You are looking at posts that were written in the month of February in the year 2014.
M | T | W | T | F | S | S |
---|---|---|---|---|---|---|
« Jan | Mar » | |||||
1 | 2 | |||||
3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |
10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 |
17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 |
24 | 25 | 26 | 27 | 28 |
Posted on February 26th, 2014 by martijn.
Categories: Activism, International Terrorism, Notes from the Field, Religious and Political Radicalization.
Since it has become known that European Muslims are fighting in Syria against Assad (and probably against each other as well) it appears that the focus of counter-radicalization has narrowed. In the past this policy mainly targeted Salafi Muslims. This counter-radicalization policy is embedded within a wider public debate about Muslims, Islam, integration and radicalization. Moreover, the public debates on Islam and the counter-radicalization policies are carriers and producers of symbolic references as to why Muslims are a problem (for example, problems with street youth, violence, intolerance, ‘fanatical’ religion). These references are often regarded as the cause of current and anticipated risks to society which, in turn, constitute the legitimatizations and rationalizations for intervention and transformation. Taken together we can regard the public debates on Islam, the policies regarding Muslims, integration and security politics (often leading to more debate and policies) as a surveillance of the everyday lives of Muslims.
Through websites and social media, a number of particular specialists take part in this. But lay people join in too and are encouraged to enact the accepted and expected models of the Dutch secular liberal citizen. The debates about (radical) Islam and the counter-radicalization policies have influenced Muslims’ lives severely. In the Netherlands, several studies have explored how particular debates on Islam trickle down into the daily lives of people in a variety of ways ranging from people’s experiences in schools, workplaces and, of course, their media-consumption at different levels in society.
From the start of 2013 onwards, the counter-radicalization efforts appear to concentrate on a smaller group: those Muslims who may have plans to travel to Syria, the families of those who are already there and those who have returned. In the Netherlands several cities stand out as many of the fighters were born and raised in a few cities: Den Haag, Delft, Utrecht and Arnhem. In the beginning of this week the National Coordinator for Counter-terrorism and security (NCTV) announced that the threat level assessing the possibilities of a terrorist attack remains ‘substantial’ (the continuum ranges from minimal, to limitied to substantial to critical). Last year the NCTV stated:
Current threat level | National Coordinator for Security and Counterterrorism
The present threat assessment is still mainly determined by the involvement of foreign combatants in the Syrian conflict. There are also worrying indications of growing radicalisation among small groups of young Muslims in the Netherlands. Developments in some countries in the Middle East and jihadist conflict zones have also had a negative impact on the present threat assessment. Since the risks have not diminished, not only is this heightened approach justified, but further action would seem to be warranted.
Dutch nationals are still travelling to Syria with jihadist intentions. In August, the number of people leaving the Netherlands for Syria was again higher than in preceding months. At this point, just under 100 such individuals have made the journey, a growing number of whom are thought to be fighting under the flag of Jabhat al-Nusra (JaN), an al Qa’ida (AQ) ally that seeks to wage violent global jihad. Their possible return could affect the threat to Europe and the Netherlands in particular. It is also important to bear in mind that returnees from other EU countries could carry out terrorist activities in the Netherlands, either on their own initiative or on the instructions of other parties.
During the period under review, Dutch jihadists with combat experience began returning to the Netherlands from Syria for the first time. They are now being monitored closely.
In its recent press release the NCTV gives a broad overview of their assessment of the current situation, potential threats and measures that are taken:
concrete situation & measures:
Cooperation
Radicalization in the Netherlands
The NCTV expresses it concern that the events in Syria and the activities of (returned) foreign fighters stimulates radicalization of Muslims in the Netherlands:
Some of my observations (but by no means all…)
The issue of foreign fighters is framed within a nexus of security, (pathological) radicalization and integration. It remains to be seen if the narrow focus nowadays will prevent stigmatization of Muslim communities in general. I’m not so sure if there is indeed a threat to resistance against radicalization; in fact more Muslim spokespersons have appeared on TV expressing their disapproval of Muslims going to Syria than before. The public manifestations of foreign fighters on social media for example and their supporters, all labelled as ‘radical’ Muslims, also seems to create a platform for those Muslims who want to speak out against jihad in Syria and who are, therefore, labelled as ‘moderate’, ‘liberal’ or ‘free-thinking’ Muslims and/or who label themselves as such).
You can find the NCTV documents here:
Posted on February 23rd, 2014 by martijn.
Categories: Activism, islamophobia, Multiculti Issues, Notes from the Field.
Het collectief tegen Islamofobie en Discriminatie doet een appèl aan minister Asscher en politieke partijen om islamofobie te erkennen als een verschijnsel dat de religieuze vrijheid van Nederlandse burgers bedreigt en om te komen met maatregelen. Hier de volledige tekst: (For my English readers, a very brief summary HERE).
Islamofobie: Een appèl aan minister Asscher en politieke partijen
Het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie heeft met instemming kennis genomen van enkele initiatieven van minister Asscher tegen radicalisering onder moslims en tegen anti-semitisme onder moslims. In zijn brief aan de Tweede Kamer over radicalisering d.d. 2 februari 2014 schrijft hij:
In Nederland mag men denken en geloven wat men wil. Orthodox zijn mag, niet religieus zijn mag ook. Voorop staat dat de individuele vrijheid van personen gerespecteerd wordt. Mensen moeten zich veilig voelen in de Nederlandse samenleving en binnen de eigen gemeenschap. Het wordt problematisch wanneer mensen in onze samenleving hun overtuigingen op een manier uitdragen waardoor de vrijheid van anderen in gevaar komt.
Het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie ondersteunt die boodschap volledig. Van daar ook dat wij initiatieven tegen radicalisering, homofobie en anti-semitisme van harte ondersteunen. Wij willen er echter op wijzen dat in al deze initiatieven de focus ligt op moslims als daders, zelfs nu bijvoorbeeld anti-semitisme voor een partij als de PVV geen beletsel meer is om samenwerking te zoeken in Europa en het grootste deel van de daders van homofobe haatacties uit autochtone hoek komt. De arrestatie in Nederland van Jeroen B. (een kopstuk van het extreem-rechtse Werwolf netwerk), de veroordeling wegens terreur van de Belgische rechts-radicale Bloed Bodem Eer en Trouw en het onderzoek in Duitsland naar de racistische aanslagen door de NSU laten zien dat de dreiging tegen migranten niet ver weg is.
Door middel van deze brief willen wij de minister ook wijzen op het gevaar van islamofobie; Een attitude waarbij sprake is van afkeer ten aanzien van moslims en islam en die resulteert in praktijken van uitsluiting en discriminatie. De bedreigingen tegen moslimpartijen (die er zelfs toe hebben geleid dat één persoon zich heeft moeten terugtrekken als kandidaat), recente vernielingen aan moskeeën in Geleen, Middelburg, Vlissingen, het openlijke pleidooi van de PVV in Almere om vrouwen met een hoofddoek te weren uit de publieke ruimte, populaire websites waarop beweerd wordt dat moslims minder rechten hebben op bijvoorbeeld privacy, laten zien dat islamofobie een reëel gevaar is voor de veiligheid en vrijheid van Nederlandse burgers.
Uit het rapport Ervaren Discriminatie in Nederland blijkt dat een kwart van de inwoners van Nederland in de afgelopen twaalf maanden tenminste één voorval heeft meegemaakt dat zij als discriminerend hebben ervaren. Binnen migrantengroepen (Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse Nederlanders en migranten uit Midden- en Oost-Europa) is dat maar liefst een derde tot de helft en van de werkzoekende migranten heeft 20 tot 40% discriminatie ervaren bij het zoeken naar werk. Maar liefst bijna twee op de drie moslims rapporteert ten minste één discriminatie-ervaring in het afgelopen jaar. Ook recente onderzoeken die aantonen dat de politie aan ‘ethnic profiling’ doet, zijn zeer zorgwekkend hoewel er ook politiekorpsen zijn die hard werken om dit fenomeen terug te dringen.
Volgens het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie is het tijd om minister Asscher aan zijn woord te houden zeker nu ook minister Opstelten recent erkende dat islamofobie een probleem is. Maar ook van politieke partijen mag een duidelijk antwoord op deze problematiek verwacht worden. We hebben dan ook de volgende vragen aan minister Asscher en de politieke partijen:
Kortom, het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie doet een beroep op minister Asscher islamofobie aan te pakken samen met andere vormen van racisme en discriminatie. Tevens roepen wij landelijke en lokale politieke partijen op om in deze verkiezingscampagne mee te denken over een aanpak en een duidelijk standpunt in te nemen tegen alle vormen van racisme en discriminatie inclusief islamofobie.
Met vriendelijke groet, namens het CTID
Abdou Menebhi
[full disclosure: uw antropoloog is betrokken bij het opstellen van bovenstaande tekst. Voor een eerdere beschouwing zie: Welkom in Eurabia III: Islamofobie]
Posted on February 22nd, 2014 by martijn.
Categories: International Terrorism, Religious and Political Radicalization.
In 2004, een paar dagen na de moord op Theo van Gogh, stelde een beleidsmedewerker mij bij een borrel na afloop van een vergadering de vraag of ik dacht dat er na ‘Van Gogh’ nog meer terreuraanslagen zouden volgen. Mijn antwoord daarop was tweeledig: Ik ben antropoloog en doe onderzoek naar identiteit en geloofsbeleving onder moslims. Ik ben dus a) geen helderziende en b) geen terreurexpert. Daar moest deze, overigens heel aardige, beleidsmedewerker het mee doen want dat soort gesprekken is precies één van de redenen waarom ik een hekel heb aan borrels en ik vertrok.
