Integere Antropologie – Congres over antropologie, integriteit en ethiek

Posted on June 11th, 2014 by martijn.
Categories: anthropology, Method.

Dit jaar organisteert de Antropologen Beroepsvereniging op vrijdag 13 juni 2014 een conferentie in het Tropenmuseum in Amsterdam voor antropologen in Nederland.

Centraal tijdens de ABv conferentie staan actuele ethische kwesties. De dag wordt geopend met een lezing van Tobias Kelly, University of Edinburgh. Hij houdt zich bezig met politieke antropologie, rechtsantropologie en zal tijdens zijn lezing ingaan op zijn huidige onderzoek naar de notie van gewetensvrijheid.

Daarna zal tijdens verschillende panels ingegaan worden op vragen als: ‘wat zijn de nieuwe ethische vraagstukken in deze tijd van sociale media?’, ‘hoe gaan onderzoekers om met de eis voor betere verificatie en centrale opslag van onderzoeksgegevens?’

Verder zal er aandacht zijn voor kwesties als samenwerking van antropologen met commerciële partners en de ethische dilemma’s die een antropoloog tegenkomt gedurende onderzoek binnen een gepolitiseerde context.

Kom luisteren en discussiëer mee over antropologie, integriteit en ethiek.

Aanmelden kan via:

secretaris@antropologen.nl

Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

De toegangsprijs voor de dag is inclusief toegang tot het museum, koffie/thee, lunch en de borrel na afloop.

Studentleden: 15 euro
Overige leden: 25 euro

Niet-leden studenten: 30 euro
Overige niet-leden: 45 euro

Vanwege het beperkte aantal plaatsen, is het aan te raden om vooraf te registreren.

Programma Conferentie “Integere Antropologie” – Antropologen.nl

9.00-9.30
Registratie

9.30-9.35
Opening Thijl Sunier (VU)

9.35-10.30
Keynote Tobias Kelly (University of Edinburgh)
The Integrity of Conscience? Commitments, Doubts and Pacifism.

10.30-11.00
Koffie en thee

11.00-12.30
Panel 1 & Panel 2

Panel 1
Wie controleert de antropoloog? (I)

Een gesprek over fraude, integriteit en antropologie.
Hoe wordt er binnen de discipline gedacht over fraude, integriteit en controleerbaarheid?

Voorzitter: Anouk de Koning (Radboud)

Gespreksleider: Rivke Jaffe (UvA)

Sprekers:

  • Janneke Verheijen (Radboud) vertelt waarom ze al haar veldwerkdata online heeft gezet.
  • Sjaak van der Geest (UvA) doet een boekje open over zijn eigen ‘zonden’ om zo de discussie over integriteit binnen antropologie op scherp te zetten.
  • Henk Driessen (Radboud) gaat in op de kwesties informed consent, small talk en de ‘fly on the wall’ positie. Wat voor consequenties heeft dit voor het denken over integriteit in antropologie?
  • Maja Lovrenovic (VU) doet zelf onderzoek in het gebied waar Mart Bax werkte. Zij reflecteert op de implicaties van Mart Bax’ fraude voor antropologie.

Panel 2
Veldwerk, sociale media en ethiek

Facebook, forumdiscussies, weblogs en video’s zijn tegenwoordig een vast onderdeel van antropologisch veldwerk. Deze nieuwe communicatiemiddelen roepen ook nieuwe ethische vragen op over de anonimiteit van respondenten, de relatie tussen onderzoeker en onderzochten en over wat privé en publiek is. In dit panel zullen drie antropologen vanuit de praktijk van hun veldwerk verschillende ethische dilemma’s ter discussie stellen.

Voorzitter: Lenie Brouwer (VU)

Sprekers:

  • Marloes Hamelinck (UU): moslimvrouwen en sociale media op Zanzibar. Hamelinck heeft onderzoek gedaan naar het sociaal media gebruik van moslimvrouwen op Zanzibar en hoe dit gebruik in relatie staat tot morele kwesties. Zij richt zich vooral op de rol van religie in het dagelijks leven en op het gebruik van onder andere Facebook. Zij vraagt zich af hoe je Facebook en online discussies als onderzoeksmateriaal kunt gebruiken. Hoe kun je de anonimiteit van informanten waarborgen? En hoe informeer je informanten?
  • Anke Tonnaer (Radboud): reisweblobgs en toerisme. Tonnaer houdt zich bezig met toerisme en vraagt zich af wat te doen met alle reisblogs die mensen op het web plaatsen. Hoe kun je hier op een ethisch verantwoorde manier mee omgaan?
  • Fridus Steijlen (KITLV): video’s en het dagelijks leven in Indonesië. Steijlen houdt zich al jaren bezig met het filmen van het dagelijks leven op bepaalde plekken in Indonesie. Hij loopt hierbij tegen vragen aan die betrekking hebben op de privacy van de mensen, zowel in het privé als publieke domein. En hoe open en toegankelijk mag en kan het materiaal zijn? Tenslotte, een belangrijk punt van aandacht is dat privacy altijd cultureel bepaald is.

12.30-13.30
Lunch

13.30-15.00
Panel 3 & Panel 4

Panel 3
Wie controleert de antropoloog? (II)
Een gesprek over facultaire richtlijnen en antropologische tactieken.

Wat voor gevolgen hebben diverse integriteitsrichtlijnen en -protocollen voor de verschillende antropologie-afdelingen en hoe gaan antropologen hiermee om?

Voorzitter: Thijl Sunier (VU)

Sprekers:

  • Katrien Klep (Utrecht)
  • Toon van Meijl (Radboud)
  • Overige sprekers worden nog bekend gemaakt.

Panel 4
Veranderend werkveld, nieuwe ethische vragen.

Wat voor ethische kwesties komen naar voren in de nieuwe velden waarin antropologen werkzaam zijn? Wat is, bijvoorbeeld, de ethische manier om samen te werken met mijnbouwbedrijven? En wat voor ethische dilemma’s kom je tegen als organisatieantropoloog?

Voorzitter: Roxane Beumer (Focus)

Sprekers:

  • Sabine Luning (Unversiteit Leiden)
  • Jacqueline Franssens (Culture at Work)
  • Siela Ardjosemito-Jethoe is cultureel antropoloog/sociologisch onderzoeker en docent aan de Haagse Hogeschool en actief met eigen adviesbureau DieVersheid. Vanuit DieVersheid focust zij zich op diversiteitsvraagstukken in de zorg-, welzijn- en educatiesector. Zij gaat in haar presentatie in op haar etnografische onderzoek naar gender in de multiculturele klas van vandaag en vertelt over haar worsteling met haar rol als onderzoeker vs haar rol als docent.
  • Wim Manahutu heeft als directeur van het Moluks Historisch Museum met ethiek en de dilemma’s van (antropologisch) onderzoek en de representatie en zelf-representatie van culturele/etnische groepen te maken gehad.
  • Hij bespreekt hoe de erfgoedsector zich verhoudt tot ontwikkelingen in de maatschappij.

