Het 'Benzakour-debat' – Het is nooit goed of het deugt niet

Posted on February 13th, 2010 by martijn.
Categories: Multiculti Issues.

C L O S E R » Blog Archive » NRC / Mohammed Benzakour – De PvdA heeft de allochtone achterban verdacht gemaakt

Maar waar van een sociaal-democratische partij verwacht mag worden de misstanden in een sociaal-historische context te kaderen, is het cultuur en religie wat de modieuze klok slaat. Beseft de partij dan niet dat een culturele focus al gauw als excuus werkt voor een racistisch discours daar waar geen andere verklaring geboden wordt dan het enkelvoudige feit dat hier sprake is van mensen van een andere religie en komaf?

Dat is volgens mij de kern van het verwijt van Benzakour aan het adres van de PvdA (zie ook de discussie bij HP/De Tijd en Sargasso). In feite kan die kritiek geleverd worden op alle politieke partijen van dit moment (zie de discussie op DDS). Deze delen allemaal (ik heb het al eerder betoogd, ik weet) twee fundamentele uitgangspunten:
1) De islam is niet van hier (en dus zijn moslims outsiders die ge-integrereerd moeten worden)
2) De islam is een probleem (de versie van islam die toegestaan kan worden is een islam-lite versie met een bescheiden publieke aanwezigheid).
Dat delen alle partijen (incl. de PVV en PvdA). Benzakour schreef het niet zo, maar daar komt zijn betoog toch ook deels op neer. Geen wonder dat er een tegenreactie kwam (zie ook de discussie bij JOOP):
nrc.nl – Opinie – Meneer Benzakour, kijk eens naar ons

De verwijten die Benzakour c.s de PvdA maakt zijn wel erg opportunistisch. De PvdA zou zelfs bijdragen aan een racistisch discours. En dat omdat in onze integratienota zou staan dat culturele misstanden voortaan „keihard worden aangepakt”. Dat citaat is niet alleen verzonnen, het tegenovergestelde is waar. In onze integratienota staat juist: „De afgelopen jaren leek het wel of we alleen de keuze hadden tussen passief tolereren enerzijds en keihard verbieden anderzijds: je accepteerde bepaald gedrag en dan mocht je er eigenlijk niets meer van zeggen of je vond het maar niks en dan moest het ook maar direct hard, keihard, worden aangepakt. Deze onverstandige tweedeling doet afbreuk aan de meest krachtige instrumenten voor emancipatie en integratie: debat en dialoog, onderwijs en ontplooiing.” Dat is waarlijk progressief. Problemen en successen eerlijk onder ogen zien én de handen uit de mouwen steken; voor beter (beroeps-)onderwijs, meer stageplekken en het aanpakken van verloedering en verwaarlozing in de wijken. Dag in dag uit. En dat, meneer Benzakour, doen we dan weer wel keihard.

De PvdA wordt ook verweten de sociaal-historische context van migratie te zijn vergeten. Het tegendeel is waar. Juist de geschiedenis noopt ons om, daar waar we collectief in het verleden steken hebben laten vallen, een inhaalslag te maken.

De PvdA wil dat iedereen mee kan doen.

Veel helderder dan dit kan de ideologie van de PvdA niet verwoord worden en veel helderer de kritiek op het stuk van Benzakour ook niet. Het doet echter weinig af aan het feit dat de PvdA in het islamdebat onze ‘culturele verworvenheden’ (vrijheid van meningsuiting, seksuele vrijheid) op zo’n manier verdedigd tegen de achtergrond van een karikaturale voorstelling van islam en moslims (waar vooral anderen zich aan schuldig maken geholpen door een enkele moslim) dat het resultaat de facto hetzelfde is: een beroep op vrijheden om de ander uit te sluiten op basis van een stereotype beeld. Benzakour heeft het vooral over het Haagse, en in die zin snijdt Vogelaar’s kritiek wel hout:
nrc.nl – Opinie – In de gemeenten zijn nog echte sociaal-democraten

Het gaat op 3 maart om gemeenteraadsverkiezingen. We weten dat de landelijke politiek een grote rol speelt bij het stemgedrag van veel kiezers bij deze lokale verkiezingen. Dat is de tragiek van veel lokale bestuurders en gemeenteraadsleden, ze kunnen het nog zo goed hebben gedaan de afgelopen vier jaar, ze worden gestraft of beloond voor het beleid van hun landelijke partij.