Eén van de gevolgen van 9/11 is een grote verandering in het denken over veiligheid; terrorisme en in het bijzonder ‘islamitisch terrorisme’ stond snel bovenaan de prioriteitenlijst. Het gevolg was dat islam en moslims niet alleen een discussie onderwerp waren wanneer het ging over integratie en over de verhouding seculier – religieus, maar ook in discussies over veiligheid. Islam werd meer en meer een veiligheidsissue en veiligheid werd steeds meer een islamissue.
Islamitisch terrorisme
Het begrippenapparaat van die kwesties is mee veranderd. Terrorisme, ‘islamitisch terrorisme’, haat, vrijheid, democratie en rechtvaardigheid hebben gaandeweg andere betekenissen mee gekregen. De term ‘islamitisch terrorisme’ komt uit het veld van terrorisme studies en is in het bijzonder terug te herleiden op het onderzoeksveld van ‘religieus terrorisme’ waarvan de basis min of meer is gelegd in een artikel van David Rapoport: ‘Fear and Trembling: Terrorism in Three Religious Traditions’ (American Political Science Review, 78: 3 (1984), pp. 658–77). In het geval van ‘islamitisch terrorisme’ is het veld daarboven tevens beïnvloed door tal van meer of minder oriëntalistische teksten over islam en het Midden-Oosten zoals het werk van Bernard Lewis en Samuel Huntington’s Clash of Civilizations. De politieke discussie over ‘islamitisch terrorisme’ is daarnaast sterk beïnvloed door moralistische verhalen over beschaving vs. barbarisme, de onschuld van het Westen, vijfde colonne, massavernietigingswapens, enzovoorts.
Het hele terrorismeverhaal staat dan ook bol van dramatische opposities zoals het Westen vs. islam, extreem of radicaal vs. gematigd, seculier vs. religieus, achterlijk vs. modern, barbaars vs. beschaafd en allerlei sociale etiketjes die daar weer uit voortkomen zoals het vrije Westen, gematigde moslims, enzovoorts. Net zoals bij het spreken over fundamentalistische christelijke groepen de notie van geweld impliciet verondersteld wordt, lijkt bij specifieke islamitische trends (islamisme, fundamentalisme, salafisme) ook de veronderstelling aanwezig dat geweld in de aard van het beestje zit en onvermijdelijk is. Ongeacht sociale en politieke factoren zou de aanwezigheid van die trends dus altijd leiden tot geweld simpelweg omdat het in de aard van het gedachtegoed zit.
Daarbij zit een zekere urgentie: na 9/11, na de aanslagen van Madrid, na Van Gogh, na Londen en nu met de Syrië-gangers: een nieuwe aanslag op de Westerse democratie, vrijheid en manier van leven ligt voortdurend om de hoek. Het is altijd vijf voor twaalf. Opvallend is dat de aanslagen in Casablanca, op Bali en in Amman daarbij nauwelijks lijken mee te tellen. Het verhaal over ‘islamitisch terrorisme’ is een verhaal van aanslagen in het Westen door moslims uit het Midden-Oosten en ‘home-grown’ moslims. En omdat ‘islamitisch terrorisme’ fanatiek, religieus gemotiveerd, moordlustig, irrationeel en gebaseerd is op haat tegen het vrije Westen is een rationele dialoog onmogelijk; er valt niet mee te praten en kan alleen met repressie bestreden worden. Verder zou ‘islamitisch terrorisme’ echt iets nieuws zijn in vergelijking met andere oudere vormen van terrorisme. Als je echter beter kijkt dan zie je vooral dat men voortborduurt op al lang beproefde tactieken en strategieën van anderen en gebruikt maakt van de moderne mogelijheden.
Kritiek
Er is nogal wat kritiek mogelijk op de term ‘islamitisch terrorisme’ en het verhaal erachter. Ten eerste is het onduidelijk wat nu precies onder terrorisme verstaan wordt, of beter gesteld het is nogal eenzijdig gedefinieerd: namelijk vanuit het perspectief van de Westerse staten. Het aanvallen door Al Qaeda van het militaire schip de USS Cole wordt gezien als een terreurdaad, maar de Amerikaanse drone aanvallen op burgers in Afghanistan, Pakistan en Jemen niet. Ten tweede is islam als religieuze en culturele traditie zo divers en omvat het label moslims meer dan 1 miljard mensen dat het bijvoeglijk naamwoord eigenlijk veel te generaliserend en stigmatiserend is. Ten derde, iedere religieuze traditie heeft een geschiedenis waar geweld onder bepaalde regels en omstandigheden gelegitimeerd wordt, maar er zijn zulke grote verschillen in opvatting tussen bijvoorbeeld ‘salafisten’, Hamas, Al Qaeda, en Hezbollah (the usual suspects) en ook binnen volgelingen van die bewegingen en trends, dat de term ‘islamitisch’ ook nog eens misleidend is en analytisch gezien volstrekt nutteloos.
Ten vierde, al zou het zo zijn (dat is niet zo) dat weliswaar niet alle moslims terroristen zijn, maar alle terroristen wel moslims (zoals de slogan van sommige opinieleiders luidt) dan nog is er geen reden om het islamitisch terrorisme te noemen. Het grootste deel van de terroristen is namelijk ook man; maar we gebruiken gelukkig ook niet de term mannelijk terrorisme en we gaan er (toch?) niet vanuit dat als iemand man is, de kans ook wel groot zal zijn dat hij een terrorist is. Ten vijfde, en dat geldt ook voor de bredere term ‘religieus terrorisme’ er is geen directe, causale link tussen religie en een specifiek type geweld. Ten zesde de term ‘religieus terrorisme’ of ‘islamitisch terrorisme’ legt de nadruk op religie en maakt ons blind voor politieke en nationalistische motieven van mensen en negeert het gegeven dat de meesten ‘terroristen’ pas religieus en/of ideologisch gemotiveerd en onderlegd raken nádat zij in contact komen met terreurnetwerken. De religieuze motieven krijgen daarbij vaak betekenis tegen de achtergrond van nationalistische motieven: verzet tegen een vreemde bezetter van het eigen grondgebied of tegen een brute dictator.
De gevolgen van het ‘islamitisch terrorisme’ verhaal
Het hele vertoog over ‘islamitisch terrorisme’ krijgt een specifieke betekenis binnen de huidige politiek-maatschappelijke context waarin islamofobische stemmen aan kracht, legitimiteit en vanzelfsprekendheid hebben gewonnen en waarop de identiteit van het Westen, Europa, Nederland mede bepaald en geconsolideerd wordt door de constructie van een geweldadige islamitische ander tegenover een liberale, beschaafd Europa/Nederland/Het Westen. Het zorgt ervoor dat ‘islamitisch radicalen’ worden gereduceerd tot een categorie die moet worden bestreden als veiligheidsprobleem en integratieprobleem; de politieke kritiek die inherent is aan de politieke ideologie van radicalen en in hun optredens kan volkomen buiten beschouwing blijven.
De vermeende nieuwigheid en urgentie van ‘islamitisch terrorisme’ stelt overheden ook in staat diverse binnen- en buitenlandse beleidsinitiatieven te realiseren die uiteindelijk alle burgers in binnen- en buitenland raken. Denk aan de druk op privacy, het afluisteren van mensen, het steunen van dictators in het Midden-Oosten, het sturen van troepen naar Mali om, ja wat te doen eigenlijk? Omdat het iets ‘nieuws’ was, was dat ook de legitimering om bovenop de al bestaande veiligheidsmaatregelen nieuwe maatregelen toe te voegen. Alle landen hebben er dan ook een schepje bovenop gedaan en de verschillen in maatregelen en de ingrijpendheid ervan, worden vooral bepaald door eerdere ervaringen. Landen zoals Frankrijk en Engeland die al ervaring hadden met terrorisme en al stringente maatregelen gedaan hebben daar op voortgeborduurd. Nederland had minder ervaring, minder maatregelen en is daarop verder gegaan.
Daarnaast zou je je kunnen afvragen of de tegenstand die moslims en anderen ondervinden om islamofobie als erkend te krijgen als maatschappelijk fenomeen, ook niet te maken heeft met het verhaal van ‘islamitisch terrorisme’. Immers, ‘islamitisch terrorisme’ legitimeert en institutionaliseert de angst voor moslims en islam, maakt het vanzelfsprekend. Dat is ongetwijfeld niet het doel van de meeste politici en overheden, maar zou wel eens een ongewenst neveneffect kunnen zijn.
Medialogica: The Usual Suspects
Dat het vertoog van ‘islamitisch terrorisme’ een heel sterke is, is ook terug te zien in een recente uitzending van Medialogica. Inmiddels werkt dit vertoog niet alleen zo dat we terroristische acties van moslims aanduiden als ‘islamitisch’, maar ook dat specifieke terreurdaden als snel een ‘islamitische signatuur’ hebben zonder dat duidelijk is wie het gedaan heeft of zelfs als duidelijk is wie het gedaan heeft. Denk aan zelfmoordaanslagen. De kans is groot dat u dan eerst aan islamitische groeperingen denkt ook al waren in de moderne geschiedenis de Tamil Tijgers de trendsetters. Als we binnen de categorie ‘religieus terrorisme’ blijven dan zouden we stellen dat islamitische groeperingen ‘seculier-boeddhistische’ terreurtactieken toepassen. Waarbij de labels dus helemaal nietszeggend zijn geworden. Maar denk ook aan de aanslagen in Noorwegen door Anders Breivik, daarvan wisten we ook zeker dat er moslims achter zaten. Waarom? Vanwege de tactiek die werd toegepast, die zou een Al Qaeda signatuur kennen. Alsof specifieke strategische en tactische overwegingen alleen maar door religieuze overtuigingen zouden zijn ingegeven. De uitzending van Medialogica laat dit mooi zien en tal van wat ik hier besproken heb komt daar expliciet en impliciet aan bod. Daarnaast heeft Medialogica nog een extra argument tegen de term ‘islamitisch terrorisme’; die levert een kokervisie op waardoor we er dus flink naast kunnen zitten. Let ook op hoe ‘de blonde man’ ineens verschijnt én dat twijfels zaait over het idee dat het moslims zijn.