15.00-15.30
Koffie en thee

15.30-17.00
Panel 5 & Panel 6

Panel 5
Politics, ethics and fieldwork.

Welke ethische kwesties kom je tegen als je je als antropoloog met studying-up bezig houdt, of in een politiek mijnenveld begeeft? In dit panel bespreken we de ethische dilemma’s in onderzoek naar Nederlandse salafisten, game farms in Zuidelijk Afrika, en in de relatie met een conservatieve politica in Mexico.

Voorzitter: Anouk de Koning (Radboud)

Sprekers:

  • Martijn de Koning (UvA/Radboud)

Between a game of football and Jihadi Da’wa in the streets of The Hague — The limits of online and offline fieldwork with militant networks.

“In 2012 I started a new research project together with two colleagues. The Public Islamic Mission (PIM) project focused on groups of Muslim militants who affiliated themselves with the ideology of Al Qaeda and, in various ways, showed support for the implementation of sharia laws in the countries where they were based: the Netherlands, Belgium and Germany. In this paper I will concentrate on my research among the Dutch groups and take up three issues: how does a new socio-political context create new strategic and ethical questions? What are the consequences of dealing with groups that many people in society regard as repulsive and dangerous? Where and how to draw the boundaries of participant observation? I will in particular focus on the relation between strategic, ethical and political issues. The paper is based on online and offline fieldwork.”

  • Marja Spierenburg (VU/CERES)

How multi-stakeholder is your multi-stakeholder workshop? Politics and power in stakeholder engagement in research.

“This presentation addresses the assumptions underlying stakeholder engagement in the planning and conducting of research, as well as in the dissemination of research findings. Funding agencies increasingly demand such engagement, assuming that multi-stakeholder platforms are neutral spaces for negotiation about research questions and the translation of research findings in policy-recommendations. Based on experiences with a research programme investigating the social impacts of conversions of farms to private wildlife conservation areas in South Africa, this presentation discusses the promises and pitfalls of stakeholder engagement in research. The presentation focuses on the power relations between the major stakeholders involved – (mainly white) farm owners and managers; farm workers and dwellers; NGOs representing farm dwellers; and government officials – and their differential access to the policy-making arena. The presentation furthermore addresses how these different groups tried to influence both the research questions as well as the outcomes of the research.”

  • Tine Davids (Radboud)

Trying to be a vulnerable observer

“In this article, I seek to further explore my engagements with Mexican female politicians. This encounter with these – in particular right-wing – women has not only led to me having a different understanding of agency, but has also caused me to critically examine the practice of conducting feminist research. Can feminist solidarity be encountered and critical standards met in research on conservative women? What kind of engagement or common ground can be found in this inter-subjective and transnational space, connecting myself as researcher to the Mexican women under study?”

Discussant: Tobias Kelly (University of Edinburgh)

Panel 6
LASSA panel: Ethische dillema’s onder studenten op veldwerk

Studenten komen tijdens hun studie verschillende ethische dilemma’s tegen, met name tijdens het veldwerk. Deze dilemma’s zijn ook nog eens erg divers. Waar ligt de grens tussen informant en vriendschap? Hoe ga ik om met mijn data? In hoeverre pas ik mijn onderzoek aan aan de wensen van de organisatie waarbij ik onderzoek doe? Tijdens het studentenpanel gaan we verder in op dergelijke vragen, die steeds belangrijker worden voor studenten.

Voorzitter: Jelte Verberne (Utrecht)

Sprekers:

  • Renske den Uil (VU)
  • Maartje van der Zedde (UvA)
  • Anne de Jonghe (UU)

17.00-17.15
Afsluiting door Ton Salman (VU)

17.15
Borrel

Kom luisteren en discussieer mee over antropologie, integriteit en ethiek. Aanmelden kan via

secretaris@antropologen.nl

Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

. In verband met de catering verzoeken wij iedereen zich voor 6 juni aan te melden.

De toegangsprijs voor de dag is inclusief toegang tot het museum, koffie/thee, lunch en de borrel na afloop.

  • Studentleden: 15 euro
  • Overige leden: 25 euro
  • Niet-leden studenten: 30 euro
  • Overige niet-leden: 45 euro

Vanwege het beperkte aantal plaatsen, is het aan te raden om vooraf te registreren.

 

N.B. Het is mogelijk ter plekke lid te worden van het ABv en de ledenprijs te betalen. Lidmaatschap voor studenten is 25 euro, voor anderen 45 euro per jaar. Leden krijgen twee keer per jaar het antropologisch tijdschrift Etnofoor thuisgestuurd.

0 comments.

Ted Talk Brené Brown – The Vulnerability of Qualitative Research

Posted on September 23rd, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, Method.

A “researcher storyteller,” Brené Brown colorfully discusses her experience as a qualitative researcher in this TED Talk. She explores the personal and professional journey she’s undertaken as a qualitative social science researcher and outlines her changing research perspective from “if you can’t measure it, it doesn’t exist” to becoming comfortable “lean[ing] into the discomfort of the work.” She does this based upon her interesting research on shame and vulnerability. For this research she drew upon a variety of methods, accumulating “thousands of pieces of data.” Brown brilliantly explains and shares the vulnerability of doing qualitative work, but also that of the people she works with who see vulnerability as an essential part of who they are and recognize the power of it without seeing it as something to be enjoyed.

Beverly M. Pratt (from whom I have taken this summary) shows Brown’s TED Talk to a few different sociology classes, including Introduction to Research Methods, Introduction to Sociology, and Contemporary Social Problems for three reasons. First, Brown’s presentation demonstrates to undergraduates the potential for qualitative methodologies to be fun, creative, non-linear, and profound. Second, the clip shows how social science research can measure—using qualitative methods such as interviews, focus groups, and content analysis—ostensibly tricky “variables” such as wholeheartedness and love. After showing the talk, I have the class discuss “variables” that they are now inspired to sociologically research, via qualitative methods. Finally, Brown validates the potential for social scientists to experience vulnerability when conducting qualitative research; this experience can potentially lead researchers to use their work toward remedying the social problems they study by connecting to their subject matter on an empathetic level.

0 comments.

Anatomie van een relletje op een Haagse trapveldje

Posted on September 13th, 2013 by martijn.
Categories: Activism, anthropology, islamophobia, Method, Notes from the Field, Public Islam, Ritual and Religious Experience.