In de periode dat ik minister voor onder andere Integratie was, heb ik juist een enorme kloof geconstateerd tussen de ‘Haagse discussie’ over integratie en de lokale werkelijkheid. Vaak kwam ik wethouders van de PvdA tegen die verzuchtten: ‘Ella, we vinden de wijze waarop je probeert tegenwicht te bieden aan dat hyperige en polariserende Haagse debat rond integratie een verademing. Al dat gedoe over hoofddoeken, boerka’s, handenschudden, gescheiden inburgering scherpt tegenstellingen onnodig aan en werpt ons in onze lokale aanpak gericht op emancipatie van migranten en in onze inzet om de boel een beetje bij elkaar te houden regelmatig terug.’

Maar het doet opnieuw niets af aan het punt van Benzakour. In de recente integratienota kunnen we het volgende het lezen:

De islam is in ons land inmiddels uitgegroeid tot een godsdienst met een omvangrijke aanhang22. Dit te accepteren als een realiteit is voor de sterk geseculariseerde autochtone bevolking niet altijd gemakkelijk. Dat komt onder andere doordat uitingen van het islamitisch geloof vaak veel manifester
zijn dan ‘we‘ de laatste decennia van geloofsgemeenschappen gewend waren. In combinatie met de constante dreiging die wereldwijd uitgaat van gewelddadige radicale stromingen in de islam, ervaren veel burgers de gewijzigde verhoudingen als een aantasting van hun gevoel veilig te zijn. Als mensen dan ook nog eens geconfronteerd worden met crimineel of intimiderend gedrag van groepen jongeren van allochtone afkomst, ontstaan grote spanningen.

En:

In hoeverre zijn mensen geneigd om in hun alledaagse sociale gedrag etnische, culturele en levensbeschouwelijke scheidslijnen te overschrijden?
Aangenomen mag worden dat de drempel daarvoor hoger zal zijn als men zich in de eerste plaats beschouwt als een lid van de eigen groep. Dit komt het meest voor bij Turken. Meer dan de helft van hen voelt zich in de eerste plaats lid van de eigen groep. Van de Marokkanen is dit bij iets minder dan de helft het geval. Van de Surinamers en Antilianen beschouwt een veel kleiner deel zich in de eerste plaats als lid van de eigen groep, respectievelijk 20 en 25 procent.
Voor de toekomstige ontwikkeling van deze vorm van betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving is de houding van de tweede generatie relevant. Zoals kan worden verwacht is onder de tweede generatie het aandeel personen dat zich in de eerste plaats lid voelt van de eigen groep beduidend kleiner dan onder de eerste generatie. Toch beschouwt onder de Turken en Marokkanen van de tweede generatie nog ongeveer een derde zich vooral lid van de eigen groep.

In de eerste alinea wordt gemakshalve ‘vergeten’ dat Nederland al eeuwen ervaring heeft met islam; iets waar we overigens weinig van opgestoken hebben en vooral het onderscheid ‘liberale’ en ‘radicale’ islam aan hebben overgehouden. Dat de autochtonen sterk geseculariseerd zijn kan betwijfeld worden wanneer we naar recente onderzoeken kijken, maar in ieder geval wordt hier een schijntegenstelling opgeworpen tussen ‘religieuze moslims’ en ‘geseculariseerde autochtonen’. Moslims komen dus altijd van buiten: een term als Nieuwe Nederlander zal daar weinig aan af doen tot frustratie van met name jongeren (van wie de meesten immers hier geboren zijn). Het tweede fragment is nog een stukje erger, een overheid die zich gaat bemoeien met hoe migranten zich voelen maakt van migratie wel een heel totalitair concept. Tel daarbij op dat het na twee of drie generatie nog steeds gaat om Nieuwe Nederlanders, dan zal duidelijk zijn dat migranten en hun nazaten nooit aan dat totalitaire idee kunnen voldoen ook al gaat het steeds beter in het onderwijs en op de arbeidsmarkt en ook al komen hun opvattingen steeds dichter bij die van autochtonen te liggen. Of allochtone Nederlanders nu progressief moeten gaan stemmen, moet men vooral zelf lekker uitzoeken. Zich wat minder druk maken om integratie zou wel aan te bevelen zijn: Weg met de Integratie.