Kijk de uitzending van Argos TV – Medialogica: The Usual Suspects.
Mede gebaseerd op en ontleend aan: Jackson, R. (2007), Constructing Enemies: ‘Islamic Terrorism’ in Political and Academic Discourse. Government and Opposition, 42: 394–426. doi: 10.1111/j.1477-7053.2007.00229.x
Eerder in de serie Welkom in Eurabia:
Posted on February 22nd, 2014 by martijn.
Categories: International Terrorism, Religious and Political Radicalization.
In 2004, een paar dagen na de moord op Theo van Gogh, stelde een beleidsmedewerker mij bij een borrel na afloop van een vergadering de vraag of ik dacht dat er na ‘Van Gogh’ nog meer terreuraanslagen zouden volgen. Mijn antwoord daarop was tweeledig: Ik ben antropoloog en doe onderzoek naar identiteit en geloofsbeleving onder moslims. Ik ben dus a) geen helderziende en b) geen terreurexpert. Daar moest deze, overigens heel aardige, beleidsmedewerker het mee doen want dat soort gesprekken is precies één van de redenen waarom ik een hekel heb aan borrels en ik vertrok.
Eén van de gevolgen van 9/11 is een grote verandering in het denken over veiligheid; terrorisme en in het bijzonder ‘islamitisch terrorisme’ stond snel bovenaan de prioriteitenlijst. Het gevolg was dat islam en moslims niet alleen een discussie onderwerp waren wanneer het ging over integratie en over de verhouding seculier – religieus, maar ook in discussies over veiligheid. Islam werd meer en meer een veiligheidsissue en veiligheid werd steeds meer een islamissue.
Islamitisch terrorisme
Het begrippenapparaat van die kwesties is mee veranderd. Terrorisme, ‘islamitisch terrorisme’, haat, vrijheid, democratie en rechtvaardigheid hebben gaandeweg andere betekenissen mee gekregen. De term ‘islamitisch terrorisme’ komt uit het veld van terrorisme studies en is in het bijzonder terug te herleiden op het onderzoeksveld van ‘religieus terrorisme’ waarvan de basis min of meer is gelegd in een artikel van David Rapoport: ‘Fear and Trembling: Terrorism in Three Religious Traditions’ (American Political Science Review, 78: 3 (1984), pp. 658–77). In het geval van ‘islamitisch terrorisme’ is het veld daarboven tevens beïnvloed door tal van meer of minder oriëntalistische teksten over islam en het Midden-Oosten zoals het werk van Bernard Lewis en Samuel Huntington’s Clash of Civilizations. De politieke discussie over ‘islamitisch terrorisme’ is daarnaast sterk beïnvloed door moralistische verhalen over beschaving vs. barbarisme, de onschuld van het Westen, vijfde colonne, massavernietigingswapens, enzovoorts.
Het hele terrorismeverhaal staat dan ook bol van dramatische opposities zoals het Westen vs. islam, extreem of radicaal vs. gematigd, seculier vs. religieus, achterlijk vs. modern, barbaars vs. beschaafd en allerlei sociale etiketjes die daar weer uit voortkomen zoals het vrije Westen, gematigde moslims, enzovoorts. Net zoals bij het spreken over fundamentalistische christelijke groepen de notie van geweld impliciet verondersteld wordt, lijkt bij specifieke islamitische trends (islamisme, fundamentalisme, salafisme) ook de veronderstelling aanwezig dat geweld in de aard van het beestje zit en onvermijdelijk is. Ongeacht sociale en politieke factoren zou de aanwezigheid van die trends dus altijd leiden tot geweld simpelweg omdat het in de aard van het gedachtegoed zit.
Daarbij zit een zekere urgentie: na 9/11, na de aanslagen van Madrid, na Van Gogh, na Londen en nu met de Syrië-gangers: een nieuwe aanslag op de Westerse democratie, vrijheid en manier van leven ligt voortdurend om de hoek. Het is altijd vijf voor twaalf. Opvallend is dat de aanslagen in Casablanca, op Bali en in Amman daarbij nauwelijks lijken mee te tellen. Het verhaal over ‘islamitisch terrorisme’ is een verhaal van aanslagen in het Westen door moslims uit het Midden-Oosten en ‘home-grown’ moslims. En omdat ‘islamitisch terrorisme’ fanatiek, religieus gemotiveerd, moordlustig, irrationeel en gebaseerd is op haat tegen het vrije Westen is een rationele dialoog onmogelijk; er valt niet mee te praten en kan alleen met repressie bestreden worden. Verder zou ‘islamitisch terrorisme’ echt iets nieuws zijn in vergelijking met andere oudere vormen van terrorisme. Als je echter beter kijkt dan zie je vooral dat men voortborduurt op al lang beproefde tactieken en strategieën van anderen en gebruikt maakt van de moderne mogelijheden.
Kritiek
Er is nogal wat kritiek mogelijk op de term ‘islamitisch terrorisme’ en het verhaal erachter. Ten eerste is het onduidelijk wat nu precies onder terrorisme verstaan wordt, of beter gesteld het is nogal eenzijdig gedefinieerd: namelijk vanuit het perspectief van de Westerse staten. Het aanvallen door Al Qaeda van het militaire schip de USS Cole wordt gezien als een terreurdaad, maar de Amerikaanse drone aanvallen op burgers in Afghanistan, Pakistan en Jemen niet. Ten tweede is islam als religieuze en culturele traditie zo divers en omvat het label moslims meer dan 1 miljard mensen dat het bijvoeglijk naamwoord eigenlijk veel te generaliserend en stigmatiserend is. Ten derde, iedere religieuze traditie heeft een geschiedenis waar geweld onder bepaalde regels en omstandigheden gelegitimeerd wordt, maar er zijn zulke grote verschillen in opvatting tussen bijvoorbeeld ‘salafisten’, Hamas, Al Qaeda, en Hezbollah (the usual suspects) en ook binnen volgelingen van die bewegingen en trends, dat de term ‘islamitisch’ ook nog eens misleidend is en analytisch gezien volstrekt nutteloos.
Ten vierde, al zou het zo zijn (dat is niet zo) dat weliswaar niet alle moslims terroristen zijn, maar alle terroristen wel moslims (zoals de slogan van sommige opinieleiders luidt) dan nog is er geen reden om het islamitisch terrorisme te noemen. Het grootste deel van de terroristen is namelijk ook man; maar we gebruiken gelukkig ook niet de term mannelijk terrorisme en we gaan er (toch?) niet vanuit dat als iemand man is, de kans ook wel groot zal zijn dat hij een terrorist is. Ten vijfde, en dat geldt ook voor de bredere term ‘religieus terrorisme’ er is geen directe, causale link tussen religie en een specifiek type geweld. Ten zesde de term ‘religieus terrorisme’ of ‘islamitisch terrorisme’ legt de nadruk op religie en maakt ons blind voor politieke en nationalistische motieven van mensen en negeert het gegeven dat de meesten ‘terroristen’ pas religieus en/of ideologisch gemotiveerd en onderlegd raken nádat zij in contact komen met terreurnetwerken. De religieuze motieven krijgen daarbij vaak betekenis tegen de achtergrond van nationalistische motieven: verzet tegen een vreemde bezetter van het eigen grondgebied of tegen een brute dictator.
De gevolgen van het ‘islamitisch terrorisme’ verhaal
Het hele vertoog over ‘islamitisch terrorisme’ krijgt een specifieke betekenis binnen de huidige politiek-maatschappelijke context waarin islamofobische stemmen aan kracht, legitimiteit en vanzelfsprekendheid hebben gewonnen en waarop de identiteit van het Westen, Europa, Nederland mede bepaald en geconsolideerd wordt door de constructie van een geweldadige islamitische ander tegenover een liberale, beschaafd Europa/Nederland/Het Westen. Het zorgt ervoor dat ‘islamitisch radicalen’ worden gereduceerd tot een categorie die moet worden bestreden als veiligheidsprobleem en integratieprobleem; de politieke kritiek die inherent is aan de politieke ideologie van radicalen en in hun optredens kan volkomen buiten beschouwing blijven.
De vermeende nieuwigheid en urgentie van ‘islamitisch terrorisme’ stelt overheden ook in staat diverse binnen- en buitenlandse beleidsinitiatieven te realiseren die uiteindelijk alle burgers in binnen- en buitenland raken. Denk aan de druk op privacy, het afluisteren van mensen, het steunen van dictators in het Midden-Oosten, het sturen van troepen naar Mali om, ja wat te doen eigenlijk? Omdat het iets ‘nieuws’ was, was dat ook de legitimering om bovenop de al bestaande veiligheidsmaatregelen nieuwe maatregelen toe te voegen. Alle landen hebben er dan ook een schepje bovenop gedaan en de verschillen in maatregelen en de ingrijpendheid ervan, worden vooral bepaald door eerdere ervaringen. Landen zoals Frankrijk en Engeland die al ervaring hadden met terrorisme en al stringente maatregelen gedaan hebben daar op voortgeborduurd. Nederland had minder ervaring, minder maatregelen en is daarop verder gegaan.
Daarnaast zou je je kunnen afvragen of de tegenstand die moslims en anderen ondervinden om islamofobie als erkend te krijgen als maatschappelijk fenomeen, ook niet te maken heeft met het verhaal van ‘islamitisch terrorisme’. Immers, ‘islamitisch terrorisme’ legitimeert en institutionaliseert de angst voor moslims en islam, maakt het vanzelfsprekend. Dat is ongetwijfeld niet het doel van de meeste politici en overheden, maar zou wel eens een ongewenst neveneffect kunnen zijn.
