vraag hoe. Ook op internet wordt op diverse blogs geschreven over integratie, om een paar voorbeelden te geven zie Joost Niemöller, Sargasso, Met Pels en Luis, Arne Mosselman, Erdebe, Blog of Reason, Stan de Jong, Lucaswashier.nl, Geencommentaar.nl en ga zo maar door. Maar waarom zou men willen integreren? En waarin eigenlijk? In deze bijdrage wil ik daar dieper op ingaan op basis van enkele recente indrukken die ik her en der tijdens debatten heb opgedaan.
Ik zal allereerst bekijken waar het bij integratie nu eigenlijk om draait, vervolgens wat de kenmerken zijn van het paradigma en wat de consequenties hiervan zijn. Vervolgens koppel ik in dit terug naar de indrukken die ik heb opgedaan, mede ook op basis van recente literatuur.
Integratie in de verbeelde natie
Ik sluit hierbij aan bij Schinkel die stelt:
Allochtonenweblog: Schaf het integratiebeleid af (Willem Schinkel)
Het hedendaagse denken over integratie heeft alle kenmerken van een sociaal-hypochondrische gedachtewisseling. Het bestendigt een scheiding tussen ‘de samenleving’ en mensen die ‘buiten de samenleving staan’, zij zijn een bedreiging voor de hygiëne van het sociaal lichaam. Iedere migrant is per definitie lichaamsvreemd aan het bestaande sociaal lichaam. Daarom spreken we in termen van ‘afstand tot de samenleving’.
Dat miskent echter het feit dat de samenleving niet zo hard is als een fysiek lichaam en dat het ‘binnen’ en het ‘buiten’ van de samenleving uitkomsten zijn van een discursief proces, van een sociale constructie. Wat ‘buiten’ of ‘binnen’ de samenleving is, is immers een discutabel onderscheid. Uiteraard zijn de te ‘integreren’ burgers wel degelijk onderdeel van de samenleving, maar zijn ze simpelweg een deel dat die samenleving minder waardeert. Ze staan niet alleen ‘buiten de samenleving’, maar bevinden zich ook aan de ‘onderkant van de samenleving’, en dus daarbinnen. Er is dus sprake van een paradox.
Bij binnen gaat het om binnen de natie-staat Nederland. De natie-staat komt ons als ‘natuurlijk’ voor, terwijl zij in feite een sociale constructie is waarmee wij ons leren identificeren. De natie is een product van collectieve verbeelding en praktijken; ze is een ‘imagined community’ (Anderson 1995) die grondgebied, volk en cultuur verenigt. Deze drie-eenheid constitueert het ‘land’. Gedurende de afgelopen twee eeuwen hebben nieuw ontstane naties via nationalistische programma’s gepoogd hun totale grondgebied cultureel en taalkundig maar ook economisch, sociaal en juridisch te homogeniseren. Deze nationalistische programma’s komen tot ons via onderwijs (denk aan de geschiedeniscanon waarin wordt bepaald wat de belangrijkste momenten van ‘onze’ geschiedenis zijn, maar denk ook aan de rol die onderwijs moet spelen bij integratie en denk aan de inburgeringscursussen), media (taal, beeld) en nationale symbolen (oranje, de koningin, de Nederlandse’ vlag). Migranten verstoren het heilige drie-eenheid waarbij idealiter volk, souvereiniteit en burgerschap als vanzelfsprekend bij elkaar horen om verschillende redenen. Zij verstoren al helemaal de relatie tussen natie en volk waarin in eerder stadium andere groepen (zoals katholieken en Friezen) als zijn ‘ingepast’ door integratiebeleid of door gedwongen assimilatie of zelfs met geweld. Een andere reden heeft te maken met de verzorgingsstaat die gebaseerd is op solidariteit onder het volk. Toen de verzorgingsstaat werd opgebouwd ging het voornamelijk om autochtone inwoners en solidariteit met migranten kwam niet in de gedachten op, maar zij kunnen er ook niet zomaar van worden buitengesloten. Nog een reden is dat migranten zich (per definitie) niets aantrekken van landsgrenzen. We kunnen al niet accepteren dat mensen binnen de landsgrenzen rondtrekken (zigeuners, woonwagenbewoners), maar wellicht nog minder wanneer dat van buitenaf komt. Deze punten hebben niet alleen gevolgen voor hoe we over migratie en integratie denken, maar zelfs voor onderzoek naar migratie zoals Wimmer en Schiller hebben laten zien.