0 comments.

Het ‘Benzakour-debat’ – Het is nooit goed of het deugt niet

Posted on February 13th, 2010 by martijn.
Categories: Multiculti Issues.

C L O S E R » Blog Archive » NRC / Mohammed Benzakour – De PvdA heeft de allochtone achterban verdacht gemaakt

Maar waar van een sociaal-democratische partij verwacht mag worden de misstanden in een sociaal-historische context te kaderen, is het cultuur en religie wat de modieuze klok slaat. Beseft de partij dan niet dat een culturele focus al gauw als excuus werkt voor een racistisch discours daar waar geen andere verklaring geboden wordt dan het enkelvoudige feit dat hier sprake is van mensen van een andere religie en komaf?

Dat is volgens mij de kern van het verwijt van Benzakour aan het adres van de PvdA (zie ook de discussie bij HP/De Tijd en Sargasso). In feite kan die kritiek geleverd worden op alle politieke partijen van dit moment (zie de discussie op DDS). Deze delen allemaal (ik heb het al eerder betoogd, ik weet) twee fundamentele uitgangspunten:
1) De islam is niet van hier (en dus zijn moslims outsiders die ge-integrereerd moeten worden)
2) De islam is een probleem (de versie van islam die toegestaan kan worden is een islam-lite versie met een bescheiden publieke aanwezigheid).
Dat delen alle partijen (incl. de PVV en PvdA). Benzakour schreef het niet zo, maar daar komt zijn betoog toch ook deels op neer. Geen wonder dat er een tegenreactie kwam (zie ook de discussie bij JOOP):
nrc.nl – Opinie – Meneer Benzakour, kijk eens naar ons

De verwijten die Benzakour c.s de PvdA maakt zijn wel erg opportunistisch. De PvdA zou zelfs bijdragen aan een racistisch discours. En dat omdat in onze integratienota zou staan dat culturele misstanden voortaan „keihard worden aangepakt”. Dat citaat is niet alleen verzonnen, het tegenovergestelde is waar. In onze integratienota staat juist: „De afgelopen jaren leek het wel of we alleen de keuze hadden tussen passief tolereren enerzijds en keihard verbieden anderzijds: je accepteerde bepaald gedrag en dan mocht je er eigenlijk niets meer van zeggen of je vond het maar niks en dan moest het ook maar direct hard, keihard, worden aangepakt. Deze onverstandige tweedeling doet afbreuk aan de meest krachtige instrumenten voor emancipatie en integratie: debat en dialoog, onderwijs en ontplooiing.” Dat is waarlijk progressief. Problemen en successen eerlijk onder ogen zien én de handen uit de mouwen steken; voor beter (beroeps-)onderwijs, meer stageplekken en het aanpakken van verloedering en verwaarlozing in de wijken. Dag in dag uit. En dat, meneer Benzakour, doen we dan weer wel keihard.

De PvdA wordt ook verweten de sociaal-historische context van migratie te zijn vergeten. Het tegendeel is waar. Juist de geschiedenis noopt ons om, daar waar we collectief in het verleden steken hebben laten vallen, een inhaalslag te maken.

De PvdA wil dat iedereen mee kan doen.

