Politiek & Herinnering: De schaduw van de Dodenherdenking

Posted on May 3rd, 2014 by martijn.
Categories: Activism, Multiculti Issues.

Het is bijna Dodenherdenking. Dat levert zoals altijd weer de nodige opinies op over hoe en wie we zouden moeten herdenken. Ook dit jaar weer. Dat laat zien hoe levendig is, maar de monopolisering van de herdenkingen levert ook problemen op hoewel herdenken waarschijnlijk nooit helemaal zonder politiek kan.

Herdenkingsrelativisme

In 2011 schreef Nausicaa Marbe:

Nee tegen het herdenkingsrelativisme – Archief – VK

Het was ze gelukt de Tweede Wereldoorlog eruit te poetsen. ‘Op 4 mei herdenken we de slachtoffers van oorlogsgeweld’, heette het. Welke oorlog, welke slachtoffers precies? Is het ons werkelijk om het even? Laten we het toe dat van de herdenking een stamppot wordt gemaakt, gesaust met de hoop dat iedereen zich in alles herkent?

In 2012:

‘Herdenken: Anything goes, als het woord ‘oorlog’ maar valt’ – Nausicaa Marbe – VK

Al een tijd promoot het comité herdenkingsrelativisme, vanuit de bedoeling álle Nederlanders die sinds de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog door toedoen van militaire operaties stierven tegelijkertijd te herdenken. Een slecht idee. Elke oorlog heeft een uniek karakter, dat ook de rouw tekent. In een bulkherdenking verdwijnt het specifieke dat de nabestaanden recht doet. Wie algemeen herdenkt, nivelleert alle herinneringen. Hét recept voor afstomping.

Treurig ook dat de Tweede Wereldoorlog verdwenen is uit de reclamespotjes van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. De gebeurtenis die nog steeds een ijkpunt vormt voor het denken over goed en kwaad in Europa, die de politieke en culturele ontwikkeling van ons continent tot vandaag beïnvloedt, wordt in de spotjes – toch de etalage van het comité – niet genoemd.

En, het heeft blijkbaar niet veel geholpen, dit jaar schreef ze:

Telegraaf – Angst voor herdenken van de Holocaust

Er moet een einde komen aan hun relativistische, oppervlakkige herdenkingscultuur. Een cultuur die het historisch perspectief waarin slachtoffers vallen niet eert en pijnlijke feiten omzeilt in plaats van onderwerp van debat maakt.

Hoe is het te verklaren dat het woord ’Joden’ vrijwel verdween uit de publiciteit en de introductieteksten op de site van het Comité? In de daar gepresenteerde visie was WO II een gebeurtenis die miljoenen het leven kostte, ’onder hen Joden, Sinti, Roma en andere groepen’.

Onder hen? Alsof er bij een willekeurige razzia toevallig ook Joden uit een woning geplukt zijn. Alsof de Endlösung, zoals door Hitler beraamd en uitgevoerd, voor alle burgers gold, ’onder hen’ ook Joden. Het lijkt erop dat het Comité 4 en 5 mei in zijn herdenkingsintroductie de Jodenvervolging minder gewicht wil geven. Alsof het ontkent dat de ideologie achter de Holocaust, het beleid en de uitvoering ervan historisch uitzonderlijk waren en tot vandaag wereldwijd gevolgen hebben. Alsof het bang is dat dit besef afleidt van andere genocides. Dit grenst aan geschiedvervalsing. Wat voor propaganda wordt hier gevoerd?

Dubieus en ontoelaatbaar. Temeer omdat het Comité in zijn jaarthema de nadruk legt op ’diversiteit van oorlogsslachtoffers’. Nog meer afleiding van de Holocaust?

Marbe staat niet alleen. In Elsevier schreef Rik Kuethe een soortgelijk pleidooi en eerder pleitten ook al Joodse organisaties, de Raad van Kerken en het contactorgaan Moslim en Overheid ervoor om 4 mei alleen nog maar te reserveren voor slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Als we dan even kijken op de site van het 4en5mei comité dan lezen we in het memorandum:

Nationaal Comité 4 en 5 mei – Wie herdenken we?

Tijdens de Nationale Herdenking herdenken wij allen – burgers en militairen- die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, en daarna in oorlogssituaties en bij vredesoperaties.”

De Tweede Wereldoorlog wordt dus wel degelijk genoemd (hoewel niet exclusief) en de term ‘vermoord’ is in 2010 toegevoegd om tegemoet te komen aan de wens van de Joodse gemeenschap om het “unieke karakter van de Sjoa expliciet te benoemen.” Dat is wat mager overigens, maar het lijkt me dat de poging tot systematische uitroeiing van het Joodse volk toch niet helemaal uit het collectieve geheugen is verdwenen en uit dat van het 4 en 5 mei comité evenmin. Het beeld is toch erg sterk van een hulpeloze, onderdrukte slachtoffers die massaal werden afgeslacht. En men werd natuurlijk ook massaal afgeslacht.
[http://www.youtube.com/watch?v=3wu5PAtj5Ds]

Wie herdenken we niet?

Herdenken en herinneren zijn gevoelige zaken. Zo wilde men in Schaijk, gemeente Landerd (NBr), een gedenksteen onthullen ter nagedachtenis aan een Duitse piloot. Na protest van Federatief Joods Nederland gaat dat niet door. Dat de Duitsers niet herdacht worden is wellicht nog begrijpelijk. Wat mij opvalt in het memorandum over de herdenking is dat verkrachting niet apart genoemd wordt. In iedere oorlog is verkrachting zowel een wapen als een exces. Japanse troepen hebben zich er massaal schuldig aan gemaakt (Nanking) en de Duitsers vrijwel overal in de door hun bezette gebieden. Nu wordt dat nog wel eens genoemd, maar wat te denken voor de golf aan seksueel geweld (inclusief verkrachting) door de Russische troepen in Oost-Europa, de Fransen (inclusief de Marokkaans-Franse soldaten) in Italië en de Engelse en Amerikaanse troepen in Frankrijk. Er zouden door de Amerikanen naar schatting 14.000 gevallen van verkrachting gepleegd zijn in Frankrijk, Duitsland en Engeland, waarvan 3.500 in Frankrijk. Zeker gaat het om 400 seksuele misdaden zoals blijkt uit de dossiers van de Amerikanen. Die soldaten werden overigens wel gestraft (soms), maar daarbij kregen zwarte soldaten zwaardere straffen dan de witte. En dat zijn de gevallen in Frankrijk, het lijkt me onwaarschijnlijk dat de Amerikaanse soldaten ineens stopten met seksueel geweld toen ze de Belgische en Nederlandse grens overgingen dus misschien is het de moeite waard om hier eens onderzoek naar te doen? Dat zou het verhaal van de ‘bevrijdingskinderen‘ van vrouwen die ‘verliefd’ waren ook nog wel eens in een ander daglicht kunnen zetten.

Een ander geval betreft niet alleen wie ‘we’ niet herdenken als wel waar de herdenking niet mee geassocieerd mag worden. Bijvoorbeeld het lot van de Palestijnen. Zie de aankondiging van een bijeenkomst in de Hilversumse Al Amal moskee:

You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

De joodse bezetting van Palestina is een van de meest laffe en moordlustige holocausten op aarde. Honderdduizenden doden, miljoenen vluchtelingen en een apartheidsbeleid voor de resterende bewoners.

Op 4 mei herdenken wij de slachtoffers. Wees erbij! Opdat we niet vergeten…..!

en:

4 MEI DODENHERDENKING.
Zij die door oorlog, bezetting en etnische zuivering zijn omgekomen, verdienen een plek in onze herinnering.

Dat leidde tot de nodige commotie:

You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

Opvallend, zowel in de aankondiging als in het telegraaf item is het gebruik van ‘wij’ en ‘zij’. Zowel Marbe’s kritiek op het 4 en 5 mei comité als het verwijt naar Platform Bewust Moslim, die de bijeenkomst in Hilversum zou organiseren, is dat zij de geschiedenis geweld aandoen. In eerste geval zou het unieke karakter van de Jodenvervolging naar de achtergrond verdwijnen en in het tweede geval zou het een affront zijn tegen datzelfde unieke karakter door juist op op 4 mei de etnische zuivering van de Palestijnen te herdenken en dan ook nog met de toe-eigening van de term holocaust. Nu kunnen we inderdaad stellen dat het historisch gezien bepaald niet accuraat is om de etnische zuivering van de Palestijnen te vergelijken met de Sjoa.

Niettemin is er natuurlijk wel een link tussen beiden. Na de verschrikkingen van de Sjoa kregen de Joden een eigen land en de zionisten versloegen hun vijanden en creeerden zo een staat die het thuisland van de Joden kon zijn waar ze beschermd zouden zijn tegen vervolgingen. Dat ging echter wel ten koste van de Palestijnen. Het Palestijnse mandaatgebied was geen leeg land zonder een volk voor een volk zonder land, maar een gebied waar Joden en Arabieren al eeuwen woonden.

You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video
De Palestijnen werden verdreven en hun land werd bezet. De Palestijnse herinnering aan de etnische zuivering (Nakba – De Catastrophe) is dan ook een zeer levende herinnering ook al, of mede doordat, Israël de herdenking ervan actief tegenwerkt.
You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

Het gaat er daarbij ook om, en dat vinden we ook terug in de aankondiging van Bewust Moslim, dat in de ogen van veel Palestijnen, de herinnering aan de Sjoa gebruikt werd en wordt om de stichting van de staat Israël en de voortdurende bezetting van Palestina te legitimeren. Een bezetting die zodanig werkt dat sommigen over Israël spreken als een apartheid staat. Ook onder Israëliërs is kritiek hoe de Sjoa gebruikt wordt om volgzame burgers te creeëren en een militaristische houding in hen te voeden en waarbij de staat en politici een racistische en intolerante houding hebben ten opzichte van de Palestijnen.

In deze laatste gebeurtenis zit eigenlijk nog wat anders. Het gaat er niet alleen wie herdacht wordt en wie er wel of niet geassocieerd mogen worden met de herdenking, maar ook wie dat bepaalt. Uiteindelijk gaat de conferentie over de schaduwholocaust wel gewoon door en kon de overheid het ook niet verbieden, maar men heeft toch genoeg druk uitgeoefend om de moskee te doen beslissen dat de bijeenkomst daar in ieder geval niet doorgaat. Het CIDI roept instanties op geen podium te bieden voor dit ‘krenkend symposium‘, maar anderen pleiten er juist voor dat de vrijheid van meningsuiting ook voor ‘abjecte figuren en meningen‘ geldt. Een ander wijst er juist op dat de herdenking heel selectief de slachtoffers die gemaakt zijn door Nederlanders negeert en dat de commotie over Hilversum ook binnen dat licht bezien moet worden.

Wellicht speelt in de commotie over Hilversum ook mee dat het om moslims gaat. In ieder geval ligt de invloed van religie op de herdenking ook gevoelig. De Dodenherdenking vindt dit jaar plaats op 4 mei, maar omdat dat een zondag is willen sommige orthodoxe christenen dat niet vanwege de zondagrust. Zij herdenken daarom op 3 mei hetgeen ook op de nodige kritiek kan rekenen:

Vier mei zoals het hoort.

Sommige gemeenten in Nederland verplaatsen de Dodenherdenking naar 3 mei, wanneer deze op een zondag valt.

Dit gebeurt zonder steekhoudende argumenten daarvoor. En al helemaal niet in dialoog met de belanghebbenden en plaatselijke bevolking.

Het rekening houden met (ik schat) christelijke gevoeligheden is voor sommige mensen een probleem in ieder geval in relatie tot de datum van de Dodenherdenking. Waar voor de één de zondagsrust heilig is, is voor de ander die datum heilig geworden.

Herdenken: Herinneringen & Nationalisme

En uiteindelijk gaat het hier om. Het doel van herdenken en herinneren in moderne natie-staten heeft weinig te maken met historische accuratesse en nog veel minder met het verbeelden van alle morele en politieke verwikkelingen. In tegendeel, de definitie van de geschiedenis is juist onderdeel van de hele strijd om een sterke ‘wij’ categorie te scheppen. Het gaat om het scheppen van solidariteit, verbondenheid en om te definiëren wie bij ‘we’ hoort en wie bij ‘zij’. De geschiedenis wordt daarbij politiek ingezet om hedendaags beleid te verdedigen. Het gaat bij herdenken en herinneren immers niet alleen om terugkijken naar het verleden, maar ook om rechtvaardigheid, wraak en macht lang nadat de kanonnen zwegen. De symbolen van de herdenking raken dan ook vermengd met ideeën over nationale identiteit, grenzen tussen groepen en insluiting en uitsluiting.

Wat er dan ook nagenoeg bij iedere herdenking gebeurt is een poging om mensen in te sluiten en uit te sluiten van herdenkingen en pogingen door sommige groepen om de definitie en uitvoering van de herdenking te monopoliseren. Je kunt je afvragen of dergelijke geïnstitutionaliseerde herdenkingen wel tegemoet komen aan de huidige jonge en toekomstige generaties om een gevoel van verbondenheid en identiteit te scheppen die rekening houdt met hun werkelijkheden, hoop en angsten voor de toekomst. Dat heeft het 4 en 5 mei comité goed begrepen, maar hun beslissingen stuiten dus overduidelijk op verzet en grenzen.

De vermenging van politiek en herinnering heeft ook een risico in zich. Want waar herdenken enerzijds bedoeld is om ergens mee in het reine komen, is het ook bedoeld om de herinneringen levend te houden: een wereld van vernietiging, geweld, haat en angst. Dat zien we vooral terug in het Hilversumse geval. De commentaren op tal van internetsites over moslims waren weer eens niet mals en de islamofobe PVV (die vooral als supporter van Israël optreedt, maar veel minder van Joden) stelde dan ook gelijk kamervragen. Dat de bijeenkomst in Al Amal niet doorgaat (althans niet in die moskee dus), is precies het argument maken dat veel mensen toch al hebben: dat de Sjoa gebruikt wordt om de Palestijnen met hun gerechtvaardigde grieven monddood te maken. Dat het Platform Bewust Moslim de herdenking (en dan wordt dus de nationale herdenking bedoeld) ‘tart’ en dat men ‘provoceert‘ zorgt er daarbij ook voor dat die grieven van de Palestijnen niet meer gehoord worden, maar dat het alleen gaat om ‘moslims die weer eens iets slechts zouden doen’; iets waar de organisatie ook wel mede debet aan is door een term als ‘schaduwholocaust’ te gebruiken en de herdenking op 4 mei te houden. Dit laatste is ook waarom Noureddine Steenvoorden op Wijblijvenhier pleit voor terughoudendheid mede omdat de relatie tussen moslims en joden hiervoor nog te fragiel zou zijn.

Vrijheid voor alternatieve verhalen

Hoewel herdenken waarschijnlijk nooit helemaal zonder politiek kan (sterker nog, misschien krijgt het zijn waarde wel mede door de politieke conflicten aangezien die iedereen weer eens laten bezinnen waar het nu eigenlijk over gaat), kun je je toch wel afvragen waarom het niet helemaal vrij gelaten kan worden. Er zijn nu eenmaal meerdere vormen van herdenken. En waarom zou je zelf niet speciaal de vrouwen die in de Tweede Wereldoorlog verkracht zijn willen herdenken? Of de slachtoffers van de Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië? Of de gesneuvelde Syriëgangers? Of andere slachtoffers van de oorlog in Syrië? Een bijzondere sympathieke vind ik bijvoorbeeld de verhalen van verzet en andere dimensies die van de Joodse slachtoffers eigenlijk meer mensen maken dan het wat eendimensionale beeld van een hulpeloze, naamloze massa. Ook dat zou je kunnen zien als een vorm van herdenken; één die tegen het heersende beeld ingaat. Ook het herdenken van oorlogsslachtoffers na de Tweede Wereldoorlog slaat wel degelijk terug op de Tweede Wereldoorlog; was het motto immers niet ‘Dit nooit meer‘? De latere genocides en bezettingen (onder andere de bezetting van Palestina) zijn ook te zien als levende herinneringen aan (het falen van) de boodschap Dit nooit meer. Er is niet één verhaal van de Tweede Wereldoorlog; er zijn er talloze. En die zouden best meer naar de voorgrond mogen komen om ervoor te zorgen dat de monopolisering van de Dodenherdenking niet leidt tot het verstommen van alternatieve verhalen die een meer diverse, en soms kritische en opstandige versie van collectieve herinneringen laten horen.




You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

 

2 comments.

Politiek & Herinnering: De schaduw van de Dodenherdenking

Posted on May 3rd, 2014 by martijn.
Categories: Activism, Multiculti Issues.

Het is bijna Dodenherdenking. Dat levert zoals altijd weer de nodige opinies op over hoe en wie we zouden moeten herdenken. Ook dit jaar weer. Dat laat zien hoe levendig is, maar de monopolisering van de herdenkingen levert ook problemen op hoewel herdenken waarschijnlijk nooit helemaal zonder politiek kan.

Herdenkingsrelativisme

In 2011 schreef Nausicaa Marbe:

Nee tegen het herdenkingsrelativisme – Archief – VK

Het was ze gelukt de Tweede Wereldoorlog eruit te poetsen. ‘Op 4 mei herdenken we de slachtoffers van oorlogsgeweld’, heette het. Welke oorlog, welke slachtoffers precies? Is het ons werkelijk om het even? Laten we het toe dat van de herdenking een stamppot wordt gemaakt, gesaust met de hoop dat iedereen zich in alles herkent?

In 2012:

‘Herdenken: Anything goes, als het woord ‘oorlog’ maar valt’ – Nausicaa Marbe – VK

Al een tijd promoot het comité herdenkingsrelativisme, vanuit de bedoeling álle Nederlanders die sinds de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog door toedoen van militaire operaties stierven tegelijkertijd te herdenken. Een slecht idee. Elke oorlog heeft een uniek karakter, dat ook de rouw tekent. In een bulkherdenking verdwijnt het specifieke dat de nabestaanden recht doet. Wie algemeen herdenkt, nivelleert alle herinneringen. Hét recept voor afstomping.

Treurig ook dat de Tweede Wereldoorlog verdwenen is uit de reclamespotjes van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. De gebeurtenis die nog steeds een ijkpunt vormt voor het denken over goed en kwaad in Europa, die de politieke en culturele ontwikkeling van ons continent tot vandaag beïnvloedt, wordt in de spotjes – toch de etalage van het comité – niet genoemd.

En, het heeft blijkbaar niet veel geholpen, dit jaar schreef ze:

Telegraaf – Angst voor herdenken van de Holocaust

Er moet een einde komen aan hun relativistische, oppervlakkige herdenkingscultuur. Een cultuur die het historisch perspectief waarin slachtoffers vallen niet eert en pijnlijke feiten omzeilt in plaats van onderwerp van debat maakt.

Hoe is het te verklaren dat het woord ’Joden’ vrijwel verdween uit de publiciteit en de introductieteksten op de site van het Comité? In de daar gepresenteerde visie was WO II een gebeurtenis die miljoenen het leven kostte, ’onder hen Joden, Sinti, Roma en andere groepen’.

Onder hen? Alsof er bij een willekeurige razzia toevallig ook Joden uit een woning geplukt zijn. Alsof de Endlösung, zoals door Hitler beraamd en uitgevoerd, voor alle burgers gold, ’onder hen’ ook Joden. Het lijkt erop dat het Comité 4 en 5 mei in zijn herdenkingsintroductie de Jodenvervolging minder gewicht wil geven. Alsof het ontkent dat de ideologie achter de Holocaust, het beleid en de uitvoering ervan historisch uitzonderlijk waren en tot vandaag wereldwijd gevolgen hebben. Alsof het bang is dat dit besef afleidt van andere genocides. Dit grenst aan geschiedvervalsing. Wat voor propaganda wordt hier gevoerd?

Dubieus en ontoelaatbaar. Temeer omdat het Comité in zijn jaarthema de nadruk legt op ’diversiteit van oorlogsslachtoffers’. Nog meer afleiding van de Holocaust?

Marbe staat niet alleen. In Elsevier schreef Rik Kuethe een soortgelijk pleidooi en eerder pleitten ook al Joodse organisaties, de Raad van Kerken en het contactorgaan Moslim en Overheid ervoor om 4 mei alleen nog maar te reserveren voor slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Als we dan even kijken op de site van het 4en5mei comité dan lezen we in het memorandum:

Nationaal Comité 4 en 5 mei – Wie herdenken we?

Tijdens de Nationale Herdenking herdenken wij allen – burgers en militairen- die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, en daarna in oorlogssituaties en bij vredesoperaties.”

De Tweede Wereldoorlog wordt dus wel degelijk genoemd (hoewel niet exclusief) en de term ‘vermoord’ is in 2010 toegevoegd om tegemoet te komen aan de wens van de Joodse gemeenschap om het “unieke karakter van de Sjoa expliciet te benoemen.” Dat is wat mager overigens, maar het lijkt me dat de poging tot systematische uitroeiing van het Joodse volk toch niet helemaal uit het collectieve geheugen is verdwenen en uit dat van het 4 en 5 mei comité evenmin. Het beeld is toch erg sterk van een hulpeloze, onderdrukte slachtoffers die massaal werden afgeslacht. En men werd natuurlijk ook massaal afgeslacht.
[http://www.youtube.com/watch?v=3wu5PAtj5Ds]

Wie herdenken we niet?

Herdenken en herinneren zijn gevoelige zaken. Zo wilde men in Schaijk, gemeente Landerd (NBr), een gedenksteen onthullen ter nagedachtenis aan een Duitse piloot. Na protest van Federatief Joods Nederland gaat dat niet door. Dat de Duitsers niet herdacht worden is wellicht nog begrijpelijk. Wat mij opvalt in het memorandum over de herdenking is dat verkrachting niet apart genoemd wordt. In iedere oorlog is verkrachting zowel een wapen als een exces. Japanse troepen hebben zich er massaal schuldig aan gemaakt (Nanking) en de Duitsers vrijwel overal in de door hun bezette gebieden. Nu wordt dat nog wel eens genoemd, maar wat te denken voor de golf aan seksueel geweld (inclusief verkrachting) door de Russische troepen in Oost-Europa, de Fransen (inclusief de Marokkaans-Franse soldaten) in Italië en de Engelse en Amerikaanse troepen in Frankrijk. Er zouden door de Amerikanen naar schatting 14.000 gevallen van verkrachting gepleegd zijn in Frankrijk, Duitsland en Engeland, waarvan 3.500 in Frankrijk. Zeker gaat het om 400 seksuele misdaden zoals blijkt uit de dossiers van de Amerikanen. Die soldaten werden overigens wel gestraft (soms), maar daarbij kregen zwarte soldaten zwaardere straffen dan de witte. En dat zijn de gevallen in Frankrijk, het lijkt me onwaarschijnlijk dat de Amerikaanse soldaten ineens stopten met seksueel geweld toen ze de Belgische en Nederlandse grens overgingen dus misschien is het de moeite waard om hier eens onderzoek naar te doen? Dat zou het verhaal van de ‘bevrijdingskinderen‘ van vrouwen die ‘verliefd’ waren ook nog wel eens in een ander daglicht kunnen zetten.