De aftrap

Vorige week was er wat commotie over een vlag, een ADO-veldje en een stel moslims. Zie hier. Het gaat hier om een groepje moslims dat met enige regelmaat samenkomt in Den Haag om te voetballen, te barbecueën en met elkaar te zitten. Enkelen van hen worden regelmatig in verband gebracht met de Syriëgangers, maar er zijn ook tal van anderen bij.

Op zondag 8 september jl. ben ik er ook bij. Ik had al eerder gevraagd om er bij te kunnen zijn. Eigenlijk om twee redenen. De meesten ken ik via social media, demonstraties en debatten. Dit geeft mij de mogelijkheid om mensen ook eens in een andere omgeving te zien die veel minder politiek geladen is. Ten tweede is het een uitstekende manier om nieuwe mensen te leren kennen en bij te praten met oude bekenden in een rustige omgeving. Ten derde, want zo loopt het echt altijd, is het een manier om vragen over mijn onderzoeken te beantwoorden en erover te discussiëren met die groep waar ik ook over schrijf. Dat voedt mijn denken, mijn achtergrondkennis, mijn kennis over waar de gevoeligheden liggen en het is ook een manier van verantwoording afleggen aan de groep met wie ik werk.

De eerste helft

Afijn, ik ga dus op zondagmiddag naar Den Haag. Het voetbal zou niet plaatsvinden op het zelfde veldje maar in het Zuiderpark. Op het laatst wordt mij dan via Whatsapp medegedeeld dat het verplaatst is naar de Hondiusstraat in verband met het slechte weer. In alle gevallen, voor de goede orde, ging het naar mij toe om een uitnodiging om het voetbal en de barbecue bij te wonen. Ik moet even zoeken aangezien ik de buurt wel ken, maar die precieze straat niet. Pas als ik vlakbij de ingang ben hoor en zie ik de mannen die aan het voetballen zijn.

Ik loop door, begroet enkele bekenden en stel me voor aan anderen. Naast, naar ik schat, ongeveer 50 mannen van diverse leeftijden zijn er ook diverse kleine kinderen aanwezig. Mij wordt direct verteld dat er geen barbecue gaat plaatsvinden, maar een walima. Eén van de mannen was net getrouwd en wil, zoals een onderdeel is van een islamitisch huwelijk, zorgdragen voor het eten. Een soort huwelijksbanket zeg maar. Hij heeft voorgesteld om niet meer te barbecueën, maar om het vlees te regelen via een catering.

De tweede helft

Ik zit op een muurtje te praten met diverse jongens en tegelijkertijd te kijken naar het voetbal. Op het moment dat ik één van die mannen iets wil vragen, wordt onze  aandacht getrokken door een grote groep agenten (een stuk of vijftien à twintig) die het veld betreden. De mannen op het voetbalveld worden verzocht hun identiteitsbewijs te laten zien. Dit weigeren ze en vervolgens worden ze in cordon van het veld verdreven naar een hoek achter op het terrein. Ik sta op en film het gebeuren net als veel anderen.

Er wordt door de aanwezigen duidelijk gemaakt dat ze het onzin vinden dat ze hun identiteitsbewijs moeten laten zien; ‘we doen niks verkeerds’. Ze willen ook weten wat de aanleiding was voor dit verzoek. Volgens één van de agenten, zo begrijp ik, gaat het om het feit dat er gebarbecued wordt. Dat is echter niet het geval en dat zou ook niet gaan gebeuren. De mannen vertellen dat aan de agenten, maar meer toelichting kregen ze niet; de agenten blijven hetzelfde verhaal herhalen.

Ik besluit om bij de groep te blijven; ik ben immers hun gast, vind het interessant wat er gebeurt en ik zou zelf ook niet kunnen vertrekken zonder mijn identiteitsbewijs te laten zien. Mijn inschatting is op dat moment dat de mannen ook een punt hebben met hun weigering. Voor zover ik weet moeten agenten een reden geven voor hun verzoek aan mensen om zich te legitimeren en mij bleef op dat moment onduidelijk wat precies die reden was. Ook dienen, volgens mij, agenten zich te kunnen legitimeren als hen daar om gevraagd wordt.

Langzaam maar zeker worden we verder in een hoek gedreven en veel mannen discussiëren met de agenten en drijven de spot met hen. Er zijn agenten in gewoon uniform met witte blouse, anderen hebben een donker tenue met fluorescerend hesje en met wapenstok.  Opnieuw verzoeken enkele mannen dat de agenten hun ID laten zien voordat zij zich legitimeren; dat gebeurt niet.

Groepsdynamiek: druk, eenheid en schermutselingen

Op een gegeven moment wordt de discussie feller en het aantal agenten op het trapveldje is dan toegenomen tot ongeveer 30. Twee van de aanwezige mannen worden tegen de grond gewerkt en vangen de nodige klappen van de agenten met hun handen en stokken. Ze worden afgevoerd terwijl de anderen ‘Takbir!’ en vervolgens ‘Allahu Akbar’ roepen. Dat gebeurde daarvoor ook al en daarna nog diverse keren; telkens in reactie op het politie-optreden. Het cordon voor ons (achter ons staat een gebouw en zijn er hoge hekken) maakt de hoek waar we ons bevinden kleiner. Ik probeer voortdurend een beetje aan de rand van de groep te staan tot ik door agenten ook naar het midden van de hoek wordt gedreven. De agenten doen dat met zachte hand en één van de voetballers trekt mij rustig met zich mee aangezien ik de agenten achter mij niet zie.

Het is opmerkelijk dat iedereen in die hectiek erg bezig is met zichzelf (de eigen veiligheid, hoe men zich opstelt ten opzichte van andere voetballers en de agenten) en tegelijkertijd ook opgaat in een groep. Nou ja opmerkelijk, dat kan iedereen zich waarschijnlijk wel voorstellen, maar nu ervaar ik het zelf weer eens. Zo’n gebeurtenis lijkt op dat moment zowel het idee van individualiteit te versterken als het idee deel  uit te maken van een grotere groep. De gemoederen zijn dan al aardig verhit en de sarrende opmerkingen naar agenten zijn omgeslagen in woede die zich, in het heetst van de ‘strijd’ ook af en toe naar mij richt; iets wat na afloop keurig is uitgesproken en afgedaan.

