You are looking at posts that were written in the month of August in the year 2013.
| M | T | W | T | F | S | S |
|---|---|---|---|---|---|---|
| « Jul | Sep » | |||||
| 1 | 2 | 3 | 4 | |||
| 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 |
| 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 |
| 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 |
| 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | |
Posted on August 29th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, Important Publications, ISIM/RU Research, Religious and Political Radicalization, Ritual and Religious Experience, Young Muslims.
Carmen Becker hat den Einfluss des Internets auf den Glauben junger niederländischer und deutscher Muslime untersucht, die der Salafiyya folgen. Das Internet bietet einen Ort der Begegnung, einen religiösen Raum und zugleich die Möglichkeit, selbst nach den Quelltexten und ihrer Bedeutung zu suchen. Das wird die traditionellen Formen religiöser Autorität verändern, vermutet Becker, die am 9. September 2013 an der Nimweger Radboud Universität promovieren wird.
Ebenso wie die Jugendlichen, um die es geht, spricht Carmen Becker nicht von Salafisten, sondern von „Muslimen, die der Salafiyya folgen“. „Anhänger der Salafiyya streben danach, sich möglichst genau am Propheten Mohammed und den ersten drei Generationen von Muslimen, den sogenannten ‚frommen Vorfahren‘, zu orientieren. ‚Salafisten‘ werden häufig mit Radikalisierung und Gewalt in Verbindung gebracht. Dass sie sehr orthodoxe, mitunter radikale Auffassungen vertreten, bedeutet jedoch nicht automatisch, dass man deshalb radikales Verhalten und Gewalt befürwortet.“
Laut dem deutschen Verfassungsschutz gibt es in Deutschland 3.800 aktive Salafiyya-Anhänger aller Altersgruppen; in den Niederlanden geht der nationale Koordinator für die Terrorismusbekämpfung von 3.000 Anhängern aus. „Das sind jedoch Schätzungen, die auf selbstformulierten Definitionen beruhen und von denen nicht immer klar ist, wie sie zustande gekommen sind.“
In ihrem Forschungsprojekt folgte Becker zwischen 2007 und 2010 zahlreichen Gesprächen und Aktivitäten in Foren sowie Chatrooms und sprach ausführlich mit 47 jungen Muslimen. Mitunter beteiligte sie sich zudem an Gesprächen im Internet, wobei sie sich immer als Forscherin zu erkennen gab.
Muslim werden – in einem Chatroom
Das Internet ist, so stellte Becker fest, für diese muslimischen Jugendlichen nicht nur ein Ort, an dem sie Informationen austauschen, sondern auch ein religiöser Raum, in dem sie ihren Glauben leben können. „Sie können dort reden, beten, Vorträge und Predigten hören, und es besteht auch die Möglichkeit, dem Islam beizutreten. Das setzt allerdings die Anwesenheit von Zeugen voraus, die feststellen, ob das Glaubensbekenntnis überzeugend vorgetragen wird. Das Internet stellt also für den Kern des Rituals keine Gefahr dar.“
Selbst auf die Suche gehen
Auf einer anderen Ebene übt das Internet ihrer Meinung nach mehr Einfluss aus: „Traditionell wird das Wissen über den wahren Glauben von einem Imam oder einer anderen Autorität in der Moschee vermittelt. Im Internet jedoch kann jeder – vor allem jetzt, da immer mehr Quelltexte in verschiedenen Sprachen digitalisiert werden, – die entsprechenden Texte selbst studieren. Das ist keine einfache Aufgabe: Es sind oft keine eindeutigen, unmissverständlichen Texte, und viele Übersetzungen aus dem Arabischen sind schlichtweg schlecht. Darüber hinaus dürfen sich die Gläubigen nicht selbst überschätzen und annehmen, sie könnten den Koran ohne weiteres auslegen. Der Einfluss anerkannter Autoritäten wie der islamischen Gelehrten ist deshalb weiterhin beträchtlich. Aber daneben begeben sich die Menschen selbst auf die Suche nach Belegen für bestimmte Aussagen in den religiösen Quellen und diskutieren Texte und Interpretationen mit anderen Gläubigen.“
Muslim sein im Westen
Die jungen Muslime aus dem Forschungsprojekt hören am liebsten sachkundigen Glaubensgenossen vor Ort zu, denen es gelingt, einen Bezug zwischen Lehre und Leben herzustellen. „Das kann ein junger Prediger oder ein populärer bekehrter Muslim sein – wichtig ist, dass sie sich in das Leben junger orthodoxer Muslime im Westen hineinversetzen können und ihre Sprache sprechen. Ihre Texte werden eifrig diskutiert, weil sie sich weniger mit der Frage beschäftigen, was der Prophet getan hat, als vielmehr damit, was der Prophet unter den gegebenen Umständen tun würde.“
Weniger strenggläubig? Anders!
Die Schlussfolgerung, dass der orthodoxe Glaube jugendlicher Salafiyya-Anhänger unter dem Einfluss des Internets „weniger streng“ wird, möchte Becker nicht ziehen. „Es ist noch zu früh, um zu sagen, welchen Einfluss das Internet letztendlich haben wird. Aber dass es Glaubenspraktiken verändert, davon bin ich überzeugt.“
Carmen Becker (Lindlar, Deutschland, 1977) studierte Politikwissenschaft (Schwerpunkt: Naher und Mittlerer Osten) an der Freien Universität Berlin. Ab 2004 arbeitete sie für das Auswärtige Amt in Berlin. 2007 begann sie mit der Forschung für ihre Doktorarbeit im Fachbereich Arabisch und Islam (Research Institute for Philosophy, Theology and Religious Studies) der Radboud Universität. Ihr Forschungsprojekt ist Teil eines größeren Forschungsprogramms der Radboud Universität zum Thema Salafismus, wofür die Nimweger Universität 2007 Fördermittel der Niederländischen Organisation für Wissenschaftliche Forschung (NWO) erhielt.
Posted on August 29th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, Headline, ISIM/RU Research, Religious and Political Radicalization, Ritual and Religious Experience.
Carmen Becker onderzocht de invloed van internet op het geloof van jonge Nederlandse en Duitse moslims die de Salafiyya volgen. Internet biedt hen een ontmoetingsplaats, een godsdienstige ruimte én de mogelijkheid om zelf op zoek te gaan naar bronteksten en hun betekenis. Dat zal traditionele vormen van religieus gezag veranderen, stelt Becker, die op op 9 september 2013 promoveert aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Net als de jongeren om wie het gaat, spreekt Carmen Becker niet over salafisten maar over ‘moslims die de Salafiyya volgen’. ‘Volgelingen van de Salafiyya streven ernaar de profeet Mohammed en de eerste drie generaties moslims, de zogenaamde vrome voorvaderen, zo nauwkeurig mogelijk te volgen. “Salafisten” worden vaak in verband gebracht met radicalisering en geweld. Maar het hebben van zeer orthodoxe, soms radicale opvattingen, betekent niet dat je dús voor radicaal gedrag en geweld bent.’
Volgens de Duitse Verfassungsschutz (binnenlandse veiligheidsdienst) zijn er in Duitsland 3800 actieve Salafiyya-volgelingen, jong en oud; in Nederland houdt de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding het op 3000 volgelingen. ‘Dat zijn echter schattingen die op hun eigen definities zijn gebaseerd en waarvan niet altijd duidelijk is hoe ze tot stand zijn gekomen.’