Een ander geval betreft niet alleen wie ‘we’ niet herdenken als wel waar de herdenking niet mee geassocieerd mag worden. Bijvoorbeeld het lot van de Palestijnen. Zie de aankondiging van een bijeenkomst in de Hilversumse Al Amal moskee:

You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

De joodse bezetting van Palestina is een van de meest laffe en moordlustige holocausten op aarde. Honderdduizenden doden, miljoenen vluchtelingen en een apartheidsbeleid voor de resterende bewoners.

Op 4 mei herdenken wij de slachtoffers. Wees erbij! Opdat we niet vergeten…..!

en:

4 MEI DODENHERDENKING.
Zij die door oorlog, bezetting en etnische zuivering zijn omgekomen, verdienen een plek in onze herinnering.

Dat leidde tot de nodige commotie:

You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

Opvallend, zowel in de aankondiging als in het telegraaf item is het gebruik van ‘wij’ en ‘zij’. Zowel Marbe’s kritiek op het 4 en 5 mei comité als het verwijt naar Platform Bewust Moslim, die de bijeenkomst in Hilversum zou organiseren, is dat zij de geschiedenis geweld aandoen. In eerste geval zou het unieke karakter van de Jodenvervolging naar de achtergrond verdwijnen en in het tweede geval zou het een affront zijn tegen datzelfde unieke karakter door juist op op 4 mei de etnische zuivering van de Palestijnen te herdenken en dan ook nog met de toe-eigening van de term holocaust. Nu kunnen we inderdaad stellen dat het historisch gezien bepaald niet accuraat is om de etnische zuivering van de Palestijnen te vergelijken met de Sjoa.

Niettemin is er natuurlijk wel een link tussen beiden. Na de verschrikkingen van de Sjoa kregen de Joden een eigen land en de zionisten versloegen hun vijanden en creeerden zo een staat die het thuisland van de Joden kon zijn waar ze beschermd zouden zijn tegen vervolgingen. Dat ging echter wel ten koste van de Palestijnen. Het Palestijnse mandaatgebied was geen leeg land zonder een volk voor een volk zonder land, maar een gebied waar Joden en Arabieren al eeuwen woonden.

You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video
De Palestijnen werden verdreven en hun land werd bezet. De Palestijnse herinnering aan de etnische zuivering (Nakba – De Catastrophe) is dan ook een zeer levende herinnering ook al, of mede doordat, Israël de herdenking ervan actief tegenwerkt.
You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

Het gaat er daarbij ook om, en dat vinden we ook terug in de aankondiging van Bewust Moslim, dat in de ogen van veel Palestijnen, de herinnering aan de Sjoa gebruikt werd en wordt om de stichting van de staat Israël en de voortdurende bezetting van Palestina te legitimeren. Een bezetting die zodanig werkt dat sommigen over Israël spreken als een apartheid staat. Ook onder Israëliërs is kritiek hoe de Sjoa gebruikt wordt om volgzame burgers te creeëren en een militaristische houding in hen te voeden en waarbij de staat en politici een racistische en intolerante houding hebben ten opzichte van de Palestijnen.

In deze laatste gebeurtenis zit eigenlijk nog wat anders. Het gaat er niet alleen wie herdacht wordt en wie er wel of niet geassocieerd mogen worden met de herdenking, maar ook wie dat bepaalt. Uiteindelijk gaat de conferentie over de schaduwholocaust wel gewoon door en kon de overheid het ook niet verbieden, maar men heeft toch genoeg druk uitgeoefend om de moskee te doen beslissen dat de bijeenkomst daar in ieder geval niet doorgaat. Het CIDI roept instanties op geen podium te bieden voor dit ‘krenkend symposium‘, maar anderen pleiten er juist voor dat de vrijheid van meningsuiting ook voor ‘abjecte figuren en meningen‘ geldt. Een ander wijst er juist op dat de herdenking heel selectief de slachtoffers die gemaakt zijn door Nederlanders negeert en dat de commotie over Hilversum ook binnen dat licht bezien moet worden.

Wellicht speelt in de commotie over Hilversum ook mee dat het om moslims gaat. In ieder geval ligt de invloed van religie op de herdenking ook gevoelig. De Dodenherdenking vindt dit jaar plaats op 4 mei, maar omdat dat een zondag is willen sommige orthodoxe christenen dat niet vanwege de zondagrust. Zij herdenken daarom op 3 mei hetgeen ook op de nodige kritiek kan rekenen:

Vier mei zoals het hoort.

Sommige gemeenten in Nederland verplaatsen de Dodenherdenking naar 3 mei, wanneer deze op een zondag valt.

Dit gebeurt zonder steekhoudende argumenten daarvoor. En al helemaal niet in dialoog met de belanghebbenden en plaatselijke bevolking.

Het rekening houden met (ik schat) christelijke gevoeligheden is voor sommige mensen een probleem in ieder geval in relatie tot de datum van de Dodenherdenking. Waar voor de één de zondagsrust heilig is, is voor de ander die datum heilig geworden.

Herdenken: Herinneringen & Nationalisme

En uiteindelijk gaat het hier om. Het doel van herdenken en herinneren in moderne natie-staten heeft weinig te maken met historische accuratesse en nog veel minder met het verbeelden van alle morele en politieke verwikkelingen. In tegendeel, de definitie van de geschiedenis is juist onderdeel van de hele strijd om een sterke ‘wij’ categorie te scheppen. Het gaat om het scheppen van solidariteit, verbondenheid en om te definiëren wie bij ‘we’ hoort en wie bij ‘zij’. De geschiedenis wordt daarbij politiek ingezet om hedendaags beleid te verdedigen. Het gaat bij herdenken en herinneren immers niet alleen om terugkijken naar het verleden, maar ook om rechtvaardigheid, wraak en macht lang nadat de kanonnen zwegen. De symbolen van de herdenking raken dan ook vermengd met ideeën over nationale identiteit, grenzen tussen groepen en insluiting en uitsluiting.

Wat er dan ook nagenoeg bij iedere herdenking gebeurt is een poging om mensen in te sluiten en uit te sluiten van herdenkingen en pogingen door sommige groepen om de definitie en uitvoering van de herdenking te monopoliseren. Je kunt je afvragen of dergelijke geïnstitutionaliseerde herdenkingen wel tegemoet komen aan de huidige jonge en toekomstige generaties om een gevoel van verbondenheid en identiteit te scheppen die rekening houdt met hun werkelijkheden, hoop en angsten voor de toekomst. Dat heeft het 4 en 5 mei comité goed begrepen, maar hun beslissingen stuiten dus overduidelijk op verzet en grenzen.

De vermenging van politiek en herinnering heeft ook een risico in zich. Want waar herdenken enerzijds bedoeld is om ergens mee in het reine komen, is het ook bedoeld om de herinneringen levend te houden: een wereld van vernietiging, geweld, haat en angst. Dat zien we vooral terug in het Hilversumse geval. De commentaren op tal van internetsites over moslims waren weer eens niet mals en de islamofobe PVV (die vooral als supporter van Israël optreedt, maar veel minder van Joden) stelde dan ook gelijk kamervragen. Dat de bijeenkomst in Al Amal niet doorgaat (althans niet in die moskee dus), is precies het argument maken dat veel mensen toch al hebben: dat de Sjoa gebruikt wordt om de Palestijnen met hun gerechtvaardigde grieven monddood te maken. Dat het Platform Bewust Moslim de herdenking (en dan wordt dus de nationale herdenking bedoeld) ‘tart’ en dat men ‘provoceert‘ zorgt er daarbij ook voor dat die grieven van de Palestijnen niet meer gehoord worden, maar dat het alleen gaat om ‘moslims die weer eens iets slechts zouden doen’; iets waar de organisatie ook wel mede debet aan is door een term als ‘schaduwholocaust’ te gebruiken en de herdenking op 4 mei te houden. Dit laatste is ook waarom Noureddine Steenvoorden op Wijblijvenhier pleit voor terughoudendheid mede omdat de relatie tussen moslims en joden hiervoor nog te fragiel zou zijn.

Vrijheid voor alternatieve verhalen

Hoewel herdenken waarschijnlijk nooit helemaal zonder politiek kan (sterker nog, misschien krijgt het zijn waarde wel mede door de politieke conflicten aangezien die iedereen weer eens laten bezinnen waar het nu eigenlijk over gaat), kun je je toch wel afvragen waarom het niet helemaal vrij gelaten kan worden. Er zijn nu eenmaal meerdere vormen van herdenken. En waarom zou je zelf niet speciaal de vrouwen die in de Tweede Wereldoorlog verkracht zijn willen herdenken? Of de slachtoffers van de Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië? Of de gesneuvelde Syriëgangers? Of andere slachtoffers van de oorlog in Syrië? Een bijzondere sympathieke vind ik bijvoorbeeld de verhalen van verzet en andere dimensies die van de Joodse slachtoffers eigenlijk meer mensen maken dan het wat eendimensionale beeld van een hulpeloze, naamloze massa. Ook dat zou je kunnen zien als een vorm van herdenken; één die tegen het heersende beeld ingaat. Ook het herdenken van oorlogsslachtoffers na de Tweede Wereldoorlog slaat wel degelijk terug op de Tweede Wereldoorlog; was het motto immers niet ‘Dit nooit meer‘? De latere genocides en bezettingen (onder andere de bezetting van Palestina) zijn ook te zien als levende herinneringen aan (het falen van) de boodschap Dit nooit meer. Er is niet één verhaal van de Tweede Wereldoorlog; er zijn er talloze. En die zouden best meer naar de voorgrond mogen komen om ervoor te zorgen dat de monopolisering van de Dodenherdenking niet leidt tot het verstommen van alternatieve verhalen die een meer diverse, en soms kritische en opstandige versie van collectieve herinneringen laten horen.


You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

 

2 comments.

In the forest of concepts – Thoughts and questions about racism and secularism in relation to Islam

Posted on April 26th, 2014 by martijn.
Categories: anthropology, islamophobia, Multiculti Issues, Notes from the Field.

I have been thinking about the relation between secularism and racism. Whereas on my blog I pay a lot of attention to the issue of race, in my articles for journals and edited volumes I think I mistakenly left out the issue of racism in most of my analysis of contemporary politics regarding Muslims in the Netherlands. And I still am, so this is just a thinking-out-loud-blog.

The Colony

When we look at the time when the Netherlands colonized Indonesia (back then Dutch East-Indies) we can find a remarkable uneven working of secularism. Dutch scholar on Islam and (albeit circumspect for many) Snoeck Hurgronje argued that Islam and Muslims needed to be modernized which at the time by definition meant following the European example. Islamic rebellious thought should be repressed while Islam and politics had to be separated as (according to Snouck Hurgronje) the entanglement of religion and politics was a central feature of Islam. In particular the school system had to acculturate the Dutch East-Indies subjects with the correct secular Dutch values.

At the same in the Netherlands the political elite was establishing the religious pillars allowing a certain degree of recognition and autonomy to religious circles while at the same time being able to monitor and regulate religious differences and inequalities; something that was probably most clear in the sphere of education where catholic and protestant schools received state funding. In the colony however education was used to regulate unruly colonial subjects and to teach them the superior Dutch culture whereby the Dutch state attempted to secularize religious differences and to repress politico-religious thought.

Note also the distinction that was being made between the Islamic nature of the East Indies (seen as non-political folk Islam) which needed modernization (meaning secularisation and education) on the one side and the fear for a violent Islam (thought of as originating in the Middle East) which needed to be banned in order not to influence the people of the East-Indies.

But there was another relation between secularism and colonization as well. An important category of people invented by the Dutch state was ‘Europeans’. A crucial criterion for being European was ‘originating from Europe’ but there is more to that. First of all it is male centred. The milieu and upbringing of a person that defined Europeanness were dependent on the husband’s position. Only ancestry in the male line mattered and women followed their husband’s legal status. When a native woman married a European man, she became European. When a European woman married a native man, she became native.

Origin did not suffice in defining Europeanness and the Dutch law therefore included the criterion of family law. People from elsewhere who in their country of birth were subjected to the same principles as Dutch family law, were categorized as European.  This meant that immigrants from outside Europe could be included as well and in fact meant the inclusion of a religious criterion into the law as the regulation referred to what one saw as Christian principles such as monogamy and privileging children who were born in a marriage between one man and one woman. In this way religion, ic Christianity, became an important marker of Europeanness even though the law did not explicitly mention those principles as Christian. Through this criterion of family law also white settler colonies outside Europe (such as US, Canada, the Afrikaners and Australia) could be included as well as the Armenians who were regarded as Europeans because of their Christian faith and social position.

Secularism, culturism and securitization

We see here how class, religion, secularism, skin color determined if and how people could be included or excluded in the category of European. Later the Dutch state created a category called social Dutch which included white or light-skinned Christians who lived in the Dutch sphere of influence in the Dutch East Indies.

If we turn then at the current politics in Europe regarding Muslims, minorities and migrants we can see a particular mixture of secularism, racism, securitization and culturism. The Muslim, who is usually the centre of these debates, features in the debates as a sort of icon detached from daily life and concrete individual lives as the dangerous, dis-integrated and intolerable migrant. Whereas in the past racism had a regulatory function by identifying the other and what was tolerable or not, nowadays secularism, securitization and culturism create the problem categories that identify what is tolerable. This pushes the issue of race and racism to the background but one can wonder if the current regulations and social imaginaries concerning Muslims are not shaped by the colonial and racist regulations and arrangements of the past while at the same time the issue of ‘race’ is dismissed through redefining race as solely based upon fenotypical features excluding culture and religion and by insisting that we are post-racial.

In the past in the Netherlands it was suggested that Article 23 on the freedom of education of the Dutch constitution should be removed in order to prevent (more) state funded Islamic schools and to promote as such the integration of Muslim minorities. In the case of the Swiss minaret ban and the French and Belgian headscarf bans, the insistence in the debates that diversity should be limited and boundaries should be set for tolerance and superstitions and sensibilities deriving from that should be mocked, the pleas for a liberal Islam, are often times seen as necessary not only for securing cohesion against the threat of terror, unruly diversity and the threat to women but also as civilizing missions for tolerance and inclusion. But one may wonder if these are not just a re-appropriation of past (racist, colonial) strategies, missions and regulations. Moreover, just like in colonial times being Christian entered through the backdoor as a criterion for being European (defined as white), the current emphasis on Europe and the Netherlands in having a so-called Judeo-Christian heritage while at the same time claiming ‘we are a secular country’ shows I think an interesting, subtle relation between secularism, culturism and racism.

How to move on?

I think any analysis of the position of Muslims in relation to secularism and securitization should take into account the issue of racism (and Islamophobia) but I don’t have a clear idea as of yet how to do that. In many publications dealing with securitization, culturalism or secularism, racism is absent and occasionally dismissed as incorrect, misleading and unhelpful. Nevertheless, I think it is clear that the current emphasis on secular values, threats to social cohesion and the need for Muslims to integrate is not so much a neutral post-racial mode of regulating people, it is the contemporary mode of racism. At the same time secularism, securitization and cultural integration provide the focus on Muslims with a self-evident, neutral and de-politicized mask and provides elites with the language to disconnect the Muslim issue from racism which in contemporary politics and debate is now reduced to a biological notion and a phenomenon of the past (holocaust and slavery). Furthermore it enables the dominant, white, majority to claim its own identity, and customs and values that are neutral and universal at the same time and which is under siege from intolerant and intolerable migrants. Culturism, secularism and securitization are not separable from race, do not present a break with racism but are the current racist strategies to regulate people, provide the language for racist identity politics and the mask that gives the dominant group the self image as the innocent and neutral norm.

Not including racism in the analysis means not questioning the (various) ways Muslims are essentialized in reducing them to the dangerous, over-religious, intolerant migrant and deconnects this issue from the Dutch (European) history of racism and the politics of inclusion and exclusion. Does it really matter if people are perceived as biologically/genetically incompatible with the purity and viability of the race nation or as incompatible through a cultural, secularist or security lens? When the states, politicians and opinion leaders propose a return to national values as the ‘leitkultur’ as a response to the perceived threat to social cohesion of society how is that different from the fear that the integrity of a race is threatened? Nevertheless, I have to revisit the issues of racism and secularism more thoroughly and think about, for how example, how they overlap and how they are separate strategies for regulating people. Also for example how are Islamophobia and securitization of Islam different modes of managing and talking about Islam but also have some common features. If racism is articulated in relation to Muslims through the language of secularism then what are the possibilities for Muslims for empowerment, activism and so on? If there are (and I think so) historical parallels between the management of religion and regulation people in the colonies and in current society, what are the similarities and differences and what are the consequences?

If by now you think he is lost and confused in a forest of concepts and societal developments, you are correct. That is what happens sometimes when you revisit and question your own work.

2 comments.

De kracht van de aangifte tegen Wilders

Posted on April 5th, 2014 by martijn.
Categories: islamophobia, Multiculti Issues.

Zo dat is toch een behoorlijke lading aan aangiftes tegen Geert Wilders met zijn racistische uitspraken. En ik denk bijna net zoveel gedoe over de aangiftes, want niet effectief, het geeft hem een platform, dit is politiek debat en dat voer je niet in de rechtbank en er zijn tal van aangiftes die nu moeten wachten. Ik kreeg ook veel vragen of ik dat nu wel of niet ging doen. Ik vond het zelf een lastige afweging, moet je nu wel of niet aangifte doen? Ik weet niet wat het beste is.

Er zijn goede redenen om wel aangifte te doen.

Moreel-juridisch
Als je een misdrijf ziet, moet je aangifte doen. Dat is je recht en misschien ook wel je burgerplicht. In die zin zijn oproepen om géén aangifte te doen toch wat merkwaardig. AT5 kopte ‘Slachtoffer misdrijf dupe van aangiftes tegen Wilders’ . Dat is een beetje raar. Racisme is in dit land ook verboden volgens de wet en degene die het doelwit is van racistisch handelen is dus net zo goed slachtoffer als een slachtoffer van beroving of wat dan ook. De kop van AT5 en veel boze reacties op Twitter suggereren echter anders: we hebben racisme en (serieuze) misdaad.

Dat past wel in een breder patroon waarin racistische uitlatingen niet gezien worden als misdrijf, maar als vorm van debat of “het zijn slechts woorden.” Zo’n argument zagen we ook ten tijde van de Submission I, de Mohammed Cartoons, Fitna en The Innocence of Muslims: de bedoeling is niet haatzaaien, belediging of iets dergelijks wordt er dan gesteld en het is maar een film of maar een tekening. Dat reduceert racistische expressies als deze tot op zichzelf staande uitlatingen en de maker draagt dan ook geen verantwoordelijkheid voor de sociale gevolgen ervan. Als er dus agressieve protesten zijn, ligt de oorzaak en de verantwoording daarvoor puur bij degenen die tot die acties overgaan en niet bij degenen die bepaalde uitlatingen doen. De mensen die protesteren zouden dergelijke expressies niet begrijpen of de vrijheid van meningsuiting niet begrijpen of bewust met voeten treden.Het gaat dan dus om de intenties van de individuele mensen, niet om de sociale relaties die dergelijke acties voortbrengen en of het kader waarbinnen deze plaatsvinden (bijvoorbeeld institutioneel racisme). Een dergelijke redenering waarbij degene die de racistische handeling doet altijd wordt vrij gepleit, werkt echter alleen als dergelijke redeneringen breder ingang vinden en dat lijkt zeker het geval gezien het gegeven dat zo’n 40% het eens is met Wilders’ uitspraken over ‘Marokkanen’ volgens een recente peiling van Een Vandaag.

Toch blijft het een vreemde redenering dat alleen de intenties van degenen die reageren op uitlatingen .e.d ertoe doen. In het geval van belediging, laster, smaad en doodsbedreigingen doen we dat niet. Immers, als persoon A persoon B met de dood bedreigd en persoon B doet daarvan aangifte dan zal een beroep op vrijheid van meningsuiting niet veel zin hebben; bedreigingen zijn strafbaar en de intenties van persoon B doen er niet toe. Dit is logisch want net als bij belediging, laster en smaad kunnen doodsbedreigingen schade toe brengen aan sociale relaties in een samenleving die zelfs verder kan gaan dan de schade tussen A en B. Zeker doodsbedreigingen kunnen tot gevolg hebben dat anderen dan persoon B hun mond niet meer open durven te doen. Voor racistische uitspraken geldt dat ook; het is niet voor niets dat premier Rutte contact opnam met het jeugdjournaal om Marokkaans-Nederlandse kinderen gerust te stellen. Dat er aandacht is voor wat die uitspraken met kinderen (en anderen) doen is dan ook terecht ook al vinden sommigen dat dit politiek bedrijven is over de rug van kinderen.

Er zijn ook veel opmerkingen over het feit dat de politie zich nu ineens wel dienstbaar opstelt (dat is overigens niet de eerste keer; dat deed men ook ten tijde van Fitna). Daar zit wel een punt want de politie lijkt niet zo happig te zijn op aangiftes suggereerde Altijd Wat enige tijd geleden al. Dat geldt echter net zo goed voor aangifte wegens discriminatie zoals Ahmed Marcouch en Leila Kallal enige tijd terug opmerkten. Dit is dus niet zozeer een argument tegen dit optreden van de politie, maar een argument voor een pleidooi voor een beter politieoptreden in het algemeen.

De politiek van de aangifte

De aangiftes zouden deel uitmaken van een demoniseringscampagne tegen de PVV en tegen Wilders. Voor een deel is dat misschien wel zo. De commotie over Wilders, waar de aangifte onderdeel van is, verbloemt natuurlijk aardig de verkiezingsnederlaag van VVD en PvdA. Daarbij hebben verschillende mensen erop gewezen dat aangifte wellicht ook wat hypocriet is. Met name PvdA-ers zouden eveneens vergelijkbare racistische uitspraken hebben gedaan en daarbij komt nog dat partijen als PvdA en VVD de ingenieurs zijn van een racistisch beleid dat z’n wortels al heeft in koloniale tijden. Wilders is dan ook niet alleen verantwoordelijk voor het racistische debat over minderheden in Nederland; hij is een aanjager ervan en een product van eerder beleid en debat. Het is ook niet zo dat Wilders’ opvattingen mainstream zijn geworden; dat waren ze al. Wilders trekt het racistische karakter ervan alleen door tot in het extreme.