De afloop

Langzaam wordt het weer rustiger en is er overleg met de agenten. Eén van de mannen gaat een lezing geven. Of eigenlijk twee, maar als het laatste deel van de lezing net op gang is, worden we onderbroken door de politie. Zij geven aan dat dit de laatste kans is voor iedereen om het legitimatiebewijs te tonen anders wordt iedereen die dat niet doet gearresteerd.  Ik vraag me af wat ik ga doen. Of ik nu vertrek of blijf, brengt dat mijn eigen positie als antropoloog niet in gevaar? Maak ik dan ongewild een politiek statement wat ik op dat moment helemaal niet wil? Als de rest besluit zich niet te identificeren en ik blijf bij hen, overschrijd ik dan niet een ethische grens in de zin dat een onderzoeker zich natuurlijk ook aan de wet moet houden?

Het wordt al snel duidelijk dat iedereen wel gewoon weg wil en gaat toegeven; men is moe, heeft honger en zo is de situatie uitzichtloos. Eén voor één loopt men met de agenten mee en na verloop van tijd ga ik ook mee.  De agent is vriendelijk en vraagt mij wat mijn reden is om hier te zijn. Ik leg dit aan hem uit en zegt dat ik verbonden ben aan de Radboud Universiteit.  Mijn paspoort wordt bekeken en er wordt een foto van gemaakt. Ik vraag me af hoe dat zich dan weer verhoudt tot de identificatieplicht, maar ik laat het gaan. Vervolgens word ik naar buiten begeleid en verzocht links het terrein te verlaten. Ik loop door naar enkele andere mannen die ik herken en ga bij hen staan.

Na verloop van tijd lopen we terug richting de ingang van het trapveldje waar de laatste jongens vandaan komen. Al het eten is buiten verzameld en de politie stelt zich opnieuw in cordon op en verzoekt iedereen nu te vertrekken. Dat gebeurt ook. Er moet toch zo’n 500 meter gelopen worden voordat we van de politie af zijn. Ook als we de auto van één van de mannen inladen duurt het snel te lang volgens de agenten. Nadat we dat gedaan hebben lopen we weg; ik ga met twee mannen mee omdat we naar het Zuiderpark gaan om te eten. Na wat oponthoud rijden we door naar het Zuiderpark. Daar aangekomen regent het nog harder dan het al deed en elders blijken jongens aan het schuilen te zijn. Het gaat nu vrij lang duren en ik besluit toch maar huiswaarts te gaan aangezien ik nog het nodige werk moet doen voor onderwijs. Ik word keurig afgezet bij Holland Spoor en vertrek.

Het relletje in vijf vragen:

Was het een manifestatie?

Achteraf blijkt dat het de politie niet te doen was om een illegale barbecue (niet dat iemand dat serieus nam; daar stuur je immers geen twintig agenten met wapenstok op af), maar om een ‘manifestatie’ op te breken. Het is mij onduidelijk wat bedoeld wordt met de term ‘manifestatie’. Wel is het zo dat een publieke manifestatie de politie het recht geeft op mensen om hun legitimatiebewijs te vragen. De intentie volgens mij van vrijwel alle aanwezigen was om een gezellige middag te hebben, te voetballen en met z’n allen te eten. Wel werd opnieuw de islam vlag opgehangen al voor de politie er was. Er was inderdaad ook een lezing, zoals u hierboven kunt lezen, maar deze lezing was spontaan en een reactie op het hele gebeuren op dat moment. De leuzen die werden geroepen, werden geroepen na het arriveren van de politie en tijdens en na de schermutselingen.

Hoe zit dat nu met die vlag?

De groep voetballers komt niet bij elkaar als sharia4(vul in); men komt bij elkaar als moslims en als ‘broeders’.  De islam vlag, waarop staat, “Niets of niemand heeft het recht om te mogen worden aanbeden, behalve Allah” is de vlag waaronder men verzamelt als het ware. Het is volgens hen niet bedoeld als politiek statement of manifestatie, maar simpelweg hun identiteit. Voor velen is het een vlag om trots op te zijn ook al vonden enkele aanwezigen het ‘niet handig’ om het zo te tonen. Anderen stellen echter dat ze in ieder geval nooit met een andere vlag zullen zwaaien aangezien een vlag symbool staat voor een land. Deze zwarte vlag, zo stellen zij, staat voor de Wet van Allah waar zij 100% achter staan. Overigens zijn er vaak ook niet-praktiserende moslimjongeren en niet-moslims die met het voetballen meedoen.

De eerste keer dat de vlag in deze context in de publiciteit kwam, was deze mee genomen om ‘rustig’ ergens op te hangen. Sommigen vergelijken het ook wel met een Ajax fan die met een israelische vlag zwaait of een oranje supporter die een Nederlandse vlag zwaait. Het was geen afgesproken werk zo stelt men om dat te doen. Eén van de jongens was de eerste keer nog niet klaar om te bidden en zag de rest op gebedstijd naast elkaar staan. Hij vroeg toen een andere jongen om wat foto’s te maken terwijl hij spontaan die vlag pakte (die toen niet was opgehangen) en het veld opliep achter de biddende mannen. Het was dus volgens hen niet bedoeld om te provoceren. Men stelt dat de intentie was om de foto’s onderling met elkaar te delen. Weliswaar werden ze publiekelijk gedeeld op Facebook, maar niemand van hen had verwacht dat ‘mensen zich druk zouden gaan maken om een vlag’. Via via is dit terechtgekomen bij een twitteraccount van ISIS (die wordt geassocieerd met Al Qaeda) in Syrië die een tekst erbij zette: ‘Onze broeders van Holland staan achter ons”.

Afgelopen zondag was de vlag opnieuw meegenomen en enkele mannen wilden laten zien dat ze ondanks (of juist dankzij) de commotie erover niemand vrezen en gewoon door zouden gaan met wat ze al deden: “voetballen met elkaar, gezellig eten en onze vlag erbij”, zoals één van de voetballers stelt. In beide gevallen zou je kunnen stellen dat de vlag zowel een serieuze ondertoon heeft als iets ludieks, maar voor veel buitenstaanders toch ook een politiek statement of provocatie. Men stelt dus dat dat laatste niet de bedoeling was, maar je kunt je dan wel afvragen of de mannen de politieke context en de wijze waarop in de publieke opinie tegen hen wordt aangekeken niet onderschat hebben. De vlag wordt geassocieerd met Al Qaeda en AQ gebruikt de vlag inderdaad. Maar niet alleen zij en de correcte benaming zou moeten zijn islam vlag. De associatie dat het een Al Qaeda vlag is, is dus niet altijd terecht. Maar in de huidige politieke context en met mannen van wie er enkelen verbonden zijn met de kringen van Syriëgangers zijn dergelijke associaties en categoriseringen snel gemaakt.

Waren het ‘radicale’ moslims?