Voor haar onderzoek volgde Becker tussen 2007 en 2010 veel gesprekken en activiteiten op fora en in chatrooms en sprak uitgebreid met 47 jongeren. Soms nam ze ook deel aan gesprekken op internet, waarbij ze zichzelf altijd bekendmaakte als onderzoekster.
Moslim worden in een chatroom
Internet is, stelde Becker vast, voor deze moslimjongeren niet alleen een plek om informatie uit te wisselen, maar ook een godsdienstige ruimte waar ze hun geloof kunnen beleven. ‘Ze kunnen er praten, bidden, naar lezingen en preken luisteren, maar moslim worden in een chatroom kan ook, mits er getuigen zijn die vaststellen of de geloofsbelijdenis overtuigend wordt uitgesproken. Internet tast dus niet de kern van het ritueel aan.’
Zelf op zoek
Op een ander vlak kan de invloed van internet groter zijn, denkt ze: ‘Traditioneel wordt kennis over het ware geloof overgedragen in de moskee, door een imam of een ander gezaghebbend persoon. Maar op internet, zeker nu er steeds meer bronteksten in verschillende talen gedigitaliseerd worden, kun je zelf die teksten bestuderen. Dat is niet eenvoudig: het zijn vaak geen eenduidige, niet mis te verstane teksten, en veel vertalingen uit het Arabisch zijn ronduit slecht. Bovendien mag je als gelovige jezelf niet overschatten en denken dat je de Koran even kunt interpreteren. Het gezag van erkende autoriteiten zoals de islamitische geleerden is dus nog steeds groot. Maar daarnaast gaan mensen zelf op zoek naar bewijsplaatsen voor bepaalde uitspraken en bespreken ze met andere gelovigen teksten en interpretaties.’
Moslim in het westen
De jongeren die Becker onderzocht, luisteren graag naar lokale deskundige geloofsgenoten die erin slagen om de leer en het leven te verbinden. ‘Dat kan een jonge prediker zijn, of een populaire bekeerde moslim – belangrijk is dat ze zich kunnen verplaatsen in het leven van jonge orthodoxe moslims in het westen én hun taal spreken. Hun teksten worden druk besproken, omdat ze minder gaan over de vraag: wat wat heeft de profeet gedaan, maar: wat zou de profeet gedaan hebben onder deze omstandigheden.’
Losser? Anders
Concluderen dat het orthodoxe geloof van jongeren die de Salafiyya volgen ‘losser’ wordt onder invloed van internet, wil Becker niet. ‘Het is nog te vroeg om te kunnen zeggen wat uiteindelijk de invloed zal zijn. Maar dat internet geloofspraktijken verandert – dat denk ik zeker.’
Carmen Becker (Lindlar, Duitsland, 1977) studeerde politicologie (specialisatie: Midden-Oosten) aan de Freie Universität Berlin Vanaf 2004 werkte zij voor het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken. In 2007 startte ze haar promotieonderzoek bij de afdeling Arabisch en Islam/ Research Institute for Philosophy, Theology and Religious Studies van de Radboud Universiteit. Beckers promotieonderzoek maakt deel uit van een groter onderzoeksprogramma aan de Radboud Universiteit naar Salafisme, waarvoor de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) in 2007 subsidie verstrekte.
Posted on August 29th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, Headline, ISIM/RU Research, Religious and Political Radicalization, Ritual and Religious Experience.
Carmen Becker onderzocht de invloed van internet op het geloof van jonge Nederlandse en Duitse moslims die de Salafiyya volgen. Internet biedt hen een ontmoetingsplaats, een godsdienstige ruimte én de mogelijkheid om zelf op zoek te gaan naar bronteksten en hun betekenis. Dat zal traditionele vormen van religieus gezag veranderen, stelt Becker, die op op 9 september 2013 promoveert aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Net als de jongeren om wie het gaat, spreekt Carmen Becker niet over salafisten maar over ‘moslims die de Salafiyya volgen’. ‘Volgelingen van de Salafiyya streven ernaar de profeet Mohammed en de eerste drie generaties moslims, de zogenaamde vrome voorvaderen, zo nauwkeurig mogelijk te volgen. “Salafisten” worden vaak in verband gebracht met radicalisering en geweld. Maar het hebben van zeer orthodoxe, soms radicale opvattingen, betekent niet dat je dús voor radicaal gedrag en geweld bent.’
Volgens de Duitse Verfassungsschutz (binnenlandse veiligheidsdienst) zijn er in Duitsland 3800 actieve Salafiyya-volgelingen, jong en oud; in Nederland houdt de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding het op 3000 volgelingen. ‘Dat zijn echter schattingen die op hun eigen definities zijn gebaseerd en waarvan niet altijd duidelijk is hoe ze tot stand zijn gekomen.’
Voor haar onderzoek volgde Becker tussen 2007 en 2010 veel gesprekken en activiteiten op fora en in chatrooms en sprak uitgebreid met 47 jongeren. Soms nam ze ook deel aan gesprekken op internet, waarbij ze zichzelf altijd bekendmaakte als onderzoekster.
Moslim worden in een chatroom
Internet is, stelde Becker vast, voor deze moslimjongeren niet alleen een plek om informatie uit te wisselen, maar ook een godsdienstige ruimte waar ze hun geloof kunnen beleven. ‘Ze kunnen er praten, bidden, naar lezingen en preken luisteren, maar moslim worden in een chatroom kan ook, mits er getuigen zijn die vaststellen of de geloofsbelijdenis overtuigend wordt uitgesproken. Internet tast dus niet de kern van het ritueel aan.’
Zelf op zoek
Op een ander vlak kan de invloed van internet groter zijn, denkt ze: ‘Traditioneel wordt kennis over het ware geloof overgedragen in de moskee, door een imam of een ander gezaghebbend persoon. Maar op internet, zeker nu er steeds meer bronteksten in verschillende talen gedigitaliseerd worden, kun je zelf die teksten bestuderen. Dat is niet eenvoudig: het zijn vaak geen eenduidige, niet mis te verstane teksten, en veel vertalingen uit het Arabisch zijn ronduit slecht. Bovendien mag je als gelovige jezelf niet overschatten en denken dat je de Koran even kunt interpreteren. Het gezag van erkende autoriteiten zoals de islamitische geleerden is dus nog steeds groot. Maar daarnaast gaan mensen zelf op zoek naar bewijsplaatsen voor bepaalde uitspraken en bespreken ze met andere gelovigen teksten en interpretaties.’
Moslim in het westen
De jongeren die Becker onderzocht, luisteren graag naar lokale deskundige geloofsgenoten die erin slagen om de leer en het leven te verbinden. ‘Dat kan een jonge prediker zijn, of een populaire bekeerde moslim – belangrijk is dat ze zich kunnen verplaatsen in het leven van jonge orthodoxe moslims in het westen én hun taal spreken. Hun teksten worden druk besproken, omdat ze minder gaan over de vraag: wat wat heeft de profeet gedaan, maar: wat zou de profeet gedaan hebben onder deze omstandigheden.’
Losser? Anders
Concluderen dat het orthodoxe geloof van jongeren die de Salafiyya volgen ‘losser’ wordt onder invloed van internet, wil Becker niet. ‘Het is nog te vroeg om te kunnen zeggen wat uiteindelijk de invloed zal zijn. Maar dat internet geloofspraktijken verandert – dat denk ik zeker.’