Integratie als mengvorm van nationalisme en racisme
Het integratie- en immigratiebeleid zijn daarmee bij uitstek nationalistisch van aard. Alles wat van buiten de grenzen van Nederland komt, is een probleem voor de homogeniteit van de samenleving en dient gepacificeerd te worden. Dit gebeurt op verschillende manieren zoals Schinkel laat zien:Allochtonenweblog: Schaf het integratiebeleid af (Willem Schinkel)
1 De genealogisering van integratie, dat wil zeggen: de overdracht van het integratieprobleem op volgende generaties ‘migranten’. Het spreken over ‘tweede en derde generatie migranten’ is natuurlijk onzinnig, omdat het in het geheel geen migranten betreft. Maar er spreekt wel het idee uit dat wie zoon of dochter van een migrant is, nog altijd geen onderdeel is van de samenleving en een afstand te overbruggen heeft. Dat levert de verzekering op dat het sociaal lichaam ook in de toekomst onderscheid kan maken tussen ‘de samenleving’ en een omgeving van ‘niet geïntegreerden’ daarbuiten.
2 De dispensatie van etniciteit en integratie: autochtone Nederlanders worden voorgesteld als een etnisch neutrale categorie, en dat is de norm. Zij hebben ‘dispensatie van integratie’ ontvangen. Integratie speelt slechts bij personen die buiten de samenleving staan. Autochtonen zijn dat slechts wanneer ze zich aan de onderkant van de samenleving bevinden: als ze (ex-)gedetineerd, werkloos of gek zijn. Wie géén dispensatie van integratie ten deel valt, blijft altijd een zekere afstand tot de samenleving behouden. Ook wie ‘geïntegreerd’ is, blijft een ander die potentieel kan terugvallen in wezensvreemde culturele uitingen.
3 Het culturisme, ofwel een culturele vorm van racisme, dat uitgaat van het inherente conflict tussen culturen. In het culturisme bestaat een rangorde van culturen waarbij de ‘dominante cultuur’, ofwel de ‘cultuur’ van de samenleving, bovenaan staat. In het culturisme wordt de verklaring voor sociaaleconomische achterstanden en voor criminaliteit gevonden in de culturele achtergrond van een burger. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt in geen geval bij de samenleving. Deze nadruk op cultuur heeft een uitsluitend effect en is sociologisch uiterst problematisch. De ‘cultuur’ van ‘Marokkanen’ kan bijvoorbeeld niet verklaren waarom er zo’n verschil is tussen generaties Marokkaanse Nederlanders. Sterker nog: dat verschil maakt duidelijk dat het in het geheel niet de ‘cultuur’, maar de positie van mensen in een omgeving is die hun handelen bepaalt. Mensen handelen in reactie op en met voortdurende creatieve aanpassing aan omstandigheden. ‘Cultuur’ is een schijnverklaring, van het soort: ‘Waarom doet Mohammed dit? Omdat relatief veel Mohammeds dit doen.’ Wie uitgaat van een dergelijke culturele bepaaldheid, kan bovendien niet verklaren waarom die cultuur in het ene geval wel, en in het andere geval niet tot problemen leidt. De hedendaagse criminalisering van de ‘cultuur van moslims’ is een vorm van culturisme die een sociaal-hypochondrische samenleving in staat stelt zichzelf te zuiveren van en te wapenen tegen gezondheidsproblemen van buitenaf.