Dat heeft Wilders goed begrepen en zijn tegenaangifte is misschien wat kinderachtig maar toch ook wel slim. Als zijn tegenstanders hierin niet volgen dat zetten ze zichzelf deels te kijk als een oppositie die met twee maten meet. Tegelijkertijd geeft hij impliciet ook aan dat zijn tegenstanders gelijk hebben: als ik dit niet mag, mogen jullie hetzelfde ook niet.

Natuurlijk is de retoriek van de PvdA e.a. niet hetzelfde als die van Wilders. De eersten spelen niet met de gedachte van een Nederland zonder migranten en hun nazaten; iets wat Wilders nadrukkelijk wel doet en Wilders gebruikt nadrukkelijk een geweldspraak om zijn punt kracht bij te zetten. De demagogie van Wilders past dan ook in een veel rabiatere traditie dan die van PvdA en VVD.

Geestdriftig verzet
Kritiek op degenen die aangifte deden komt ook voort uit het verwijt dat aangifte niets oplost, de vrijheid van meningsuiting aantast en het politieke debat aantast. Als we iets tegen Wilders hebben moeten we geen aangifte doen, maar in debat gaan. Aangifte zou daarbij een vorm van moreel exhibitionisme zijn: kijk mij eens correct zijn! Misschien speelt dat een rol, maar ik denk dat er nog wel wat meer is. Ten eerste, hoewel social media deels draait om jezelf zo goed mogelijk presenteren, gaat het ook om verbindingen met anderen leggen en in stand te houden. Dat was nu ook zo. Mensen werden aangesproken als ze aangifte hadden gedaan of (nog) niet hadden gedaan, er ontstonden op twitter en facebook maar ook daarbuiten allerlei discussies. Soms tussen mensen die dat al vaker doen, maar regelmatig ook door mensen die voorheen niet met elkaar in gesprek waren.

Ten tweede kwam ik vrij vaak opmerkingen tegen in de trant van “Ja, nu kunnen we eindelijk iets doen!”, “Eindelijk, er gebeurt iets!”; men leek bijna blij dat Wilders deze opmerkingen gedaan had. Velen zijn hem en zijn racistische retoriek en geweldspraak natuurlijk al lang zat, maar er leek geen moment te zijn waarop er iets mogelijk was na zijn vrijspraak eerder. Nu was het wel zo ver en leek er zelfs zoiets te zijn als een momentum: een mogelijk kantelmoment of de hoop daarop. Naast de woede over zijn uitspraken werd dus ook enthousiasme geëtaleerd en mensen voelden zich mede door elkaars enthousiasme aangemoedigd om een sterk emotioneel gebaar te maken: de aangifte betekende dat men eindelijk iets kon doen, iets goeds en iets betekenisvols in een situatie waarin men zich al tijden machteloos voelt. Mensen hadden plotseling het gevoel niet alleen te staan mede door een gedeelde verontwaardiging en andere emoties, een sterk idee van goed en fout en een sterk idee en gevoel dat het zin had en effectief was om aangifte te doen.

Ten derde een groot deel van de mensen die aangifte deed (5.000) of melding maakte (15.000) van discriminatie, behoort niet tot de gebruikelijke opinieleiders. Dat plaatst het argument dat Wilders in debat en niet in de rechtszaal aangepakt moet worden in een iets ander licht. Dit argument is veelvuldig te horen onder politici en opinieleiders; inderdaad de mensen die toegang hebben tot dat maatschappelijke en politieke debat in de media of in de politieke vergaderzalen. Maar niet iedereen heeft die toegang of is even rap van de tongriem gesneden; zij doen dus niet mee aan het maatschappelijke debat. Stellen dat Wilders dan ook niet met aangiftes moet worden bestreden, maakt dan ook die groep monddood terwijl men nu met de aangifte wel een krachtig signaal af kon geven tegen Wilders en de PVV. In die zin zijn oproepen in de media om geen aangifte te doen of het belachelijk maken van degenen die dat wel doen gemakzuchtig geredeneerd vanuit degenen die wel het privilege van toegang hebben en spreekt er ook een zeker misplaatst dedain uit voor degenen met geen of minder toegang.

Deze drie laatste punten brengen mij wel tot enkele vragen. Wat nu als het OM weer besluit om niet te gaan vervolgen? Of als men wel gaat vervolgen, maar opnieuw vrijspraak gaat eisen net zoals in de vorige klucht die de rechtszaak tegen Wilders eigenlijk toch was? De regering verklaart voortdurend dat racisme en discriminatie bestreden moeten worden en politie en OM hebben een verplichting om dit ook serieus te nemen, maar hoe krachtig is een dergelijk voornemen eigenlijk als je besluit niet te gaan vervolgen of vrijspraak te eisen? Wordt dan artikel 1 van de Grondwet eigenlijk niet een lege huls? Wat gebeurt er met de geestdrift van de mensen die aangifte deden en nu het gevoel hadden eindelijk iets te kunnen doen, als het OM die hoop de bodem in slaat? Wat betekent dat voor het vertrouwen in de rechtstaat en democratie en voor de ideeën over burgerschap?

0 comments.

200 jaar: Koninkrijk, Grondwet en Racisme

Posted on March 29th, 2014 by martijn.
Categories: Headline, islamophobia, Multiculti Issues.

We hebben dit jaar wat te vieren. Het Koninkrijk der Nederlanden bestaat 200 jaar en de grondwet ook. Best iets (dat laatste in ieder geval) om trots op te zijn, vind ik tenminste. Maar het is natuurlijk niet allemaal feest en dat komt omdat het koninkrijk een door en door racistisch fenomeen is. En dan bedoel ik niet de recente uitlatingen van Wilders die ‘minder Marokkanen wil’. Het verontwaardigingscarnaval dat optrad bij andere politici na zijn heus niet nieuwe uitspraken maskeert alleen hun eigen racisme: ‘kutmarokkanen‘, ‘etnisch monopolie op overlast‘, ‘vernederen van Marokkanen‘, visumplicht voor zwarte autochtonen, de nadruk op cultuur (van allochtonen natuurlijk) als oorzaak van de problemen, de islam is een probleem, etnisch profileren, zwaarder straffen mensen met een ‘buitenlands uiterlijk‘, het weigeren van aangifte tegen discriminatie want ‘islam hoort niet bij Nederland, jullie moeten je maar aanpassen.’ Dat zijn allemaal geen PVV plannen, uitspraken of beleid, maar uitspraken en plannen van reguliere partijen en staand beleid.

Kolonialisme

Maar meer nog, Wilders’ racisme en fascisme is geen afwijking van de o zo tolerante Nederlandse traditie, het is een rechtstreeks product en uiting van de racistische structuur van Nederland. Dat was al zo in de tijd van de kolonisering. In 1814 werd niet alleen de Grondwet aangenomen, maar kreeg Nederland ook haar kolonies terug van Engeland (Verdag van Londen, later aangevuld met het Verdrag van Londen 1924 waar de situatie in de Indische archipel nader werd geregeld). Koloniale staten, zoals Nederland, hadden een ideologie nodig om de bestaande machtsstructuren en -verschillen te legitimeren. Dit werd onder andere gedaan door claimen dat er een essentieel verschil was tussen de overheerser (de kolonisator) en de onderdanen (de gekoloniseerden). Deze ‘rule of colonial difference’ kunnen we het duidelijkst terugvinden in de juridische definities en constructies van sociale categorieën. Het maken van een wettelijk onderscheid in verschillende bevolkingsgroepen verstevigden de sociale grenzen binnen een land waardoor de koloniale hiërarchie (met bovenaan natuurlijk de witte autochtone elite) in stand kon worden gehouden. Bovenaan stond de categorie van ‘Europeanen’ (en niet Nederlander zoals we wellicht zouden verwachten).

Het is niet zo dat de grenzen tussen Europeanen en anderen altijd duidelijk waren; integendeel. Wat wel duidelijk is, is het doorslaggevende principe achter de hiërarchie of wat men dacht dat het essentiële verschil was tussen verschillende groepen: een idee van verschillende rassen. Het is echter niet zo dat het onderscheid altijd werd gemaakt op basis van afkomst en fenotypische kenmerken; een onderscheid tussen mannen-vrouwen, verschillende sociale klassen en stereotype culturele kenmerken speelde net zo goed een rol. Dat is ook niet zo verwonderlijk. De visuele dimensies waarmee mensen elkaar indelen in verschillende rassen (huidskleur en andere lichamelijke kenmerken) hebben in de geschiedenis van racisme altijd gediend als een morele aanwijzing voor andere essentiële verschillen (in beschaving,morele ontwikkeling, vooruitgang, goed en slecht) die een rechtvaardiging vormen voor in- en uitsluiting. Stereotype culturele kenmerken van groepen hebben dus altijd gediend om hiërarchiën tussen groepen te maken.

Zo waren Indo-Europeanen géén echte Europeanen want niet van ‘zuiver bloed’ én als ze dat wel waren, waren velen ook niet zo arm geweest, zo was de gedachte. Hier gaan ideeën over ras, cultuur en klasse duidelijk samen. Zo was er ook vrees dat Europeanen niet alleen hun fysieke gezondheid, maar ook hun cultuur zouden verliezen als ze te lang in de Oost zouden blijven en velen vonden dan ook dat kinderen in Nederland naar school moesten waar ze de juiste waarden zouden mee krijgen omdat ze dan eenmaal in de juiste culturele omgeving waren. Waar de biologische insteek van racisme dus aanleiding geeft om te denken in termen van onveranderlijke eigenschappen en groepen, geeft de culturele logica juist aanleiding tot een angst om de eigen essentie te verliezen. Interessant genoeg geeft het een zekere macht aan de onderworpen volkeren: het idee is namelijk dat zij sterk geworteld blijven in hun eigen cultuur terwijl de Nederlanders die ieder moment kunnen verliezen. Wat nou precies die criteria waren die de essentie van ‘Europees’ vormden was overigens voortdurend onderhevig aan debatten en twisten (onder de elite natuurlijk).

Intern kolonialisme

Tegenwoordig praten sociale wetenschappers veeleer in termen van culturalisme en culturalisering om het proces te duiden waarin bepaalde categorieën gedefinieerd worden als essentieel anders dan ‘wij’. Waar ten tijde van Nederlands-Indië het nog volkomen legitiem was om in termen van ‘ras’ te denken, was dat na de Tweede Wereldoorlog niet meer het geval. We zouden dan ook gaandeweg in een post-raciale samenleving terecht zijn gekomen. Ha ha! Niets is minder waar helaas. De ras-cultuur logica is niet weg, maar is veranderd. Het is niet meer legitiem om te praten in termen van ras, maar daarbij hebben we racisme, geheel a-historisch, gereduceerd tot een categorie gebaseerd op biologische kenmerken. In plaats daarvan voert cultuur de boventoon; niet omdat racisme weg is, maar omdat het racisme maskeert.

Sterker nog racisme is niet alleen zogenaamd weg, het schijnt tegenwoordig ook nog eens politiek correct zijn om te wijzen op het feit dat racisme als sec biologisch ahistorische onzin is en dat racisme (met een biologische én cultuurlogica) wel bestaat. We hebben het tenslotte ook niet meer in beleid over ras, maar over culturele categorieën als moslim, Marokkaan, Antilliaan, allochtoon. Dit zijn echter wel categorieën die van bovenaf worden opgelegd, die gebaseerd zijn op afkomst ongeacht de tijd dat men hier woont en ongeacht (in geval van religie) wijze en mate van praktisering. Het idee dat het gaat om problematische burgers (zoals bij Wilders’ standpunt dat het gaat om criminele Marokkanen) doet daar echt helemaal niks aan af; het laat alleen zien hoe bij racisme ook bepaalde morele kwaliteiten aan sociale categorieën worden toegevoegd. In een democratische rechtstaat zou het echter niks uit moeten maken of een werkeloze, crimineel of terrorist van Marokkaans-Nederlandse of autochtoon Nederlandse afkomst is. In de praktijk echter maakt dat wel uit, maar niet voor autochtone Nederlanders. Die laatste groep wordt niet aangesproken als ‘criminele autochtoon’ in de politieke retoriek terwijl dit bij Marokkanen wel het geval is of men nu hier geboren is of niet. De autochtoon verliest niet zijn paspoort als deze naar Syrië afreist om te vechten; de allochtoon met een dubbel paspoort wel.

Het gaat er niet om dat het huidige geïnstitutionaliseerde racisme hetzelfde als in Nederlands-Indië, maar er zijn wel grote overeenkomsten en het racistische motief komt dan ook voortdurend terug als een middel van de staat om een onderscheid te maken tussen gewenste en ongewenste groepen. De hedendaagse scheiding die wordt gemaakt in politiek, beleid en debat tussen een ‘goede’ en ‘slechte’ islam is bijvoorbeeld een motief dat voortdurend terugkeert in de geschiedenis. De splitsing tussen liberale (of gematigde) islam en radicale islam kunnen we al terug vinden in de tijd van de Europese kolonisaties waaronder die van Nederlands-Indië. Destijds maakte een dergelijk onderscheid deel uit van pogingen om transnationale invloeden vanuit het Midden-Oosten op de lokale islam in de kolonies tegen te gaan en om de domesticatie van lokale vormen van islam (die als minder politiek en minder fanatiek werden gezien) te bevorderen. Daarbij gingen de koloniale autoriteiten vaak allianties aan met bepaalde lokale etnische en religieuze groepen en probeerden zij soms het islamitisch onderwijs onder staatscontrole te brengen.

De nadruk op de cultuurlogica van racisme is in hoge mate geinstitutionaliseerd in beleid en in instituties. Vanaf de jaren negentig is in beleid en discussies over integratie de ‘cultuur van de migrant’ steeds meer geproblematiseerd. De nadruk op sociaal-economische integratie is in beleid steeds meer vervangen door culturele integratie en de idee dat migranten zich niet alleen moeten houden aan de regels in Nederland en aan een ideaaltypisch idee van de kernwaarden, maar deze ook nog eens moeten onderschrijven. We willen migranten en hun nakomelingen dus meer regels opleggen dan aan autochtone inwoners. Het gaat inderdaad ook om de nakomelingen. Het zijn niet ouders die bepalen of hun kind allochtoon is; dat is de overheid en wanneer een vader zijn pasgeboren kind aangeeft bij de burgerlijke stand wordt deze (als het voldoet aan de definitie) geregistreerd als allochtoon; of vader en moeder dat nu willen of niet.

Ook in de jaren negentig hebben alle politieke partijen de vrees uitgesproken dat meer culturele diversiteit leidt tot problemen voor sociale cohesie. Paul Scheffer’s essay in 2000 ‘Het multiculturele drama’ is een product van zijn tijd: een waarschuwing tegen teveel diversiteit in een land die zou leiden tot een teloorgang van de autochtone identiteit en cultuur. Het is helemaal niet zo’n grote stap van Paul Scheffer en de Pvda naar Geert Wilders en de PVV die een teveel aan islam en een teveel aan Marokkanen zien als bedreiging. Wilders is niet het product van het falen van het multiculturalisme en integratiebeleid en het is ook niet alleen zo dat andere partijen zijn ideeën zouden overnemen alleen om hem de wind uit de zeilen te halen.

Wilders is de logische consequentie, symptoom en aanjager van de culturalisering van integratiepolitiek in de jaren negentig en de vrees voor een teveel aan culturele diversiteit. Het was in de jaren negentig al duidelijk dat islam daarbij de grote boosdoener zou worden. Het enige wat Wilders heeft gedaan is deze lijn tot in haar uiterste consequenties doortrekken: ‘minder Marokkanen’ en ‘minder islam’ op basis van dezelfde cultuurlogica die in de jaren negentig is geïntroduceerd door wetenschappers van de WRR en door de reguliere politieke partijen. Het is ook niet zo dat Wilders uitspraak ‘minder Marokkanen’ een grens overschrijdt omdat het nu opeens racistisch wordt en eerst niet; zijn consistentie maakt duidelijk dat deze hele lijn van denken racistisch is.

Interne grenzen

Met het integratiebeleid en beleids- en debatcategorieën als autochtoon – allochtoon, Marokkaans – Nederlander, moslim – Nederlander doet de overheid en doen de reguliere politieke partijen aan een vorm van interne kolonisatie. Het zal ongetwijfeld geen toeval zijn dat de nadruk op homogeniteit in de jaren negentig opkwam tegen de achtergrond van een generatiewisseling bij allochtonen: nieuwe, jonge en zelfbewuste moslims, Marokkanen en Surinamers stonden op die niet langer tevreden waren met de status van gastarbeider, migrant en buitenlander maar erkenning wilden als Nederlander. De toenemende nadruk onder jonge moslims in die tijd op hun identiteit als moslims was mede bedoeld destijds om de tegenstelling tussen Marokkaans – Nederlands of Turks – Nederlands te overstijgen; religie kan immers altijd en overal. De onrust over toenemende diversiteit is dan ook niet (alleen) veroorzaakt door een toenemende diversiteit, maar door het idee dat degenen die hier zijn maar hier niet thuishoren erkenning en gelijkwaardigheid eisen.

In plaats van erkenning en gelijkwaardigheid hebben we binnen Nederland een soort van binnengrenzen getrokken. We leven met elkaar, bij elkaar en er is zeker contact en uitwisseling, maar tegelijkertijd hebben we mensen opgesloten in bepaalde hierarchische categorieën: autochtoon boven allochtoon, wit boven zwart, Nederlander boven moslim, ‘echte’ Nederlander vs migrant. De laatste bedreigt telkens de eerste (islamisering!) en de laatste is telkens doelwit van beleid waarbij er vage en tegelijkertijd onrealistische eisen worden opgelegd die niet gelden voor de eersten. En dat kan allemaal omdat we racisme zover weg geredeneerd hebben dat het onzichtbaar lijkt. En dat is een belangrijk punt, want het heeft diverse gevolgen zoals:

  1. Wij zijn niet racistisch. Het is racisme was er misschien voor de Tweede Wereldoorlog, maar daarna is alles veranderd. Dat is de mythe die we zo heerlijk kunnen koesteren.
  2. Aangezien wij niet racistisch zijn, letten we dus niet op kleur. Degenen die dat wel doen dat zijn de echte racisten; dat geldt dus ook voor de minderheden die erop wijzen dat ze gediscrimineerd worden vanwege afkomst en kleur e.d. Ergo, het zijn dus de minderheden die intolerant en racistisch zijn (zie Zwarte Piet discussie) en niet ‘wij’.
  3. Het zorgt ervoor dat we minderheden makkelijk kunnen koppelen aan problemen; dat is realisme en dat heet benoemen. Als die minderheden kritiek op deze koppeling hebben, zie 2.
  4. Het zorgt voor een de-politisering van de relatie tussen minderheden en meerderheid. Hun sociaal-economische problemen zijn immers niet verbonden met racisme, maar met cultuur.
  5. Het legt minderheden die hun claims verwoorden in termen van anti-racisme het zwijgen op. We zijn immers niet racistisch en en uitgemaakt worden voor racisme is een zware beschuldiging (want holocaust en zo, niet onze koloniale politiek natuurlijk) en dus praten we niet meer met je.
  6. Het zorgt ervoor dat we bepaalde vormen van racisme (zoals uitspraken en discriminatie door werkgevers) zien als incidenten en iets wat meestal ‘tokkies’ doen maar niet ontwikkelde mensen.
  7. Het zorgt ervoor dat we racisme kunnen gebruiken als winstpakker want we bedoelen het immers niet zo want we zijn geen racisten, niet waar? Vandaar dat The Post Online zonder enige scrupules een stuk plaatst waarin de islam als ernstigste ziekte wordt weggezet en dat Geenstijl meestal goed scoort met anti-semitische, racistische en islamofobische stukken.
  8. Het zorgt ervoor dat we geen hoge prioriteit geven aan de bestrijding van discriminatie. Waar we vrouwen in de bijstand bespioneren om een paar tientjes terug te halen, worden discriminerende werkgevers heel omzichtig aangepakt.
  9. In plaats van erkenning en gelijkwaardigheid te geven aan migranten, hebben we nu autochtonen die opkomen voor de eigen identiteit en cultuur en zich slachtoffer voelen van oprukkende culturen en zogenaamd ‘omgekeerd racisme’.
  10. De staat is een product en een vertegenwoordiging van de autochtone groep, maar presenteert zichzelf als neutraal en de legitieme probleemoplosser van migranten.

En het allerbelangrijkste: we hebben een racistisch beleid ten opzichte van minderheden dat we niet langer (h)erkennen als racistisch. Waar het oude racisme nog een verwijzing naar biologische kenmerken had om verschil te zien als aangeboren en onveranderlijk is dat nu niet meer nodig: het wijzen op stereotype culturele verschillen is voldoende. Maar racisme is het; alleen in een moderne vorm. Wilders is geen afwijking daarvan; het is de volkomen logische consequentie.

Nederland is jarig. 200 jaar! Vrij en verbonden door gelijke rechten en plichten. Laten we dat samen vieren.

Gefeliciteerd!

0 comments.

Wilders & ‘Fewer Moroccans’ – Exposing and Challenging Racism in the Netherlands

Posted on March 26th, 2014 by martijn.
Categories: Activism, Multiculti Issues.

The leader of the racist Freedom Party Geert Wilders received a lot of criticism after a comment he made on the campaign trail at a market in The Hague on Wednesday.Geert Wilders was on a market in Loosduinen with the local frontrunner for the Freedom Party, Leon de Jong, campaigning for municipal council elections which are set for the 19th of March. During the visit Wilders stated on camera:

Most important are the people here on the market, the Hagenaars, Hagenezen and Scheveningers. We are doing it for those people. They are voting for a safer and more social city with fewer problems and, if possible also fewer Moroccans.

Although not surprising, the comment makes it clear that Wilders has now expanded his rhetoric of exclusion from not only Islam and its manifestations to an entire ethnic category: Dutch-Moroccans people.

On the night of the local elections Wilders asked his audience whether they wanted ‘more or fewer Moroccans’:
You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

Wilders’ comments sparked outrage online. A Facebook group called “I’m filing a complaint against Wilders” was created, and it’s received numerous comments and over 97,000 likes so far. On Twitter, Dutch-Moroccans began an online selfie campaign with the hashtag #BornHere where young men and women posed with their passports to emphasize their ties to Netherlands. Dutch-Moroccans, local media and religious groups have also filed discrimination complaints against Wilders.