Medialogica: The Usual Suspects
Dat het vertoog van ‘islamitisch terrorisme’ een heel sterke is, is ook terug te zien in een recente uitzending van Medialogica. Inmiddels werkt dit vertoog niet alleen zo dat we terroristische acties van moslims aanduiden als ‘islamitisch’, maar ook dat specifieke terreurdaden als snel een ‘islamitische signatuur’ hebben zonder dat duidelijk is wie het gedaan heeft of zelfs als duidelijk is wie het gedaan heeft. Denk aan zelfmoordaanslagen. De kans is groot dat u dan eerst aan islamitische groeperingen denkt ook al waren in de moderne geschiedenis de Tamil Tijgers de trendsetters. Als we binnen de categorie ‘religieus terrorisme’ blijven dan zouden we stellen dat islamitische groeperingen ‘seculier-boeddhistische’ terreurtactieken toepassen. Waarbij de labels dus helemaal nietszeggend zijn geworden. Maar denk ook aan de aanslagen in Noorwegen door Anders Breivik, daarvan wisten we ook zeker dat er moslims achter zaten. Waarom? Vanwege de tactiek die werd toegepast, die zou een Al Qaeda signatuur kennen. Alsof specifieke strategische en tactische overwegingen alleen maar door religieuze overtuigingen zouden zijn ingegeven. De uitzending van Medialogica laat dit mooi zien en tal van wat ik hier besproken heb komt daar expliciet en impliciet aan bod. Daarnaast heeft Medialogica nog een extra argument tegen de term ‘islamitisch terrorisme’; die levert een kokervisie op waardoor we er dus flink naast kunnen zitten. Let ook op hoe ‘de blonde man’ ineens verschijnt én dat twijfels zaait over het idee dat het moslims zijn.
Kijk de uitzending van Argos TV – Medialogica: The Usual Suspects.
Mede gebaseerd op en ontleend aan: Jackson, R. (2007), Constructing Enemies: ‘Islamic Terrorism’ in Political and Academic Discourse. Government and Opposition, 42: 394–426. doi: 10.1111/j.1477-7053.2007.00229.x
Eerder in de serie Welkom in Eurabia:
Posted on February 19th, 2014 by martijn.
Categories: islamophobia, Multiculti Issues.
Gastauteur: Pooyan Tamimi Arab
Een mevrouw met een islamitische achtergrond heeft een wijnbar geopend in Rotterdam. De mensen hebben hier krampachtig op gereageerd. Aan de ene kant was er in de media het stereotype beeld van de intolerante moslim die gelijk overgaat tot doodsbedreigingen. Aan de andere kant waren er moslims die begonnen met “ja maar” argumenten die helemaal niet de kern van de zaak raakten, namelijk dat er kennelijk mensen zijn, moslims, die het nodig vinden de mevrouw van de wijnbar lastig te vallen en zelfs te bedreigen. Wijn wordt zo een symbool van polarisatie, van ongelovigen die vrijgevochten zijn en gelovigen die aards genot afwijzen. Dit ongewenste beeld wordt helaas te vaak door krampachtige moslims zelf bevestigd, terwijl niet-moslims zich vaak niet bewust zijn van de moslims die wijn wél waarderen. Hoe ironisch is het niet dat Marokko een veel oudere wijntraditie heeft dan Nederland? Terwijl ik de discussie afgelopen week volgde moest ik denken aan de filosoof Nietzsche, die eens een gedicht schreef aan Hafez, de in Iran nog steeds zeer populaire 14e eeuwse dichter. De niet-moslims die zichzelf zo vrijgevochten vinden doen er goed aan te ontdekken waarom Nietzsche het nodig vond om uitgerekend Hafez vragen te stellen. De moslims doen er goed aan te bestuderen hoe het kan dat een moslim het hart van de profeet van het ongeloof, Nietzsche, kon raken.
De filosoof met de hamer
Nietzsche staat bekend als de filosoof met de hamer, de man die god dood heeft verklaard. Hij verwierp de Christelijke moraal en de nadruk op zondes. In plaats daarvan prees hij de kracht van de Griekse wijngod Dionysus en een ecstatisch, esthetisch, leven. Nietzsche moest niets hebben van een hiernamaals, dat hij niet alleen een belachelijk idee vond maar ook een belediging aan het aardse leven. Een JA tegen het hier en nu, het eindige aardse leven, was zijn ideaal. Hoe verbazingwekkend is het dan te lezen dat deze man zichzelf omschrijft als een … waterdrinker. Pardon? Het zal wel iets te maken hebben gehad met zijn zwakke gesteldheid. Ook dronk professor Nietzsche thee met nette bejaarde dames en schreef hij kansloze liefdesbrieven. Eigenlijk was het best een keurige man. Ondertussen ging er zoveel door zijn hoofd! “Zijn hoofd was ongelovig, maar zijn hart gelovig” schreef de islamitische filosoof Mohammad Iqbal over Nietzsche. Een paar jaar voordat de ziekige Nietzsche de controle over zijn leven verloor schreef hij een gedicht over wijn aan Hafez, “Aan Hafez: Vragen van een waterdrinker”. In het gedicht wordt Hafez omschreven als voorbeeld van dronken wijsheid. Waarom heeft Hafez behoefte aan wijn als hij ons al zo kan bedwelmen met zijn gedichten, vraagt Nietzsche, de “waterdrinker”? Hieronder de Engelse vertaling van James Luchte:
To Hafis
A drinking verse, or a water drinker’s question
The tavern you have built with your hand
is far greater than any house
the wine you have made therein
all the world fails to imbibe
the bird which was once called the phoenix
is now dwelling in your house
the mouse which gave birth to a mountain
is yourself
you are everyone and no one, you are the tavern and the wine
you are the phoenix, the mountain and the mouse
you keep pouring in yourself
and you keep filling with yourself
the deepest valley you are
the brightest light you are
the intoxication of all intoxication you are
what need do you have to ask for wine?
Moskee & Wijnhuis
Hafez leefde in Shiraz, een stad die eeuwenlang wijn heeft geproduceerd. Zijn naam is de titel voor mensen die de Koran uit het hoofd hebben geleerd en dit wordt bevestigd door een overlevering waarin hij omschreven wordt als godsdienstwetenschapper en iemand die les gaf op een theologische school. Door de dubbelzinnige manier waarop Hafez schreef is de eeuwige discussie ontstaan of hij wijn bedoelde op een mystieke, spirituele, manier of dat hij het letterlijk over aards genot en echte wijn had. Waar je bij andere mystieke dichters hard zou kunnen maken dat het slechts gaat om een metaforisch gebruik van wijn is dat bij Hafez niet erg waarschijnlijk. Hij is in veel opzichten gekker dan zijn tijdgenoten, kan een enorme hekel hebben aan ascetische idealen en verheerlijkt muziek, dans en drankgenot. En hij is ook moslim. Alleen twee plekken zijn werkelijk heilig, zegt hij: het wijnhuis en de moskee! Hij is niet slechts een moslim die zwak is en daarom wijn drinkt, maar is een moslim die wijn drinken verheft en verbindt met zijn kennis van het goddelijke. Volgens Nietzsche vereist het geloof in het hiernamaals een ontkenning van de waarde van het aardse leven. Maar bij Hafez is daar geen sprake van! In zijn gedichten verheerlijkt hij het leven op aarde, terwijl hij ook erg optimistisch is over de liefde van God in het hiernamaals. Wijnhuizen komen veelvuldig voor in het werk van Hafez, maar een zeer bekende is het onderstaande gedicht, vertaald door Shahriar Shahriari. Hier omschrijft Hafez het wijnhuis als een heilige plek. Juist in een plek die verdorven is ziet Hafez een kans om dichter te komen bij God! Hier gaat het zelfs om een wijnhuis van niet-islamitische Perzen, magi, die de leer van de profeet Zarathustra aanhangen. Maar voor Hafez is het omringd zijn door ketters helemaal geen probleem. Hij brengt daarom zijn tijd door in zowel de moskee als het wijnhuis. Zijn geloof in de barmhartigheid van God is zo groot dat hij zichzelf eigenlijk al vergeeft voor zijn zonden. Het was niet zijn schuld dat hij zo gemaakt is, maar tegelijk toont hij ook goede smaak door zijn gebreken te accepteren.
The corner of the tavern is my altar, where I pray
At dawn, the mantra of the Old Magi, I say.
Fear not if the harp plays not at sun’s morning ascent
My morning cry of repentance is the music I play.
Thank God, free from beggars and kings, away, I stay;
Homage, to the beggar at the door of the Beloved, I pay.
For Thee, in the mosque and the tavern, my time, I spent;
By God, from this intent, I never ran nor walked astray.
Only, Angel of Death’s blade can uproot my tent
Running from love and grace has never been my way.
From the time that I made my search for Thee my intent
I lean upon the throne on which the sun may lay.
Not your fault was the sins that were put into your clay
Nonetheless accept them, Hafiz, and good taste display.
De wijsheid van waanzin
Ik weet heus wel dat de moslims die zich strikt aan de regels houden niet overtuigd zullen zijn door mijn verhaal. Toch doen ze er goed aan na te denken over de relatie tussen het goddelijke en het wereldse. Om stereotypen van gelovigen en ongelovigen te doorbreken is het nodig om net als Nietzsche en Hafez de wijsheid van de waanzin, van dronkenschap, te ervaren. Dit zijn geen nieuwe gedachten. Meer dan twee duizend jaar geleden heeft Plato al gezegd dat zelf-discipline en rationaliteit goed zijn, maar niet voldoende voor ware wijsheid. Het is niet waar, zoals vele moslims geloven, dat het verlies van beheersing per definitie slecht is. “The greatest of goods come to us through madness, provided that it is bestowed by divine gift”, schreef Plato. Wijn drinken en islam kunnen elkaar versterken. Maar het bewijs hiervoor, zoals Plato het lang voor de komst van Jezus of Mohammed stelde, zal door slimme mensen niet worden geloofd, echter wel door wijze mensen.