Dat hangt natuurlijk van de definitie af. Maar het waren zeker geen mensen van Sharia4Belgium. Er waren mensen van andere vergelijkbare netwerken, maar ook mensen die daar niets mee te maken hadden en het ook niet altijd eens zijn met de werkwijze van dat soort netwerkjes. Daarbij was ook niet iedereen het eens met het standpunt om geen ID te laten zien. Sommigen wilden dat juist wel en spraken dat tijdens en na afloop ook uit. Ook vonden enkelen aanwezigen het ophangen van de vlag nodeloos provocerend en aandachttrekkend. Toen de situatie echter hectisch werd, verdwenen dat soort meningsverschillen: door de politie in een hoek gedreven worden is erg goed voor eenheid en ‘bonding’. Na afloop is er wel weer over gesproken. Alle aanwezigen over één kam scheren is derhalve geen accurate weergave van de situatie.

Wat zijn de reacties achteraf onder moslims?

Voor veel aanwezigen was het hele incident een bewijs voor en een illustratie van hoe er wordt omgegaan met moslims. Vrijwel iedereen was na afloop boos en teleurgesteld: ‘zonde van zo’n mooie middag!’. Enkelen laten duidelijk zien dat dit hele gebeuren hen sterkt in het idee dat ze op het juiste pad zitten en vooral moeten doorgaan met ze doen: “als jullie dit zo willen zien so be it”. Enkelen zijn kritisch over de opstelling van anderen naar de politie toe, het ophangen van de vlag en het weigeren om hun ID te laten zien. In de dagen erna worden de aanwezigen zowel geprezen als bekritiseerd. Er zijn er die hen prijzen omdat ze hebben laten zien dat moslims niet over zich heen laten lopen. Anderen bekritiseren de aanwezigen vanwege, wat zij zien als, nodeloze provocaties en aandachttrekkerij; wat volgens hen niet des islams zou zijn en moslims opnieuw een slechte naam zou geven. Deze reacties zijn overigens vooral gebaseerd op de berichten in de media hierover en dus op het idee dat het een homogene groep was. Overigens wordt de aanvankelijke media-aandacht door iedereen bekritiseerd, maar later in de week meer gewaardeerd.

Kun je als wetenschapper nog wel objectief zijn als je midden in zo’n groep staat en de politie staat voor je?

Mijn onderzoek en antropologisch veldwerk in het algemeen is gericht op het begrijpen van de wijze waarop mensen betekenis geven aan de wereld om hen heen. Daarbij werk je over het algemeen met kleine groepen en door middel van observatie en informele gesprekken. Deze manier van werken kenmerkt zich door distantie én onderdompeling. Wat er in dit concrete geval gebeurde is dat je  je helemaal ondergedompeld raakt in de groepsdynamica van dat moment. Het is moeilijk afstand te bewaren (letterlijk en figuurlijk) hoewel het filmen van het hele gebeuren wel helpt. Ik realiseer me dat ik, toen de politie ons in een hoek dreef, ik zelf behoorlijk geïrriteerd was  over het feit dat het voetballen werd opgebroken. De reden die men gaf, de aanwezigheid van zoveel  agenten op het veld, daaromheen en nog een helikopter in de lucht, kwamen op mij zwaar overdreven en intimiderend over.

Het hele gebeuren was  ook wel enigszins beklemmend, hoewel ik moet zeggen dat door de over het algemeen correcte opstelling van de agenten en de zorgzaamheid van de aanwezige voetballers ik me eigenlijk de hele tijd veilig heb gevoeld. Wat voor mij erg zwaar telde is dat ik uitgenodigd was en daar dus was als hun gast. Dat betekent voor mij dat het methodisch en ethisch niet correct was om te vertrekken. Reflectie en verantwoording achteraf stelt je in staat het hele incident en de eigen positie van een afstand te bekijken. Daarbij, zo merkte ik, is juist het aanwezig zijn en er (voor een deel althans) deel van uit maken een voorwaarde om de reacties van de mannen (en de verschillen daarbij) te begrijpen en de nuances te zien.

 

Rest mij de aanwezigen te bedanken voor hun hartelijke ontvangst, de open gesprekken voor / tijdens /  en na, de goede zorgen voor / tijdens /  en na en het keurig afzetten bij het station.

 

 

 

 

 

10 comments.

Journalism and Language: The Politics of Naming

Posted on July 3rd, 2013 by martijn.
Categories: Method, Misc. News.

An interesting discussion on Al Jazeera following the change in AP’s Stylebook, the most influential stylebook for journalists.

The news business is a minefield of controversial terminology and last month, the news agency the Associated Press called time on one phrase, illegal immigrant.

The reason given was that the word ‘illegal’ should not be used to describe a person. ‘Illegal’, according to the AP, should only describe an action, such as living in a country illegally.

AP’s style guide is among the most influential in the news business. The agency provides wire services to thousands of news organisations – 1,400 print outlets in the US alone and 5,000 broadcasters around the world. So when the AP makes a change, it matters: not just for the agency, but for all who subscribe to its services and adopt its language.

After illegal immigrant was dropped from the AP Stylebook, publications including the New York Times and the Los Angeles Times followed.

Two days after changing the way it describes undocumented immigrants, the AP then announced it would be revising its use of the term “Islamist”.
[…]
Journalists reporting political events have to be careful, because the stories they report are already framed by the language used by those in positions of power.

And in the world of 24-hour news increasingly driven by digital content, some say styleguides may not be as influential as they once were, since social media and citizen journalism are undermining traditional news institutions using new terminology.

So, can controversial media language shape the way we see a story? Can words like “illegal immigrant”, “terrorist” and “Islamist” be weapons in a war of ideas? Media style guides under scrutiny with the Listening Post’s Marcela Pizzaro.

0 comments.

Moslims & Onderzoek: Van Survey naar Surveillance?

Posted on January 17th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, ISIM/RU Research, Islam in the Netherlands, Method, Notes from the Field, Public Islam, State of Science.

In november kwam het SCP rapport Moslim in Nederland uit. Ik had het voorrecht om in dit rapport een reflectie-hoofdstuk te mogen schrijven en heb die kans aangegrepen om enerzijds kritisch te reflecteren op het onderzoek en de onderzoeksresultaten en anderzijds een kritisch licht te laten schijnen over de stand van zaken over onderzoek naar moslims in Nederland. Daarbij had ik volledig de vrije hand en dat siert de makers van dit rapport, Mieke Maliepaard en Merove Gijsberts. Het rapport geeft een grillig en soms tegenstrijdig beeld van moslims in Nederland en doet dat op een veel verfijndere manier dan gebruikelijk is in veel Europese surveys.