The controversy was covered by Al Jazeera’s The Stream with

  • Joost Niemoller Journalist and blogger
  • Mariam El-Maslouhi Dutch-Moroccan Foundation
  • Femke Kaulingfreks Researcher
  • Tofik Dibi Former Member of Parliament, The Netherlands
You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

2 comments.

Wilders & 'Fewer Moroccans' – Exposing and Challenging Racism in the Netherlands

Posted on March 26th, 2014 by martijn.
Categories: Activism, Multiculti Issues.

The leader of the racist Freedom Party Geert Wilders received a lot of criticism after a comment he made on the campaign trail at a market in The Hague on Wednesday.Geert Wilders was on a market in Loosduinen with the local frontrunner for the Freedom Party, Leon de Jong, campaigning for municipal council elections which are set for the 19th of March. During the visit Wilders stated on camera:

Most important are the people here on the market, the Hagenaars, Hagenezen and Scheveningers. We are doing it for those people. They are voting for a safer and more social city with fewer problems and, if possible also fewer Moroccans.

Although not surprising, the comment makes it clear that Wilders has now expanded his rhetoric of exclusion from not only Islam and its manifestations to an entire ethnic category: Dutch-Moroccans people.

On the night of the local elections Wilders asked his audience whether they wanted ‘more or fewer Moroccans’:
You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

Wilders’ comments sparked outrage online. A Facebook group called “I’m filing a complaint against Wilders” was created, and it’s received numerous comments and over 97,000 likes so far. On Twitter, Dutch-Moroccans began an online selfie campaign with the hashtag #BornHere where young men and women posed with their passports to emphasize their ties to Netherlands. Dutch-Moroccans, local media and religious groups have also filed discrimination complaints against Wilders.

The controversy was covered by Al Jazeera’s The Stream with

  • Joost Niemoller Journalist and blogger
  • Mariam El-Maslouhi Dutch-Moroccan Foundation
  • Femke Kaulingfreks Researcher
  • Tofik Dibi Former Member of Parliament, The Netherlands
You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

2 comments.

Modern Seculiere Godslastering: Wilders is Hitler

Posted on March 16th, 2014 by martijn.
Categories: islamophobia, Multiculti Issues.

Wilders wil Marokkaanse Nederlanders het land uit, nee niet alleen criminelen en dergelijke. Maar iedereen. Punt.

Fouad Sidali kwam met een tweet waarin hij een vergelijking trok met Hitler en de jodenvervolging. Later stelde Wilders dat hij iedereen wil aanklagen die een vergelijking maakt tussen hem en Hitler. En hopla een uur later waren de eerste kunstwerken (nieuw en oud) alweer te bewonderen evenals de tweets en artikelen. Een kort overzicht.
Afbeeldingen

This slideshow requires JavaScript.

LuckyTV
You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

Tweets

 


In Tekst
De Speld: Tien Verschillen Tussen Wilders en Hitler

Voor de balans

…de uitspraken van Wilders zelf:
– We willen genoeg. De grenzen dicht, geen islamieten meer in Nederland, veel moslims Nederland uit, denaturalisatie van islamitische criminelen.

– ‘Een gematigde islam bestaat niet. Het bestaat niet, omdat er geen onderscheid is tussen Goede islam en Slechte islam. Er is islam, en daar houdt het mee op. En islam is de Koran, en niets dan de Koran. En de Koran is het Mein Kampf van een religie die beoogt anderen te elimineren, die die anderen – niet-moslims – ongelovige honden noemt, inferieure wezens. Lees de Koran, dat Mein Kampf, nog eens. In welke versie dan ook, je zult zien dat al het kwade dat de zoons van Allah tegen ons en henzelf begaan, uit dat boek afkomstig is’.

– De kern van het probleem is de fascistische islam, de zieke ideologie van Allah en Mohammed zoals neergelegd in de islamitische Mein Kampf: de Koran. De teksten uit de Koran laten weinig aan de verbeelding over.

-Ik heb genoeg van de islam in Nederland: geen moslimimmigrant er meer bij. Ik heb genoeg van de aanbidding van Allah en Mohammed in Nederland: geen moskee er meer bij. Ik heb genoeg van de Koran in Nederland: verbied dat fascistische boek. Genoeg is genoeg.

-Zo lang niet duidelijk is dat de Nederlandse moslimgemeenschap de orde en spelregels van de Nederlandse rechtsstaat van harte accepteert, ontbreekt het fundament van vertrouwen dat noodzakelijk is om grondwettelijke rechten en vrijheden in dezelfde mate toe te kennen als aan andere groepen in Nederland die deze orde en spelregels hebben gevormd en dragen.

– De islam verdient geen respect, maar moet fel worden bestreden als intolerante en fascistische ideologie.

– [als er rellen komen] ‘dan hoeft daarvan niet bij voorbaat een negatieve werking uit te gaan.

– voer onmiddellijk een totale immigratiestop in voor mensen uit moslimlanden;

– start een campagne om vrijwillige remigratie van moslims te bevorderen. Niet voor niets hebben wij een Remigratiewet: wat erin is gekomen, kan er ook weer uit;

– haal al die moslimomroepen meteen uit de lucht.

– Let me tell you, ladies and gentlemen, all cultures are not equal. That Islam should be compared with other totalitarian ideologies like communism or fascism… Not one person from the Muslim countries should be allowed to immigrate to our societies any more…. We expel them – we tell them, “There is the door, you have to leave our societies.”

– Migrants exist, and their hypothetical absence within the Dutch reality may be my Utopia, but is not realistic.

– [Islam] is not to be compared with Christianity. It is a violent ideology like communism and fascism and we should deal with it that way. If we don’t, at the end of the day, Islam will eat us.

– Het is tijd voor de aanpak van de grootste ziekte die ons land de afgelopen eeuw heeft gekend, de islam.

– Als wij nu niet optreden tegen de vergaande islamisering van Nederland, herleven de jaren dertig van de vorige eeuw. Alleen was het toen Hitler en nu Mohammed.

blasfemie!
Je kunt stellen, ja maar Wilders bedoelt natuurlijk niet de goed geïntegreerde Marokkaanse Nederlanders, moslims, migranten enzovoorts. Maar waarom niet hem op zijn woord geloven? Dan zien we dat hij niet direct oproept tot geweld, geweld ook niet noodzakelijkerwijze als alleen negatief ziet en als we inderdaad met islam moeten omgaan zoals we met communisme en fascisme zijn omgaan dan variëren de mogelijkheden van Koude Oorlog tot open oorlog. Hij wil moslims hun geloofsbeleving, vrijheid van godsdienst en andere burgerrechten ontnemen, moslims uitzetten en Marokkaanse Nederlanders ook weg hebben.

Dat maakt Wilders overigens niet persé tot een groot gevaar voor de democratie; wat hem echt levensgevaarlijk maakt is dat andere partijen er geen probleem in zien om met de PVV samen te werken want dat brengt Wilders dichtbij het centrum van de macht.

Ik ben niet zo voor het politieke gebruik van de vergelijking tussen Wilders en Hitler of Wilders en fascisme (inhoudelijk kan het best interessant zijn), want eigenlijk geldt hetzelfde voor wat Wilders doet met islam en nazisme en of islam en fascisme; als we daar inderdaad dienovereenkomstig mee moeten omgaan dan betekent dat dus onder andere het gebruik van geweld. Want ja we hebben Hitler er niet onder gekregen door thee met hem te drinken, toch?

Aan de andere kant hoeven we ook niet erg onder de indruk te zijn van de ‘Godwin’ roepers die iedere vergelijking met Hitler ongepast vinden en jammeren dat degene die die vergelijking maakt het debat onmogelijk maakt. Het ‘Godwin’ roepen is de moderne seculiere variant van ‘godslastering’ roepen; een poging om niet in te hoeven gaan om de inhoud van de vergelijking en de aanleiding van de vergelijking. Niet degenen die de vergelijking maken sluiten het debat, maar degenen die Godwin roepen. Dat het nu over de uitlatingen van Sidali gaat, is niet Sidali te verwijten, maar degenen die door middel van ‘Godwin’ te roepen de aandacht afleiden van het daadwerkelijke issue: het gevaar dat Wilders vormt voor de Nederlandse democratie en rechtstaat.

Opvallend is dat veel van de ‘Godwin’ roepers dezelfde mensen zijn die stellen dat het benoemen van racisme en islamofobie vaak gebruikt wordt om kritiek onmogelijk te maken. En dat kan zeker zo werken en daar zijn ook genoeg voorbeelden van hoewel dat niets afdoet aan het voorkomen van racisme en islamofobie op zich. Dat ‘Godwin’ roepers vaak racisme en islamofobie als term proberen onderuit te halen (of zelfs islamofobie rechtvaardigen) laat vooral zien hoe men probeert moslims, migranten, Marokkaanse Nederlanders, allochtonen alle instrumenten te ontnemen om uitsluiting op basis van verbeeldingen van afkomst, ras of geloof aan de kaak te stellen. Misschien vandaar ook het gebruik van de Hitler als hyperbool.

Nog een toefje:
Voor Sjaak Bral de gitaar ter hand nam, richtte hij zijn pijlen op De Jong. Hij refereerde aan een opmerking eerder deze week van PvdA-bestuurslid Fouad Sidali, die PVV-leider Geert Wilders met Hitler vergeleek. Bral zei dat hij die vergelijking mank vond gaan. ‘Hitler is zo veel verder gekomen,’ sprak hij. ‘Hoewel, Wilders heeft laatst gezegd dat hij fan is van de smurfen. Die hebben ook één volk, een leider, één kleur. Misschien zit er toch wat in.’ Na die opmerking stond De Jong (PVV) op om na een korte discussie met Bral de zaal te verlaten. Zijn aanhang deed hetzelfde.

1 comment.

Moroccan Dutch kickboxing champion Rachida Bouhout – ‘I hope I win, inshallah’

Posted on March 8th, 2014 by martijn.
Categories: Gender, Kinship & Marriage Issues, Multiculti Issues.

Here you see a video made by Raja Felgata and Margo de Haas about Moroccan-Dutch kickboxing champion Rachida Bouhout:

You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

For more information about the meaning of kickboxing, read a really great post by my colleague Jasmijn Rana on the blog of Cultural Anthropology: Sports: Provocation – Feminizing Fighting Sports? She participated in Thai-/kickboxing sessions with young Moroccan-Dutch girls:

The phenomenon of “Ladies-Only” training contests the masculine practice of Thai-/kickboxing by challenging the aggressive, competitive and painful nature of the sport. Participation of girls and women in this sport is often initiated as a form of ‘empowerment,’ both by local governments and the gyms, and incited by national policies. The wider public tends to view kickboxing negatively as an overly aggressive sport. Yet in the case of women, kickboxing is perceived as emancipatory enskillment and as a form of self-defense. My research on female kickboxing practices in the Netherlands demonstrates how ideas of masculinity and femininity are contested and reproduced in sports.

Rana, Jasmijn. “Sports: Provocation.” Fieldsights – Field Notes, Cultural Anthropology Online, February 10, 2014, http://www.culanth.org/fieldsights/489-sports-provocation

0 comments.

Moroccan Dutch kickboxing champion Rachida Bouhout – 'I hope I win, inshallah'

Posted on March 8th, 2014 by martijn.
Categories: Gender, Kinship & Marriage Issues, Multiculti Issues.

Here you see a video made by Raja Felgata and Margo de Haas about Moroccan-Dutch kickboxing champion Rachida Bouhout:

You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

For more information about the meaning of kickboxing, read a really great post by my colleague Jasmijn Rana on the blog of Cultural Anthropology: Sports: Provocation – Feminizing Fighting Sports? She participated in Thai-/kickboxing sessions with young Moroccan-Dutch girls:

The phenomenon of “Ladies-Only” training contests the masculine practice of Thai-/kickboxing by challenging the aggressive, competitive and painful nature of the sport. Participation of girls and women in this sport is often initiated as a form of ‘empowerment,’ both by local governments and the gyms, and incited by national policies. The wider public tends to view kickboxing negatively as an overly aggressive sport. Yet in the case of women, kickboxing is perceived as emancipatory enskillment and as a form of self-defense. My research on female kickboxing practices in the Netherlands demonstrates how ideas of masculinity and femininity are contested and reproduced in sports.

Rana, Jasmijn. “Sports: Provocation.” Fieldsights – Field Notes, Cultural Anthropology Online, February 10, 2014, http://www.culanth.org/fieldsights/489-sports-provocation

0 comments.

Wat gebeurt hier? – Vier voorbeelden van de tragiek van grassrootsorganisaties

Posted on March 1st, 2014 by martijn.
Categories: Activism, Multiculti Issues.

Er doet zich een fenomeen voor, waar ik moeilijk de vinger op kan leggen en dat betreft kleine etnische of religieuze organisaties en/of organisaties die zich op specifieke problemen binnen specifieke niet-autochtone etnische groepen richten. Daarmee bedoel ik niet de officieel erkende gesprekspartners van de overheid zoals CMO, of raden van etnische groep die en die. Nee, organisaties die lokaal zijn en/of juist buiten de gebruikelijke coöptatie structuren vallen en die actief zijn met projecten voor jongeren en voor vrouwen, maar die ook niet behoren tot de reguliere organisaties op die terreinen. Ik gebruik hier even de term ‘grassroots organisaties’.

  1. Het is ongeveer 2000/2001. Ik ben op dat moment werkzaam bij een project voor Marokkaans-Nederlandse jongeren: huiswerkbegeleiding, ouderondersteuning en samenwerking met scholen van een moskee en een kleine jeugd- en jongerenwerkinstelling. Het is een laagdrempelig project dat voor het grootste deel in een moskee plaats heeft. Het is ook een project dat dan al jaren worstelt om het hoofd boven water te houden gezien de magere subsidie die men krijgt terwijl er wel steeds meer eisen komen over professionaliteit en verslaglegging. Dan komt het ministerie met een nieuw project over dagbesteding. We springen daar bovenop, we nemen contact op het ministerie. Daar zijn ze dolenthousiast. Later vragen ze of wij landelijk voorlichting willen geven. Het is een nieuw project van het ministerie en zij willen voorbeeldprojecten presenteren zodat andere instanties weten wat voor soort projecten in aanmerking komen voor subsidie. Goed idee toch? Dus wij twee keer als enige project waar een moskee en een jeugdzorginstelling samenwerken opdraven als voorbeeldproject. Maanden later moeten wij natuurlijk nog wel zelf de subsidie aanvragen. Logisch en ook niks om wakker van te liggen; we hebben ons op hun verzoek gepresenteerd als voorbeeldproject. Weer een paar maanden later krijgen we het antwoord op het subsidieverzoek. Afgewezen. We passen niet in de subsidieregeling. Kom ik een collega tegen van de reguliere jeugdzorg uit Rotterdam die helemaal blij is met zijn subsidie en die van zijn stoel valt als ie hoort dat wij niks hebben. ‘Wij hebben gewoon jullie aanpak gekopieerd’. Wat is hier gebeurd?
  2. Enkele jaren later. Een Nederlands-Marokkaanse organisatie die werkzaam is voor remigranten in Marokko is één van de organisaties die het fenomeen ‘achtergelaten vrouwen en kinderen’ op de politieke agenda zet. Ook deze organisatie draait moeizaam vanwege een structureel tekort aan subsidie. Men probeert dit fenomeen aan te kaarten, maar men krijgt niet of nauwelijks subsidie. In een overleg op het ministerie met Openbaar Ministerie, welzijnszorg, kinderbescherming, politie zijn zij, net als de andere grassroots organisaties, niet uitgenodigd. ‘Het is toch ingewikkeld om met hen te praten. Ze hebben een achterban en zo hun eigen mores’. Zij worden niet betrokken in de uitvoering, hoogstens geïnformeerd. Ze worden ook buiten een tweede overleg gehouden. Het geld gaat ook niet naar hen, maar onder andere naar de welzijnsorganisaties. Wat is hier gebeurd?
  3. Ergens tussenin. Een kleine Marokkaans-Nederlandse grassroots organisatie zet het probleem op de agenda van Marokkaans-Nederlandse en andere meisjes die slachtoffer zijn van loverboys. Veel commotie en er moet iets gebeuren. Maanden later. Een project dat zich richt op de jongens (daders). Voor de meisjes helemaal niets. De bewuste organisatie hoort alleen van de plannen, maar is er niet bij betrokken. Wat is hier gebeurd?
  4. Zeer recent. Een grassroots organisatie zet een issue op de agenda dat betrekking heeft op problemen rondom huwelijk en scheiding. Dat lukt amper aanvankelijk (hoewel er zeer ernstige casussen worden ingebracht), maar op een bepaald moment springen de overheid en reguliere welzijns- en zorgorganisaties erop. En alle tekenen wijzen erop dat de grassroots organisatie ook hier naast het nest vist. Wat gebeurt hier?

Ik houd de casussen opzettelijk vaag. Deels omdat ik niet bij alle casussen de ins and outs ken, maar ook omdat het niet de bedoeling is om mensen in verlegenheid te brengen of iemands werk te frustreren. Misschien zijn het vier voorbeelden van heel verschillende zaken maar de rode draad die ik zie is dat op het moment dat kleine grassrootsorganisaties erin slagen om een probleem op de maatschappelijke en politieke agenda te krijgen, zij niet langer (mede-)zeggenschap hebben over de analyse en aanpak van de problematiek. Wat het mechanisme hierachter is, is mij nog steeds onduidelijk. Ondanks dat ik bij één van de voorbeelden zelf betrokken ben en er twee van dichtbij gevolgd heb, sta ik iedere keer met de vraag wat is er gebeurd, wat is er misgegaan en waar? Welke rol spelen bureaucratisering, standaardisering van zorg en welzijn en de race om subsidies hier? Welke rol spelen vertogen omtrent integratie, vrouwen en grassrootsorganisaties? Welke rol spelen de grassroots organisaties zelf? Welke rol spelen reguliere welzijns- en zorgorganisaties hier die soms (zoals in voorbeeld één) zeer gretig zijn om de kleine grassrootsorganisaties over te nemen? Zijn er nog meer voorbeelden van deze fenomenen? In hoeverre is het relevant dat het hier voortdurend gaat om projecten voor vrouwen en kinderen? En wat zijn de consequenties van de hier aangegeven ontwikkelingen?

Waarom staan deze organisaties bijna altijd met lege handen ondanks dat zij degenen zijn die zaken op de agenda zetten en/of het pad effenen voor anderen?

0 comments.

Islamofobie: Een appèl aan minister Asscher en politieke partijen

Posted on February 23rd, 2014 by martijn.
Categories: Activism, islamophobia, Multiculti Issues, Notes from the Field.

Het collectief tegen Islamofobie en Discriminatie doet een appèl aan minister Asscher en politieke partijen om islamofobie te erkennen als een verschijnsel dat de religieuze vrijheid van Nederlandse burgers bedreigt en om te komen met maatregelen. Hier de volledige tekst: (For my English readers, a very brief summary HERE).

 

Islamofobie: Een appèl aan minister Asscher en politieke partijen

Het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie heeft met instemming kennis genomen van enkele initiatieven van minister Asscher tegen radicalisering onder moslims en tegen anti-semitisme onder moslims. In zijn brief aan de Tweede Kamer over radicalisering d.d. 2 februari 2014 schrijft hij:

In Nederland mag men denken en geloven wat men wil. Orthodox zijn mag, niet religieus zijn mag ook. Voorop staat dat de individuele vrijheid van personen gerespecteerd wordt. Mensen moeten zich veilig voelen in de Nederlandse samenleving en binnen de eigen gemeenschap. Het wordt problematisch wanneer mensen in onze samenleving hun overtuigingen op een manier uitdragen waardoor de vrijheid van anderen in gevaar komt.

Het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie ondersteunt die boodschap volledig. Van daar ook dat wij initiatieven tegen radicalisering, homofobie en anti-semitisme van harte ondersteunen. Wij willen er echter op wijzen dat in al deze initiatieven de focus ligt op moslims als daders, zelfs nu bijvoorbeeld anti-semitisme voor een partij als de PVV geen beletsel meer is om samenwerking te zoeken in Europa en het grootste deel van de daders van homofobe haatacties uit autochtone hoek komt. De arrestatie in Nederland van Jeroen B. (een kopstuk van het extreem-rechtse Werwolf netwerk), de veroordeling wegens terreur van de Belgische rechts-radicale Bloed Bodem Eer en Trouw en het onderzoek in Duitsland naar de racistische aanslagen door de NSU laten zien dat de dreiging tegen migranten niet ver weg is.

Door middel van deze brief willen wij de minister ook wijzen op het gevaar van islamofobie; Een attitude waarbij sprake is van afkeer ten aanzien van moslims en islam en die resulteert in praktijken van uitsluiting en discriminatie. De bedreigingen tegen moslimpartijen (die er zelfs toe hebben geleid dat één persoon zich heeft moeten terugtrekken als kandidaat), recente vernielingen aan moskeeën in Geleen, Middelburg, Vlissingen,  het openlijke pleidooi van de PVV in Almere om vrouwen met een hoofddoek te weren uit de publieke ruimte, populaire websites waarop beweerd wordt dat moslims minder rechten hebben op bijvoorbeeld privacy, laten zien dat islamofobie een reëel gevaar is voor de veiligheid en vrijheid van Nederlandse burgers.

Uit het rapport Ervaren Discriminatie in Nederland blijkt dat een kwart van de inwoners van Nederland in de afgelopen twaalf maanden tenminste één voorval heeft meegemaakt dat zij als discriminerend hebben ervaren. Binnen migrantengroepen (Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse Nederlanders en migranten uit Midden- en Oost-Europa) is dat maar liefst een derde tot de helft en van de werkzoekende migranten heeft 20 tot 40% discriminatie ervaren bij het zoeken naar werk. Maar liefst bijna twee op de drie moslims rapporteert ten minste één discriminatie-ervaring in het afgelopen jaar. Ook recente onderzoeken die aantonen dat de politie aan ‘ethnic profiling’ doet, zijn zeer zorgwekkend hoewel er ook politiekorpsen zijn die hard werken om dit fenomeen terug te dringen.

Volgens het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie is het tijd om minister Asscher aan zijn woord te houden zeker nu ook minister Opstelten recent erkende dat islamofobie een probleem is. Maar ook van politieke partijen mag een duidelijk antwoord op deze problematiek verwacht worden. We hebben dan ook de volgende vragen aan minister Asscher en de politieke partijen:

  • Erkennen minister Asscher en de politieke partijen in navolging van minister Opstelten ook het bestaan van islamofobie en erkennen zij dat dit verschijnsel de religieuze vrijheid, het welzijn en de veiligheid van Nederlandse burgers bedreigt?
  • Welk standpunt nemen de ministers en politieke partijen in tegen politici en opinieleiders die bevolkingsgroepen in hun verkiezingscampagnes willen uitsluiten, in het bijzonder tegen politici en opinieleiders die moslims willen uitsluiten om het feit dat men islam aanhangt of van buitenlandse afkomst zouden zijn?
  • Gaat de minister met betrekking tot islamofobie hetzelfde beleid voeren als voor homofobie, antisemitisme en radicalisering en hoe ziet dat er dan concreet uit? En welke ideeën hebben de politieke partijen hierover?