Carmen Becker (Lindlar, Duitsland, 1977) studeerde politicologie (specialisatie: Midden-Oosten) aan de Freie Universität Berlin Vanaf 2004 werkte zij voor het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken. In 2007 startte ze haar promotieonderzoek bij de afdeling Arabisch en Islam/ Research Institute for Philosophy, Theology and Religious Studies van de Radboud Universiteit. Beckers promotieonderzoek maakt deel uit van een groter onderzoeksprogramma aan de Radboud Universiteit naar Salafisme, waarvoor de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) in 2007 subsidie verstrekte.
Posted on August 28th, 2013 by martijn.
Categories: Activism, Society & Politics in the Middle East.
Flash mobs are so [fill in whatever year]. Are they? The video below is, I think, an example of how powerful a flash mob can be. It shows a flash mob protest by Muslim youth in at Darling Harbour in Sydney, Australia, on the 19th May 2012 to raise awareness of the oppression of the people of Syria by the Assad regime.
They have a facebook page to coordinate the flash mobs (next one will be coming Sunday). Interestingly, they also yes the yellow black rab4a symbol that appears to gain currency from a symbol of solidarity among Turkish people with the victims of the bloodshed in Egypt to a global symbol against violence, intolerance and oppression and for justice, freedom and peace. This particular movement, Silence is Betrayal!, presents itself on their facebook page as a
A movement of young people with a vision of raising awareness for justice in the world. If we remain silent, then we betray our moral obligations by not speaking out for justice and against injustice.
H/T: A.A.
Posted on August 27th, 2013 by martijn.
Categories: Guest authors, Headline, Society & Politics in the Middle East.
Gastauteur: Joas Wagemakers
In het jaar dat de Moslimbroeder Mohammed Morsi president was van Egypte nam hij een afstandelijke houding aan tegen andersdenkenden, had hij weinig oog voor de visie van seculieren en heeft hij de nieuwe constitutie van het land er veel te snel door geduwd. Dit alles deed Morsi ondanks dat hij maar een krappe meerderheid won tijdens de presidentsverkiezingen van 2012. Bovendien lijken leden van de Moslimbroederschap sinds de coup van 3 juli betrokken te zijn geweest bij geweld tegen de staat en tegen christenen. Het is verleidelijk om de acties van de Moslimbroederschap te zien als uitingen van een radicale ideologie die de organisatie stiekem al decennia lang huldigt en die nu naar boven komt. Velen in de media hebben inmiddels geconcludeerd dat recente gebeurtenissen het ware gezicht van de Moslimbroederschap laten zien. De beweging was nooit te vertrouwen en het bewijs daarvoor is nu geleverd, zo denken velen. Toch is dit onjuist en dienen we de Moslimbroederschap niet af te schrijven als groep waar mee te werken valt.
Allereerst is het wanbeleid van Morsi eerder toe te schrijven aan politieke factoren dan aan radicale ideeën. Zo lijkt Morsi democratie te vereenzelvigen met een electorale meerderheid die hem een mandaat zou geven om alles te doen wat hij wil. Verder heeft de Moslimbroederschap vanwege decennialange onderdrukking in Egypte geen enkele ervaring met bestuur op dit niveau en hebben elementen van het oude regime Morsi meermalen tegengewerkt. Bovendien heeft Morsi uit politieke overwegingen zijn salafistische bondgenoten in het parlement te vriend willen houden, ook als hij daarvoor moest zwijgen over hun soms intolerante houding tegenover christenen. Tenslotte moet het vermeende geweld van Moslimbroeders na 3 juli natuurlijk gezien worden in de context van het veel hevigere geweld dat tegen hen zelf is gebruikt door een militair regime dat een democratisch gekozen leider heeft verstoten.
Hoewel dit alles Morsi’s fouten of het gebruik van geweld niet goedpraat, geeft het wel aan dat het handelen van de Moslimbroederschap geen uiting is van een radicale ideologie. Dit wordt onderstreept als we kijken naar de ontwikkeling van de Moslimbroederschap sinds haar oprichting in 1928. Hoewel de stichter van de organisatie, Hasan al-Banna, geen overtuigd liberaal-democraat was, was hij wel voorstander van deelname aan verkiezingen en dat gold ook voor zijn opvolgers. Na de afsplitsing in de jaren ’60 van de radicale vleugel van de organisatie heeft de Moslimbroederschap zich ook volledig onthouden van geweld. Bovendien heeft de groepering in de afgelopen decennia in toenemende mate democratie, burgerrechten en tolerantie omarmd als vaste onderdelen van het partijplatform.
Heeft de Moslimbroederschap dan geen radicale leden die een islamitische staat desnoods willen afdwingen? Jawel, en ook daarom mogen Morsi c.s. niet afgeschreven worden. Er is al jaren een richtingenstrijd gaande binnen de Moslimbroederschap, onder meer over “de islamitische staat”. Moet dat een democratisch systeem zijn met een islamitische invulling of dient de letter van de sharia de grenzen ervan te bepalen? Als het impopulaire beleid van Morsi in staat was gesteld te falen was hij genadeloos afgestraft bij de volgende verkiezingen. Dit zou de meer inclusieve en liberale krachten binnen de Moslimbroederschap gesterkt hebben in hun eis voor verdere interne hervormingen. Nu het nieuwe regime honderden leden van de organisatie heeft gedood is voor zulke eisen vermoedelijk een stuk minder plaats. De coup heeft dus ook de hervormingen binnen de Moslimbroederschap een klap toebedeeld.
Waar op dit moment wel steun voor komt binnen de Moslimbroederschap is geweld tegen het regime. Dit is ongetwijfeld koren op de molen voor degenen die de Moslimbroederschap nooit vertrouwd hebben, maar dat is niet terecht. De Moslimbroederschap verdiende een kans maar heeft die nooit echt gekregen. Het is deze context die grotendeels de woede van de Moslimbroederschap verklaart, niet hun vermeende radicale ideologie. Schrijf de Moslimbroederschap daarom niet af.
Joas Wagemakers is onderzoeker en docent aan de Radboud Universiteit Nijmegen, afdeling Islamstudies. Hij deed onderzoek naar de ideologie en invloed van Abu Muhammad al-Maqdisi; één van de meest invloedrijke jihadi-salafi denkers. In 2010 promoveerde hij cum laude op dit onderzoek en ontving hij eveneens de Erasmus Studieprijs. In 2012 verscheen zijn boek The Ideology and Influence of Abu Muhammad Al-Maqdisi bij Cambridge University Press. Hij publiceert veel over islamisme in het moderne Midden-Oosten en blogt ook voor Jihadica.com.
Dit artikel verscheen eerder in Trouw van dinsdag 27 augustus 2013.
Posted on August 24th, 2013 by martijn.
Categories: Blind Horses.
Een opmerkelijk bericht gisteren in het Eindhovens Dagblad:
Bezoeker reageert luidkeels op preek van imam in Eindhoven
Een bezoeker heeft het vrijdaggebed in de Al Fourqaan moskee in de Otterstraat in Eindhoven verstoord, door luidkeels te reageren op de preek van de imam. Deze had ‘onrecht’ als thema.