Veel helderder dan dit kan de ideologie van de PvdA niet verwoord worden en veel helderer de kritiek op het stuk van Benzakour ook niet. Het doet echter weinig af aan het feit dat de PvdA in het islamdebat onze ‘culturele verworvenheden’ (vrijheid van meningsuiting, seksuele vrijheid) op zo’n manier verdedigd tegen de achtergrond van een karikaturale voorstelling van islam en moslims (waar vooral anderen zich aan schuldig maken geholpen door een enkele moslim) dat het resultaat de facto hetzelfde is: een beroep op vrijheden om de ander uit te sluiten op basis van een stereotype beeld. Benzakour heeft het vooral over het Haagse, en in die zin snijdt Vogelaar’s kritiek wel hout:
nrc.nl – Opinie – In de gemeenten zijn nog echte sociaal-democraten

Het gaat op 3 maart om gemeenteraadsverkiezingen. We weten dat de landelijke politiek een grote rol speelt bij het stemgedrag van veel kiezers bij deze lokale verkiezingen. Dat is de tragiek van veel lokale bestuurders en gemeenteraadsleden, ze kunnen het nog zo goed hebben gedaan de afgelopen vier jaar, ze worden gestraft of beloond voor het beleid van hun landelijke partij.

In de periode dat ik minister voor onder andere Integratie was, heb ik juist een enorme kloof geconstateerd tussen de ‘Haagse discussie’ over integratie en de lokale werkelijkheid. Vaak kwam ik wethouders van de PvdA tegen die verzuchtten: ‘Ella, we vinden de wijze waarop je probeert tegenwicht te bieden aan dat hyperige en polariserende Haagse debat rond integratie een verademing. Al dat gedoe over hoofddoeken, boerka’s, handenschudden, gescheiden inburgering scherpt tegenstellingen onnodig aan en werpt ons in onze lokale aanpak gericht op emancipatie van migranten en in onze inzet om de boel een beetje bij elkaar te houden regelmatig terug.’

Maar het doet opnieuw niets af aan het punt van Benzakour. In de recente integratienota kunnen we het volgende het lezen:

De islam is in ons land inmiddels uitgegroeid tot een godsdienst met een omvangrijke aanhang22. Dit te accepteren als een realiteit is voor de sterk geseculariseerde autochtone bevolking niet altijd gemakkelijk. Dat komt onder andere doordat uitingen van het islamitisch geloof vaak veel manifester
zijn dan ‘we‘ de laatste decennia van geloofsgemeenschappen gewend waren. In combinatie met de constante dreiging die wereldwijd uitgaat van gewelddadige radicale stromingen in de islam, ervaren veel burgers de gewijzigde verhoudingen als een aantasting van hun gevoel veilig te zijn. Als mensen dan ook nog eens geconfronteerd worden met crimineel of intimiderend gedrag van groepen jongeren van allochtone afkomst, ontstaan grote spanningen.

En:

In hoeverre zijn mensen geneigd om in hun alledaagse sociale gedrag etnische, culturele en levensbeschouwelijke scheidslijnen te overschrijden?
Aangenomen mag worden dat de drempel daarvoor hoger zal zijn als men zich in de eerste plaats beschouwt als een lid van de eigen groep. Dit komt het meest voor bij Turken. Meer dan de helft van hen voelt zich in de eerste plaats lid van de eigen groep. Van de Marokkanen is dit bij iets minder dan de helft het geval. Van de Surinamers en Antilianen beschouwt een veel kleiner deel zich in de eerste plaats als lid van de eigen groep, respectievelijk 20 en 25 procent.
Voor de toekomstige ontwikkeling van deze vorm van betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving is de houding van de tweede generatie relevant. Zoals kan worden verwacht is onder de tweede generatie het aandeel personen dat zich in de eerste plaats lid voelt van de eigen groep beduidend kleiner dan onder de eerste generatie. Toch beschouwt onder de Turken en Marokkanen van de tweede generatie nog ongeveer een derde zich vooral lid van de eigen groep.

In de eerste alinea wordt gemakshalve ‘vergeten’ dat Nederland al eeuwen ervaring heeft met islam; iets waar we overigens weinig van opgestoken hebben en vooral het onderscheid ‘liberale’ en ‘radicale’ islam aan hebben overgehouden. Dat de autochtonen sterk geseculariseerd zijn kan betwijfeld worden wanneer we naar recente onderzoeken kijken, maar in ieder geval wordt hier een schijntegenstelling opgeworpen tussen ‘religieuze moslims’ en ‘geseculariseerde autochtonen’. Moslims komen dus altijd van buiten: een term als Nieuwe Nederlander zal daar weinig aan af doen tot frustratie van met name jongeren (van wie de meesten immers hier geboren zijn). Het tweede fragment is nog een stukje erger, een overheid die zich gaat bemoeien met hoe migranten zich voelen maakt van migratie wel een heel totalitair concept. Tel daarbij op dat het na twee of drie generatie nog steeds gaat om Nieuwe Nederlanders, dan zal duidelijk zijn dat migranten en hun nazaten nooit aan dat totalitaire idee kunnen voldoen ook al gaat het steeds beter in het onderwijs en op de arbeidsmarkt en ook al komen hun opvattingen steeds dichter bij die van autochtonen te liggen. Of allochtone Nederlanders nu progressief moeten gaan stemmen, moet men vooral zelf lekker uitzoeken. Zich wat minder druk maken om integratie zou wel aan te bevelen zijn: Weg met de Integratie.