Kortom, het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie doet een beroep op minister Asscher islamofobie aan te pakken samen met andere vormen van racisme en discriminatie. Tevens roepen wij landelijke en lokale politieke partijen op om in deze verkiezingscampagne mee te denken over een aanpak en een duidelijk standpunt in te nemen tegen alle vormen van racisme en discriminatie inclusief islamofobie.

Met vriendelijke groet, namens het CTID

Abdou Menebhi

[full disclosure: uw antropoloog is betrokken bij het opstellen van bovenstaande tekst. Voor een eerdere beschouwing zie: Welkom in Eurabia III: Islamofobie]

3 comments.

Nietzsche dronk geen wijn

Posted on February 19th, 2014 by martijn.
Categories: islamophobia, Multiculti Issues.

Gastauteur: Pooyan Tamimi Arab

Een mevrouw met een islamitische achtergrond heeft een wijnbar geopend in Rotterdam. De mensen hebben hier krampachtig op gereageerd. Aan de ene kant was er in de media het stereotype beeld van de intolerante moslim die gelijk overgaat tot doodsbedreigingen. Aan de andere kant waren er moslims die begonnen met “ja maar” argumenten die helemaal niet de kern van de zaak raakten, namelijk dat er kennelijk mensen zijn, moslims, die het nodig vinden de mevrouw van de wijnbar lastig te vallen en zelfs te bedreigen. Wijn wordt zo een symbool van polarisatie, van ongelovigen die vrijgevochten zijn en gelovigen die aards genot afwijzen. Dit ongewenste beeld wordt helaas te vaak door krampachtige moslims zelf bevestigd, terwijl niet-moslims zich vaak niet bewust zijn van de moslims die wijn wél waarderen. Hoe ironisch is het niet dat Marokko een veel oudere wijntraditie heeft dan Nederland? Terwijl ik de discussie afgelopen week volgde moest ik denken aan de filosoof Nietzsche, die eens een gedicht schreef aan Hafez, de in Iran nog steeds zeer populaire 14e eeuwse dichter. De niet-moslims die zichzelf zo vrijgevochten vinden doen er goed aan te ontdekken waarom Nietzsche het nodig vond om uitgerekend Hafez vragen te stellen. De moslims doen er goed aan te bestuderen hoe het kan dat een moslim het hart van de profeet van het ongeloof, Nietzsche, kon raken.

De filosoof met de hamer

Nietzsche staat bekend als de filosoof met de hamer, de man die god dood heeft verklaard. Hij verwierp de Christelijke moraal en de nadruk op zondes. In plaats daarvan prees hij de kracht van de Griekse wijngod Dionysus en een ecstatisch, esthetisch, leven. Nietzsche moest niets hebben van een hiernamaals, dat hij niet alleen een belachelijk idee vond maar ook een belediging aan het aardse leven. Een JA tegen het hier en nu, het eindige aardse leven, was zijn ideaal. Hoe verbazingwekkend is het dan te lezen dat deze man zichzelf omschrijft als een … waterdrinker. Pardon? Het zal wel iets te maken hebben gehad met zijn zwakke gesteldheid. Ook dronk professor Nietzsche thee met nette bejaarde dames en schreef hij kansloze liefdesbrieven. Eigenlijk was het best een keurige man. Ondertussen ging er zoveel door zijn hoofd! “Zijn hoofd was ongelovig, maar zijn hart gelovig” schreef de islamitische filosoof Mohammad Iqbal over Nietzsche. Een paar jaar voordat de ziekige Nietzsche de controle over zijn leven verloor schreef hij een gedicht over wijn aan Hafez, “Aan Hafez: Vragen van een waterdrinker”. In het gedicht wordt Hafez omschreven als voorbeeld van dronken wijsheid. Waarom heeft Hafez behoefte aan wijn als hij ons al zo kan bedwelmen met zijn gedichten, vraagt Nietzsche, de “waterdrinker”? Hieronder de Engelse vertaling van James Luchte:

 

To Hafis

A drinking verse, or a water drinker’s question

 

The tavern you have built with your hand
is far greater than any house
the wine you have made therein
all the world fails to imbibe
the bird which was once called the phoenix
is now dwelling in your house
the mouse which gave birth to a mountain
is yourself
you are everyone and no one, you are the tavern and the wine
you are the phoenix, the mountain and the mouse
you keep pouring in yourself
and you keep filling with yourself
the deepest valley you are
the brightest light you are
the intoxication of all intoxication you are
what need do you have to ask for wine?

Moskee & Wijnhuis

Hafez leefde in Shiraz, een stad die eeuwenlang wijn heeft geproduceerd. Zijn naam is de titel voor mensen die de Koran uit het hoofd hebben geleerd en dit wordt bevestigd door een overlevering waarin hij omschreven wordt als godsdienstwetenschapper en iemand die les gaf op een theologische school. Door de dubbelzinnige manier waarop Hafez schreef is de eeuwige discussie ontstaan of hij wijn bedoelde op een mystieke, spirituele, manier of dat hij het letterlijk over aards genot en echte wijn had. Waar je bij andere mystieke dichters hard zou kunnen maken dat het slechts gaat om een metaforisch gebruik van wijn is dat bij Hafez niet erg waarschijnlijk. Hij is in veel opzichten gekker dan zijn tijdgenoten, kan een enorme hekel hebben aan ascetische idealen en verheerlijkt muziek, dans en drankgenot. En hij is ook moslim. Alleen twee plekken zijn werkelijk heilig, zegt hij: het wijnhuis en de moskee! Hij is niet slechts een moslim die zwak is en daarom wijn drinkt, maar is een moslim die wijn drinken verheft en verbindt met zijn kennis van het goddelijke. Volgens Nietzsche vereist het geloof in het hiernamaals een ontkenning van de waarde van het aardse leven. Maar bij Hafez is daar geen sprake van! In zijn gedichten verheerlijkt hij het leven op aarde, terwijl hij ook erg optimistisch is over de liefde van God in het hiernamaals. Wijnhuizen komen veelvuldig voor in het werk van Hafez, maar een zeer bekende is het onderstaande gedicht, vertaald door Shahriar Shahriari. Hier omschrijft Hafez het wijnhuis als een heilige plek. Juist in een plek die verdorven is ziet Hafez een kans om dichter te komen bij God! Hier gaat het zelfs om een wijnhuis van niet-islamitische Perzen, magi, die de leer van de profeet Zarathustra aanhangen. Maar voor Hafez is het omringd zijn door ketters helemaal geen probleem. Hij brengt daarom zijn tijd door in zowel de moskee als het wijnhuis. Zijn geloof in de barmhartigheid van God is zo groot dat hij zichzelf eigenlijk al vergeeft voor zijn zonden. Het was niet zijn schuld dat hij zo gemaakt is, maar tegelijk toont hij ook goede smaak door zijn gebreken te accepteren.

 

The corner of the tavern is my altar, where I pray
At dawn, the mantra of the Old Magi, I say.
Fear not if the harp plays not at sun’s morning ascent
My morning cry of repentance is the music I play.
Thank God, free from beggars and kings, away, I stay;
Homage, to the beggar at the door of the Beloved, I pay.
For Thee, in the mosque and the tavern, my time, I spent;
By God, from this intent, I never ran nor walked astray.
Only, Angel of Death’s blade can uproot my tent
Running from love and grace has never been my way.
From the time that I made my search for Thee my intent
I lean upon the throne on which the sun may lay.
Not your fault was the sins that were put into your clay
Nonetheless accept them, Hafiz, and good taste display.

De wijsheid van waanzin

Ik weet heus wel dat de moslims die zich strikt aan de regels houden niet overtuigd zullen zijn door mijn verhaal. Toch doen ze er goed aan na te denken over de relatie tussen het goddelijke en het wereldse. Om stereotypen van gelovigen en ongelovigen te doorbreken is het nodig om net als Nietzsche en Hafez de wijsheid van de waanzin, van dronkenschap, te ervaren. Dit zijn geen nieuwe gedachten. Meer dan twee duizend jaar geleden heeft Plato al gezegd dat zelf-discipline en rationaliteit goed zijn, maar niet voldoende voor ware wijsheid. Het is niet waar, zoals vele moslims geloven, dat het verlies van beheersing per definitie slecht is. “The greatest of goods come to us through madness, provided that it is bestowed by divine gift”, schreef Plato. Wijn drinken en islam kunnen elkaar versterken. Maar het bewijs hiervoor, zoals Plato het lang voor de komst van Jezus of Mohammed stelde, zal door slimme mensen niet worden geloofd, echter wel door wijze mensen.

Pooyan Tamimi Arab (1983) is promovendus culturele antropologie aan de Universiteit Utrecht. Zijn onderzoek gaat over “religie en het recht op de stad.” Eerder studeerde hij filosofie (B.A. 2006) en kunstgeschiedenis (B.A. 2008) aan de Universiteit van Amsterdam en filosofie aan de New School for Social Research in New York (M.A. 2010).

3 comments.

Elou Akhiat – Alcohol, Hedonisme en Controverse

Posted on February 16th, 2014 by martijn.
Categories: Activism, Multiculti Issues, Notes from the Field.

Zaterdag 8 februari jl. zond RTL4 Half acht nieuws een item uit over jongeren uit Zeeuws-Vlaanderen die in België gingen stappen omdat ze daar wel kunnen drinken: ‘Ze pakken onze jeugd af.’

You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

Alcohol als traditie

Je kunt je afvragen welke plaats alcohol precies inneemt in de jeugd- en jongerenculturen van tegenwoordig. Met alle verhalen over binge-drinking en Neknomination kun je een en ander natuurlijk vanuit oogpunt van welzijn en gezondheid bekijken. Maar in bovenstaand filmpje lijkt alchohol ook wel deel uit maken van overgangsrituelen van en door jongeren. Zonder toezicht van volwassenen en onder elkaar wordt er gedronken om de sociale banden te aan te gaan, te versterken en ieders plaats in de hierarchie te bepalen. Dat geldt net zo goed voor meiden als voor jongens, maar werkt uiteindelijk toch ook weer anders. Tegen een jonge meid die ladderzat is wordt toch anders aangekeken dan tegen een jongen die ladderzat is. Kijk alleen al naar de verschillende oordelen bij seksueel geweld als de jongen zat is (hij wist niet wat hij deed) en als het meisje zat is (die met haar drinken aanleiding geeft tot seksueel geweld). Het is geen wonder dat ouders en overheid met bezorgde blik kijken naar de alcoholbelevenissen van de jongeren; dat gaat niet alleen om mogelijk excessen, maar vormen van bonding onder jongeren zonder toezicht wekken altijd zorg bij buitenstaanders.

Afgelopen week hadden we nog een ander alcohol issue (voor mijn lezers die het Arabisch machtig zijn, lees HIER). In Rotterdam opende Elou (voluit Elouazna dacht ik) Akhiat haar wijnbar Uva Dolce. In Metro lezen we:

Marokkaanse opent wijnbar in Rotterdam: “Ik ben de regisseur van mijn eigen leven” – Metro

Akhiat is Marokkaanse, liep tot zes jaar geleden gesluierd rond en presteert het om zaterdag een wijnbar te openen; daar waar alcohol in haar cultuur niet is toegestaan. De tegenstelling is groot, beaamt ook de zakenvrouw. Toch is het een bewuste keuze: “Ik wil zijn wie ik ben”. De stelligheid waarmee de woorden over haar lippen rollen valt op. “Zo leer ik mijn kinderen ook dat ze iemand moeten zijn in plaats van niemand. Het openen van een wijnbar druist misschien in tegen de islamitische cultuur waarmee ik ben opgegroeid, maar het voelt goed. Ik wil doen wat ik zelf wil, ben zelfstandig en onafhankelijk.”

Akhiat wordt geboren in Marokko, maar verhuist, als ze twee maanden is, naar Nederland. Ze botst met de Marokkaanse cultuur. Haar ouders – haar vader is imam – zien een toekomst voor haar weggelegd met een oudere neef, maar op dat verzoek gaat Akhiat niet in. Ze trouwt een paar jaar later toch met een door vader en moeder uitgekozen huwelijkspartner. “Het was een moeilijk huwelijk, laat ik het daar op houden. Ik merkte bij mezelf vooral in de laatste jaren een groeiende afkeer. De regels werden gemaakt en ik moest me daaraan houden, maar wat was mijn rol? Wie was ik? Het heeft zes jaar geduurd voor ik uit het huwelijk stapte. Ik heb mijn ouders er veel pijn meegedaan, maar ik moest voor mezelf kiezen.”

Dit interview leverde een hoop commotie op en met name de discussie op Facebook liep aardig uit de hand. Dit verleidde Metronieuws tot de volgende opzichtige kop:

Een oppervlakkige culturistische analyse zou er als volgt uit zien: De Nederlandse samenleving wordt verscheurd door een stammenstrijd tussen Nederlanders, de oorspronkelijke groep, en moslims de migranten. De eersten vieren het leven en centraal daarin staat alcohol. Hun leven en identiteit draait om alcohol want dat doen Nederlanders want zo is de Nederlandse cultuur. Moslims die weigeren te integreren zijn daar tegen want ze zijn moslims en moslims zijn tegen alcohol want de islam is tegen alcohol en moslims doen wat de islam zegt. De laatste groep is ook nog eens intolerant, want islam, en bedreigt dus een Marokkaan die wel wil integreren (want drinkt alcohol want dat doen Nederlanders en ze is geen moslim want ze drink alcohol en ze doet hetzelfde als de Nederlanders). Je reinste flauwekul natuurlijk want de categorieen Nederlander en moslim sluiten elkaar niet uit, beide categorieën worden in hun handelen niet bepaald door cultuur en beide categorieën zijn niet homogeen.

De weerbarstige realiteit

In Pauw en Witteman wordt dergelijke onzin al deels ontkracht door Elou Akhiat zelf die zich toch anders presenteert dan de weergave in het artikel van Metro, hoezeer zowel Pauw als Witteman ook proberen om haar in bovenstaand schema te duwen:

Het doet dus geen recht aan de realiteit. Denk aan de Marokkaanse Nederlandse uitgaanscultuur met shisha lounges, de cabarés, de talloze restaurants die alcohol schenken en als we het over Marokko zelf hebben, de eeuwenoude wijncultuur van dat land. Sterker nog, Nederland heeft amper een wijntraditie, met een zekere ironie zou je zelfs kunnen stellen dat het openen van een wijnbar meer past bij Marokkaanse tradities dan bij Nederlandse tradities. De diverse solidariteitsacties variërend van protestborrels tot een oproep om een dag te vasten uit solidariteit tot politici die hun steun uitspreken, laten ook zien dat het allemaal niet zo homogeen is. Volgens sommigen in discussies op Facebook zouden dergelijke acties een teken zijn dat steeds meer individuen zich ontworstelen aan de verwachtingen en eisen van de groep waartoe zij zich rekenen of waartoe zij gerekend worden en ook sommige commentatoren in de kranten juichten dat toe. Het idee dat ze zich steeds minder zouden aantrekken van de druk en intimidatie van conservatieve krachten, zou getuigen van volwassenheid. Ik vraag me af of er inderdaad steeds meer individuen zijn of dat het meer opvalt; hetzij omdat er meer oog voor is, hetzij omdat men zelf meer de openheid op zoekt. Waarbij ik op Facebook terecht op de vingers werd getikt omdat dat als het ‘slechts’ meer openlijk is, dat natuurlijk ook significant is.

Eén van de vragen is hoe de mensen die hun steun betuigen aan Akhiat zich positioneren. Als moslim? Als liberale/gematigde/progressieve moslim? Of misschien wel als radicale moslim (waarom niet?). Dat laatste label is in de discussie vooral gereserveerd voor degenen die de bedreigingen uitten op Facebook. De vraag is daarbij wat exact de logica daarachter is. Het lijkt vrij simpel te zijn: mensen met islamitisch/Arabisch aandoende namen+argumenten gebaseerd op hun islambeleving+iets wat op bedreiging lijkt = radicaal. Het stuk van Jonathan van het Reve geeft enig inzicht in één van de mogelijke rationaliseringen daarachter evenals die achter gebruik van de term ‘moslim’ zoals Metro dat deed. Opvallend is onder meer dat de hele islamofobische en gepolitiseerde context over islam en moslims in Nederland buiten beschouwing blijft. We lezen immers zelden of nooit een kop zoals ‘Hollanders willen lijsttrekker moslimpartij dood‘ (en gelukkig maar…) en dat geeft toch aan dat er ergens een verschil in positie is tussen witte autochtone niet-moslims en moslims. Pooyan Tamimi Arab besteed daarop Joop.nl wel aandacht aan: Mohammed en Fatima moeten naar Rutte luisteren.

In hoeverre is het met betrekking tot de hele kwestie eigenlijk significant dat Elou Akhiat een vrouw is? In de afkeurende reacties heb ik dat niet echt gezien hoewel wel openlijk getwijfeld wordt aan haar vroomheid nu en in het verleden en aan haar hoofddoek. In de ophef over de bedreigingen komt wel voortdurend terug dat Akhiat een ‘mooie vrouw’ is, de onduidelijkheid of ze nu wel of niet uitgehuwelijkt is (zelf stelt ze van niet, dus daar ga ik vanuit), er is sprake van ‘laffe bedreigingen naar een vrouw’, ze is een ‘dappere vrouw’, enzovoorts. Voldoet zij met het idee dat ze haar hoofddoek heeft afgedaan niet alleen meer aan het secularistische ideaalbeeld in Nederland maar ook meer een aan schoonheidsideaal? En is dat schoonheidsideaal gerelateerd aan integratie? Is het gegeven dat ze met de verwijzing naar het afwerpen van de hoofddoek islam ‘erbij haalt’ een trigger voor de boze reacties op haar? Hoe past deze kwestie in de recente discussie over feminisme en islam en wat is de invloed van die discussie op de reacties in deze kwestie?

Ik bedreig, jij bedreigt, wij bedreigen

Natuurlijk zijn de bedreigingen ernstig en het punt met bedreigingen is natuurlijk dat je ze meestal wel serieus moet nemen; je kunt bijna niet het risico lopen om dat niet te doen. Je kunt je ook afvragen waarom sommige moslims, en wellicht ook anderen, het noodzakelijk vonden om hun afkeuring over Akhiat en haar wijnbar op zo’n harde manier over te brengen. Tuurlijk, je kunt stellen, dat is social media; het staat bol van dat type uitlatingen en niet alleen van moslims. Maar als we er vanuit gaan dat in ieder geval een deel van degenen die hun afkeur lieten blijken, moslims waren dan zijn we er niet met die verklaring. We zijn er evenmin met een verwijzing naar islam. Dat verklaart niet waarom men het doet op de wijze waarop men het doet, maar het verklaart ook niet waarom in dit specifieke geval. Immers denk aan Marokkaanse Nederlanders die zich moslim noemen en eigenaar zijn van coffeeshops, cabarés organiseren en bijwonen, shisha lounges uitbaten, enzovoorts. Zien we daar dergelijke reacties ook? En ook zo openlijk? Heeft het iets te maken met de wijze waarop Metro haar representeert in het artikel zoals Peter Breedveld stelt op Frontaal Naakt?

Bedreigen is ook allesbehalve alleen een dingetje dat alleen moslims zouden doen. Denk aan de bedreigingen en scheldpartijen richting Hassnae Bouazza, Naima Ajouaau die uit protest een hoofddoek droeg, jongerencentrum Argan, Mohamed el Bachiri, Femke Halsema, Naima el Bezaz en dan hebben we het niet eens over ‘gewone’ moslimvrouwen die op straat bedreigd worden of bekeerlingen die bedreigd of uitgestoten worden door hun familie. Daarnaast is bedreigen op internet ook niet zo uitzonderlijk natuurlijk; het gebeurt vaak en ook heel lichtzinnig. Eigenlijk is dit dus allemaal niet zo uitzonderlijk. Vanwaar dan nu wel de over de bedreigingen aan het adres van Akhiat, waarom dan nu wel de grote ophef en waarom dan nu wel de diverse solidariteitsacties?

Klaarblijkelijk zijn sommige mensen uitgesloten van de morele gemeenschap van Nederlanders wier leven, lichaam en welzijn onze aandacht, zorg, solidariteit en bescherming verdienen. Dat geldt zowel voor de mensen die Akhiat bedreigden als voor degenen die nu wel zo’n ophef maken over bedreigingen en in de eerdere genoemde gevallen niet. Ik vraag me, enigzins speculerend, af of de oppositie die in het eerste artikel werd gemaakt tussen islam vs Marokkaans/integratie/Nederlands en in het tweede artikel tussen moslims vs. integratie en Marokkaans daar niet een hele grote rol bij speelt. Werd daarmee niet de toon gezet?

Hedonisme, alcohol en identiteit

Toch komt de oppositie tussen Nederlanders en moslims wel ergens vandaan en dan speelt alcohol en de betekenis die eraan wordt toegekend een belangrijke rol. In het artikel “Pim Fortuyn, Theo van Gogh, and The Politics of Tolerance in the Netherlands” wijst antropoloog Peter van de Veer op de fundamentele verandering in de Nederlandse samenleving de afgelopen 50 jaar. In die periode zou de Nederlandse samenleving de ‘burden of religion’ van zich afschud hebben en de weg vrij hebben gemaakt van obstakels die verhinderen dat mensen (seksueel) plezier hebben. Tijdens deze culturele ontzuiling (Van der Veer noemt het gewoon ontzuiling, maar volgens mij is de term culturele ontzuiling beter aangezien vraagtekens gezet kunnen worden bij het idee dat Nederland ook institutioneel ontzuild is) is de Nederlandse samenleving tegelijkertijd ook veranderd door de instroom van migranten, met name met een moslimachtergrond. Langzamerhand zouden zij en hun gegeneraliseerde leefstijl door sommige opinieleiders en politici in de samenleving steeds meer gezien worden als een verwerping van de Nederlandse normen en waarden en hun religie steeds meer als een obstakel voor plezier.