Het moge duidelijk zijn dat Egypte ‘leeft’ onder moslims. De meeste reacties die ik gehoord heb waren begripvol over de emoties van de man, maar afkeurend over de wijze waarop en het tijdstip waarop hij zijn ongenoegen uitte. Maar daar gaat het me niet persé om. Het gaat me om deze foto:

En dan vooral om het bijschrift:
De imam Eisha Bersham van de Al Fourqaan-moskee in Eindhoven was geen gevaar voor de nationale veiligheid. ANP Photo
Dezelfde foto met hetzelfde bijschrift komen we vaker tegen en wel in artikelen van BN/De Stem over de omstreden komst van Mohammed Al Arifi in 2011:

LPF: imam toegang Eindhoven ontzeggen
De Eindhovense raadsfractie van de LPF wil dat het college van B en W imam Mohammed Al Arifi de toegang tot de stad ontzegt
Omstreden imam naar Arabische conferentie Eindhoven
imam Mohammed Al Arifi uit Saoedi-Arabië komt vrijdagmiddag spreken in de Al Fourkaan-moskee in Eindhoven
College Eindhoven: geen verbod voor omstreden imam
Imam Al Arifi is vrijdagmiddag gewoon welkom in Eindhoven.
Het bijschrift is dus telkens hetzelfde en heeft niets te maken met de gebeurtenissen van afgelopen vrijdag noch met die van Al-Arifi. De zin in het bijschrift over de Bosnische imam Eisha Bersham verwijst naar de zaak waarbij deze imam van de Al-Fourqaan moskee werd uitgezet en komt ook letterlijk terug in diverse artikelen daarover. Deze imam werd in 2005 door toenmalig minister Verdonk uitgezet omdat hij een gevaar zou zijn voor de nationale veiligheid samen met twee andere imams.Eén van de drie vertrok vrijwillig, maar de twee anderen, Mahmoud en Bersham, gingen in hoger beroep. In 2006 , en daar verwijst het bijschrift naar, werd deze uitspraak in hoger beroep ongedaan gemaakt. In 2007 werd vervolgens door de Raad van State bepaald dat beiden wel terecht waren uitgewezen. De foto zelf overigens lijkt daar niet bij te horen. Als we deze zoeken in de database van het ANP dan komen we uit op 2 september 2002.
Het is nog niet zo’n icoonfoto (icoonbijschrift is misschien beter) als van Marokkaans-Nederlandse jongeren waar Martijn Kleppe zo’n mooi verhaal over heeft geschreven. Daarover stelt hij:
PhotoQ – Columns – Top die foto!
Het blijft natuurlijk speculeren maar het lijkt er sterk op dat de betrokken redacteuren een beeld in hun hoofd hebben als ze een nieuwsbericht schrijven. Vervolgens gaan ze op zoek naar een foto die voldoet aan dat beeld. Het is een logische werkwijze die ik ook regelmatig toepas wanneer ik beeldmateriaal zoek voor bijvoorbeeld een lezing. Dan zoek ik ook die ene foto die mijn beeld van een gebeurtenis het beste verbeeldt. Grote kans dat ik dan ook wel eens een foto laat zien van iets dat niet hetgeen is waar ik het voor gebruik. Een vergissing is immers menselijk.
In dit geval is de foto geen probleem; het is de Al Fourqaan moskee en in alle berichten gaat het ook over die moskee. Het bijschrift is wel een probleem; fouten kunnen gemaakt worden en ik vraag me af hoeveel mensen het hebben opgemerkt maar je mag toch ook van internetredacties van kranten verwachten dat ze een iets zorgvuldigere eindredactie hebben.
Posted on August 22nd, 2013 by martijn.
Categories: Society & Politics in the Middle East.
The terrible violence in Egypt against Christians, Muslim Brotherhood activists and other civilians have shocked many people. And have enraged many people as well. On my Facebook and Twitter accounts, which I use for my research I came across many posts by Dutch Muslims with whom I work, who clearly expressed their anger and frustration about the violence and about the problematic Western media viewpoints about the Muslim Brotherhood and about politicians and opinion leaders who voiced their concern about the attacks against Christians but remained silent about the violence against pro-Morsi people.
But besides this anger there was also something else that, among other things, showed that the situation in Egypt but also the opinions among Muslims are far more complicated and mixed than the simple Egyptian army vs. Muslim Brotherhood framework. There were many people expressing their solidarity with all victims regardless of political, ethnic and religious divides. There was one picture in particular that went viral:

The picture reportedly shows Egyptian Muslims hold hands and form a circle around the St George Church in Sohag suggesting that it is under threat from pro-Morsi militants. It was tweeted by Rev. James Martin, S.J., a Jesuit priest and the author and editor-at-large of America, a national Catholic magazine. He tweeted the image, and it was then retweeted by his followers more than 760 times and made a “favorite” more than 320 times.
Muslim men protecting a Catholic Church in Egypt during mass. pic.twitter.com/eKqu3oSLuz
— James Martin, SJ (@JamesMartinSJ) August 18, 2013
It is not clear how old this picture actually is and according to some the church in question was actually attacked. That did not really influence many others (if they thought about it at all) sharing it. It was also picked up by the people I work with on Facebook and shared numerous times with many comments that expressed joy, relief and hope. In a few cases I came across that picture together with others like the following:

The other picture is from the protests in 2011 when Christians on Tahrir protected the Muslims during prayer. There were several demonstrations of solidarity at that time.
The comments on both pictures showed Muslims and non-Muslims alike expressing their ideas that not all Muslims commit violent acts, it was used to support their ideas that Muslims should protect Christians and that unity and peace were still possible. Pain and anger about the aftermath of the revolution were expressed often through strong emotions. It is part of a process of preserving, promoting and creating (almost in a desperate way) the idea that there is still a sign of good things going on besides all the violence. It is gratifying for people to show their solidarity, their enthusiasm by looking for little signs of hope and it clearly made them feel good about retweeting and sharing it.
Less viral but also shared several times was a picture shared by Ramez Atallah living in Cairo on Facebook:

MUSLIMS PROTECTING CHURCHES: this is a moving picture Muslims doing their Friday prayers in front of Church to protect it from attack by militants! This is the Egypt we all dream of.
Also here the context is not really clear but with 72 likes and 1249 shares it is quite popular as well.
Of course, many remained skeptical and angry as well but it is clear that there are many more emotions raging than just those. Such pictures help people to turn their often diffuse and implicit feelings into more plain and simple slogans, personal (sometimes political and/or religious) ideas of good and bad and of belonging. Besides people looking for ways to express their moral anger and injury it is therefore also about people looking for ways to actively engage with what they perceive as good and just in positive ways and searching for signs for peace, tolerance and solidarity as little or obscure they maybe are.
UPDATE:
As I already hinted at above, the St George Church in Sohag that was retweeted so eager as a sign of hope, was indeed attacked. One of my Dutch readers (H/T Jasmina) send me this:
@petrakramer @MartijnvdKooij hier foto van de moskee gisteren. pic.twitter.com/vArOP6hcyt
— Jasmina (@JasminaOnline) August 15, 2013
The Dutch text says ‘Here a picture of the mosque of yesterday’ referring to the mosque I showed you above. It indeed has been attacked and set on fire. It doesn’t really matter for the post as it is more about the eagerness and enthusiasm with which people share signs of hope online, I cannot but feel disappointment about the destruction of this church.
Posted on August 19th, 2013 by martijn.
Categories: Citizenship Carnival, Headline, islamophobia, Multiculti Issues, Society & Politics in the Middle East.