0 comments.

The cultural production of The Muslim – Identity Talk and Homogenizing 'Us' and Excluding 'Them'

Posted on February 13th, 2010 by martijn.
Categories: Multiculti Issues.

Recently, albeit certainly not new, we have seen a new wave of identity debates in Europe. What does it mean to French, German, Dutch or, for that matter, European? During the 1990s with the culturalization of citizenship, migration and integration became increasingly politicized, resulting in a gradual awakening of a public that had been silent or felt unable to speak out on these topics. Throughout the 1990s a paradoxical development occurred in the Netherlands. On the one hand ethnicity and religion became increasingly seen as private matters instead of issues the state has to deal with. At the other hand the limits of religious and cultural difference related to the conditions for social cohesion and integration were questioned in a broad political spectrum ranging from ultra-left to ultra-right, socialist and liberal parties, and religious parties. The private matter became the centre of the public debate. Politicization of the debate took a new turn with Fortuyn in 2001 and 2002 who effectively manipulated already existing frustrations of native citizens on issues concerning migration and integration. He was in particular adamant in defending freedom of speech and sexual freedoms for gays against Islamic traditions. His appearance, and after him Hirsi Ali and Wilders, led to a stronger confrontational style. This was fuelled by dramatic events such as the attacks of 9/11, the murder of Fortuyn in 2002 and in 2004 the murder of Theo van Gogh, (columnist and TV director who often expressed harsh and even foul criticism on Islam), by a Moroccan-Dutch Muslim. Also transgressions of Muslim youth (such as threatening outspoken Islam critics) and Salafi imams (publicly exposed on television) contributed to further politicization.

After 9/11, the focus in the media and in politics on integration shifted almost entirely to Islam and Muslims and their alleged threat to Dutch society . Instead of pacifying Islam, several opinion leaders such as Van Gogh and Hirsi Ali argued for a more confrontational style in the public Islam debate, for example by claiming the right to insult Muslims’ religious convictions and feelings. This so called ‘new realist’ (Prins 2002) discourse, emphasizing the inevitability of problems resulting from cultural difference, became widespread and, in line with the culturalization of citizenship, focuses in particular on sexual freedoms and freedom of speech as typical for Dutch culture. Nowadays the ‘new realist’ discourse with compelling rude and harsh comments on multi-culturalism, Islam and migrants, is part of mainstream political discourse forcing other politicians to engage with it. This led to a growing ’Islamization’ of the public debate about migrants; people from Moroccan or Turkish descent were increasingly categorized as Muslims and the degree of maintaining Islamic beliefs and practices became the standard to measure integration. Islam is not only perceived as the ‘ultimate cultural other’, Islam is also perceived as a cultural system and Muslims, as believers, are constructed as an immutable category. The confrontational style strengthens the paradox of integration since the culture of migrants is denounced in more derogatory ways, putting the burden of adjustment on the migrants who have become more visible as different and therefore not adjusted. Its emphasis on ‘calling problems by name’ in order to have a more compelling pressure on Muslims to assimilate and to reduce cultural and religious diversity, strengthens the perception of unbridgeable cultural differences. Notwithstanding improving rates of participation of Muslims in education and on the labour market, there has been an increased perception of growing cultural differences (Entzinger and Dourleijn 2008; De Koning 2008).