Het benoemen van Akhiat als Marokkaanse (in plaats van als moslim of Marokkaans-Nederlandse of Nederlandse), haar wijnbar als teken van integratie (met het afleggen van de hoofddoek) en het representeren van de bedreigers als moslims (in plaats van als Nederlanders) past uitstekend in die oppositie en het idee van moslims ‘ons’ plezier bederven, niet willen integreren en meer nog ‘onze’ cultuur willen veranderen. Dit lijkt inderdaad op de culturistische verklaring van hierboven, maar is het niet. Van der Veer neemt vermeende verschillen tussen de ene en de andere cultuur niet als vanzelfsprekend, maar laat zien hoe ze gemaakt en reproduceerd worden door politici, opinieleiders en media.

Ook al is de wij-zij tegenstelling onzin als we naar de feiten kijken het is dus wel zeer belangrijk en heeft veel invloed. Het wij-zij frame van de Metro artikelen, de bedreigingen in de richting van Akhiat en de eenzijdige ophef over die bedreigingen is een uiting van hoe de diverse en weerbarstige realiteit wordt gegoten in overzichtelijke tegenstellingen die ervoor zorgen dat we blind raken voor de veelzijdigheid van het leven en ze reproduceren deze simplistische tegenstellingen ook nog eens.

1 comment.

Empire & Saving Muslim Women?

Posted on January 26th, 2014 by martijn.
Categories: Activism, anthropology, Gender, Kinship & Marriage Issues, Important Publications, islamophobia, Multiculti Issues.

Lila Abu-Lughod is professor of anthropology and women’s studies and director of the Middle East Institute at Columbia University in New York. In 2002 she published an article in the academic journal American Anthropologist: Do Muslim Women Really Need Saving? Anthropological Reflections on Cultural Relativism and Its Others. In this article she explores the ethics of the ‘War on Terror’ and how anthropology can contribute to a critical interrogation on the justification for the American intervention in Afghanistan in terms of liberating, or saving, Afghan women. Her article is a plea for a serious critical appreciation of differences among women in the world as the products of different histories, expressions of different circumstances, and manifestations of differently structured desires and tries to answer the implications for working together in changing their lives.

In her recently published book, Do Muslim Women Need Saving?, she presents the result of her attempt to deconstruct the popular often stereotyped images about Muslim women coming about in reports on honor killings, abuse, and (as criticized by her) in the propaganda of FEMEN with the complexity of the lives of women she met during her research. In a recent article, responding the Femen controversy about Topless Jihad and the counter-responses by Muslim women, she wrote for the National she criticized the assumption that muslim are oppressed:

Topless protests raise the question: Who can speak for Muslim women? | The National

his assumption makes everything from banning forms of dress to hysteria about “Sharia” arbitration courts appear rational. It makes politicians and feminists more interested in a piece of clothing than the women who wear it.

The photographs posted by these visibly Muslim women in their counter-protest raise some awkward questions. Who speaks for Muslim women? How did “freedom” and “choice” come to be the key terms in the debates about Muslim women’s rights? And how did Islam come to be blamed when a simple look around would confirm that Muslim women’s lives, political views and social positions are so diverse?

The problems they face are clearly shaped by many factors besides Islam, which itself is a constantly changing and contested tradition.

There is a long history of negative western representations of women in the “Orient”. Popular media have been breathing new life into these images ever since liberating the women of Afghanistan was offered as a rationale for military intervention. In 2001, I was suspicious of this justification for war, a justification that former first lady Laura Bush along with former secretary of state Hillary Clinton resuscitated last week in the face of the dismal situation in Afghanistan.

As an anthropologist who had studied and written about women and gender politics in the Muslim world for 20 years, I could not make sense then of the gap between what I was seeing in the media and what I knew from experience. I wondered which Muslim women were imagined as the objects of such humanitarian concern. Could one lump together refugees begging on the streets of Beirut with prime ministers of populous Muslim countries?

In the next videos she discusses her book:
You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

See also the New York Times Read Around Video: HERE.

In Time Magazine an excerpt of her book:

Lila Abu-Lughod: Do Muslim Women Need Saving? | TIME.com

A language of rights cannot really capture the complications of lives actually lived. If we were to consider the quandaries of a young woman in rural Egypt as she tries to make choices about who to marry or how she will make a good life for her children in trying circumstances, perhaps we would realize that we all work within constraints. It does not do justice to anyone to view her life only in terms of rights or that loaded term, freedom. These are not the terms in which we understand our own lives, born into families we did not choose, finding our way into what might fulfill us in life, constrained by failing economies, subject to the consumer capitalism, and making moral mistakes we must live with.

See also the Daily Beast

I think the book is timely and necessary addition to ongoing debates on gender, Muslim women, Islam, feminism and imperialism.

0 comments.

Empire & Saving Muslim Women?

Posted on January 26th, 2014 by martijn.
Categories: Activism, anthropology, Gender, Kinship & Marriage Issues, Important Publications, islamophobia, Multiculti Issues.

Lila Abu-Lughod is professor of anthropology and women’s studies and director of the Middle East Institute at Columbia University in New York. In 2002 she published an article in the academic journal American Anthropologist: Do Muslim Women Really Need Saving? Anthropological Reflections on Cultural Relativism and Its Others. In this article she explores the ethics of the ‘War on Terror’ and how anthropology can contribute to a critical interrogation on the justification for the American intervention in Afghanistan in terms of liberating, or saving, Afghan women. Her article is a plea for a serious critical appreciation of differences among women in the world as the products of different histories, expressions of different circumstances, and manifestations of differently structured desires and tries to answer the implications for working together in changing their lives.

In her recently published book, Do Muslim Women Need Saving?, she presents the result of her attempt to deconstruct the popular often stereotyped images about Muslim women coming about in reports on honor killings, abuse, and (as criticized by her) in the propaganda of FEMEN with the complexity of the lives of women she met during her research. In a recent article, responding the Femen controversy about Topless Jihad and the counter-responses by Muslim women, she wrote for the National she criticized the assumption that muslim are oppressed:

Topless protests raise the question: Who can speak for Muslim women? | The National

his assumption makes everything from banning forms of dress to hysteria about “Sharia” arbitration courts appear rational. It makes politicians and feminists more interested in a piece of clothing than the women who wear it.

The photographs posted by these visibly Muslim women in their counter-protest raise some awkward questions. Who speaks for Muslim women? How did “freedom” and “choice” come to be the key terms in the debates about Muslim women’s rights? And how did Islam come to be blamed when a simple look around would confirm that Muslim women’s lives, political views and social positions are so diverse?

The problems they face are clearly shaped by many factors besides Islam, which itself is a constantly changing and contested tradition.

There is a long history of negative western representations of women in the “Orient”. Popular media have been breathing new life into these images ever since liberating the women of Afghanistan was offered as a rationale for military intervention. In 2001, I was suspicious of this justification for war, a justification that former first lady Laura Bush along with former secretary of state Hillary Clinton resuscitated last week in the face of the dismal situation in Afghanistan.

As an anthropologist who had studied and written about women and gender politics in the Muslim world for 20 years, I could not make sense then of the gap between what I was seeing in the media and what I knew from experience. I wondered which Muslim women were imagined as the objects of such humanitarian concern. Could one lump together refugees begging on the streets of Beirut with prime ministers of populous Muslim countries?

In the next videos she discusses her book:
You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

See also the New York Times Read Around Video: HERE.

In Time Magazine an excerpt of her book:

Lila Abu-Lughod: Do Muslim Women Need Saving? | TIME.com

A language of rights cannot really capture the complications of lives actually lived. If we were to consider the quandaries of a young woman in rural Egypt as she tries to make choices about who to marry or how she will make a good life for her children in trying circumstances, perhaps we would realize that we all work within constraints. It does not do justice to anyone to view her life only in terms of rights or that loaded term, freedom. These are not the terms in which we understand our own lives, born into families we did not choose, finding our way into what might fulfill us in life, constrained by failing economies, subject to the consumer capitalism, and making moral mistakes we must live with.

See also the Daily Beast

I think the book is timely and necessary addition to ongoing debates on gender, Muslim women, Islam, feminism and imperialism.

0 comments.

Hoe allochtone Amsterdammers worden uitgesloten van de politiek

Posted on January 14th, 2014 by martijn.
Categories: Activism, Citizenship Carnival, Headline, Multiculti Issues.

Gastauteur: Jean Tillie

Op 6 en 7 november 2013 diende de Amsterdamse gemeenteraad het amendement ‘Opkomstbevordering gemeenteraadsverkiezingen’ in. Burgemeester en Wethouders van Amsterdam werden verzocht een campagne te organiseren om de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014 op minimaal 65% te krijgen. In het breed gedragen amendement werd gestreefd naar een substantiële verhoging in de stadsdelen waar de opkomst laag was en onder specifieke groepen met een laag opkomstpercentage, zoals (1) Amsterdamse jongeren (2) allochtone Amsterdammers en (3) stemgerechtigde ‘internationals’ (bijvoorbeeld EU-burgers die lokaal stemrecht hebben).

Oppositie in opstand

Twee maanden later verzet de gemeenteraad zich tegen haar eigen amendement. Tijdens de discussies van afgelopen donderdag rond de ‘voortgangsbrief’ waarin beschreven wordt hoe het besluit van de gemeenteraad  zal worden uitgevoerd komt de oppositie, geïnspireerd door De Telegraaf, GeenStijl en The Post Online, in opstand. Omdat veel allochtone Amsterdammers PvdA stemmen is deze campagne eigenlijk een manier om de PvdA sterker te maken en dat is een onacceptabele manier om gemeenschapsgelden te besteden, zo luidt het argument. Het hoogtepunt in de discussie komt van CDA-fractievoorzitter Marijke Shahsavari: “Als dit wordt doorgezet, kunnen de uitslagen van de verkiezingen worden beïnvloed. Als een etnische groep plotseling massaal gaat stemmen is de verkiezing geen afspiegeling van de samenleving meer.”

Er zijn op deze pagina te weinig woorden beschikbaar om allemaal te beschrijven wat hier mis gaat. Laat ik er daarom een paar punten uitlichten. Het eerste wat opvalt is dat het oorspronkelijke idee was om de opkomst onder drie groepen te verhogen: jongeren, allochtone Amsterdammers en Internationals. Donderdag ging het alleen nog maar over allochtone Amsterdammers, die hebben dus blijkbaar een speciale status ten opzichte van jongeren en EU-burgers. Je zou het woord discriminatie in de mond kunnen nemen, maar dan zou ik aan de gemeenteraadsleden eerst willen vragen wat die speciale status dan is. Voorlopig moeten we het doen met het feit dat allochtone Amsterdammers allemaal PvdA stemmen.

Nu doe ik zelf al vanaf 1994 onderzoek naar het lokale stemgedrag van allochtonen en daaruit blijkt dat er alleen in 2006 sprake was van een massale stem op de PvdA. Allochtone Amsterdammers stemmen wél dominant op linkse partijen, maar er zijn belangrijke uitzonderingen: in 2002 stemden 19% van de Turkse Amsterdammers op de VVD, in 1994 ging 37% van de Turkse stem naar het CDA. En als je aan allochtone Amsterdammers vraagt of zij zich kunnen voorstellen ooit op de PVV te stemmen dan antwoorden 18% van de Antillianen en 13% van de Turken met ‘misschien’ of ‘ja’. De assumptie dat alle allochtonen PvdA zullen stemmen is dus fout en vooral een grove onderschatting van de allochtone Amsterdammer die bij elke verkiezing opnieuw bekijkt op welke partij hij of zij zal stemmen.

Democratische vs totalitaire traditie

Wat nog belangrijker is: wie in een discussie rond opkomstbevordering het eventuele stemgedrag van specifieke groepen betrekt, plaatst zichzelf niet in een democratische traditie, maar in een totalitaire traditie. In een democratie wil je dat zoveel mogelijk mensen gaan stemmen ongeacht wat ze gaan stemmen. In een totalitair systeem wil je dat alleen de mensen gaan stemmen die op jou zullen stemmen. Dat is ook het perverse van het argument van CDA-fractievoorzitter Marijke Shahsavari (als een etnische groep plotseling massaal gaat stemmen is de verkiezing geen afspiegeling van de samenleving meer). Los van de interessante logica, hoe meer mensen gaan stemmen hoe kleiner de afspiegeling, maakt zij de politieke participatie van etnische groepen verdacht louter omdat zij een bepaalde partijvoorkeur zouden hebben.

Politieke participatie van allochtonen verdacht gemaakt

In discussies rond de politieke integratie van etnische groepen staan meestal vier punten centraal: politieke rechten (toekenning van het stemrecht), democratische normen en waarden (bijvoorbeeld opvattingen over de scheiding tussen kerk en staat en de gelijkheid van mannen en vrouwen), identificatie met Nederland (in hoeverre voelen mensen zich onderdeel van deze samenleving) en politieke participatie (hoeveel mensen gaan stemmen en hoeveel allochtone Amsterdammers zijn vertegenwoordigd in de gemeenteraad). Wie dit rijtje nu langsloopt kan alleen maar somber worden. Wat betreft het stemrecht voor niet-Nederlanders bij lokale verkiezingen wil het kabinet de tijdsduur van legaal verblijf om dit stemrecht te verkrijgen oprekken van 5 jaar naar 7 jaar.

Wat betreft de democratische normen en waarden en de identificatie met Nederland worden er grote vraagtekens gezet bij de integratie van allochtone Nederlanders. Soms terecht maar vaak ook onterecht. En nu wordt in Amsterdam hun politieke participatie verdacht gemaakt en zelfs ontmoedigd. Want een stad die accepteert dat een groep structureel ondervertegenwoordigd is (ook het aantal allochtone kandidaten loopt terug), is een stad die niet wil dat deze groep participeert. Wat dat betreft hoeft de PVV helemaal niet mee te doen bij de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen. Haar intolerante gedachtengoed wordt vanzelf uitgedragen. Met dank aan de Amsterdamse gemeenteraad, De Telegraaf, GeenStijl en The Post Online en het college van Burgemeester en Wethouders.

Jean Tillie studeerde politicologie en schreef zijn proefschrift over partijvoorkeuren en stemgedrag. Hij is bijzonder hoogleraar electorale politiek en programmaleider van het AISSR programma ‘Challenges to Democratic Representation’.

Dit stuk verscheen in Het Parool op 13 januari 2014 en is met toestemming van de auteur hier opnieuw gepubliceerd.

Dit stuk maakt deel uit van de serie ‘Citizenship Carnival

5 comments.

Muslims of France: Colonials, Immigrants and Citizens

Posted on January 6th, 2014 by martijn.
Categories: Islam in European History, islamophobia, Multiculti Issues, Public Islam, Religious and Political Radicalization, Young Muslims.

Al Jazeera has a very interesting series on Muslims in France by filmmaker Karim Miské. They ask:

Today, there are an estimated five million Muslims living in France. A century ago, they were referred to as “colonials”. During the 1960s, they were known as “immigrants”. Today, they are “citizens”. But how have the challenges facing each generation of immigrants changed?

The first part of the series tells the story of the 5,000 Muslims who by 1904 were working on the shop floors of Paris, in the soap factories of Marseilles and in the coalfields of the north; of the Muslim soldiers who fought and died for France during the First World War; and the Muslim members of the resistance who helped liberate Paris in 1944. Born as North Africans, many would die for France. But how much did post-war France care about their sacrifices?


The second part of the series explores post-Second World War immigration and reveals a generation of Muslims who, far from expecting to one day return home, began building their lives and communities in France.

The third and final part of the series tells the stories of the young Muslims who grew up in France and entered adulthood at a time of economic crisis, massive unemployment and rampant social problems.

The series is very useful I think for teaching purposes. I will consider using it next year.
All info on the episodes taken from the Al Jazeera site

0 comments.

Winnaars en verliezers van 2013: Dr Kromzwaard Trofee 2013

Posted on January 1st, 2014 by martijn.
Categories: Blind Horses, Blogosphere, Islam in the Netherlands, islamophobia, Multiculti Issues.

U weet het; 1 januari dus is het tijd voor de bekendmaking van de Dr. Kromzwaard Trofee 2013. Een paar opmerkingen vooraf:

  1. De competitie is een paar jaar geleden gestart met een ludieke ondertoon; de naam is daar een onderdeel van.. Dat neemt niet weg dat de suggesties van mensen en de uiteindelijke stemmen natuurlijk wel serieus zijn. Vorig jaar werd eigenlijk voor het eerst vooral benadrukt hoe onbelangrijk de trofee is; maar er werd iets te vaak gezegd dat het onbelangrijk was. Ook dit jaar moest onder andere Annabel Nanninga (Geenstijl) toch vooral publiekelijk laten weten dat het niets uitmaakt dat zij genomineerd was (ze verwachtte overigens zeker de nummer één te worden in haar faalhaas-categorie). Ook stijgt ieder jaar het aantal stemmen. Dit jaar is dat 1497. Daarbij is de klacht van enkele mensen dat je een trofee met deze naam niet makkelijk op je cv zet. Met andere woorden, de competitie is heeft iets te serieuze proporties aangenomen voor deze naam. In 2014 krijgt de competitie daarom een nieuwe naam. Als u suggesties heeft, dan hoor ik ze graag!
  2. Het blijkt opnieuw dat het aantal keer dat een artikel is ingezonden als suggestie, werkelijk helemaal niets zegt over de einduitslag. In geen enkele categorie is het meest ingezonden artikel de winnaar geworden.
  3. Hieronder volgt de uitslag per categorie. Helemaal onderaan vindt u het complete overzicht van de stempercentages.

De winnaars van 2013

Beste blog

Sterke kandidaten hier. Het vaakst ingezonden was het prachtige stuk van Martijn Kleppe over de foto van Marokkaans-Nederlandse jongeren en hoe deze is verworden tot een icoon. Martijn Kleppe kreeg uiteindelijjk 19% van de stemmen. Het stuk van Rahma Bavelaar dat één van de beste kritieken is op media-verslaggeving van het afgelopen jaar, werd derde met 9% van de stemmen. De winnaar met de meeste stemmen is het mooie en zeer noodzakelijke stuk van Nourdeen Wildeman over de Rohingya met liefst 72% van de stemmen (het hoogste percentage van allemaal bij de winnaars).

Beste nieuws/achtergrond

Een lastige categorie voor velen omdat ze televisie moesten vergelijken met een geschreven stuk. Het vaakst ingezonden item vooraf was de uitzending van het NRCV programma Altijd Wat over de Syrië-gangers. Uiteindelijk kreeg dit programma 23% van de stemmen, net voor de uitzending over Marianne Vaatstra van het programma Medialogica met 21% van de stemmen. De overduidelijke winnaar hier is het stuk van Nadia Fadil met 56% van de stemmen. Dit stuk is geschreven in de context van de discussie over Syrië-gangers, maar laat een breder patroon zien waarom mensen hun eigen land verlaten.

Beste opinie/column

Hier is het verschil tussen inzendingen en de uiteindelijke uitslag misschien wel het grootst. Het artikel van Nadia Ezzeroili over haar afscheid van islam was veruit het vaakst ingezonden. Geen enkel artikel in welke categorie dan ook is zo vaak voorgesteld: 15 keer. Uiteindelijk wordt ze derde met 17% van de stemmen, maar we gaan zeker nog van haar horen denk ik. Nummer twee (24%) is het stuk van Johny van Hove over hoe racisme is verweven met onze tradities en populaire cultuur; waarschijnlijk het meest analytische stuk van de drie. De winnaar hier is Norah Karrouche met haar krachtige (en net als bij Ezzeroili’s stuk) invoelbare verhaal over integratie met 59% van de stemmen.

Alle mensen in deze drie categorieeën van harte gefeliciteerd en in het bijzonder de winnaars natuurlijk!

Faalhazen

Daar gaan we verder niet teveel woorden aan wijden mensen.

Blogfaalhaas

Meest ingezonden stuk was van Frank Verhoef: uiteindelijk 16% van de stemmen. Annabel Nanninga die zeker wist dat ze hier nummer één zou worden, maar het maakte haar natuurlijk niks uit, kreeg 34% van de stemmen. Bart Schut is de verliezer met 50% van de stemmen.

Nieuwsfaalhaas

Meest ingezonden: Perdiep Ramesar over de Schilderswijk (38%). Nummer drie is Omroep West over de Piermoskee met 15% van de stemmen. De verliezer hier is Spitsnieuws, hoewel vermeld moet worden dat ook anderen trapten in de seksjihad hoax: 47% van de stemmen.

Opinie/columnfaalhaas

Vaakst ingezonden was hier Jonathan van het Reve en deze eindigt uiteindelijk als derde met 10% van de stemmen. Rob Wijnberg wordt tweede met 16% en de verliezer is hier het stuk van Geert Wilders en Joram van Klaveren met maar liefst 74% van de stemmen.

Tot Slot

Rest mij alle winnaars te feliciteren! En natuurlijk iedereen te bedanken die stukken heeft ingezonden en heeft gestemd. Met dank aan L.M. en U.O voor het vele werk (nou ja dit jaar was een makkie toch?).

U kunt het hele jaar 2014 weer stukken inzenden als suggesties voor de competitie van 2014. Maar zoals hierboven gesteld, de naam gaat veranderen in 2014. Ook daarvoor worden suggesties op prijs gesteld!

En natuurlijk, alle goeds toegewenst voor u en uw dierbaren in 2014 (en hopelijk ver daarna ook…).

PS
Overigens bestaat mijn site in 2014 15 jaar. Ter gelegenheid van dat blogessaywedstrijd. Denk dat ik het thema heb, maar suggesties mogen nog. In maart meer.

3 comments.

Muslim fundamentalism – Some considerations about research

Posted on December 22nd, 2013 by martijn.
Categories: Islam in the Netherlands, islamophobia, Multiculti Issues, Religion Other, Religious and Political Radicalization.

Introduction

Last week professor Ruud Koopmans and dr. Evelyn Ersanili published a working paper on their six country survey investigating the effect of three different types of contextual factors on immigrant integration: regions of origin (including religion), localities in which they have settled within the country of immigration and related to the national context. In so doing they compare the different of levels of structural and socio-cultural integration of Turkish European migrants in Germany, France, the Netherlands, Austria, Belgium and Sweden and Moroccan-European immigrants in Germany, the Netherlands, France and Austria with a comparison group of natives in all these countries. You can find a short exposé written by Ruud Koopmans HERE and the full working paper HERE.

I will present a short summary (but please read their synopsis and report yourself as their conclusions are much more nuanced that I can report here!) and then present some considerations.

The findings
Koopmans and his collaborators interviewed nearly 9,000 people in six West European countries (Austria, Belgium, France, Germany, the Netherlands and Sweden), including 3,373 ‘natives’ and 5,548 ‘immigrants,’ respectively of Moroccan (2,204) and Turkish (3,344) origin.

In short the researcher find much higher numbers for fundamentalism among Muslims than among Christian natives and in both cases fundamentalism is strongly correlated with out-group hostility. Furthermore, they find that young Muslims are as fundamentalist as older Muslims.