Gastauteur: Froukje Santing
De Turkse Diaspora
De naam ‘Departement voor Turken in het Buitenland en Gerelateerde Gemeenschappen’ spat in witte letters van de gevel van het twaalf verdiepingen tellende kantoorgebouw langs een van de uitvalswegen van Ankara, de stoffige en dicht bebouwde hoofdstad van Turkije. ‘Er werken hier inmiddels driehonderd mensen’, zegt Melek Yücel Salur, die tot aan haar middelbare-schooltijd in Nederland opgroeide. Ze was eerder in dienst van het Nederlands Instituut voor het Hoger Onderwijs Ankara (Niha) dat de samenwerking tussen Nederland en Turkije op het gebied van wo, hbo en mbo ondersteunt. Ze vertrok er voordat de Nederlandse minister van Onderwijs, Jet Bussemaker, haar bezuinigingsplannen voor de komende jaren aankondigde: in 2015 kort het ministerie op de subsidie aan het Niha en per 2016 wordt die beëindigd.
In een gesprek op het winderige dakterras van het nieuwe Turkse departement krijgt de overstap van Yücel Salur zo ongemerkt een extra lading: de Nederlandse diplomatieke dienst krimpt en de samenwerking met het buitenland – op onder meer de terreinen van cultuur en onderwijs – staat onder druk, terwijl Turkije zijn internationale aanwezigheid fors opschroeft, niet alleen diplomatiek maar ook sociaal en cultureel.
Volgens Gürsel Dönmez, de tweede man op het nieuwe Turkse departement, ‘kijkt Europa, in tegenstelling tot Turkije, met de sjablonen van de twintigste eeuw naar de huidige tijd’. Met de groei van Turkije als economische macht en de internationale nadruk op globalisering zijn wereldwijde netwerken volgens hem van wezenlijk belang. Turkije is al lang geen zendende natie meer van waaruit migranten in de hoop op werk en een betere toekomst voor hun kinderen naar westerse landen trekken, benadrukt hij. ‘Uit alle delen van de wereld vestigen mensen zich nu hier. Meer en meer internationale studenten studeren met een beurs van de Turkse overheid aan Turkse universiteiten.’
Turkse gemeenschappen, migranten en studenten
Vanuit het departement in Ankara worden sinds het voorjaar van 2010, en onder auspiciën van de religieus-conservatieve en nationalistische regering van de AK-partij, de banden aangehaald met de circa zes miljoen Turken in het buitenland. Daarnaast intensiveert het land de betrekkingen met wat aan Turkije gerelateerde gemeenschappen worden genoemd: naar schatting tweehonderdduizend mensen op de Balkan, in Oost-Europa, de Kaukasus en in Centraal-Azië. Een ontwikkeling die op gang kwam na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en de val van de Berlijnse Muur in 1989. Dat stelde Turkije in staat om de historische, taalkundige, religieuze en culturele betrekkingen met deze landen weer aan te halen. Recentelijk kwamen daar de bloeiende handelsbelangen bij in het Midden-Oosten en Afrika. Een derde aandachtsgebied is de stroom buitenlandse studenten die met een beurs van de Turkse overheid in het land studeren, 11.500 ondertussen. Als deze jonge mensen naar huis terugkeren, maken ze in de ogen van Ankara deel uit van de Turkse diaspora.
Vijf van de zes miljoen Turkse migranten vestigden zich in de afgelopen halve eeuw in Europa. Ankara wil dat ze daar actief deelnemen aan het openbare leven, maar ze moeten tegelijkertijd de Turkse cultuur behouden. Topambtenaar Dönmez spreekt van een ongekende dynamiek. De tijd dat Turken in het buitenland slechts gastarbeiders waren is voorbij. Ze behoren inmiddels ook tot de middenklasse. Ze zijn kunstenaar, advocaat, ondernemer of academicus. In tegenstelling tot de eerste generatie beschikken zij wel over de kennis hoe samenlevingen in Europa functioneren. Met nadruk: ‘Er is een Turkse diaspora ontstaan.’
Het is de taak van zijn ministerie, aldus Dönmez, om te voorkomen dat Turkse migranten van zichzelf vervreemden. De inzet is dat vanuit Ankara en in samenspraak met Turkse maatschappelijke organisaties in Europa migranten met een Turkse achtergrond op dezelfde wijze als de autochtone bevolking gebruik kunnen maken van hun wettelijke rechten. Ongelijke behandeling, discriminatie, assimilatie en xenofobie zullen effectiever worden aangepakt dan tot nu toe is gebeurd. Althans dat is het plan. ‘We puzzelen nog op de manier hoe we met Turkse maatschappelijke organisaties kunnen samenwerken om hun positie in de vestigingslanden te versterken’, aldus de tweede man van het Turkse departement. ‘Bijvoorbeeld: op welke specifieke punten is vanuit Nederland ondersteuning door Ankara gewenst?’
Grootmacht
‘Turkije wil een groot en machtig land worden. Turkse migranten zijn daarbij instrumenteel’, zegt universitair hoofddocent Murat Erdogan in een vraaggesprek in zijn werkkamer. Hij is onder meer directeur van het Migration and Politics Research Center van de Hacettepe Universiteit. De campus ligt zo’n twintig kilometer buiten Ankara, langs een andere dicht bebouwde uitvalsweg. Die visie is niet pas ontstaan met de komst in 2002 van de religieus-conservatieve AK-partij onder leiding van premier Erdogan. Ook andere Turkse regeringen richtten zich in de afgelopen decennia al tot ‘hun’ burgers in Europa. Wat nieuw is, is de diasporastrategie, die in 2009 bijvoorbeeld ook door de Turkse Foreign Economic Relation Board werd gelanceerd: netwerken van bloed- en taalverwantschap maken het gemakkelijker om wereldwijd handel te drijven.
Het migratie-instituut van Murat Erdogan rondde in maart een onderzoek af in elf landen met omvangrijke Turkse gemeenschappen, waaronder negen EU-landen. Uit deze Euro-Turkse Barometer 2013 blijkt dat migranten met Turkse wortels zowel geïntegreerd zijn in Europa – zeventig procent ziet het als hun permanente thuis –, maar dat ook de banden met Turkije hecht blijven. Zijn conclusie: ‘Niet zozeer het hebben van een paspoort is bepalend.’ Gemiddeld wonen zijn respondenten al meer dan een kwart eeuw in Europa. De helft heeft ook de nationaliteit aangenomen van het land waar ze wonen.
Desondanks blijft het vertrouwen in Turkije ongekend groot. Erdogan distantieert zich van het diasporaparadigma van de Turkse overheid dat hij omschrijft als ‘emancipatorisch reactionair’. ‘Ik hanteer het niet als een politiek maar als een sociologisch begrip.’ Ook staat zijn concept los van het klassieke diasporaparadigma zoals we dat van de joden kennen. Joden leven al eeuwenlang in de verstrooiing, maar in essentie blijf je jood en voel je je verbonden met andere joden in de diaspora. Murat Erdogan: ‘Turkse migranten wonen in Europa maar hebben, als een vorm van ondersteuning, sterke banden met Turkije. In die zin kun je spreken van een diaspora. Maar ik meen dat deze mensen niet vooral of alleen Turk zijn, zoals de Turkse regering benadrukt.’
Wel zegt Erdogan te kunnen begrijpen waarom de gerichtheid op het land van herkomst zo sterk blijft: ‘Wat migranten in Europa ervaren is niet bijster positief. Ze voelen zich uitgesloten, gediscrimineerd, beledigd, ook door overheden. Menigeen heeft het vertrouwen verloren dat zijn rechten en belangen worden gekend en onderkend. Kijk maar naar de zogeheten Döner-moorden in Duitsland. Lange tijd werd ontkend dat buitenlanderhaat het motief was. Wat zie je daarom nu? Turkije springt in dat gat.’