4 De retoriek van het multiculturealisme: hier gaat het om het forceren van een breuk met het verleden door culturistisch te spreken over integratie. Het idee is hier dat Nederland jarenlang een multicultureel beleid heeft gevoerd dat de eigen cultuur van migranten heeft gestimuleerd en zo uiteindelijk tot polarisatie heeft geleid. Tegenover dat ‘oude’ of ‘verouderde denken’ staat het wereldwijs geworden realisme dat eenzijdige assimilatie de beste weg naar integratie is. Maar het ‘oude denken’ heerst, zo luidt de retoriek, nog altijd in beleid en politiek. De ‘linkse kerk’ is alomtegenwoordig, zo wil het complot. De realiteit is natuurlijk dat culturistisch denken – denken in termen van culturele problemen en van de noodzaak tot eenzijdige aanpassing – inmiddels dominant is geworden, en die dominantie juist behoudt door haar te verhullen.
Punt 3 en 4 zijn hier speciaal van belang. Na de Molukse acties van eind jaren zeventig en de realisatie dat de gastarbeiders niet zomaar weer weg zouden gaan, is men in de jaren ’80 begonnen met het Minderhedenbeleid (veelzeggend op zich omdat na die acties te doen). Dat richtte zich vooral op sociaal-economische achterstanden, maar eind jaren ’80 en de eerste helft van de jaren ’90 ontstond over een breed politiek spectrum het idee dat etnische diversiteit de sociale cohesie in het gedrang kon brengen. Cultuur komt daarmee om de hoek kijken gedefinieerd op een culturistische of essentialistische wijze waarbij er sprake is van homogene duidelijk herkenbare culturele groepen die gedefinieerd worden door hun nationale of etnische cultuur. Multiculturalisme was wellicht een oplossing hoewel er grote vraagtekens te zetten zijn bij de opvatting dat Nederland een multiculturele samenleving was en dat de overheid er een multicultureel beleid op na hield. Daarnaast werd één van de belangrijkste onderscheiden gemaakt die alle vier de punten van Schinkel in zich draagt: autochtoon – allochtoon. En als allochtoon is het lastig om het goed te doen. Met allochtonen worden in principe mensen van ‘buiten’ bedoeld met hun kinderen, maar in de praktijk gaat het om de groep Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders. Daar moet beleid voor worden gemaakt want daar zitten de problemen. Vervolgens gaan alle discussies over die allochtonen bijna als een etnische categorie op zich vergetende dat we ze juist als zodanig gecategoriseerd hebben omdat ze problemen zouden hebben en veroorzaken. Het onderscheid wordt vervolgens geinstitutionaleerd via beleid maar bijvoorbeeld ook via de inschrijving in het bevolkingsregister waarbij mensen moeten aangeven of zij (of hun kinderen) allochtoon zijn. Op deze manier en ook door de punten die Schinkel aanstipt, is het integratiebeleid eigenlijk niet meer dan een masker voor institutioneel racisme waarbij mensen op basis van hun afkomst (en waarbij cultuur een grote rol speelt) apart worden gezet. Kinderen van Marokkaanse Nederlanders worden automatisch als Marokkaans geregistreerd, ook kinderen van gemengde ouders. Een Nederlandse moeder kan wel een Marokkaans kind hebben, maar een Marokkaanse moeder geen Nederland kind. Iets wat ik eerder vergeleken met met de racistische one-drop rule. Aan de ene kant is er dus de veronderstelling dat de allochtoon iets moet doen bij integratie en moet veranderen: zijn identiteit en cultuur moeten veranderen. Aan de andere kant is er door de essentialistische en culturistische opvatting die in het paradigma zit en het van geboorte af categoriseren van mensen onmogelijk om te veranderen (of voor de meerderheid om de verandering op te merken). Alsof je een persoon een gek pak aantrekt zodat je hem er makkelijker uit kunt pikken, de persoon vervolgens bekritiseert om dat gekke pak en van hem verlangt dat hij dat pak weer uittrekt maar ook al doet hij dat je blijft hem zien als de persoon met dat gekke pak al is het maar omdat zijn kinderen het inmiddels ook dragen. Weliswaar wordt in de notitie over integratiebeleid “Zorg dat je erbij hoort” ook gesproken over de rol van autochtone Nederlanders, maar kijken we in die nota naar de uitwerking ervan dan zien we dat dit bijna in z’n geheel gericht is op allochtonen. “Zorg dat je erbij hoort” komt dan geheel voor rekening van de allochtoon terwijl de vraag hoe we autochtonen bij de pluriforme samenleving laten horen niet beantwoord wordt.