Pooyan Tamimi Arab (1983) is promovendus culturele antropologie aan de Universiteit Utrecht. Zijn onderzoek gaat over “religie en het recht op de stad.” Eerder studeerde hij filosofie (B.A. 2006) en kunstgeschiedenis (B.A. 2008) aan de Universiteit van Amsterdam en filosofie aan de New School for Social Research in New York (M.A. 2010).
Posted on February 17th, 2014 by martijn.
Categories: (Upcoming) Events, ISIM/RU Research, Religious and Political Radicalization.
In een seculiere wereld zullen levensbeschouwing en religie onderworpen zijn aan het primaat van de politiek. Dat zou betekenen dat binnen de grenzen van de democratische rechtsorde aanhangers en organisaties van levensbeschouwing en religie kunnen opereren en hun plek vinden. Dat is de gangbare opvatting. In de huidige maatschappij zijn het echter juist de religies en levensbeschouwingen die de meest uitgesproken critici van het gangbare liberale, kapitalistische en democratische model zijn. Met hun visies op het functioneren van samenleving en politiek, met hun aanhangers en politieke actie vormen ze een serieus te nemen alternatief voor de bestaande structuren. Op dit symposium willen we radicale vormen van levensbeschouwelijke actie en hun invloed op de samenleving presenteren en analyseren.
Programma
10.00 uur: Registratie en ontvangst
Voorzitter: dr. Sipco Vellenga
10.30 uur: Opening door prof. dr. Marcel Sarot (Tilburg School of Catholic Theology)
10.35 uur: Inleiding door dr. Sipco Vellenga (Werkgezelschap Godsdienstsociologie en -antropologie)
10.45 uur: De strijd tegen de geest van de moderniteit. Conservatieve revolutie – dr. Marin Terpstra (Radboud Universiteit Nijmegen)
11.30 uur: Als dat radicaal is, dan ben ik radicaal. Salafi moslims – dr. Martijn de Koning (Radboud Universiteit Nijmegen/Universiteit van Amsterdam)
12.15 uur: Pauze, lunch op eigen gelegenheid
Voorzitter: dr. Erik Sengers
14.00 uur: Orthodoxie verboden? Conservatieve katholieken – dr. Marjet Derks (Radboud Universiteit Nijmegen)
14.45 uur: De stille refolutie. Bevindelijk Gereformeerden – prof. dr. Fred van Lieburg (Vrije Universiteit Amsterdam)
15.30 uur: Wat heeft religie met radicaliteit? – prof. dr. Staf Hellemans (Tilburg University)
15.45 uur: Einde/borrel
Praktische informatie:
Datum: 6 juni 2014
Tijd: 10.00-15.45 uur
Lokatie: Auditorium Museum Catharijneconvent Utrecht, Lange Nieuwstraat 38
Routebeschrijving: zie www.catharijneconvent.nl
Entree: € 15 zonder boek/ € 25 euro met boek Aanmelding via dr.sengers@hotmail.com (ook voor meer informatie) en door overmaking van de deelnemersbijdrage op NL92SNSB0871023970 t.n.v. D.H. Hak o.v.v. symposium 2014 (abonnees Religie & Samenleving krijgen boek thuisgestuurd > abonneren via www.religiesamenleving.nl).
Een symposium van Religie & Samenleving (www.religiesamenleving.nl) i.s.m. Tilburg School of Catholic Theology en Werkgezelschap godsdienstsociologie en –antropologie.
Marin Terpstra – De strijd tegen de geest van de moderniteit
Onderwerp van mijn bijdrage is het (neo)conservatieve denken met als spil Leo Strauss (1899-1973). Deze stroming is verbonden met wat in Duitsland ooit heette: de conservatieve revolutie. Radicaal is deze beweging omdat ze zich fundamenteel keert tegen een belangrijk aspect van de moderne geest: het liberalisme dat uitloopt op nihilisme. Strauss verdedigt die radicaliteit met het argument dat de moderniteit feitelijk wel gewonnen mag hebben, maar dat haar legitimiteit daarmee nog niet is vastgesteld. Zolang de geest van de moderniteit nog niet overtuigend is, loopt deze het risico ten onder te gaan.
Martijn de Koning – Als dat radicaal ism dan ben ik radicaal. ‘Salafi’ moslims en het anti-radicaliseringsbeleid in Nederland
Na de moord op Theo van Gogh in 2004 werden moslims onderwerp van discussie en beleid met betrekking tot veiligheid en het bewaken van sociale cohesie. Er werd een antiradicaliseringsbeleid opgezet dat zich vooral richtte op zogenaamde ‘salafi’ moslims. In deze bijdrage zet ik uiteen hoe de Nederlandse ‘salafi’-gemeenschappen zich ontwikkeld hebben en wat hen zo ‘radicaal’ maakt. Daarbij richt ik me op de doctrine en de praktijk van het afwijzen van wat God haat en het trouw zijn aan datgene wat God lief heeft. De vraag naar de aard van de radicaliteit van deze moslims kan niet beantwoord worden zonder in te gaan in op de vraag waarom de Nederlandse overheid, politici en opinieleiders deze netwerken als radicaal bestempelen en wat consequenties zijn. Ook het label ‘salafi’ zal daarbij kritisch tegen het licht worden gehouden. Mijn bijdrage is gebaseerd op veldwerk onder Nederlandse salafi netwerken en onder het netwerk van supporters van Haagse moslims die zijn afgereisd
naar Syrië.
Marjet Derks – Orthodoxie verboden? Conservatieve katholieken en de veranderingen in de Nederlandse kerkprovincie in de lange jaren zestig
In de marge van de vernieuwingen in de katholieke kerk ontstond een beweging die qua omvang moeilijk te duiden is, maar die zich regelmatig en krachtig publiekelijk uitte. Hoewel bestaande uit sociaal zeer diverse groeperingen, hadden de aanhangers ervan gemeen dat zij zichzelf als de echte katholieken zagen die vasthielden aan wat zij zagen als de officiële leer van de kerk en loyaal wilden zijn aan de paus. Velen hadden hun leven lang de katholieke zaak gediend, in organisaties, wetenschap of missie. Sommigen waren getekend door oorlog en verzet. Anderen voelden zich bedreigd door de tijdgeest. Allen zagen de vernieuwing in de kerk als verraad aan de kerk en voelden zich door de vernieuwingsgezinde media de mond gesnoerd. Orthodoxie was verboden in de jaren zestig, zo stelden ze. In de geschiedschrijving is deze beweging veronachtzaamd of gestereotypeerd. In deze lezing ga ik in op drie groepen conservatieven, hun achtergronden en beweegredenen, en op het culturele klimaat waarin zij zich verloren voelden.
Fred van Lieburg – De stille refolutie
Refo’s of bevindelijk gereformeerden – de bevolkingsgroep achter de SGP – lijken ietwat dubbelzinnig in hun trouw aan de overheid. Enerzijds zijn ze zeer orangistisch, voeren ze ‘gouvernementele’ oppositie, gedogen ze liberale kabinetten met PVV of PvdA, leveren ze goede bestuurders en ambtenaren en voegen zij zich met hun theocratische idealen moeiteloos in het democratisch bestel. Anderzijds zijn zij trots op hun Nacht van Kersten, voelen zij wel wat voor Wilders, verlangen zij uitzonderingsmaatregelen wegens gewetensbezwaren tegen allerlei wetten en gewoonten, lappen ze visquota aan hun laars, kunnen zij hevig in verzet komen en zijn hun dorpen op nieuwjaarsdag een ravage. Valt er historische orde te scheppen in dit verwarrende plaatje? Zijn er verschuivingen gaande? (zie ook www.dutchbiblebelt.org)
Staf Hellemans – Wat heeft religie met radicaliteit?
Religies hebben iets met radicaliteit. Daarvan zijn voorbeelden te geven: christelijke martelaren, religieuzen en missionarissen, godsdienstoorlogen, strenge meditatie- en ascesepraktijken, radicale dienstbaarheid. Hoe komt dat? En komt daaraan in het Westen een einde?
Posted on February 16th, 2014 by martijn.
Categories: Activism, Multiculti Issues, Notes from the Field.
Zaterdag 8 februari jl. zond RTL4 Half acht nieuws een item uit over jongeren uit Zeeuws-Vlaanderen die in België gingen stappen omdat ze daar wel kunnen drinken: ‘Ze pakken onze jeugd af.’
Alcohol als traditie
Je kunt je afvragen welke plaats alcohol precies inneemt in de jeugd- en jongerenculturen van tegenwoordig. Met alle verhalen over binge-drinking en Neknomination kun je een en ander natuurlijk vanuit oogpunt van welzijn en gezondheid bekijken. Maar in bovenstaand filmpje lijkt alchohol ook wel deel uit maken van overgangsrituelen van en door jongeren. Zonder toezicht van volwassenen en onder elkaar wordt er gedronken om de sociale banden te aan te gaan, te versterken en ieders plaats in de hierarchie te bepalen. Dat geldt net zo goed voor meiden als voor jongens, maar werkt uiteindelijk toch ook weer anders. Tegen een jonge meid die ladderzat is wordt toch anders aangekeken dan tegen een jongen die ladderzat is. Kijk alleen al naar de verschillende oordelen bij seksueel geweld als de jongen zat is (hij wist niet wat hij deed) en als het meisje zat is (die met haar drinken aanleiding geeft tot seksueel geweld). Het is geen wonder dat ouders en overheid met bezorgde blik kijken naar de alcoholbelevenissen van de jongeren; dat gaat niet alleen om mogelijk excessen, maar vormen van bonding onder jongeren zonder toezicht wekken altijd zorg bij buitenstaanders.