Het gedeelde verhaal
Natiestaten, in een reactie op de Franse Revolutie, gaan volgens de Leidse hoogleraar sociale geschiedenis Leo Lucassen uit van een homogene bevolking die dezelfde taal spreekt en vasthoudt aan dezelfde tradities: het gedeelde verhaal. Hij somt enkele historische voorbeelden op: Italië hield aan het eind van de negentiende eeuw via ambassades en consulaten intensief contact met Italianen in het buitenland. Duitsland hanteerde het concept Deutschtum im Ausland. Japan ontwikkelde het zogeheten Nikkeijin-idee. Afstammelingen van Japanners die aan het eind van de negentiende eeuw om economische redenen naar Peru en Brazilië vertrokken, werden uiteindelijk weer Japans staatsburger.
Lucassen: ‘Dat Turkije de nationalistische trom roert, dus sterk nationalistisch is, is wel een noodzakelijke politieke voorwaarde, maar niet voldoende om de nationalistische gevoelens van hun mensen in het buitenland te activeren.’ Hij zegt dat er nog weinig systematisch onderzoek is gedaan naar welke voorwaarden bepalend zijn voor succes. Wel is duidelijk dat ten minste drie belangen samen moeten komen: economische, politieke en ideologische. Een herkomstland als Turkije heeft er voordeel bij dat migranten geld naar huis terug sturen en handelsactiviteiten richting het moederland van hun ouders ontwikkelen. Het benadrukken van de bloedband is daarbij instrumenteel.
Daarnaast valt er volgens Lucassen politieke winst te halen in het stemhokje. Dat doe je als overheid door ideologisch te benadrukken dat de burger, waar die ook woont, wel Turks moet blijven. Recent is in Turkije de kieswet gewijzigd waardoor Turken in het buitenland niet meer naar Turkije hoeven te reizen om hun stem uit te brengen. En de ideologische belangen, meent Lucassen, hebben we in het voorjaar in Nederland kunnen ervaren met de Yunus-affaire. Aan de hand van de ophef over een Turks migrantenkind dat uit huis was geplaatst en bij een lesbisch stel was ondergebracht, benadruk je dat jouw mensen tot assimilatie worden gedwongen en dat ze dat zelf ook zo ervaren. ‘Maar vooral: dat jij vanuit Ankara iets voor hen kunt betekenen; dat je voor hen opkomt.’
Het wordt volgens Lucassen pas echt een ideologisch project waar veel mensen in geloven en naar gaan handelen als de nadruk op de bloedband zowel van boven (overheid) als van onderaf (migranten zelf) wordt gefaciliteerd en geëntameerd. Lucassen: ‘Je ziet dat 95 procent van de Turken hier met Turken trouwt, en het liefst ook nog eens afkomstig uit de streek waar hun ouders vandaan komen. Ook is de drang sterk om de Turkse taal levend te houden en ze geven hun kinderen vrijwel uitsluitend Turkse namen, ook in de tweede en derde generatie.’ Hij zegt: het vasthouden aan de etniciteit vertraagt hun integratie in Nederland. Het is evident dat dat op de langere termijn spanningen in Nederland oplevert. Maar ook: de geschiedenis wijst uit dat je je uiteindelijk niet met hand en tand kunt verzetten tegen de nesteling in het land waar je al generaties woont. Je kunt dat hoogstens een tijdje tegenhouden.
Integratie, individualisering en uitsluiting
Han Entzinger, hoogleraar integratie- en migratiestudies aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, betitelt het diasporaparadigma van de Turkse overheid als conservatief: ‘De meer moderne opvatting is dat je tijd, plaats en omstandigheden meerekent. Ook die hebben bepaald wie je bent en hoe anderen je zien.’ Uiteindelijk, voorspelt ook hij, verschuift de focus van Turkse migranten na een aantal generaties: het meer individuele perspectief vervangt het nationale perspectief.
Ahmet Azdural, directeur van het Inspraakorgaan Turken dat met opheffing wordt bedreigd nu het wettelijke kader en dus ook de financiering voor inspraakorganen van etnische groepen is weggevallen, onderschrijft die analyse. ‘Je zou verwachten dat de integratie van Turkse Nederlanders – de grootste minderheidsgroep in Nederland – zich zo zou ontwikkelen.’ Maar hij verzucht dat er een politiek van uitsluiting gaande is in Nederland. Althans zo wordt het ervaren door menige Turkse Nederlander. ‘De nadruk van de regering bij integratie ligt eenzijdig op sociaal-culturele aspecten: de acceptatie van liberale waarden die als Nederlandse waarden worden gepresenteerd. En er is tien jaar na 9/11 nog steeds een anti-islamhouding.’ De overheid bekommert zich, in de opvatting van zijn achterban, te weinig om de functionele integratie: onderwijs, werk, het tegengaan van discriminatie. In gesprekken met Turkse ouders hoort Azdural steeds dezelfde zorg: dat hun kinderen naar zwarte, dus minder goede scholen gaan en dat iedereen dat normaal vindt. Dat versterkt het idee dat de overheid migranten geen evenredige kansen biedt. Dat leidt ertoe, ervaart hij de laatste jaren, dat de aantrekkingskracht van Ankara toeneemt. ‘Turkije zegt de maatschappelijke positie van Turken in Europa te willen versterken en assimilatie tegen te gaan. Dat spreekt migranten aan. Het appelleert aan de gevoelens van angst voor het verlies van hun culturele identiteit.’
Yunus
Advocaat Ejder Köse (vreemdelingenrecht en Turks associatierecht) is sinds eind vorig jaar lid van de tachtig leden tellende adviesraad die het Departement voor Turken in het Buitenland en Gerelateerde Gemeenschappen vanuit Europa bijstaat. Hij is net terug van een tweedaagse bijeenkomst in Ankara. In een ontmoeting op zijn advocatenpraktijk in Rotterdam-Zuid draait hij aanvankelijk de rollen om. Hij vraagt mij: ‘Waarom denkt u dat Turkije met de Yunus-kwestie zo hard op de trom sloeg?’ Ik opper: dat deed Turkije welbewust. Hij knikt instemmend. ‘Premier Erdogan en andere Turkse autoriteiten hebben niet gezegd dat het lesbische pleeggezin hét probleem is. Waar het om draait is dat elk kind terecht moet komen in een pleeggezin met een cultuur die dicht bij die van zijn ouders staat.’
Nadat de rust weer enigszins was weergekeerd, hebben de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdzorg, vertelt Köse, hun hand naar de Turkse gemeenschap uitgestoken. ‘Maar ook toen bleek dat ze feitelijk geen ingangen hebben. Daar is in het verleden nooit aan gewerkt.’ Tegelijkertijd fungeert de Yunus-kwestie volgens hem ook als een wake-up call voor de Turks-Nederlandse gemeenschap zelf: ‘Als het zo belangrijk is dat migrantenkinderen in crisissituaties niet in “vreemde” culturen worden opgevangen, dan moeten er wel Turks-Nederlandse pleeggezinnen zijn die zich om hen bekommeren.’
De Rotterdamse advocaat is lid geworden van de adviesraad van het Turkse departement – samen met nog vier andere Turkse Nederlanders – om tegenwicht te bieden aan de polarisatie, de uitsluiting van moslims die volgens hem sinds 9/11 in Nederland aan de gang is. Hij vertelt zijn eigen migrantenverhaal: ‘Lange tijd vond ik Nederland het fijnste land om in te leven. Ik voelde me niet anders dan alle andere Nederlanders. Tot Rita Verdonk in 2003 minister van Vreemdelingenzaken en Integratie werd en het idee uitdroeg dat het hebben van twee paspoorten de loyaliteit met Nederland in de weg staat. We werden gedwongen om te kiezen. We werden niet geaccepteerd als Turkse Nederlanders of Nederlandse Turken. Je anders-zijn werd dus benadrukt, terwijl je daar voorheen zelf nooit zo over had nagedacht.’