Totalitaire integratie
Het gaat echter niet alleen om erbij horen. De nota “Zorg dat je erbij hoort” maakt ook duidelijk dat allochtonen de kernwaarden van deze samenleving niet alleen moeten kennen en respecteren, maar ook moeten accepteren (p.10). De discussie over integratie is door de nadruk op cultuur eigenlijk een discussie over assimilatie geworden. Allochtonen moeten assimileren maar kunnen dat nooit vanwege dat geinstitutionaliseerde racisme. Maar de discussie gaat nog een stap verder. Er wordt door sommigen niet alleen om assimilatie, maar ook om loyaliteit gevraagd zoals in de discusie over dubbele nationaliteiten en het werk voor buitenlandse commissies door Marokkaanse Nederlanders. En het lijkt erop dat ook dat nog niet genoeg is zoals voortreffelijk weergegeven bij Geenstijl.nl. GeenStijl : Allochtoon niet gek op autochtoon. Ofzo
Allochtonen die gestudeerd hebben haten autochtonen. Of nou ja haten, ze zijn niet ‘per se dol’ op Nederlanders. Nu horen wij u denken: hoe zit dat dan bij de lager opgeleide allochtonen, zijn die wel per se dol op Nederlanders? Nee, die zijn dat ook niet. Maar dat is niet zo gek, want laagopgeleide Nederlanders zijn ook niet per se dol op allochtonen. Autochtonen Nederlanders trouwens, want een autochtoon is natuurlijk ook een Nederlander. Goed, waar waren we? Oh ja. Laagopgeleide Nederlanders zijn dus niet per se dol op allochtonen, maar hoogopgeleide Nederlanders zijn dat wèl. Verstand komt met de jaren zou je als allochtonen-liefhebber (of iemand die per se dol is op allochtonen) dus kunnen zeggen, ware het niet dat dit bij de allochtonen (of de allochtoonse Nederlanders voor wie die term prefereert) dus niet zo werkt. Schijten de hoogopgeleide Turken en Marokkanen dan op Nederlanders? Neeee zegt Jochem, ze ‘voelen zich wel loyaal’ aan Nederland. Maar meer ook niet. Komt omdat hoogopgeleide allochtonen wel eens tv kijken en daardoor krijgen ze begrip voor Nederland. Of loyaliteit beter gezegd, want per se dol op Nederlanders zijn ze nadrukkelijk niet. En dat komt weer omdat in die media allochtonen vaak negatief naar voren komen. En dan zegt de hoogopgeleide allochtoon dus: ‘Ho! Hier ben ik niet per se dol op.’ Duidelijk? Jochem Tolsma, nogmaals merci dat jij er bent.
Nu staat de redactie van Geenstijl.nl (althans bij mij) niet bekend om haar bovenmatige intelligentie en begrip, maar deze is toch wel aardig omdat het goed aangeeft hoe eendimensionaal integratie is geworden:
Onderzoek als dat van Tolsma levert op z’n minst verwarring en irritatie op vanwege de niet eenduidige conclusies.
Nogmaals terwijl we net een categorie mensen als allochtoon benoemd hebben omdat ze niet voldoen aan die vier punten en dat ook nog eens zodanig hebben ingebed in beleid en discussies dat ze er ook niet aan kunnen voldoen. Door de nadruk ook nog eens te leggen op identificatie en gevoelens wordt het integratie beleid zo goed als totalitair; het gaat bij integratie om de volledige controle op het leven van migranten: politiek, cultureel, filosofisch, religieus, sociaal, economisch en ook nog eens emotioneel. Het integratieparadigma is verworden tot een dwangbuis waarin migranten gedwongen moeten worden om het heersende idee van Nederland als natie-staat te volgen omdat het goed voor ‘hen’ en voor ‘ons’ is.