De laatste jaren is er heel wat onderzoek verschenen, onder meer van mijn hand, maar ook van anderen. Over het algemeen heel degelijk onderzoek. Maar dat onderzoek en de daarbij behorende media-aandacht brengt wel enkele zaken aan het licht die voor zowel media als voor onderzoekers de moeite waard zijn om eens nader te bekijken. Ik ga niet uit van het rapport zelf, maar van de reacties uit mijn onderzoeksgroep (en anderen) over dat rapport.

Vraagtekens bij de intenties

Er verschijnt nogal wat statistisch en kwalitatief onderzoek naar moslims en/of migranten in Nederland. Na het rapport Moslim in Nederland kwam eind 2012 ook nog het Jaarrapport Integratie (CBS) uit en een rapport over de sociaal-culturele integratie (SCP). Hiervoor was minder aandacht aangezien het ‘Marokkanenprobleem’ alles naar de achtergrond verdreef. Toen het SCP onderzoek Moslim in Nederland uit kwam verzuchtte één van mijn ‘volgsters’ op Twitter:

Steeds meer moslims van de tweede geneartie gaan naar de moskee. Dat is één van de conclusies uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. […] En wat wil dat zeggen? Jammer genoeg krijg je vaak negatief gevoel bij dit soort berichten. Wat is de intentie van dit onderzoek?

Op mijn vraag aan haar waarom ze er een negatief gevoel bij krijgt, antwoordt ze:

Na de vele negatieve berichten over de Islam etc zal dit geen welgemeend initiatief zijn. Bijhouden van de islam groei in Nderland? Ik verwees haar naar het rapport zelf en naar mijn eigen hoofdstuk daarin en ze stelde Waarom nou weer de islam? Wat zijn de bedoelingen van dit onderzoek? Bang voor potentiële terroristen? En dat soort vragen draaien er door mijn hoofd bij het lezen of horen hiervan. Gezien de negativiteit van de afgelopen jaren zie ik niet meteen het positieve hiervan in. Vandaar mijn uitspraak….

Deze reacties staan niet op zichzelf. In mijn onderzoekskring van meer religieus-politiek activistische moslims (waar de desbetreffende dame op Twitter geen onderdeel van uitmaakt) worden voortdurend dit soort opmerkingen gemaakt en vraagt men zich soms ook af of onderzoekers niet van de AIVD zijn. Anderen reageren onverschillig maar zetten toch ook zo hun vraagtekens bij de politieke motieven achter al het onderzoek.
En dat is ook niet zo vreemd.

Zoals ik al schreef in mijn hoofdstuk in het SCP rapport lijkt de categorie ‘moslims’ te zijn verworden tot een politieke categorie waarmee ‘iets’ moet gebeuren. Vooral na 2001 en 2004 is er een enorme hausse gekomen aan onderzoek over mogelijke radicalisering en staat de discussie over islam steeds meer in het teken van geweld en mogelijke dreigingen. De relatie tussen onderzoek en probleemcategorieën in de samenleving is een aloude, die ook niet alleen betrekking heeft op moslims. In het bijzonder statistisch onderzoek heeft haar wortels in de behoefte van natie-staten om haar bevolking in kaart te brengen, te analyseren en vervolgens te reguleren. Maar natuurlijk is niet alleen de overheid belanghebbende bij onderzoek. Ook zelforganisaties, media, politici maken er gebruik van. Dat doen ze soms op manieren die voorbij gaan aan de intenties van de onderzoekers en hun onderzoeksresultaten.

Moslims tellen: integratie, religie en veiligheid

Door middel van onderzoek kan de complexiteit van het dagelijks leven worden vertaald in concrete, telbare variabelen die informatie opleveren over bepaalde verschijnselen, ontwikkelingen en (causale) verbanden. Maar dit gebeurt natuurlijk niet buiten een politieke context om. Het is niet voor niets dat veel onderzoek in Europa gaat over de wisselwerking tussen integratie, religie en veiligheid. Binnen dit onderzoek staan dan vaak ook nog eens  de problemen centraal die de Nederlandse staat heeft met moslims en migranten; vaak vertaald als ‘problemen van de Nederlandse samenleving met moslims’. En als dat niet centraal staat (er is immers nog wel meer te onderzoeken dan dat) dan is dat wel wat er in de pers uitgehaald wordt waarbij allerlei nuanceringen verdwijnen en journalisten vaak problemen hebben met het onderscheid tussen correlatie, kans en causaliteit. Zo werkt nieuws natuurlijk ook; een bericht moet nieuwswaardig zijn en wat dat wel of niet is, wordt mede bepaald door de politieke context.

Daarbij is de journalistiek vaak op zoek naar extremen. Ter verduidelijking een voorbeeld dat niet betrekking heeft op dit onderwerp. In mei vorig jaar vroeg een journalist van de Volkskrant naar leerlingen die met de voorbereiding op hun eindexamen bezig waren: ‘Liefst lui of juist zeer geordend’. Dit is zo ongeveer hetzelfde als aan een moslim prediker vragen: bent nu nog steeds radicaal of juist gematigd geworden? Men zoekt naar extremen waarbij het erop lijkt dat lui / geordend of gematigd / radicaal de opposities zijn die er daadwerkelijk toe doen. Iets dergelijks zien we ook terug in de discussie over integratie naar aanleiding van de recente rapporten van het SCP en het CBS. We willen graag weten hoe religieus die moslims nou eigenlijk zijn. Dat willen we overigens ook weten van christenen, maar de politieke context daarvan is toch een andere.

Het panopticon

Het samenspel tussen politiek, beleid, media en onderzoek lijkt te leiden tot een soort panopticon. Dit is een koepelgevangenis waarbij gevangenen de gevangenisbewaarder niet kunnen zien, maar wel voortdurend het vermoeden hebben dat een onzichtbare bewaker hen in de gaten houdt. Of die bewaker er nu is of niet, door het gevoel voortdurend gesurveilleerd te worden passen de gevangenen hun gedrag aan zodat het in overeenstemming is met de reglementen van de gevangenis.

De wisselwerking en de nauwe relatie tussen politiek, beleid, media en onderzoek zorgt ook voor een panopticon. Het gaat er niet om dat het slecht onderzoek zou zijn (dat is het niet) of dat de media alleen negatief berichten over moslims (dat is niet het geval) of dat beleid wel of niet stigmatiserend zou zijn. Het gaat erom, en dat blijkt ook de eerder genoemde reacties, dat moslims in ieder geval het gevoel hebben dat er continue op hen wordt gelet, dat ze gespreksonderwerp zijn en dat er definities en tegenstellingen worden opgelegd. En dat hen direct of indirect gevraagd wordt daden van anderen die ook als moslim worden aangemerkt te verklaren, er verantwoording voor te nemen en er afstand van te nemen.