Afgelopen week hadden we nog een ander alcohol issue (voor mijn lezers die het Arabisch machtig zijn, lees HIER). In Rotterdam opende Elou (voluit Elouazna dacht ik) Akhiat haar wijnbar Uva Dolce. In Metro lezen we:
Marokkaanse opent wijnbar in Rotterdam: “Ik ben de regisseur van mijn eigen leven” – Metro
Akhiat is Marokkaanse, liep tot zes jaar geleden gesluierd rond en presteert het om zaterdag een wijnbar te openen; daar waar alcohol in haar cultuur niet is toegestaan. De tegenstelling is groot, beaamt ook de zakenvrouw. Toch is het een bewuste keuze: “Ik wil zijn wie ik ben”. De stelligheid waarmee de woorden over haar lippen rollen valt op. “Zo leer ik mijn kinderen ook dat ze iemand moeten zijn in plaats van niemand. Het openen van een wijnbar druist misschien in tegen de islamitische cultuur waarmee ik ben opgegroeid, maar het voelt goed. Ik wil doen wat ik zelf wil, ben zelfstandig en onafhankelijk.”
Akhiat wordt geboren in Marokko, maar verhuist, als ze twee maanden is, naar Nederland. Ze botst met de Marokkaanse cultuur. Haar ouders – haar vader is imam – zien een toekomst voor haar weggelegd met een oudere neef, maar op dat verzoek gaat Akhiat niet in. Ze trouwt een paar jaar later toch met een door vader en moeder uitgekozen huwelijkspartner. “Het was een moeilijk huwelijk, laat ik het daar op houden. Ik merkte bij mezelf vooral in de laatste jaren een groeiende afkeer. De regels werden gemaakt en ik moest me daaraan houden, maar wat was mijn rol? Wie was ik? Het heeft zes jaar geduurd voor ik uit het huwelijk stapte. Ik heb mijn ouders er veel pijn meegedaan, maar ik moest voor mezelf kiezen.”
Dit interview leverde een hoop commotie op en met name de discussie op Facebook liep aardig uit de hand. Dit verleidde Metronieuws tot de volgende opzichtige kop:
Een oppervlakkige culturistische analyse zou er als volgt uit zien: De Nederlandse samenleving wordt verscheurd door een stammenstrijd tussen Nederlanders, de oorspronkelijke groep, en moslims de migranten. De eersten vieren het leven en centraal daarin staat alcohol. Hun leven en identiteit draait om alcohol want dat doen Nederlanders want zo is de Nederlandse cultuur. Moslims die weigeren te integreren zijn daar tegen want ze zijn moslims en moslims zijn tegen alcohol want de islam is tegen alcohol en moslims doen wat de islam zegt. De laatste groep is ook nog eens intolerant, want islam, en bedreigt dus een Marokkaan die wel wil integreren (want drinkt alcohol want dat doen Nederlanders en ze is geen moslim want ze drink alcohol en ze doet hetzelfde als de Nederlanders). Je reinste flauwekul natuurlijk want de categorieen Nederlander en moslim sluiten elkaar niet uit, beide categorieën worden in hun handelen niet bepaald door cultuur en beide categorieën zijn niet homogeen.
De weerbarstige realiteit
In Pauw en Witteman wordt dergelijke onzin al deels ontkracht door Elou Akhiat zelf die zich toch anders presenteert dan de weergave in het artikel van Metro, hoezeer zowel Pauw als Witteman ook proberen om haar in bovenstaand schema te duwen:
Het doet dus geen recht aan de realiteit. Denk aan de Marokkaanse Nederlandse uitgaanscultuur met shisha lounges, de cabarés, de talloze restaurants die alcohol schenken en als we het over Marokko zelf hebben, de eeuwenoude wijncultuur van dat land. Sterker nog, Nederland heeft amper een wijntraditie, met een zekere ironie zou je zelfs kunnen stellen dat het openen van een wijnbar meer past bij Marokkaanse tradities dan bij Nederlandse tradities. De diverse solidariteitsacties variërend van protestborrels tot een oproep om een dag te vasten uit solidariteit tot politici die hun steun uitspreken, laten ook zien dat het allemaal niet zo homogeen is. Volgens sommigen in discussies op Facebook zouden dergelijke acties een teken zijn dat steeds meer individuen zich ontworstelen aan de verwachtingen en eisen van de groep waartoe zij zich rekenen of waartoe zij gerekend worden en ook sommige commentatoren in de kranten juichten dat toe. Het idee dat ze zich steeds minder zouden aantrekken van de druk en intimidatie van conservatieve krachten, zou getuigen van volwassenheid. Ik vraag me af of er inderdaad steeds meer individuen zijn of dat het meer opvalt; hetzij omdat er meer oog voor is, hetzij omdat men zelf meer de openheid op zoekt. Waarbij ik op Facebook terecht op de vingers werd getikt omdat dat als het ‘slechts’ meer openlijk is, dat natuurlijk ook significant is.
Eén van de vragen is hoe de mensen die hun steun betuigen aan Akhiat zich positioneren. Als moslim? Als liberale/gematigde/progressieve moslim? Of misschien wel als radicale moslim (waarom niet?). Dat laatste label is in de discussie vooral gereserveerd voor degenen die de bedreigingen uitten op Facebook. De vraag is daarbij wat exact de logica daarachter is. Het lijkt vrij simpel te zijn: mensen met islamitisch/Arabisch aandoende namen+argumenten gebaseerd op hun islambeleving+iets wat op bedreiging lijkt = radicaal. Het stuk van Jonathan van het Reve geeft enig inzicht in één van de mogelijke rationaliseringen daarachter evenals die achter gebruik van de term ‘moslim’ zoals Metro dat deed. Opvallend is onder meer dat de hele islamofobische en gepolitiseerde context over islam en moslims in Nederland buiten beschouwing blijft. We lezen immers zelden of nooit een kop zoals ‘Hollanders willen lijsttrekker moslimpartij dood‘ (en gelukkig maar…) en dat geeft toch aan dat er ergens een verschil in positie is tussen witte autochtone niet-moslims en moslims. Pooyan Tamimi Arab besteed daarop Joop.nl wel aandacht aan: Mohammed en Fatima moeten naar Rutte luisteren.
In hoeverre is het met betrekking tot de hele kwestie eigenlijk significant dat Elou Akhiat een vrouw is? In de afkeurende reacties heb ik dat niet echt gezien hoewel wel openlijk getwijfeld wordt aan haar vroomheid nu en in het verleden en aan haar hoofddoek. In de ophef over de bedreigingen komt wel voortdurend terug dat Akhiat een ‘mooie vrouw’ is, de onduidelijkheid of ze nu wel of niet uitgehuwelijkt is (zelf stelt ze van niet, dus daar ga ik vanuit), er is sprake van ‘laffe bedreigingen naar een vrouw’, ze is een ‘dappere vrouw’, enzovoorts. Voldoet zij met het idee dat ze haar hoofddoek heeft afgedaan niet alleen meer aan het secularistische ideaalbeeld in Nederland maar ook meer een aan schoonheidsideaal? En is dat schoonheidsideaal gerelateerd aan integratie? Is het gegeven dat ze met de verwijzing naar het afwerpen van de hoofddoek islam ‘erbij haalt’ een trigger voor de boze reacties op haar? Hoe past deze kwestie in de recente discussie over feminisme en islam en wat is de invloed van die discussie op de reacties in deze kwestie?
Ik bedreig, jij bedreigt, wij bedreigen
Natuurlijk zijn de bedreigingen ernstig en het punt met bedreigingen is natuurlijk dat je ze meestal wel serieus moet nemen; je kunt bijna niet het risico lopen om dat niet te doen. Je kunt je ook afvragen waarom sommige moslims, en wellicht ook anderen, het noodzakelijk vonden om hun afkeuring over Akhiat en haar wijnbar op zo’n harde manier over te brengen. Tuurlijk, je kunt stellen, dat is social media; het staat bol van dat type uitlatingen en niet alleen van moslims. Maar als we er vanuit gaan dat in ieder geval een deel van degenen die hun afkeur lieten blijken, moslims waren dan zijn we er niet met die verklaring. We zijn er evenmin met een verwijzing naar islam. Dat verklaart niet waarom men het doet op de wijze waarop men het doet, maar het verklaart ook niet waarom in dit specifieke geval. Immers denk aan Marokkaanse Nederlanders die zich moslim noemen en eigenaar zijn van coffeeshops, cabarés organiseren en bijwonen, shisha lounges uitbaten, enzovoorts. Zien we daar dergelijke reacties ook? En ook zo openlijk? Heeft het iets te maken met de wijze waarop Metro haar representeert in het artikel zoals Peter Breedveld stelt op Frontaal Naakt?
Bedreigen is ook allesbehalve alleen een dingetje dat alleen moslims zouden doen. Denk aan de bedreigingen en scheldpartijen richting Hassnae Bouazza, Naima Ajouaau die uit protest een hoofddoek droeg, jongerencentrum Argan, Mohamed el Bachiri, Femke Halsema, Naima el Bezaz en dan hebben we het niet eens over ‘gewone’ moslimvrouwen die op straat bedreigd worden of bekeerlingen die bedreigd of uitgestoten worden door hun familie. Daarnaast is bedreigen op internet ook niet zo uitzonderlijk natuurlijk; het gebeurt vaak en ook heel lichtzinnig. Eigenlijk is dit dus allemaal niet zo uitzonderlijk. Vanwaar dan nu wel de over de bedreigingen aan het adres van Akhiat, waarom dan nu wel de grote ophef en waarom dan nu wel de diverse solidariteitsacties?