The focus on values is part of a trend emerged in the Netherlands and throughout Europe during 1990s as argued by Stolcke (1995). Stolcke (1995: 7-12), focusing on new rhetoric of exclusion and inclusion based upon cultural essentialism (a rhetoric she calls ‘cultural fundamentalism’) shows how in the process of building nation-states, national belonging and identity are interpreted as cultural singularity.

Europe’s identity crisis yields a lot of debate about the particularities of national identities. Usually this is so superficial and vague that it amounts to nation branding we can find in touristic brochures and websites. It can be seen as an attempt to harmonize or homogenize national policies, values and behaviors of citizens, education, public outlook and so on. Or in other words to impose a particular identity upon one’s citizens by the state. A completely open and free debate about a country’s identity is usually a dead end because people may share particular symbols (the flag, particular freedoms) but do not necessarily share its meanings. More often than not, debates about a shared identity (meant to find a common ground) reveals significant fault lines and turns into more public divisions and controversy than before. The most easiest thing to do then is not to discuss what ‘we’ are but to a find an outsider, discuss what ‘they’ are and make clear that ‘we’ are different from them. While in the Netherlands the time of pillarization (and before) nationalism was in part based upon belonging to a religious or ideological community (and vice versa), now belonging to the Dutch moral community seems to be more and more based upon the idea of a ‘shared culture’ in which sexual freedoms, emancipation of women and the freedom of expression are believed to be the hallmark. It is in particular Muslims who are feared because of the alleged opposition against these freedoms and because of the idea of their strong religiosity.

Internal differences are homogenized (for example by citizens’ handbooks) and cultural identity and sameness become the prerequisite to access to citizenship rights (for example through citizenship courses). With this interpretation of citizenship, the need for migrants to accept a country’s ‘norms and values’ becomes central. Therefore the need to educate and mould migrants into assimilated citizens arises. Migrants should abide by the same ideas of virtuous citizenship and a good life as native Dutch citizens are believed to hold in high regard (see: Tonkens, Hurenkamp, and Duyvendak 2008; Verkaaik 2008; Mepschen 2009). The rhetoric of culture produces a homogenized and idealized vision of the national moral community and exclusion of migrants (Butler 2008). More in particular in produces an image of over-religious Muslims possessed by a religion that is fundamentally at odds with European/Western/Dutch culture and identity; an images that can be conveniently attacked by so-called islam-critics, integration policies and counter-radicalization policies and inter-religious dialogues but that do not necessarily have anything to do with the daily lives of most Muslims as Sunier recently argued in his inaugural lecture.

0 comments.

The cultural production of The Muslim – Identity Talk and Homogenizing ‘Us’ and Excluding ‘Them’

Posted on February 13th, 2010 by martijn.
Categories: Multiculti Issues.

Recently, albeit certainly not new, we have seen a new wave of identity debates in Europe. What does it mean to French, German, Dutch or, for that matter, European? During the 1990s with the culturalization of citizenship, migration and integration became increasingly politicized, resulting in a gradual awakening of a public that had been silent or felt unable to speak out on these topics. Throughout the 1990s a paradoxical development occurred in the Netherlands. On the one hand ethnicity and religion became increasingly seen as private matters instead of issues the state has to deal with. At the other hand the limits of religious and cultural difference related to the conditions for social cohesion and integration were questioned in a broad political spectrum ranging from ultra-left to ultra-right, socialist and liberal parties, and religious parties. The private matter became the centre of the public debate. Politicization of the debate took a new turn with Fortuyn in 2001 and 2002 who effectively manipulated already existing frustrations of native citizens on issues concerning migration and integration. He was in particular adamant in defending freedom of speech and sexual freedoms for gays against Islamic traditions. His appearance, and after him Hirsi Ali and Wilders, led to a stronger confrontational style. This was fuelled by dramatic events such as the attacks of 9/11, the murder of Fortuyn in 2002 and in 2004 the murder of Theo van Gogh, (columnist and TV director who often expressed harsh and even foul criticism on Islam), by a Moroccan-Dutch Muslim. Also transgressions of Muslim youth (such as threatening outspoken Islam critics) and Salafi imams (publicly exposed on television) contributed to further politicization.