Dat laatste is ook precies wat er gebeurt. Zo wordt ook in veel islamitische gezinnen verwezen naar salafisme als radicaal. Een ander voorbeeld is de recente discussie tussen Said el Hajji en Mohammed Cheppih naar aanleiding van een preek van de laatste. (Preek Cheppih, Open Brief El Hajji, Reactie Cheppih, Reactie El Hajji). Waar Said el Hajji in een open brief aan Mohammed Cheppih de gesloten van de ‘Marokkaanse’ opvoeding en het gebrek aan experimenteerruimte ter discussie stelde en pleitte voor vrijheid én verantwoordelijkheid, reageerde de laatste met een pleidooi voor meer tolerantie en insluiting. Beiden hanteren hier een seculier-liberaal perspectief met opmerkelijk weinig aandacht voor uitsluiting. Beiden lijken te denken en te reageren vanuit een homogeen cultuurbegrip waarbij de Islam staat tegenover de Marokkaanse cultuur en beide ook tegenover de Nederlandse samenleving worden gezet. Waarbij Cheppih wel de islam wil behouden en bevorderen, ook in de opvoeding, wil Said El Hajj juist een ‘democratische opvoeding’ en valt hij Cheppih aan op zijn klaarblijkelijk behoudend geachte opvattingen.

Het idee echter dat men zich moet aanpassen en dat er ergens binnen ‘eigen groep’ een probleem zit, lijkt niet ter discussie te staan. Evenmin dat ‘de’ Marokkaanse gemeenschap of ‘de’ moslimgemeenschap hier dus iets mee moet doen. Maar het begint er natuurlijk mee dat beide heren überhaupt reageren op een debat dat wordt gekenmerkt door de term ‘Marokkanenprobleem’. Men voelt zich aangesproken om te reageren en dat is precies zoals een panopticon werkt. Dat Cheppih zich voortdurend aangesproken voelt als ‘enge moslim’ of ‘radicaal’ (en inderdaad ook als zodanig aangesproken wordt) laat ook de surveillance van moslims zien de problemen die men heeft om er aan te ontsnappen. Ik besef dat ik dat schrijf vanuit een geprivilieerde positie: niemand die mij iets doet als ik niet reageer op het debat. Als Marokkaanse Nederlander of moslim zou dat veel moeilijker zijn en zou het consequenties hebben (nemen ze geen afstand?).

Onderzoek naar moslims

Dit alles is zeker niet bedoeld als inhoudelijke kritiek op de verschillende integratie en islamsurveys in Nederland. Temeer omdat de genoemde punten net zo goed gelden voor kwalitatief onderzoek zoals, ja inderdaad, dat van mij. Het roept wel wat vragen op over onderzoek naar moslims. Draagt het onderzoek bij aan bestendiging van bestaande ongelijkheden of juist niet? Is het beeld dat wetenschappers over een verschijnsel produceren eenzijdig? En zeker in een situatie waarin het onderzoeksveld per definitie gepolitiseerd is zoals bij moslims en islam:  wat is de relatie tussen de kennis die we als wetenschappers produceren en ontwikkelingen als politisering van moslims als onderwerp van publiek debat en object van beleid? De hoge identificatie met islam die het SCP vindt, hoeft niet te maken hebben met ervaren negatieve reacties; het is geen reactie daarop. Maar men ervaart dus wel dat men voortdurend onder de loep ligt en dat anderen weer wat van hen moeten. Wanneer we dus aan mensen de vraag stellen ‘Bent u moslim?’ is dat een andere type vraag dan ‘Bent u christelijk’ simpelweg omdat de politieke context ervan anders is en wellicht ook omdat de ervaringen van de respondent anders zijn. Als dat zo is, weten we dan eigenlijk nog wel wat we onderzoeken?

0 comments.

Moslims & Onderzoek: Van Survey naar Surveillance?

Posted on January 17th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, ISIM/RU Research, Islam in the Netherlands, Method, Notes from the Field, Public Islam, State of Science.

In november kwam het SCP rapport Moslim in Nederland uit. Ik had het voorrecht om in dit rapport een reflectie-hoofdstuk te mogen schrijven en heb die kans aangegrepen om enerzijds kritisch te reflecteren op het onderzoek en de onderzoeksresultaten en anderzijds een kritisch licht te laten schijnen over de stand van zaken over onderzoek naar moslims in Nederland. Daarbij had ik volledig de vrije hand en dat siert de makers van dit rapport, Mieke Maliepaard en Merove Gijsberts. Het rapport geeft een grillig en soms tegenstrijdig beeld van moslims in Nederland en doet dat op een veel verfijndere manier dan gebruikelijk is in veel Europese surveys.

De laatste jaren is er heel wat onderzoek verschenen, onder meer van mijn hand, maar ook van anderen. Over het algemeen heel degelijk onderzoek. Maar dat onderzoek en de daarbij behorende media-aandacht brengt wel enkele zaken aan het licht die voor zowel media als voor onderzoekers de moeite waard zijn om eens nader te bekijken. Ik ga niet uit van het rapport zelf, maar van de reacties uit mijn onderzoeksgroep (en anderen) over dat rapport.

Vraagtekens bij de intenties

Er verschijnt nogal wat statistisch en kwalitatief onderzoek naar moslims en/of migranten in Nederland. Na het rapport Moslim in Nederland kwam eind 2012 ook nog het Jaarrapport Integratie (CBS) uit en een rapport over de sociaal-culturele integratie (SCP). Hiervoor was minder aandacht aangezien het ‘Marokkanenprobleem’ alles naar de achtergrond verdreef. Toen het SCP onderzoek Moslim in Nederland uit kwam verzuchtte één van mijn ‘volgsters’ op Twitter:

Steeds meer moslims van de tweede geneartie gaan naar de moskee. Dat is één van de conclusies uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. […] En wat wil dat zeggen? Jammer genoeg krijg je vaak negatief gevoel bij dit soort berichten. Wat is de intentie van dit onderzoek?

Op mijn vraag aan haar waarom ze er een negatief gevoel bij krijgt, antwoordt ze:

Na de vele negatieve berichten over de Islam etc zal dit geen welgemeend initiatief zijn. Bijhouden van de islam groei in Nderland? Ik verwees haar naar het rapport zelf en naar mijn eigen hoofdstuk daarin en ze stelde Waarom nou weer de islam? Wat zijn de bedoelingen van dit onderzoek? Bang voor potentiële terroristen? En dat soort vragen draaien er door mijn hoofd bij het lezen of horen hiervan. Gezien de negativiteit van de afgelopen jaren zie ik niet meteen het positieve hiervan in. Vandaar mijn uitspraak….