Taal, dienstplicht en acceptatie
Köse en de andere leden van de adviesraad (zie kader onderaan) maken nu een rondgang langs Turkse maatschappelijke organisaties. Ze willen weten welke onderwerpen vanuit Nederland onder de aandacht van Ankara moeten worden gebracht. Drie zaken springen eruit: het recht op onderwijs in de Turkse taal op Nederlandse basisscholen (het Onderwijs in Allochtone Levende talen, oalt, werd in 2004 afgeschaft); dat het bedrag van tienduizend euro waarmee Turkse mannen in het buitenland de dienstplicht kunnen afkopen te hoog is; en het niet geaccepteerd worden in Nederland.
Het bedrag voor de dienstplicht is, na een schriftelijk verzoek daartoe van Köse in Ankara, teruggebracht tot zesduizend euro. Het is zijn eerste succesvolle optreden als lid van de adviesraad, ook al meent een meerderheid van de Turkse migranten dat de afkoop volledig zou moeten worden afgeschaft. Köse zegt het belangrijker te vinden dat met de systematische aandacht vanuit Turkije het gemankeerde zelfvertrouwen van Turkse migranten wordt opgekrikt. ‘Zij hebben het gevoel dat er eindelijk eens iemand voor hén opkomt.’ Tegelijkertijd zegt dat volgens hem ook iets over het geringe gezag van het brede scala aan Turkse zelforganisaties in Nederland: ‘Er is geen eenheid, in de zin dat er voor bepaalde zaken gemeenschappelijk gestreden kan worden – bijvoorbeeld aangaande de ineffectiviteit van inburgeringstrajecten. Er is niemand die, noch tegen de Turkse gemeenschap noch tegen de Nederlandse overheid, kan zeggen: dit is belangrijk en zo gaan we het doen.’
Als gevolg hiervan, benadrukt Köse, zetten Turkse Nederlanders zich nu af tegen Nederland: ‘Dat is geen goede ontwikkeling, niet voor Turkse migranten zelf maar ook niet voor Nederland. De inzet zou moeten zijn dat de participatie van Turkse migranten in Nederland wordt bevorderd.’
Eenheid, identiteit en integratie
Het is juist die drang naar eenheid onder Turkse migranten in Europa die hoogleraar Leo Lucassen ter discussie stelt en die Murat Erdogan van het migratie-instituut van de Hacettepe Universiteit als een gevaar ziet. Lucassen: ‘Een deel van de Turkse migranten hier, Koerden en alevieten (liberale, sjiitische moslims die hun wortels hebben in Centraal-Anatolië), kan zich niet echt in dit diasporaverhaal vinden. Hun eigenheid komt zo onvoldoende tot uitdrukking.’
Erdogan trekt vergelijkingen met de recente Taksim-protesten in Turkije zelf: ‘De nieuwe stedelijke elite zegt feitelijk dat ze geen premier wil die zich opstelt als een autoritaire vader, als een sociale ingenieur die zich zelfs met je privé-leven bemoeit.’ Hij voorziet dat eenzelfde weerstand onder Turken in Europa gaat ontstaan als Ankara de lange arm te ver uitstrekt. Zoals bijvoorbeeld met het plan om een familie-attaché te stationeren op Turkse ambassades. Deze gaat zich bekommeren om zaken als huiselijk geweld en problemen in gezinnen in de Turkse gemeenschap, en buigt zich over de vraag hoe, in overleg met de Nederlandse overheid en instanties, een nieuwe Yunus-affaire kan worden voorkomen. Murat Erdogan: ‘De Turkse regering moet beseffen dat migranten ten minste met één been in Europa staan.’
Het Departement voor Turken in het Buitenland
Van de zes miljoen Turken in het buitenland leven er ruim drie miljoen alleen al in Duitsland. Nederland telt officieel 389.000 mensen met Turkse wortels. Het Departement voor Turken in het Buitenland en Gerelateerde Gemeenschappen valt onder staatsminister Bekir Bozdag. Hij is onder meer ook verantwoordelijk voor het Directoraat voor Godsdienstzaken (Diyanet). Nederland telt ruim honderd zogeheten Diyanet-moskeeën met een vanuit Turkije uitgezonden islamitische voorganger.
Het budget van het nieuwe departement voor 2013 bedraagt 93 miljoen dollar. 8,4 miljoen daarvan is bestemd voor projecten van Turkse ngo’s in het buitenland. Het meeste geld van het ministerie, 68 miljoen dollar, wordt uitgegeven aan beurzen voor de inmiddels 11.500 internationale studenten die aan Turkse universiteiten studeren. Ze komen uit 140 landen, in meerderheid uit Centraal-Azië waarmee Turkije historische, religieuze, culturele en economische banden heeft, en verder uit het Midden-Oosten, de Balkan en de laatste jaren ook uit Afrika. Daarnaast studeren er nog eens 8500 internationale studenten op eigen kosten aan Turkse universiteiten.
In de tachtig leden tellende adviesraad – zeventig aangewezen voor vijf jaar en tien ereleden – van het departement in Ankara zitten vijf Turkse Nederlanders: advocaat Ejder Köse, Yusuf Altintas van ISBO, de koepel van bijzondere scholen op islamitische grondslag, Osman Elmaci, werkzaam bij de FNV en Özcan Hidir van de Islamitische Universiteit Rotterdam. De zakenman Turgut Torunogullari is erelid.
Turkije investeert onder de paraplu van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Cultuur ook fors in wat wel de culturele diplomatie wordt genoemd. Een voorbeeld daarvan zijn de Yunus Emre-instituten, naar het idee van de Goethe-instituten, de internationale culturele instelling van Duitsland. Er bestaan inmiddels 32 Yunus Emre-instituten in 25 landen, zegt Remzi Kabadayi. Hij is recent benoemd tot directeur in Nederland en zoekt momenteel een pand in Amsterdam, het liefst aan de Herengracht.
Froukje Santing (1956) werkte vanaf 1975 o.a. voor het Utrechts Nieuwsblad, NRC Handelsblad, Trouw en de NOS – tussen 1981 tot 1999 als correspondent in Turkije. Na haar terugkeer naar Nederland trad ze (opnieuw) toe tot de redactie van NRC Handelsblad. Vanaf (midden) 2006 tot eind 2010 was ze voltijds student. Ze deed eerst de BA-studie ‘Wereldreligies’ (met islamstudies als specialisatie) aan de Universiteit Leiden en vervolgens de MA-studie ‘Islam in de Moderne Wereld’ aan de Universiteit van Amsterdam (cum laude). In 2012 kwam haar boek, Dwars op de Tijdgeest. Hoe ik Nederland aantrof toen ik terugkwam, bij uitgeverij De Geus uit. Momenteel is ze freelance journalist en werkt ze daarnaast aan haar ( promotie)onderzoek Turken met een scheutje Nederland.
Dit artikel is deel drie van het Citizenship Carnival en verscheen eerder in De Groene nr. 31 1 augustus 2013. Het is geplaatst met toestemming van de auteur.