Het meest vergaande is het anti-radicaliseringsbeleid. Waar na de Molukse acties van de jaren ’70 nog werd ingezet op een Minderhedenbeleid om meer werk te maken van de integratie van allochtonen als manier om hen te pacificeren, na 9/11 en de moord op Van Gogh is dat te soft en wordt er ingezet op harder beleid. Radicalisering wordt per definitie gezien als iets dat bestreden moet worden (even vergetend dat de eerste en tweede golf feministen ook als radicaal golden en dat we in het verleden zelfs zoiets hadden als een Politieke Partij Radicalen). Opnieuw wordt daarbij vooral gericht op allochtonen (moslims) en wordt het begrip polarisatie gereserveerd voor spanningen tussen moslims en niet-moslims en de opkomst(?) van radicaal-rechts. Dat er ook zoiets als een ‘radicalisering van het midden’ heeft plaatsgevonden waardoor iedere (ongewenste) publieke uiting van islam nogal snel als radicaal (en dus ongewenst) wordt aangemerkt, wordt ook vergeten. We zijn gelukkig net aan een apologieverbod ontsnapt (wat helemaal zou neerkomen tot een verbod op nadenken), maar het repressiebeleid zorgt er wel voor dat een strafrechtelijke aanklacht tegen moslims niet eens noodzakelijk is om hen te vervolgen wegens ‘terrorimse gerelateerde’ activiteiten. Met name salafistische groepen (de groepen die als radicaal worden aangemerkt vanwege onder meer het feit dat zij de islam wel een publiekelijke rol willen laten spelen en vanwege hun al dan niet vermeende banden met terrorisme) worden per definitie gewantrouwd. Maar ook in het geval van minder radicale moslimvoorlieden zoals Ramadan is een onwelgevallige mening genoeg om druk uit te oefenen om de man te verwijderen. Degene die bruggen moet bouwen van de dominante meerderheid naar de minderheid moet dezelfde mening erop na houden als die van de politieke elite uit die dominante meerderheid. De speelruimte voor vrij handelen en vrij denken wordt zo wel heel erg ingeperkt.
Tot slot: waarom integreren?
En wat doet die allochtoon dan? Ondanks de problemen die er zijn is het integratieproces op sociaal-economisch en cultureel gebied de laatste jaren gewoon doorgegaan. Tegelijkertijd is in de beleving van autochtonen, zo blijkt uit onderzoek van Entzinger en Dourleijn, de culturele afstand juist gegroeid. Waar Turkse en Marokkaanse Nederlanders steeds meer op autochtone Nederlanders zijn gaan lijken op het gebied van waardenoriëntaties, is de inschatting hiervan door autochtonen steeds negatiever. In feite kan men stellen dat de integratie voortgaat, maar dat er steeds nieuwe criteria voor integratie bijkomen. Dit zorgt nogal voor pijnlijke situaties, maar (nog erger) ook berusting. Zo stelden Marokkaans-Nederlandse jongeren ten tijde van de discussie over de dubbele nationaliteit van Aboutaleb en Albayrak:
Zie je wel! Je kunt in dit land alles worden. Je hebt als migrant alle kansen en je kunt zelfs minister worden. Maar hoe goed je het ook doet, denk vooral niet dat je er ooit bij zult horen.