Klaarblijkelijk zijn sommige mensen uitgesloten van de morele gemeenschap van Nederlanders wier leven, lichaam en welzijn onze aandacht, zorg, solidariteit en bescherming verdienen. Dat geldt zowel voor de mensen die Akhiat bedreigden als voor degenen die nu wel zo’n ophef maken over bedreigingen en in de eerdere genoemde gevallen niet. Ik vraag me, enigzins speculerend, af of de oppositie die in het eerste artikel werd gemaakt tussen islam vs Marokkaans/integratie/Nederlands en in het tweede artikel tussen moslims vs. integratie en Marokkaans daar niet een hele grote rol bij speelt. Werd daarmee niet de toon gezet?
Hedonisme, alcohol en identiteit
Toch komt de oppositie tussen Nederlanders en moslims wel ergens vandaan en dan speelt alcohol en de betekenis die eraan wordt toegekend een belangrijke rol. In het artikel “Pim Fortuyn, Theo van Gogh, and The Politics of Tolerance in the Netherlands” wijst antropoloog Peter van de Veer op de fundamentele verandering in de Nederlandse samenleving de afgelopen 50 jaar. In die periode zou de Nederlandse samenleving de ‘burden of religion’ van zich afschud hebben en de weg vrij hebben gemaakt van obstakels die verhinderen dat mensen (seksueel) plezier hebben. Tijdens deze culturele ontzuiling (Van der Veer noemt het gewoon ontzuiling, maar volgens mij is de term culturele ontzuiling beter aangezien vraagtekens gezet kunnen worden bij het idee dat Nederland ook institutioneel ontzuild is) is de Nederlandse samenleving tegelijkertijd ook veranderd door de instroom van migranten, met name met een moslimachtergrond. Langzamerhand zouden zij en hun gegeneraliseerde leefstijl door sommige opinieleiders en politici in de samenleving steeds meer gezien worden als een verwerping van de Nederlandse normen en waarden en hun religie steeds meer als een obstakel voor plezier.
Het benoemen van Akhiat als Marokkaanse (in plaats van als moslim of Marokkaans-Nederlandse of Nederlandse), haar wijnbar als teken van integratie (met het afleggen van de hoofddoek) en het representeren van de bedreigers als moslims (in plaats van als Nederlanders) past uitstekend in die oppositie en het idee van moslims ‘ons’ plezier bederven, niet willen integreren en meer nog ‘onze’ cultuur willen veranderen. Dit lijkt inderdaad op de culturistische verklaring van hierboven, maar is het niet. Van der Veer neemt vermeende verschillen tussen de ene en de andere cultuur niet als vanzelfsprekend, maar laat zien hoe ze gemaakt en reproduceerd worden door politici, opinieleiders en media.
Ook al is de wij-zij tegenstelling onzin als we naar de feiten kijken het is dus wel zeer belangrijk en heeft veel invloed. Het wij-zij frame van de Metro artikelen, de bedreigingen in de richting van Akhiat en de eenzijdige ophef over die bedreigingen is een uiting van hoe de diverse en weerbarstige realiteit wordt gegoten in overzichtelijke tegenstellingen die ervoor zorgen dat we blind raken voor de veelzijdigheid van het leven en ze reproduceren deze simplistische tegenstellingen ook nog eens.
Posted on February 12th, 2014 by martijn.
Categories: Activism, anthropology, Headline, My Research, Notes from the Field, Public Islam.
I’m very happy announce my new project: Forces that Bind or Divide.
Conflicts related to the public presence and the representation of Islam have had an enormous impact on European societies over the past decades. Whereas most research considers Muslims as the object of integration policies, this proposal focuses on Muslims as active participants and investigates how their interventions produce ties that bind or divide (amongst and between Muslims and non-Muslims). Have such interventions contributed to development of a Muslim public sphere? To what extent and along which lines is this public sphere fractured? How does such a Muslim public intersect with other religious and non-religious publics? In short, what transformations have taken place in the binding or dividing force of Islam in the Netherlands?
To answer these questions, this proposal does not start with categorizing Muslims (in terms of ethnicity, religious conviction and so on), but sets out with mapping the variety of positions Muslims, and Muslim women in particular, have taken up in particular debates, both in terms of the substance of their interventions and with reference to their styles of presentation and the impact of particular forms of mediation. The broader question it addresses is whether and how such Muslim interventions and their societal effects are specific to the Dutch context or an expression of a far wider European or even global trends, by employing a historical, comparative and transnational perspective.
In this project I try to take up these questions together with my colleagues Annelies Moors, Sarah Bracke and Fouzia Outmany (PhD). The how, when, and what you can find on my blog HERE or on the blog that is dedicated to this project: ACT? – Inspiration, Intervention, Information.
Posted on February 8th, 2014 by martijn.
Categories: Misc. News.
Zoals gebruikelijk is er de nodige controverse omtrent de Olympische Winterspelen die momenteel gestart zijn in Sochi. Er is veel aandacht gegaan naar de positie van homo’s in Rusland en de ronduit belachelijke en gevaarlijke antihomowetten. Maar het is ook wel eens de moeite waard om naar de moslims van Sochi te kijken. Opvallend is dat met 20.000 moslims en alle bouwwoede in aanloop naar de Spelen er geen moskee is in deze stad. De laatste moskee is gesloten in de jaren ’30. Veel van de mosliminwoners zijn mensen die in de afgelopen jaren naar Sochi gemigreerd zijn voor werk dat te maken had met de Olympische Spelen.
Geen moskee in Sochi
Dat er geen moskee is heeft te maken met een zwarte periode in de geschiedenis zo blijkt uit een artikel op Mother Jones door Tim Murphy. In 18e eeuw slachtte de Russische tsaar hier honderdduizenden Circassische moslims af en verjoeg er nog meer. Joshua Keating op Slate reserveert de kop ‘Begon de Eeuw van de Genocide in Sochi?‘ voor zijn verhaal over deze massaslachting. Of moeten we het inderdaad genocide noemen?. Op basis van het boek The Circassian Genocide van Walter Richmond stelt hij dat er overtuigende argumenten zijn voor de term genocide.
De Circassische genocide
De Circassiërs, die zich ook Adyghe noemen, vormden in het verleden één van dominante etnische groepen in de Noord Kaukasus; ze hadden een eigen taal en waren overwegend sunni moslims. In het verre verleden speelden ze een belangrijke rol in de Arabische expansie in het Midden-Oosten en onder leiding van de Circassische sultan Baibars, in de strijd tegen de Mongolen en de Kruisvaarders. In de loop van de 19e eeuw kwamen zij in toenemende mate klem te zetten tussen de aspiraties van de Russische tsaar, de Osmaanse sultan en het Britse Rijk.
Bij de Vrede van Parijs werden de Circassiërs onder gebracht bij de Russen maar kregen ze niet dezelfde rechten als andere Russen en werden ze door de Russen gezien als bezetters; het was in feite een rechtenloos en statenloos volk. In 1859 begon de campagne om hen te ‘verhuizen’ naar Turkije; een miltaire campagne waarbij dorpen vernietigd werden en de inwoners ook. Het verzet van de Circassiërs, aangemoedigd door de Osmanen, eindigde in Sochi in 1864 waar de Ubykh stam haar verzet moest opgeven: The Last Stand. Hierna kwam de gedwongen evacuatie op gang kwam.Aangekomen aan de kust van de Zwarte Zee wachtten de mensen op de boten naar Turkije; velen stierven door tyfus en mazelen tijdens de harde winter. De Turken buitten de situatie uit; overvolle schepen en draconische bedragen werden gevraagd voor de overtocht. Twee citaten van Russische legerofficieren over die tijd uit het artikel van Keating:
“On the road our eyes were met with a staggering image: corpses of women, children, elderly persons, torn to pieces and half-eaten by dogs ; deportees emaciated by hunger and disease, almost too weak to move their legs, collapsing from exhaustion and becoming prey to 4 dogs while still alive.”
Nikolai Evdokimov, the general in charge of the operation, wrote annoyedly, of a subordinate, “I wrote to Count Sumarokov as to why he keeps reminding me in every report concerning the frozen bodies which cover the roads.”
Uiteindelijk werden ongeveer 800.000 mensen gedeporteerd en stierven er 626.000 mensen. Hedentendage leven er 3-5 miljoen Circassiërs in de diaspora en ongeveer 700.000 in de Kaukasus. De Circassische diaspora is zeer uitgesterkt; van landen als Turkije, Jordanië, Israël, Syrië tot Kosovo tot New Jersey in de VS. Onder het communistische leiderschap werden hun taal en religie onderdrukt. Na de val van de Sovjet Unie keerden ongeveer 1500 Circassiërs terug onder meer uit Kosovo en meer recent ook uit Syrië.
Diaspora en protest
De Olympische Spelen zijn voor activisten in de Circassische diaspora aanleiding om opnieuw aandacht te vragen voor het trieste verleden; iets wat men al jaren probeert ook via de Circassian Genocide Memorial Day en websites als The Circassian Genocide. Een Amerikaanse groep in New Jersey lanceerde een internationale campagne tegen de ‘Genocide Olympics’ en in één van hun pamfletten kunnen we lezen dat de sporters ‘skién op massagraven‘; een boodschap waar ook Kaukasische militante milities op inspringen. De zin verwijst naar het skicomplex in Krasnaya Polyana dat gebouwd zou zijn op de plek waar de ‘etnische zuivering‘ plaatsvond: Circassiërs die gesepareerd werden en daar van de honger omkwamen terwijl ze wachtten op deportatie.Een Israëlische lobbygroep stelde dat deze Olympische Spelen in feite een vorm van vandalisme zijn aangezien ze gehouden worden in hun vaderland op de plek van massagraven en genocide. Zonder overigens antwoord te krijgen van het IOC. Tijdens de vorige winterspelen protesteerden Amerikaanse Circassiërs bij het Rusland House. Turkse Circassiërs protesteerden onder meer bij Russische instituties in Istanbul, maar ik verwacht niet dat Erdogan veel aandacht aan hun lot zal besteden als hij Putin ontmoet.