My considerations

I will divide my considerations in three categories: the assumptions of the research, methodology, conclusions.

The assumptions
The research appears to have some assumptions that guide the methodology and findings.

  1. The research seems to regard Muslims as migrants and natives as Christians. However, many Muslims in these European countries are not migrants as they are born and raised here. Also many natives who are not Muslim are not Christian either. They do find a very high number of Christians among their native respondents (70%) which is much higher than any research in those countries gives.
  2. Muslims in Western Europe is restricted to Moroccan and Turkish Europeans. I do not understand why that is the case and why for example Somali Europeans, Algerian Europeans, Iraqi Europeans and Iranian Europeans are left out as well as native Europeans who are Muslim. Perhaps the numbers are not high enough to make the research reliable (as is the case in the Netherlands with native Muslims who are often excluded from the surveys for that reason) but nevertheless Europe’s Muslim community is much broader based than only European Turks and Moroccans.
  3. Is asking a Muslim the question ‘are you a Muslim’ really the same question in these countries as asking a Christian ‘are you a Christian?’. I mean that, contrary to Christians, Muslims are in the center of debate in these countries for years now. Many Muslims (regardless of how they are practising their faith, if at all) feel scrutinized because of the amount of attention in the media but also in work places, leisure and schools. Everytime a research is published, regardless of the outcomes, many Muslims ask the question, ‘now what’ or ‘what do they want from us this time’?. Reactions I seldom hear from Christians when there is a research published concerning them. This could have consequences for how people see themselves as citizens, religious people, targets of research and so on.
  4. Related to the former, the researchers ask people if they feel ‘Muslims aim to destroy Western culture’ or if ‘Western countries are out to destroy Islam’. Given the War on Terror, the invasion of Iraq (and the related political games and lies), the US drone attacks in Pakistan, Afghanistan and Yemen one might ask if these two questions really measure the same kind of outgroup hostility.

Methodology

  1. I have a question with regard to the fundamentalism scale they use. They state:

    Following the widely accepted definition of fundamentalism of Bob Altermeyer and Bruce Hunsberger, the fundamentalism belief system is defined by three key elements:

    a) that believers should return to the eternal and unchangeable rules laid down in the past;

    b) that these rules allow only one interpretation and are binding for all believers;

    c) that religious rules have priority over secular laws.

    a) Christians [Muslims] should return to the roots of Christianity [Islam].”
    b)“There is only one interpretation of the Bible [the Koran] and every Christian [Muslim] must stick to that.”
    c)“The rules of the Bible [the Koran] are more import ant to me than the laws of [survey country].”

    I cannot find a three item scale by Altemeyer and Hunsberger however. What I do find is a 20 item scale and a revised scale with 12 items. Would it be safe to assume that a 12 point scale by definition leads to lower numbers of fundamentalists among Muslims and Christians? Below is a picture of Altemeyer and Hunsberger’s 12 item scale:

  2. Koopmans probably does not refer to Altemeyer and Hunsberger’s 2004 article but to a 1992 article where they define fundamentalism as:

    “The belief that there is one set of religious teachings that clearly contains the fundamental, basic, intrinsic, essential, inerrant truth about humanity and deity; that this essential truth is fundamentally opposed by the forces of evil which must be vigorously fought; that this truth must be followed today according to the fundamental, unchangeable practices of the past; and that those who believe and follow these fundamental teachings have a special relationship with the deity.” (Altermeyer and Hunsberger 1992: 118).

    With regard to the three key elements of Koopmans (note that Altemeyer and Hunsberger note four elements in their definition), I’m not very surprised about the high numbers. Many of the Muslims I work with, regardless of how religious they are and in what way, would concur with these statements as they would see them as ideals: the Qur’an is God’s word and therefore eternal and universal, there is only one Islam and God’s will comes before man made laws and the first three generations of Islam are the exemplary Muslims. In my own PhD research Zoeken naar een ‘zuivere’ islam (Searching for a ‘pure’ Islam) the quest of young people to find the authentic, universal Islam is central. Without having a clear idea how all of these statements would work out in daily life, their ‘true’ Islam is the one that is different from the one of their parents (which they perceive as a culturalized diluted Islam). Does this make all of them fundamentalists? No, as I have shown in that research some were at that time but others weren’t when you look at how they lived their lives and how they related to others.

  3. An important element I’m missing in Koopmans’ scale is the idea of a struggle. In my work on Salafism (which could be analyzed as a mode of fundamentalism) is an important if not the most important characteristic of their religiosity. A struggle against daily temptations, injustice, one’s own distractions and emotions and so on. A struggle that is almost always seen as part of an eternal battle between good and evil. I think one can find this among under fundamentalists of other religions as well and it was in my PhD research the main difference between those could be regarded as fundamentalist and others.It is also part of Altemeyer and Hunsberger’s definition but not part of Koopmans’. I wonder why that is?
  4. Let’s return to the 12 item scale. Although it is considered one of the most reliable scales and is indeed often used and tested there is some criticism as well. Moaddel for example states that, since the scale is mainly based upon research among Christians, its generalization to the Islamic world is limited (although I must note that Altemeyer’s and Hunsberger’s scale is much broader and less specific than most other scales I know of). Based upon Altemeyer’s work he uses a more general approach that I think is more fitting in this regard: ”

    the belief in one’s religion as a comprehensive system of ultimate truth and unfailing principles that must be followed for eternal salvation, in a strict division of humanity between the righteous who will be rewarded by God and the evil doers, in the necessity of belonging to one fundamentally true religion in order to lead the best and most meaningful life, in the superiority of one’s religious teachings over the findings of science and over the religion of others, and in the final redemption of only the followers of one’s religion

    This approach opens up the possibility of different fundamentalisms related to different religions. See the next point.

  5. In Koopmans’ work the scripture plays in important role in assessing if a person is a fundamentalist or not. The problem here is that many, but surely not all, Muslims believe that the Qur’an is God’s word and therefore the truth and infallible. This makes questions about that aspect not specific enough to differentiate between fundamentalist beliefs and other beliefs. Furthermore if they do believe in this principle they may still vary in how strongly they adhere to the belief in the inerrancy of the Qur’an, the completeness of Islam and its superiority over all other religions. Furthermore if believing that the scripture is absolute and true makes one a fundamentalist, then how are we going to research fundamentalism among, let’s say, Buddhists and Hindus? I’m not saying that it does not matter, but I’m saying that the particularities of one’s religion and one’s religious practices matter in determining the items of the scale. Koopmans’ use of the term applies mainly to scriptural faiths with their preoccupation with doctrine and creed often shapes the debates and interpretations. In Islam this often pertains to interpretation of the Qur’an and hadith, in the Protestant Christianity on how to read the scripture whereas in Catholic Christianity the role of the Church is much more important. These differences I think do matter if one wants to measure fundamentalism.
  6. Of course these considerations do not challenge the strong correlation that is found with outgroup hostility. It only questions if it is fundamentalism among Muslims that so strongly correlates with outgroup hostility.
  7. With regard to both fundamentalism and outgroup hostility there I wonder if the issue of acquiescence bias plays a role here since all questions lean to approving fundamentalism and out-group hositility. For that, and its related qualification, I refer to Eric Tillman‘s comments.
  8. The findings with regard to Islamophabia are lower than in many other studies. This could be related to the stronger wording that is used for Islamophobia (stronger than in the case of anti-semitism). See Cas Mudde‘s comments for that (you can find them in Dutch at Stuk Rood Vlees).
  9. All of the statements in the survey had three categories: „I agree“, „I disagree“, and „I neither agree nor disagree.“ But doesn’t this paint a rather black and white image of the attitudes of people? If one regards God’s will as more important that human laws, what does that actually mean? That one completely rejects human laws or that one thinks God’s will is better but that one also fully agrees with human laws?

Fundamentalism and hostility

Koopmans’ conclusion are much more nuanced than many of the statements in the media albeit that there are large differences in media reporting as well (see Cas Mudde’s article for examples). He emphasizes that religious fundamentalism is not the same as support for, or the cause of or engagement in violence and that in the end Muslims constitute only a small minority of Western Europe: “the large majority of homophobes and anti-semites are still natives.” Nevertheless, I do have some questions about the conclusion as well:

  1. He warns that: “religious fundamentalism is very likely to provide a nourishing environment for radicalization.” Yes maybe, maybe not. The problem is that he does not substantiate this claim from his own research nor with that of others.
  2. Koopmans rejects the idea that fundamentalism is “a reaction to exclusion by the host society’ since they found the lowest levels in Germany “where Muslims enjoy fewer religious rights than in any of the other five countries’. Conceptualizing exclusion by focusing on religious rights is important as it does give some indication of institutionalized exclusion. It is only one however but he does not seem to use any other indicator. Exclusion can, and should, be measured also by looking at the debates in media and politics and as important the perception of these debates among Muslims. These debates do not only pertain to Muslims as Muslims but, in the Netherlands anyway, also to Moroccan-Dutch people for example during the so-called Moroccans-debate earlier this year in media and parliament. Furthermore it may be the case that religious rights of Muslims in the five countries are safe-guarded but they can, and are, limited by national and local authorities. But perhaps more importantly, and I’m speculating here, is the fact that there is a debate about these rights. For example, yes Muslims are allowed to construct their own mosques but when a new one is built it often leads to heated debates. Something we do not see so much in the case of Christians (with in the Netherlands the notable exception of orthodox Christians and their right not to vaccinate their children against polio). The content of these debates may not be so important as the fact that everytime there are debates which may lead people to the conclusion that their basic religious rights are threatened.
  3. Furthermore what researchers and others who state that fundamentalism has nothing to do with exclusion often forget, is that fundamentalist preachers often portray the world as if it is engaged in an eternal struggle of good against evil in which the bearers of the ‘true’ religion are the victims. Every realistic or less realistic token of exclusion is blown up to huge proportions as being part of and the result of the forces of evil who are against them. Real or imagined exclusion (whatever the difference is) is therefore always part of fundamentalism.
  4. See Jan Jaap de Ruiter‘s comparison with the findings of other surveys. (Also in Dutch).

So what does that all boils down to? I’m not sure. That fundamentalism correlates strongly with outgroup hostility is not surprising and let’s face it most European countries have a policy that aims to counter fundamentalism so if fundamentalists think others are out to get them, they do have a point. Moreover since European secularism makes a distinction between ‘good’ religion and ‘bad’ religion (and fundamentalism of course being the latter) they are at least often the topic of political debates and policies. The high levels of outgroup hostility (related to fundamentalism or something else) among Muslims are troublesome of course. As they appear to be in line with other research among European Muslims and other Europeans it shows that these six countries still have a long way to go to combat racism, anti-semitism, homophobia and islamophobia and that it is a complicated fight. But is it really fundamentalism what the researchers have found, or something else?

Of course part of my comments come about because I’m an anthropologist. Koopmans appears to regard fundamentalism as a matter of theology, an attachment to absolute beliefs resulting in particular attitudes, my thinking starts where he ends: not only about general patterns of what people are believing, but also how they believe, what and how they are practising their faith and how it is related to different sources, social relations and socio-political contexts that reveal something about the nature of people’s religiosity.

1 comment.

De Impact van Etnisch Profileren

Posted on December 8th, 2013 by martijn.
Categories: islamophobia, Multiculti Issues.

Etnische minderheden worden er bij politiecontroles vaker uitgepikt dan ‘witte’ Nederlanders. Niet omdat ze iets gedaan hebben maar vanwege hun huidskleur of etnische afkomst. Dat is etnisch profileren en het feit dat ‘witte’ Nederlanders hier geen last van hebben en zich hier, voor zichzelf, niet druk over hoeven te maken is wit privilege.

Voor het rapport Gelijkheid onder druk: de impact van etnisch profileren vroegen Amnesty International en Open Society Justice Initiative aan Nederlandse mannen van verschillende etnische afkomst: Wat betekent het om te worden onderworpen aan etnisch profileren door de politie? Hieronder kun je hun reacties bekijken.

In dit filmpje het verhaal van Sidney Mutueel, hoofdinspecteur van politie in Rotterdam.

‘Op het moment dat ik mijn uniform uittrek ben ik een burger… en dan word ik door mijn eigen collega’s staande gehouden en dan word ik op een hele brutale, onvriendelijke manier benaderd en dat doet iets met me.’

You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

Zie HIER voor de rest van de filmpjes.

0 comments.

Dr Kromwaard Trofee 2013 – Stuur uw suggesties in

Posted on December 7th, 2013 by martijn.
Categories: Islam in the Netherlands, Joy Category, Multiculti Issues.

Het is inmiddels traditie: de Dr. Kromzwaard Trofee. In 2009 begonnen als ‘Het beste/slechtste’ en in 2010 omgedoopt in Dr. Kromzwaard Trofee. Het idee is dat u als bezoeker suggesties stuurt voor het beste en het slechtste wat er in het afgelopen jaar geschreven is over islam, moslims, integratie, immigratie en multiculturele samenleving. Gerenommeerde schrijvers als Annabel Nanninga, Bart Schut en Jeroen Weghs konden vorig jaar niet vaak genoeg benadrukken hoe onbelangrijk en onzinnig deze trofee is. Een prima reden om de verkiezing toch weer te houden en voor u om suggesties in te sturen.

We hebben dit jaar drie categorieen:

  1. Blogs: welke blogentry over moslims en/of islam van na 15 december 2011 is het beste en welke is het slechtste? Kijk daarbij onder meer naar schrijfstijl, argumentatie en originaliteit.
  2. Nieuws-/Achtergrondartikelen: welk artikel uit een nieuwsmedium (kranten, tijdschriften, omroepen, nieuwswebsites) is het beste of slechtste nieuws-/achtergrondartikel over moslims en/of islam? Kijk daarbij naar schrijfstijl, helderheid, nuance en nieuwswaardigheid. Artikelen van wetenschappers vallen altijd onder achtergrondartikelen tenzij ze gepubliceerd zijn als column.
  3. Opinie: Welke columns en opinie-artikelen zijn het beste of slechtste? Kijk daarbij naar schrijfstijl, helderheid, nuance, argumentatie en originaliteit.

U kunt uw suggesties doorgeven via:

Twitter: Martijn5155

Facebook: profielpagina

Formulier onderaan deze post.

Er is geen beperking aan het aantal suggesties dat u kunt geven. Probeer wel minimaal één suggestie per categorie te geven, maar dat is slechts mijn voorkeur, geen voorwaarde.

Iedere categorie krijgt drie nominaties op basis van het aantal suggesties en twee op basis van de jury-voorkeur gebaseerd op alle suggesties. Daarbij wordt onder meer gekeken naar argumentatie van de suggestie. De jury bestaat uit drie mensen: UO, LM en ondergetekende.

Inzendingen dienen hoofdzakelijk in het Nederlands te zijn, maar hoeven niet uit Nederland afkomstig te zijn. Ze hoeven ook niet over Nederland te gaan. Artikelen met vertaling van Arabisch en/of Engels zijn toegestaan. U heeft de tijd tot eerste Kerstdag. Op die dag worden de nominaties bekend gemaakt en op 1 januari de winnaar.

De ‘name, honour and shame’ gallerij van Dr. Kromzwaard:

2009:

Winnaar: RTL nieuws & Gin

Faalhaas: De Telegraaf & Stan de Jong

2010

Winnaar: Abdelhakim & Trouw redactie Religie & Filosofie

Faalhaas: Martien Pennings & Martijn Koolhoven Telegraaf (later niet heel vreemd ontslagen wegens vergaande oplichterspraktijken maar dat ligt natuurlijk niet aan deze trofee)

2011

Winnaar: Sa’id Vanenburg & Marcel Hulspas (De Pers)

Faalhaas: Afshin Ellian & Bert Brussen

2012

Winnaars: Rahma Bavelaar, Abdelkader Benali en Hassan Bahara,

Faalhazen: Annabel Nanninga, Het Parool en Thierry Baudet

 

My Fieldset
  1. (required)
  2. (valid email required)
 

cforms contact form by delicious:days

2 comments.

Niet mijn schuld, wel mijn zorg: structureel racisme en wit privilege in Nederland

Posted on November 25th, 2013 by martijn.
Categories: Activism, Multiculti Issues.

Eén van Neerlands meest uitgesproken bestrijders van het racisme in de traditie van Zwarte Piet, Zihni Özdil vertelde gisteravond op twitter over een kennismaking met de familie van een toenmalige vriendin. Dat verhaaltje ziet u hier:


Daarop kwam het volgende antwoord:

Hetgeen bij Zihni Özdil de verzuchting teweegbracht:

En daar heeft hij natuurlijk een punt. Ik zou namelijk deels dezelfde kritiek kunnen geven op de Nederlandse samenleving en op specifieke tradities met racistische elementen. Er is echter niemand die mij met de jij-bak van de Armeense genocide zal bestoken. Toen ik dat opmerkte op twitter stelde Tofik Dibi:


Opnieuw kun je vaststellen dat met welke kritiek ik ook kom in de reacties er geen verwijzing naar de Westelijke Sahara komt of naar Iran.
En even later KaiYin Or:


Opnieuw, niemand die mij zal beantwoorden met een verwijzing naar China en Tibet.

Dat is geen wonder ook toch? Ik ben immers een blanke autochtoon. Maar zo vanzelfsprekend is het niet. Alledrie bemoeien ze zich met debatten in/over/van Nederland omdat Nederland hun samenleving is. Net zo goed als de mijne. In de reacties op hen echter worden zij gereduceerd tot vertegenwoordigers van een etnische groep die niet als volwaardig Nederlands wordt gezien. Meestal gaat het ook om een zaak die hun opponent ziet als belangrijker en erger dan waar zij het over hebben. Met andere woorden waar maak je je druk over, bij ‘jullie’ is het nog veel erger. Op die manier wordt door opponenten tegelijkertijd het idee van de eigen superioriteit tentoon gespreid en in feite geprobeerd om deze drie en anderen de mond te snoeren. Men heeft geen recht van spreken want men is geen Nederlander, maar een representant van een etnische groep. Men heeft geen recht van spreken want ‘hun’ etnische groep doet wel ergere dingen. Men heeft geen recht van spreken want ‘wij’ zijn superieur.

Het feit dat dat met mij niet gebeurt, is een teken dat ik een voorkeurspositie heb. Als blanke autochtoon hoef ik me niet te verantwoorden in het Nederlandse publieke debat over wat mijn mede blanke autochtonen uitvreten of hebben uitgevreten. Dat wil niet zeggen dat ik geen kritiek krijg, maar ik word in ieder geval niet gereduceerd tot mijn huidskleur, afkomst en/of etnische groep en hoef daar verder ook niet over te na te denken. Waar ik dat aan te danken heb? Nergens aan, behalve dan aan mijn afkomst, kleur en/of etnische groep die toevallig hier dominant is en de norm is: blanke autochtonen.

Dat privilege strekt zich ver uit. Net als mijn mede blanke autochtonen hoef ik me geen zorgen te maken over zaken als ethnic profiling, over mogelijke hogere straffen als gevolg van mijn huidskleur, ik hoef niet mijn naam ‘Nederlandser’ te maken als ik ergens ga solliciteren en er is niemand die zegt als ik antwoord op de vraag waar ik vandaan kom, ‘nee, waar kom je echt vandaan. uit welk land?’. Ik zal niet geweigerd worden bij een radio of tv programma met als excuus dat er al zoveel ‘Nederlanders’ zijn geweest deze week. Ik hoefde vroeger niet bang te zijn dat ik automatisch in het rijtje probleemleerlingen zou belanden puur vanwege mijn naam en afkomst zoals ik later wel zag gebeuren bij Marokkaans-Nederlandse leerlingen.

Dat privilege wijst op een structureel probleem: structureel of geinstitutionaliseerd racisme. Is dat mijn schuld? Nee, daar heeft het niks mee te maken. Ik heb er tenslotte ook niet om gevraagd en je kunt je afvragen in hoeverre dit ook allemaal bewust gebeurt. Sterker nog, deze ongelijkheid ontleent zijn kracht juist aan het gegeven dat het niet mijn schuld is en dat ik ook niet bewust mezelf een dergelijke positie toe-eigen. Daardoor wordt deze ongelijkheid namelijk onzichtbaar, subtiel en vanzelfsprekend. Maar het wordt wel mijn verantwoordelijkheid als ik bijdraag aan het voortduren en reproduceren van deze structurele ongelijkheid. Het is wel mijn zorg dus.

****
Nog een voorbeeld:

4 comments.

Islamic Finance in the Netherlands

Posted on November 23rd, 2013 by martijn.
Categories: Guest authors, Headline, Islam in the Netherlands, Multiculti Issues, Public Islam.

Guest Author: Rachida Talal-Azimi

Recently, UK prime minister David Cameron announced government plans to be the first outside the Muslim world to issue a bond that observes the principles of Islamic jurisprudence. He made the announcement at the “Islamic Davos”, or the World Islamic Economic Forum (29-31 October). Although London is the main hub for the Islamic finance industry in Europe, in the Netherlands it grows as well.

Economic crisis

Despite the worldwide crisis, the Islamic financial market is rising very fast and is currently one of the fastest-growing segments in the financial sector. The sector appears to be less affected by the crisis than the rest of the financial market (Standard & Poor’s 2010, Alasrag 2010). Although the market accounts for only around 1% of total global assets and remains tiny compared to conventional finance, it has grown at an annual rate of 15% to 30% since 2000 (UKIFS 2012, Rung et al. 2011, el Qorchi 2005). Islamic financial products have to be structured according Islamic rules. This means, among other things, that an Islamic financial institution may not offer interest and gambling (e.g. speculation) products or invest in the pork, alcohol or weapon industries. Islamic financial institutions enable their clients to save or take loans through other constructions. Due to, among other factors, the presence of a sizeable Muslim population and the concomitant demand for Islamic financial products, Islamic finance has grown in both Muslim countries and Western countries, such as the United Kingdom and the United States. The French government is currently considering whether (and, if applicable, what) legislative changes should be implemented in order to facilitate Islamic finance in France. Various other European countries, including Malta, Germany and Italy, have shown an interest in this market as well (Standard & Poor’s 2010).

The Dutch market

The Netherlands, with a Muslim population of approximately one million, had also shown interest in this market, especially during the years before the financial crisis. Islamic finance and mainly Islamic mortgages had been the topic of discussion within the Dutch government, on conferences and also of research from 2004 to 2008. Different financial institutions were interested in the development of these kind of mortgages, such as the Rabobank and ABN AMRO. After a few years of investigation the financial institutions have ended these studies for different reasons, such as institutional obstacles.