In een recent boek van Marjo Buitelaar zien we ook iets dergelijks terug. Buitelaar laat helder zien met mooie en indringende citaten uit de levensverhalen hoezeer de vrouwen in zichzelf, hun eigen familie en de samenleving hebben geïnvesteerd. Ze hebben een sterk gevoel van verplichting: om hun ouders niet teleur te stellen maar ook om het negatieve imago van Marokkaanse Nederlanders en moslims te verbeteren. Daarbij waren en zijn zij als bijvoorbeeld Marokkaans-Nederlandse politica of onderzoekster een van de eersten. Dus bevinden ze zich op nieuw terrein en is hun aanwezigheid daar nieuw voor de gevestigde groepen. De enorme inspanning die het de vrouwen heeft gekost om te bereiken waar ze gekomen zijn verklaart waarschijnlijk ook de zucht naar waardering en erkenning die uit de verhalen spreekt. Deze wordt alleen maar versterkt door de negatieve beelden van Marokkaanse Nederlanders en moslims en leidt tot frustratie omdat men meent die erkenning en waardering toch niet te krijgen. Dit komt vooral tot uiting in de kritiek van de vrouwen op de wijze waarop met politica Ayaan Hirsi Ali is omgesprongen. Hoewel kritisch over haar uitlatingen en optreden vindt een van de vrouwen het schandalig dat toenmalig minister Verdonk haar het Nederlandse paspoort wilde ontnemen en dat Hirsi Ali als Nederlands staatsburger geen bescherming krijgt in de VS (p. 112). Als iemand die zo succesvol is en wellicht zelfs als voorbeeld van geslaagde integratie gezien kan worden, al zo makkelijk haar Nederlandse identiteit kan verliezen, wat betekent dat dan voor migranten die minder succesvol zijn en minder in de media komen? Kunnen ook zij op een dag tot ongewenst verklaard worden?
Een vraag die wijst op de indruk dat de Nederlandse samenleving wel loyaliteit vraagt aan haar migranten, maar niet teruggeeft. Een indruk die versterkt wordt doordat er nogal wat moslims zijn die ervaren dat zij in de politiek geen enkele stem hebben. De uitlatingen van Halsema zeer recent over de hoofddoek kwamen in sommige kringen vooral hard aan omdat zij gezien werd als iemand die wel voor de rechten van moslims zou opkomen. Let wel zij heeft niet gezegd dat zij zou tornen aan die rechten, maar die nuance lijkt (zoals ook in bovenstaande cases) volledig verloren te zijn gegaan. Recent zei een D66 politicus tegen mij hierover, ‘maar waarom klagen ze hier dan over, waarom doen er ze er niks aan?’ De interpretatie van sommige moslims van dergelijke uitspraken kan inderdaad als een uiting van ‘slachtoffergedrag’ gezien worden, maar ik denk dat de meesten van hen al een stap verder zijn: berusting.
Buitelaar stelt dat wanneer een groep of individu niet voldoende erkenning krijgt voor de eigen levensstijl dit kan leiden tot een identiteitscrisis of vervreemding. Het boek geeft daar voorbeelden van, niet alleen naar aanleiding van de discussie over Hirsi Ali, maar ook in het levensverhaal van de politica Tahara die aangeeft het niet meer op te kunnen brengen om de negatieve beeldvorming over moslims recht te zetten. Ik denk echter dat Buitelaar niet ver genoeg gaat in haar analyse van deze aspecten. De vrouwen oefenen niet alleen kritiek uit op politici in het integratiedebat, maar op het gehele integratieparadigma. Dit paradigma is niet alleen een beschrijving van de geleidelijke invoeging van migranten in de samenleving (p.158-159), maar ook een model dat aan migranten wordt opgelegd bijvoorbeeld door taaleisen, inburgeringscursussen en de norm dat migranten er geen dubbele loyaliteiten op zouden moeten nahouden. Op basis van de kritiek van de vrouwen kunnen we de discussie over de loyaliteit van Marokkaanse Nederlanders aan de Nederlandse samenleving, ook omdraaien: hoe loyaal is Nederland ten opzichte van de migranten en hun nakomelingen? Integratie wordt over het algemeen gezien als iets dat goed is, maar moeten we ons niet afvragen of het wel verstandig is van Marokkaanse Nederlanders om zich te integreren in een samenleving als die samenleving (of toch in ieder geval de heersende elite) geen enkele loyaliteit betoont aan migranten, zelfs als die zeer succesvol geïntegreerd zijn zoals Ayaan Hirsi Ali? Wetenschappers staan vaak vooraan om de overheid van advies te dienen over het integratiebeleid waarmee we eigenlijk kritiekloos het hele integratieparadigma reproduceren én legitimeren. Misschien is het tijd om dat niet meer te doen? Misschien is het tijd om allochtonen te adviseren vooral niet teveel in dit land te integreren?
Op de hoogte blijven van Closer? Schrijf je HIER in.