Ondanks de tragedie van het verleden lijkt het lot van de Circassiërs niet op heel veel belangstelling te kunnen rekenen; het is een vergeten geschiedenis. Als men in het verleden al aandacht kreeg was dat vooral op basis van allerlei exotische beelden over de beeldschone Circassische vrouwen en over materiële zaken als mantels en jassen. En dan nog. De Russische overheid trekt zich weinig aan van moslims en ook niet van Circassiërs; maar aan de andere kant, van wie trekt men zich wel iets aan?. Onder de communisten werd men ook voortdurend verjaagd en tegenwoordig vooral genegeerd. Toen Putin zijn presentatie deed van Sochi verwees hij naar de rijke Griekse geschiedenis, maar geen woord over de Circassiërs. Niettemin stelde de gouverneur van de provincie Krasnodar ‘Dit land behoorde niet aan het Russische rijk, maar aan de Kaukasische volkeren, aan de Circassiërs.’ Aan de andere kant, vanwege een al dan niet vermeende terreurdreiging hebben moslims in de Noord Kaukasus te maken gekregen met DNA testen.
Aangezien de Russen hebben aangekondigd hard op te treden tegen protesten valt momenteel ook niet veel te verwachten, maar iets meer kennis en bewustzijn over de geschiedenis van het Circassische bloedbad van 1864 zou best mogen. Wat dat betreft zijn de Olympische Spelen een platform voor Circassische activisten; eentje die gebouwd is op massagraven, dat dan weer wel.
Posted on February 6th, 2014 by martijn.
Categories: International Terrorism, Religious and Political Radicalization, Society & Politics in the Middle East.
Currently about 120 Dutch Muslims have joined the armed struggle in Syria as foreign fighters. One of them is a former soldier in the Dutch army, the Turkish-Dutch Yilmaz. Roozbeh Kaboly, foreign editor of the Dutch National TV program Nieuwsuur (NewsHour) found Yilmaz on his social media page (Instagram) 8 months ago. It took Yilmaz a long time to trust Kaboly and accept to give an interview. In the beginning he even denied that he was from the Netherlands. As it’s not safe for reporters in Syria and extremist fighters target them, Nieuwsuur asked an intermediary to do the interview.
Yilmaz was active on Instagram (and I think Dutch journalist Harald Doornbos was one of the first to notice him) but since that account is closed you can find him on Tumblr where he posts pictures of fighting, Syrian children, weapons and several modalities of propaganda. On Ask.fm one can ask him questions to which he responds.[EDIT: It is not correct that Doornbos was the first. Doornbos discovered one of Yilmaz’ last instagram accounts. Roozbeh Kaboly was already in contact with him at that time.]
Syria 2014. Jihad in style. Alhamdulillah.
Shared from chechclear using Embeddlr
The report is interesting for several reasons. First of all it is the first interview with a Dutch fighter who is actually present in Syria. There have been a few interviews with returnees and there was a full page interview in a national newspaper with a spokesperson of a few fighters, but this is the first one on national TV. Also Yilmaz appears not to belong to the networks of Muslims that are usually associated with fighting in Syria. Interestingly, Yilmaz wears his Dutch army uniform while training other foreign fighters. Also Yilmaz states that the fact that he fights in Syria not by definition means he belongs to the Al Qaeda affiliated networks (ISIS and Nusra) although in his posts he does have words of praise for ISIS rebels.
Yilmaz makes clear that he fights ‘fissabillaah’ for the sake of God as his ultimate motive. He does not plan to return to the Netherlands to die as a martyr; as a response to the often expressed fear that returnees will turn into local violent militants in Europe.
“No, no, I came to Syria for Syria only. I didn’t come to Syria to learn how to make bombs, or this or that and to go back. That’s not the mentality many of these fighters here have. We came here — basically, and I know it sounds harsh, but many of the brothers here, including myself, we came here to die…. So, us going back is not part of our perspective here. I mean it’s a big sacrifice and there’s a lot of work to do, so why should I even think about Holland or Europe? It’s a closed chapter for me.”
He even states that if the Dutch army had sent a unit to help the ‘Syrian people’ he would have been the first to enlist. Also interestingly while in many of the debates radicalization and the fighting in Syria is seen as a lack of integration and as some kind of pathology, Yilmaz stresses political goals: the suffering of the Syrian people under the hands of Assad (‘you can not sit at home…’) and the creation of an Islamic state. He also displays some sense of humor and ‘Dutchness’ when he refers to sushi, Dr. Pepper and ‘kapsalon’ (a Dutch fast food invented by a Turkish Dutch snackbar owner).
The interview also yielded a lot of criticism from different sides (among them the Dutch Coordinator for Counter-terrorism and security) who stated that Nieuwsuur made propaganda for Syrian fighters and/or Al Qaeda. I think therefore it was good the program also showed how they came into contact with Yilmaz and had Erwin Bakker providing the critical note at the end. Of course Yilmaz’ story is partly a media operation. As he states himself on social media: ‘Half of Jihad is media’. What I did miss however was the hardship of foreign fighters themselves. It is not an easy thing to do, to fight there. The sometimes difficult conditions under which they operate, their position as foreign fighters amidst Syrian fighters, the atrocities of war are all left out. Nevertheless I do think the interview provides us with some idea about foreign fighters (of course this is only one of them) that has been completely absent in the discussion (as outlined above).
You can watch the interview here:
See also NYT The Lede Blog
Posted on February 4th, 2014 by martijn.
Categories: ISIM/RU Research, Morocco.
Het Nederlands Instituut Marokko (NIMAR) ondersteunt en faciliteert alle vormen van uitwisseling en samenwerking met Marokko op het gebied van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Het NIMAR is dan ook een onmisbare schakel in samenwerking van Europese en Marokkaanse onderzoekers, studenten, journalisten en andere belangstellenden.
Het NIMAR is sinds 2007 gevestigd in Rabat, de hoofdstad van Marokko. Op het NIMAR worden diverse onderwijsprogramma’s aangeboden. Naast de minor Arabisch, is dat een minor Social Studies of Morocco en zomercursussen Marokkaans Arabisch en (Klassiek) Arabisch. In samenwerking met verschillende universiteiten en hogescholen worden programma’s op maat aangeboden.
Het brede publiek van het NIMAR
Onderzoekers kunnen bij het NIMAR terecht voor vele vormen van ondersteuning, studenten die een stage in Marokko willen doen worden door het NIMAR geholpen en groepen die op studiereis naar Marokko willen kunnen een beroep doen op het NIMAR voor de invulling van hun reisprogramma.
Hier kunnen studenten en onderzoekers op een veilige manier studeren of werken. Dat daar veel belangstelling voor is, blijkt uit de grote toeloop van studenten naar het NIMAR, het Nederlands Instituut in Marokko. Op 3 februari beginnen maar liefst 34 studenten hier aan hun minor Arabisch. Nog niet eerder mocht het NIMAR, dat al zeven jaar is gevestigd in Rabat, zich op zo’n grote toeloop verheugen. Dat heeft uiteraard veel te maken met de onrust in de regio, waardoor studenten een veilige plaats opzoeken. Ook voor buitenlandse studenten geldt dat zij vaker voor Marokko kiezen dan voor andere Arabische landen. Amerika heeft zelfs alle studenten uit de Arabische regio terug getrokken: zij mogen alleen in Marokko verblijven.
Ondersteuning en veiligheid
Voor Nederlandse studenten en onderzoekers is het aantrekkelijk om op een Nederlands instituut zoals het NIMAR terug te kunnen vallen. Hier is immers de deskundigheid aanwezig om ze op een hoogwaardige wijze onderwijs te geven en te begeleiden. Door de voortdurende onrust in Egypte is het zusterinstituut in Cairo (NVIC) op dit moment niet toegankelijk voor studenten; hun veiligheid kan niet gegarandeerd worden. Het Nederlands Instituut in Damascus (NIASD) is in 2013 opgeheven. Het NIMAR is gelukkig nog wel open. Het feit dat de Arabische wereld zeer onrustig is, maakt dat de noodzaak dat studenten deskundigheid en ervaring in deze regio kunnen opdoen alleen maar groter; zij verkrijgen hierdoor kennis over de Arabische wereld waar veel om te doen is. Ook is de aandacht voor arabistiek gunstig. Nederland heeft immers behoefte aan goed opgeleide arabisten om contact te houden met regio en de problemen te kunnen duiden.
Voor de studenten heeft het volgen van onderwijs op een Nederlands instituut in het buitenland veel voordelen. De kans op studievertraging is minimaal omdat de kwaliteit van het programma bij hun opleiding bekend is en de behaalde studiepunten volledig worden erkend. Dat geldt niet zonder meer voor het studeren aan een buitenlandse universiteit. Het niveau van het programma is bovendien gegarandeerd door de intensieve contacten tussen het instituut en de Nederlandse instellingen.
De groep die momenteel voor een halfjaar op het NIMAR verblijft is als volgt samengesteld: 18 studenten van Nederlandse universiteiten, 13 van Nederlandse hogescholen en 3 van een Vlaamse universiteit. Daarvan volgen 24 studenten de minor Arabisch voor gevorderden en 10 de minor voor beginners.
NIMAR in zijn voortbestaan bedreigd
Helaas wordt het NIMAR in zijn voortbestaan bedreigd omdat de financiering van het NIMAR na 2015 stopt.
Om sluiting te voorkomen heeft het NIMAR nu een online petitie gestart waarin het ministerie van Onderwijs en de bestuurders van hogescholen en universiteiten worden opgeroepen mee te werken aan een oplossing.
Like het NIMAR op Facebook en teken de petitie om het NIMAR open te houden: HIER!