Bijlage: Euro-Turkse Barometer (Tur/Eng):
Eerdere artikelen in deze serie:
European Sexual Nationalisms: The Culturalization of Citizenship and the Sexual Politics of Belonging and Exclusion – door Jan-Willen Duyvendak en Paul Mepschen
What is Integration? – door Nadia Fadil
Posted on August 13th, 2013 by martijn.
Categories: Guest authors, Headline, islamophobia, Multiculti Issues, Public Islam, Ritual and Religious Experience.
Gastauteur: Razi Quadir
Islamitisch vasten is wel spiritueel
In zijn artikel in NRC van 20 juli 2013 beweert Hafid Bouazza dat de ramadan niets anders is dan een tijdelijke onthouding voor kniesoren met een slechte adem. In zijn ogen is de ramadan een achterhaald ritueel, waarbij de moslims vasten omdat het nu eenmaal een diepgewortelde traditie is en dat het niets van doen heeft met spiritualiteit.
Bouazza ziet spiritualiteit – zover als ik hem kan volgen- als een natuurlijke roes, op basis van overtuiging. Natuurlijk zijn er jonge moslims die vasten omdat het van hun ouders moet, en ongetwijfeld zijn er moslims die slechts vasten omdat de gemeenschap dit van hen verwacht. Maar zijn stellige bewering dat dit voor alle moslims geldt, snijdt geen hout. Dit heeft ongetwijfeld te maken met
Bouazza’s wrok en afkeer jegens de islam, moslims en Marokkanen (hoewel hij etnisch gezien ook een Marokkaan is). Ik kan me bovendien niet aan de indruk onttrekken dat hij een wit voetje probeert te halen bij de Nederlanders en dat zijn blik vervormd is door een bidbult van onwetendheid. Bouazza neemt ten onrecht aan dat de beleving van een vastende moslim tijdens de ramadan niet veel verder gaat dan louter vasten.
Wat de ramadan bijzonder maakt is dat de Koran tijdens deze maand voor het eerst is geopenbaard aan de profeet Mohammed. Daarom wordt de Koran door moslims volledig gereciteerd tijdens deze vastenmaand. Ook bidden veel moslims het speciale nachtgebed van de ramadan in de moskee. Bovendien zijn moslims tijdens deze periode verplicht om een speciale aalmoes te geven – de zogenaamde zakaat ul-fitr- zodat de armen ook kunnen meedelen in het Suikerfeest.
Oorsprong van het vasten
Bouazza beweert op basis van een hadith (overlevering) dat de islam het vasten heeft ontvreemd van de joden. Nadat de Profeet in Medina was gearriveerd, viel het hem op dat de joden vastten. Toen hij vroeg waarom zij vastten, antwoordden zij: “Dit is een goede dag, dit is de dag waarop God de Kinderen van Israel heeft gered van hun vijand en Mozes vastte op deze dag.” De Profeet antwoordde hierop: “Wij staan dichter bij Mozes dan jullie.” Hierop ging hij vasten en moedigde zijn metgezellen aan hetzelfde te doen.
De vraag is nu of het bovenstaande de spirituele oorsprong van het vasten in de islam recht doet, zoals Bouazza vrijpostig beweert. Allereerst bevestigen zowel de Koran als de hadith dat het vasten niets nieuws is, maar van alle tijden. Zo zegt de Koran:
“O jullie die geloven, het vasten is jullie voorgeschreven, zoals het degenen die voor jullie waren was voorgeschreven, opdat jullie vroom zullen zijn.” {Hoofdstuk 2: vers 183}
In verschillende overleveringen geeft de profeet Mohammed aan dat eerdere profeten ook vastten. In een authentieke hadith geeft de profeet aan dat het vasten van de profeet Dawoed (David) het beste is: hij vastte om de dag. De korangeleerden zijn het erover eens dat Mozes veertig dagen heeft gevast om zichzelf geestelijk te zuiveren voordat hij met God op de berg sprak.
De door Bouazza aangehaalde hadith heeft niets te maken met de oorsprong van het vasten in de islam. Nadat de Profeet Medina had bereikt, vastte hij drie dagen per maand. Volgens de exegeet al-Tabari raadde de Profeet zijn metgezellen aan dit ook te doen, maar dit gebeurde op vrijwillige basis. Later, nadat de Profeet van de joden te horen had gekregen dat zij vastten om te gedenken dat God Mozes en zijn volk heeft gered uit handen van de Farao, raadde hij zijn metgezellen aan om dit ook te doen. Ook dit gebeurde op vrijwillige basis. Op deze dag, die bekend staat als asjoera, wordt nog steeds door veel moslims vrijwillig gevast. Naast het vasten tijdens de maand Ramadan, vasten veel moslims, vrijwillig de zes dagen van de maand Shawaal, de maand na de Ramadan. Ook wordt er gevast tijdens de dag van arafat, de 13e, 14e en 15e van iedere maand, en op maandag en donderdag.
Dichter bij God
Het feit dat iemand niet kan vasten, door bijvoorbeeld medische redenen of menstruatie, betekent nog niet dat iemand beroofd is van de spirituele kant de ramadan, namelijk het meer bewust zijn van God. Er zijn talloze andere manieren om de ramadan spiritueel kan doorbrengen, zoals het lezen van de Koran, God gedenken, smeekbedes aan God verrichten enzovoort.
De ramadan is dus bij uitstek de maand om spiritualiteit te bereiken en zo dichter tot God te komen.
Razi Quadir is theoloog en promovendus aan het Centrum voor Islamitische Theologie van de Vrije Universiteit Amsterdam: Freedom of Expression in Islam. How Islamic Sources Relate to the Dutch Debate about Freedom of Expression. Daarnaast is hij geestelijk verzorger bij de Dienst Geestelijke Verzoring, Dienst Justitiële Inrichtingen, Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Posted on August 9th, 2013 by martijn.
Categories: Society & Politics in the Middle East.
A border can be many things. The Orontes river in Syria is a sharply defined border, at some point reconstructed into a channel cutting through flat fields and farmland. Now, on the one side there is the divide Free Syrian Army. On the other side, Assad loyalists and government troops. The river is more than a natural border separating them. In the past it also separated different people who saw each other as different but still neighbour and countrymen. Now these neighbours have turned into enemies, us and them, as a result of the ongoing war.
Olly Lambert’s film Syria: Across the Lines – Channel 4 Dispatches looks at these divides and it sometimes crosses it, showing the sectarian nature of the conflict; one that is their as a force of nature but one that is the result of grievances, losses, emotions and deliberate manipulations. The film starts with a young men who switched sides and left the Syrian police. Lambert also shows life in no man’s land between the opposing sides.
Award-winning documentary maker Olly Lambert has spent weeks living deep inside Syrian territory – with both government and opposition supporters – to explore how the two-year-old conflict is tearing communities apart. This unprecedented film witnesses first-hand how the country is collapsing into a sectarian conflict and faces a bleak future.
For five weeks he lived in the Orontes River Valley in rural Hama, an almost entirely unreported front line that is gives a chilling prospect of what Syria could become. His film is a graphic and unflinching portrait of a society cleaving apart in the face of dwindling international support, escalating violence and a growing mutual desire for revenge.
It is a depressing film.
Trailer:
The whole thing:
Posted on August 4th, 2013 by martijn.
Categories: Multiculti Issues.
An extended clip from a presentation by Allan G Johnson on race given at the University of Wisconsin, including using the the game of Monopoly to illustrate the relationship between individuals and social systems and a description of the system of white privilege. For more information on Allan G. Johnson visit www.agjohnson.us.
This is a must-watch!