Bilaa-Riba, established in 2006 as the first Islamic financial institution in the Netherlands, had the aim to introduce an Islamic mortgage, but terminated her activities in 2008. Until now, there is no real Islamic financial industry in the Netherlands, but there have been some developments in the last years. In 2007, ABN AMRO launched an Islamic structured investment product, the LLB Top 20 Middle East Total Return Index Certificate. In that same year, the minister of Finance, Wouter Bos, proclaimed that the country would review its role in the Islamic finance industry and that the government will look into ways to attract Islamic finance to the Netherlands. A year later, Barclays launched three Amsterdam-listed Islamic investment product, trackers that follow the movements on Islamic indices. On May 22, 2008, the Dutch Central Bank (DNB) and the Netherlands Authority for the Financial Markets (AFM) published a study on the potential regulatory issues that would have to be addressed when introducing Islamic finance in the Netherlands. During that time the Holland Financial Centre started a working group to promote Islamic finance in the Netherlands and to attract investors within the global Islamic financial sector to the Dutch market. This initiative came to an end after a few years.

Ethical and sustainable finance

During the beginning of the crisis, Islamic finance was not an important topic of discussion anymore in the Netherlands. Nevertheless, currently we see that the interest in Islamic finance in the Netherlands is growing again. The subject cropped up in the public debate, but also in the business domain again. The expectation is that the potential demand for Islamic finance in the Netherlands will rise in the coming years as a result of a growth in population, the educational and income level of Dutch Muslims, but also because there are non-Muslims who believe that Islamic financial products would be a better and in some way a more sustainable alternative for the conventional financial products that have been failed in their eyes. Furthermore, several conferences have been organized the last two years where the topic have been discussed, such as OIKOS (February 9, 2012 – “Islamic Development Finance”) and De Buren (October 9, 2012 – “It’s the Economy, Stupid #5: over Gharar, Riba and Murabaha”). A potential end to the mortgage interest deduction, which is an important Dutch political issue at this moment, will make it much easier to introduce Islamic mortgages in the Netherlands. The prospect is that it is just a matter of time when Islamic finance will also be available in the Netherlands.

 

Rachida Talal-Azimi has worked as a researcher for the Economic Research Department of Rabobank, first for the Financial Sector Research team and from January 2013 for the International Macro Economic Research team. She is involved in various subjects relating to the financial sector. She is currently obtaining a Ph.D. in Islamic Finance at Radboud University Nijmegen. Rachida studied Arabic and Middle-Eastern Studies, and previously worked at the Netherlands Authority for the Financial Markets. She also completed an internship at the Immovable Property Knowledge Group at the Dutch Tax & Customs Administration.

 

Literature

Alasrag, H. (2010) “Global Financial crisis and Islamic finance”, MPRA Paper 22167. Munich: University Library of Munich.

Qorchi, M. el “Islamic finance gears up.” Finance and Development – A quarterly magazine of the IMF, december 2005, vol. 42, nr. 4

Rung, G. etc. (2011) Islamic Finance: Building 150 financial institutions by 2020, Oliver Wyman.

Standard & Poor’s, Islamic Finance outlook 2010.

UKIFS (a part of TheCityUK), “Islamic finance”, Financial markets series, March 2012

2 comments.

Welkom in Eurabia III: Islamofobie

Posted on November 2nd, 2013 by martijn.
Categories: Activism, Islam in the Netherlands, islamophobia, Multiculti Issues, Notes from the Field, Public Islam.

Op 18 oktober vond de islamofobieconferentie in Amsterdam plaats, georganiseerd door Euro-Mediterraan Centrum voor Migratie en Ontwikkeling (Emcemo) en het Collectief Tegen Islamofobie en Discriminatie (CTID; een initiatief van Emcemo). Ik kon alleen ‘s middags, maar had de eer om één van de workshops te mogen voorzitten. In het ochtendprogramma waren er maar liefst zeven sprekers (wat mij echt veel te veel lijkt) onder wie Ineke van der Valk (onderzoeker en schrijver van Islamofobie en Discriminatie, Universiteit van Amsterdam/MDRA Amsterdam). U kunt haar lezing terugvinden bij Republiek Allochtonië. Jan Jaap de Ruiter was ook aanwezig en zijn verslag staat op NieuwWij: islamofobiedebat zonder islamofoben. Inderdaad waren er geen islamofoben aanwezig. Geen idee waarom, maar wat mij betreft een prima ding. Je gaat ook geen racismedebat voeren en vervolgens racisten uitnodigen. Dat wil niet zeggen dat er geen kritiek op de term was. Die was er zeker wel; in ieder geval in de workshop die ik leidde met als experts Ineke van der Valk en Ties Prakken (Emeritus-Hoogleraar Strafrecht aan de Universiteit van Maastricht. Advocaat in 2010-2011 rechtszaak tegen Geert Wilders).

In mijn workshop waren er dus wel degelijk vraagtekens over de term en ook over de oorzaken ervan. Ik zet eerst een paar aspecten op een rij.

Islamofobie bestaat

Ik hanteer hier een eigen definitie (mede ontleend aan een recente expertmeeting) dat islamofobie gaat om een reactie tegen mensen die beschouwd worden als buitenstaander en tegen een negatieve generaliserende en essentialistische definitie van islam die leidt tot een rationalisering om moslims op een bepaalde manier te onderscheiden van anderen. Hier zitten dus drie stappen in:

  1. Ondanks dat Nederland al eeuwen een geschiedenis heeft met islam, wordt de islam door velen (ook door moslims overigens) nog steeds beschouwd als iets van buiten. Dit heeft weliswaar natuurlijk vooral te maken met het feit dat het gros van de moslims in Nederland bestaat uit voormalige gastarbeiders en hun nazaten, maar laten we wel wezen die zijn hier toch ook al weer enkele generaties. Tegelijkertijd is dit gebaseerd op, en wordt er een definitie gemaakt van islam die vooral bestaat uit: geweld, intolerantie, vrouwenonderdrukking, strevend naar dominantie, enzovoorts. Allemaal zaken die de meeste mensen negatief vinden en waarbij men er (in het geval van islamofobie) vanuit gaat dat moslims dat tot op zekere hoogte allemaal onderschrijven simpelweg vanwege het feit dat dit in de Koran zou staan, of in andere geschriften of door schriftgeleerden en predikers verspreid worden. Moslims die dat niet zouden onderschrijven zouden geen praktiserende moslims zijn (maar nog steeds moslim) en/of uitzonderingen op de regel. Terwijl mensen en hun daden die dat beeld bevestigen worden gezien als de regel.
  2. De nadruk op die essentialistische definitie leidt ertoe dat we moslims zien als alleen moslim op een negatief beeld van islam. Moslims en/of islam zouden dan de typische Nederlandse waarden en normen en sociale cohesie bedreigen omdat ze dat negatieve beeld aanhangen. Natuurlijk weet iedereen ook wel dat dat niet per definitie zo is, maar dat kun je nou eenmaal niet altijd van tevoren zien en weten, dus zitten eigenlijk alle moslims in het verdachtenbankje. Wel wordt er hier een onderscheid gemaakt tussen radicale moslims en liberale/gematigde moslims in een poging islam zodanig te incorporeren dat het passend is bij de Nederlandse samenleving. En dan wordt niet de samenleving van de Hells Angels, de SGP of de boeren bedoeld, maar een seculier-christelijk ideaalbeeld van de Nederlandse samenleving waarin de centrale waarden draaien om seculier liberale vrijheden en seksuele vrijheden. En omgekeerd; precies die vrijheden zouden onder druk staan door moslims (in het algemeen of door de radicalen). Wanneer men de opvatttingen van de Hels Angels of SGP aanhoudt, zal men eerder radicaal genoemd worden (hetgeen bij SGP en Hells Angels natuurlijk niet gebeurt).
  3. De uitkomst kan verschillend zijn. Een integratiebeleid dat eigenlijk alleen maar over moslims gaat tot een radicaliseringsbeleid dat specifiek over radicale moslims zou gaan, de politieke retoriek van Wilders, de nepwetenschap van Geenstijlcolumnisten Annabel Nanninga en Hans Jansen, uitsluiten van moslima’s vanwege hun hoofddoek, tot gewelddaden tegen moslims en hun instituties.

Islamofobie kan dus betrekking hebben op allerlei uitingen, maar ook op oude en bestaande structurele aspecten van een samenleving zoals ongelijkheid, de regeling van religie, beleid, machtsverschillen, de representatie van geschiedenis, taalgebruik, enzovoorts.

De geschiedenis van islamofobie

Het oudste werk voor zover bekend, dat de term islamofobie gebruikt is het boek uit 1910 van Alain Quellien La politique musulmane dans l’Afrique Occidentale en het artikel van Maurice Delafosse, L’état actuel de l’Islam dans l’Afrique occidentale française (Revue du monde musulman, vol. XI, n°V, 1910, p. 57). Vaak wordt ook verwezen naar het boek uit 1918, Het leven van Mohammed – de Profeet van God, van Etienne Dinet en Sliman Ben Ibrahim. Zij gebruikten het in dit werk en latere werken om de vijandigheid van Europa tegenover islam te bespreken en de rol die ‘islamofoben’ zoals tal van missionarissen en Gladstone, Cromer, Balfour en de aartsbisschop van Canterbury speelden. In het Engels duikt de term voor het eerst in 1925 op (Stanley A.Cook, Chronicle. The history of religions, Journal of Theological Studies, n°25, 1924, p. 101-109, zonder verwijzing naar de Fransen) en later weer in 1976 (Georges C. Anawati, Dialogue with Gustave E. von Grynebaum, International Journal of Middle East Studies, vol. 7, n°1, 1976, p. 12). Er is dus geen sprake van dat de term islamofobie een recente term is gelanceerd door Iraanse fundamentalisten, de moslim broeders of de Organisatie Islamitische Conferentie (OIC) zoals wel eens gesuggereerd wordt (zie ook “Islamophobie”: une invention française).

Alleen het gebruik van de term is niet voldoende natuurlijk. De geschiedenis van racisme is immers ook ouder dan de term racisme. Dit betekent dat islamofobie ook geanalyseerd kan worden als een historisch fenomeen en wel één die nauw verbonden is met de geschiedenis van racisme, anti-semitisme en het idee van Europa als wit continent. In verschillende vormen is er van de tijd van de kruistochten, Martin Luther, Johannes Calvijn, Kant, Karl Barth een lijn te ontwaren waarin moslims/islam als de grote Ander zijn neergezet. In de tijd van het kolonialisme en de opkomst van het nationalisme zijn er in alle delen van Europa verschillende ideologische repertoires ontstaan waarin de figuur van de ‘slechte moslim’ een grote rol speelde.

Islamofobie en ‘ras’

Wanneer we naar de geschiedenis kijken zien we ook gelijk dat racisme nooit alleen gebaseerd was op fenotypische elementen (uiterlijkheden die aan een ‘ras’ worden toegeschreven), maar ook altijd een cultureel en religieus element heeft gehad. ‘Moslim’ is dan als sociale categorie weliswaar niet zomaar vergelijkbaar met ‘zwart’, maar dat geldt ook voor de categorie ‘joods’ die pas na lange tijd is verworden tot een ogenschijnlijk biologische categorie. Bij anti-semitisme is het religieuze element ook nooit verdwenen, maar hoogstens gemaskeerd door de nadruk op ‘ras’. Bosnische Moslims werden ‘etnisch gezuiverd’ nadat ze steeds meer werden gezien als aparte raciale groep door mensen die fenotypisch, cultureel en taalkundig gezien gelijk waren. Niemand die zich druk maakte over hoe vaak een Bosnische Moslim naar een moskee ging: men werd op basis van afstamming gecategoriseerd als Moslim. Dit heeft ook consequenties dus voor het argument dat islamofobie geen racisme kan zijn, omdat religie geen ras is. Dan vergeten we dus dat a) een ras niet bestaat maar een sociale constructie is die we zelf maken en b) ras nooit alleen om ‘kleur’ gaat.

Dat argument (dat religie geen ras is) dat religie iets vrijwilligs is, iets dat je kiest, past mooi bij een hedendaagse secularistische opvatting over religie waarbij religie steeds meer wordt gereduceerd tot een privekeuze en een mening, maar is slaat volslagen de plank mis. Mensen kunnen religie ervaren als iets diepgaands, doorleefds; iets dat je niet zomaar van je kunt afschudden. Het meest interessante voorbeeld is misschien nog wel van Nadia Ezzeroili die een indrukwekkend stuk in Vonk schreef over afscheid van God; zowel afvalligheid en moslim zijn, zijn diepe ervaringen die geestelijk en lichamelijk beleefd en geïnternaliseerd worden. Het is niet iets wat je zomaar van je kunt afschudden; al helemaal niet wanneer je als kind in een gelovig gezin geboren bent. Daar kies je immers ook niet voor en je ouders, je directe omgeving en de wijdere omgeving beschouwen je dan ook als moslim, jood, christen of hindoe als je ouders dat ook zijn. Verder kiest ook niemand ervoor om in een samenleving te wonen waarin de buitenwereld je voortdurend het etiket moslim opplakt of je nu wil of niet. Er is ook geen moslim die zeggenschap heeft in de definities van de overheid of media over wie een moslim is.

Islamkritiek

Een argument dat sterk naar voren kwam in mijn workshop is dat de term islamofobie niet gebruikt mag worden om kritiek op de islam onmogelijk te maken. Dit is een argument dat we vaker horen en dat uitgaat van een tegenstelling tussen islamofobie en vrijheid van meningsuiting. Dat laatste is echter geen leeg absoluut begrip, maar een die een specifieke invulling heeft gekregen in de politieke geschiedenis van ons land. Die invulling is gepaard gegaan met beperkingen onder meer op het terrein van copyright, smaad, laster, haatzaaien, (vroeger) blasfemie en opruiing. Daar hoeft het aanpakken van islamofobie dus helemaal niet haaks op te staan; beperkingen zijn inherent aan de vrijheid van meningsuiting. Islamkritiek is heel goed mogelijk zonder over te gaan op islamofobe redeneringen. Dus zonder generalisaties, zonder uit te gaan van een causale relatie tussen een eigen definitie van islam en het handelen van moslims, zonder uit te gaan van moslims als buitenstaanders of exceptionele categorie mensen. Die islamkritiek bestaat overigens ook, maar dan niet systematisch in Nederland.

Daarnaast kwam het argument naar voren dat Marokkanen/moslims ook de hand in eigen boezem moeten steken en aan hun eigen problemen moeten werken omdat die (mede) aanleiding geven tot islamofobie. De stelling van Jan Jaap de Ruiter en Carel Brendel dat er geen islamkritische geluiden te horen waren en er geen vraagtekens werden gezet bij het begrip islamofobie of hoe dat gebruikt wordt, klopt dan ook niet. Althans niet voor mijn workshop. Daar was voortdurend het punt te horen, met name vanuit de oude seculier-linkse hoek onder Marokkaanse Nederlanders, dat er problemen zijn en de moslims / Marokkaanse Nederlanders hun eigen problemen moeten aanpakken omdat die mede leiden tot islamofobie. Ten dele zal het inderdaad zo werken en er zijn inderdaad mensen (buiten de conferentie) die juist daarom beweren dat islamofobie terecht is want islam is ook gevaarlijk. Of mensen die stellen dat moslims misschien best last kunnen hebben van islamofobie, maar dat is dan hun eigen schuld want moslims doen ook vreselijke dingen. Of mensen die beweren dat moslims nu eenmaal minder rechten hebben omdat er moslims zijn die verschrikkelijke dingen doen.

Nu wil ik niet beweren dat het niet goed is wanneer mensen zelfreflectie toepassen en werken aan hun problemen, integendeel, maar voor de discussie over islamofobie is het mijns inziens irrelevant. Niemand die bij joden gaat stellen, dat joden eerst de hand in eigen boezem moeten steken of aan hun eigen problemen moeten werken om anti-semitisme uit de wereld te helpen. Of die bij racisme tegen zwarte mensen erop gaat wijzen dat er zwarte mensen zijn die misdrijven gaan plegen. Inderdaad er zijn er onder joodse en zwarte mensen ook individuen en groepen die wandaden plegen. Maar er is niemand die erop gaat wijzen dat racisme of anti-semitisme daarom goed of zelfs noodzakelijk is. Dergelijke overwegingen moeten zeker een rol spelen in de analyses van islamofobie, racisme en anti-semitisme, maar dat doet niets af van het feit dat het geen rechtvaardigingsgrond is. De overwegingen moeten meegenomen worden omdat deze een cruciaal onderdeel vormen van islamofobie, racisme en anti-semitisme; ze maken het mogelijk dat mensen onderbuikgevoelens zodanig rationaliseren dat er een aannemelijk argument lijkt (!) te ontstaan om groepen over één kam te scheren en uit te sluiten.

Het lijkt me goed om islamofobie, anti-semitisme en racisme tegen zwarte mensen gezamenlijk aan te pakken; het zijn nu en historisch verwante verschijnselen. De problemen die er zijn om islamofobie als aparte registratiegrond bij discriminatie aangemerkt te krijgen hebben wellicht deels te maken met de complexiteit van het verschijnsel en het gegeven dat uitingen over godsdienst op zich moeilijk aan te pakken zijn. Daarvoor moet dus misschien wat anders gevonden worden. Gelukkig is de wetenschap de laatste jaren bezig met een inhaalslag als het gaat om verdieping van het theoretische debat over het begrip waardoor het daar wat meer uit de politiek-activistische hoek gehaald wordt, maar waardoor er tegelijkertijd ook meer aanknopingspunten zijn om aspecten van dat verschijnsel aan te pakken.

Islamofobie en zwarte piet: zeggenschap

Maar er speelt ook nog wat anders en dat wordt duidelijk volgens mij wanneer we het vergelijken met de discussie over racisme tegen zwarte mensen. De recente discussie over zwarte piet en de verwensingen die daarmee gepaard gaan aan het adres van mensen als Quincy Dario laten (ga terug naar je eigen land) laten zien dat er sprake is van een felle ontkenning bij sommige mensen over het aanwezige racisme; soms geuit op een manier die uitermate racistisch is. Hoe tegenstrijdig het ook mag klinken, veel van deze mensen zijn ervan overtuigd dat zij geen racist zijn, willen ook geen racist zijn, want racisme is iets slechts. Het gaat soms ook om mensen die hardnekkig weigeren om verhoudingen in termen van kleur te zien; juist uit een aversie tegen racisme; men is kleurenblind. En alleen gekken en extremisten zijn racistisch. Dat mag oprecht zijn, het is ook een ontkenning van het feit dat de Nederlandse geschiedenis bol staat van racisme en dat met name blanke autochtone mannen in Nederland voordelen hebben die alleen te maken hebben met het feit dat ze geboren als blanke autochtone mannen. Nederland is er groot mee geworden zeg maar via slavernij en kolonialisme.

Een ander aspect dat een rol speelt is dat het gaat om zeggenschap en wie er onderdeel is van de morele gemeenschap. Voor veel blanke autochtonen horenzwarte mensen en moslims wel tot de Nederlandse samenleving, maar niet bij de categorie ‘ons’. De vraag wordt dan wie bepaalt er in dit land wat Nederlandse tradities zijn, hoe die eruit zien en wat de grenzen van deze tradities zijn? Hier speelt de ‘kleur’ wel degelijk een rol evenals een idee van afstamming ook al zijn de zwarte gemeenschappen al eeuwen onderdeel van Nederland en zijn al die zwarte mensen niet bij toeval en willekeurig aan komen waaien. Het idee is nu dat de ‘wij’ categorie van blanke autochtone inwoners zichzelf ziet als de natuurlijke eigenaar, bewoner van het land Nederland en als de norm en degene die de norm bepaalt (en daarmee bepaalt wie er in en uit de morele gemeenschap staat). De discussie over zwarte piet laat zien dat niet iedereen het daarmee eens en dat geldt ook voor de pogingen van zelforganisaties om islamofobie op de agenda te krijgen.

Verwant daarmee is dat velen onder blanke autochtonen het idee hebben dat juist zij degenen zijn die de minderheid gaan vormen of al zijn. We zien dat ook terug in de discussie over moslims in relatie tot tolerantie. Daarbij is tolerantie veranderd van betekenis. Tolerantie is niet langer iets wat anderen gegund wordt, maar wat anderen verplicht wordt: nieuwe Nederlanders moeten tolerantie accepteren want anders horen ze hier niet. Van iets dat een dominante groep geeft aan een minderheidsgroep, is het iets geworden dat de dominante groep eist van een minderheidsgroep. Daarbij ligt zeer sterk de nadruk op persoonlijke autonomie en de overtuiging dat de Ander, ic de moslim, persoonlijke autonomie veel minder waardeert en zijn waarden wil opleggen aan de autochtone Nederlanders, niet-moslims. De vertaling naar zwarte piet lijkt me hier eenvoudig. De racisme/islamofobie kaart wordt dus al snel ervaren als een manier van buitenstaanders om hun wil op te leggen op een moment dat blanke autochtone Nederlanders in de verdrukking zouden zitten. En vergis je niet, autochtone blanke Nederlanders zitten ook in het nauw, maar de vraag is of dat niet meer te maken heeft met processsen als mondialisering (EU, migratie), individualisering, terugtrekkende overheid, minder vertrouwen in de overheid en bezuinigingen. En dat alles geldt net zo goed voor zwarte Nederlanders en/of moslim Nederlanders.

Tot slot

De activiteiten van de laatste tijd rondom het thema islamofobie staan in het teken van pogingen om voor elkaar te krijgen dat islamofobie een aparte registratiegrond wordt bij discriminatie zoals dat ook het geval is bij anti-semitisme. Het moge helder zijn dat de afwegingen hierboven nauwelijks een plaats hebben bij die registratie. Het moet gaan om juridisch duidelijke gevallen van islamofobie die aantoonbare schade met zich meebrengen en/of een gevaar voor de openbare orde leveren. Dat is maar een klein aspect van islamofobie en kan alleen maar betrekking hebben op islamofobische uitingen en niet op de islamofobische structuren in beleid en samenleving. Dit wil niet zeggen dat men deze pogingen maar moet laten varen (integendeel), maar het betekent wel dat dit slechts één deel van de aanpak van islamofobie kan zijn. Uiteindelijk gaat het hier ook om macht. Zijn het de blanke, seculiere/christelijke autochtonen die bepalen wat de Nederlandse samenleving is, waar de grenzen van de vrijheden liggen of zijn de opvattingen, grieven en historisch bepaalde posities van zwarte mensen en moslims gelijkwaardig?

Eerder in de serie Welkom in Eurabia:

Deel 1: Voor een islamisering van de samenleving

Deel 2: De Protocollen van de Wijzen van Mekka

4 comments.