After 9/11, the focus in the media and in politics on integration shifted almost entirely to Islam and Muslims and their alleged threat to Dutch society . Instead of pacifying Islam, several opinion leaders such as Van Gogh and Hirsi Ali argued for a more confrontational style in the public Islam debate, for example by claiming the right to insult Muslims’ religious convictions and feelings. This so called ‘new realist’ (Prins 2002) discourse, emphasizing the inevitability of problems resulting from cultural difference, became widespread and, in line with the culturalization of citizenship, focuses in particular on sexual freedoms and freedom of speech as typical for Dutch culture. Nowadays the ‘new realist’ discourse with compelling rude and harsh comments on multi-culturalism, Islam and migrants, is part of mainstream political discourse forcing other politicians to engage with it. This led to a growing ’Islamization’ of the public debate about migrants; people from Moroccan or Turkish descent were increasingly categorized as Muslims and the degree of maintaining Islamic beliefs and practices became the standard to measure integration. Islam is not only perceived as the ‘ultimate cultural other’, Islam is also perceived as a cultural system and Muslims, as believers, are constructed as an immutable category. The confrontational style strengthens the paradox of integration since the culture of migrants is denounced in more derogatory ways, putting the burden of adjustment on the migrants who have become more visible as different and therefore not adjusted. Its emphasis on ‘calling problems by name’ in order to have a more compelling pressure on Muslims to assimilate and to reduce cultural and religious diversity, strengthens the perception of unbridgeable cultural differences. Notwithstanding improving rates of participation of Muslims in education and on the labour market, there has been an increased perception of growing cultural differences (Entzinger and Dourleijn 2008; De Koning 2008).

The focus on values is part of a trend emerged in the Netherlands and throughout Europe during 1990s as argued by Stolcke (1995). Stolcke (1995: 7-12), focusing on new rhetoric of exclusion and inclusion based upon cultural essentialism (a rhetoric she calls ‘cultural fundamentalism’) shows how in the process of building nation-states, national belonging and identity are interpreted as cultural singularity.

Europe’s identity crisis yields a lot of debate about the particularities of national identities. Usually this is so superficial and vague that it amounts to nation branding we can find in touristic brochures and websites. It can be seen as an attempt to harmonize or homogenize national policies, values and behaviors of citizens, education, public outlook and so on. Or in other words to impose a particular identity upon one’s citizens by the state. A completely open and free debate about a country’s identity is usually a dead end because people may share particular symbols (the flag, particular freedoms) but do not necessarily share its meanings. More often than not, debates about a shared identity (meant to find a common ground) reveals significant fault lines and turns into more public divisions and controversy than before. The most easiest thing to do then is not to discuss what ‘we’ are but to a find an outsider, discuss what ‘they’ are and make clear that ‘we’ are different from them. While in the Netherlands the time of pillarization (and before) nationalism was in part based upon belonging to a religious or ideological community (and vice versa), now belonging to the Dutch moral community seems to be more and more based upon the idea of a ‘shared culture’ in which sexual freedoms, emancipation of women and the freedom of expression are believed to be the hallmark. It is in particular Muslims who are feared because of the alleged opposition against these freedoms and because of the idea of their strong religiosity.

Internal differences are homogenized (for example by citizens’ handbooks) and cultural identity and sameness become the prerequisite to access to citizenship rights (for example through citizenship courses). With this interpretation of citizenship, the need for migrants to accept a country’s ‘norms and values’ becomes central. Therefore the need to educate and mould migrants into assimilated citizens arises. Migrants should abide by the same ideas of virtuous citizenship and a good life as native Dutch citizens are believed to hold in high regard (see: Tonkens, Hurenkamp, and Duyvendak 2008; Verkaaik 2008; Mepschen 2009). The rhetoric of culture produces a homogenized and idealized vision of the national moral community and exclusion of migrants (Butler 2008). More in particular in produces an image of over-religious Muslims possessed by a religion that is fundamentally at odds with European/Western/Dutch culture and identity; an images that can be conveniently attacked by so-called islam-critics, integration policies and counter-radicalization policies and inter-religious dialogues but that do not necessarily have anything to do with the daily lives of most Muslims as Sunier recently argued in his inaugural lecture.

0 comments.