Deze reacties staan niet op zichzelf. In mijn onderzoekskring van meer religieus-politiek activistische moslims (waar de desbetreffende dame op Twitter geen onderdeel van uitmaakt) worden voortdurend dit soort opmerkingen gemaakt en vraagt men zich soms ook af of onderzoekers niet van de AIVD zijn. Anderen reageren onverschillig maar zetten toch ook zo hun vraagtekens bij de politieke motieven achter al het onderzoek.
En dat is ook niet zo vreemd.

Zoals ik al schreef in mijn hoofdstuk in het SCP rapport lijkt de categorie ‘moslims’ te zijn verworden tot een politieke categorie waarmee ‘iets’ moet gebeuren. Vooral na 2001 en 2004 is er een enorme hausse gekomen aan onderzoek over mogelijke radicalisering en staat de discussie over islam steeds meer in het teken van geweld en mogelijke dreigingen. De relatie tussen onderzoek en probleemcategorieën in de samenleving is een aloude, die ook niet alleen betrekking heeft op moslims. In het bijzonder statistisch onderzoek heeft haar wortels in de behoefte van natie-staten om haar bevolking in kaart te brengen, te analyseren en vervolgens te reguleren. Maar natuurlijk is niet alleen de overheid belanghebbende bij onderzoek. Ook zelforganisaties, media, politici maken er gebruik van. Dat doen ze soms op manieren die voorbij gaan aan de intenties van de onderzoekers en hun onderzoeksresultaten.

Moslims tellen: integratie, religie en veiligheid

Door middel van onderzoek kan de complexiteit van het dagelijks leven worden vertaald in concrete, telbare variabelen die informatie opleveren over bepaalde verschijnselen, ontwikkelingen en (causale) verbanden. Maar dit gebeurt natuurlijk niet buiten een politieke context om. Het is niet voor niets dat veel onderzoek in Europa gaat over de wisselwerking tussen integratie, religie en veiligheid. Binnen dit onderzoek staan dan vaak ook nog eens  de problemen centraal die de Nederlandse staat heeft met moslims en migranten; vaak vertaald als ‘problemen van de Nederlandse samenleving met moslims’. En als dat niet centraal staat (er is immers nog wel meer te onderzoeken dan dat) dan is dat wel wat er in de pers uitgehaald wordt waarbij allerlei nuanceringen verdwijnen en journalisten vaak problemen hebben met het onderscheid tussen correlatie, kans en causaliteit. Zo werkt nieuws natuurlijk ook; een bericht moet nieuwswaardig zijn en wat dat wel of niet is, wordt mede bepaald door de politieke context.

Daarbij is de journalistiek vaak op zoek naar extremen. Ter verduidelijking een voorbeeld dat niet betrekking heeft op dit onderwerp. In mei vorig jaar vroeg een journalist van de Volkskrant naar leerlingen die met de voorbereiding op hun eindexamen bezig waren: ‘Liefst lui of juist zeer geordend’. Dit is zo ongeveer hetzelfde als aan een moslim prediker vragen: bent nu nog steeds radicaal of juist gematigd geworden? Men zoekt naar extremen waarbij het erop lijkt dat lui / geordend of gematigd / radicaal de opposities zijn die er daadwerkelijk toe doen. Iets dergelijks zien we ook terug in de discussie over integratie naar aanleiding van de recente rapporten van het SCP en het CBS. We willen graag weten hoe religieus die moslims nou eigenlijk zijn. Dat willen we overigens ook weten van christenen, maar de politieke context daarvan is toch een andere.

Het panopticon

Het samenspel tussen politiek, beleid, media en onderzoek lijkt te leiden tot een soort panopticon. Dit is een koepelgevangenis waarbij gevangenen de gevangenisbewaarder niet kunnen zien, maar wel voortdurend het vermoeden hebben dat een onzichtbare bewaker hen in de gaten houdt. Of die bewaker er nu is of niet, door het gevoel voortdurend gesurveilleerd te worden passen de gevangenen hun gedrag aan zodat het in overeenstemming is met de reglementen van de gevangenis.

De wisselwerking en de nauwe relatie tussen politiek, beleid, media en onderzoek zorgt ook voor een panopticon. Het gaat er niet om dat het slecht onderzoek zou zijn (dat is het niet) of dat de media alleen negatief berichten over moslims (dat is niet het geval) of dat beleid wel of niet stigmatiserend zou zijn. Het gaat erom, en dat blijkt ook de eerder genoemde reacties, dat moslims in ieder geval het gevoel hebben dat er continue op hen wordt gelet, dat ze gespreksonderwerp zijn en dat er definities en tegenstellingen worden opgelegd. En dat hen direct of indirect gevraagd wordt daden van anderen die ook als moslim worden aangemerkt te verklaren, er verantwoording voor te nemen en er afstand van te nemen.

Dat laatste is ook precies wat er gebeurt. Zo wordt ook in veel islamitische gezinnen verwezen naar salafisme als radicaal. Een ander voorbeeld is de recente discussie tussen Said el Hajji en Mohammed Cheppih naar aanleiding van een preek van de laatste. (Preek Cheppih, Open Brief El Hajji, Reactie Cheppih, Reactie El Hajji). Waar Said el Hajji in een open brief aan Mohammed Cheppih de gesloten van de ‘Marokkaanse’ opvoeding en het gebrek aan experimenteerruimte ter discussie stelde en pleitte voor vrijheid én verantwoordelijkheid, reageerde de laatste met een pleidooi voor meer tolerantie en insluiting. Beiden hanteren hier een seculier-liberaal perspectief met opmerkelijk weinig aandacht voor uitsluiting. Beiden lijken te denken en te reageren vanuit een homogeen cultuurbegrip waarbij de Islam staat tegenover de Marokkaanse cultuur en beide ook tegenover de Nederlandse samenleving worden gezet. Waarbij Cheppih wel de islam wil behouden en bevorderen, ook in de opvoeding, wil Said El Hajj juist een ‘democratische opvoeding’ en valt hij Cheppih aan op zijn klaarblijkelijk behoudend geachte opvattingen.

Het idee echter dat men zich moet aanpassen en dat er ergens binnen ‘eigen groep’ een probleem zit, lijkt niet ter discussie te staan. Evenmin dat ‘de’ Marokkaanse gemeenschap of ‘de’ moslimgemeenschap hier dus iets mee moet doen. Maar het begint er natuurlijk mee dat beide heren überhaupt reageren op een debat dat wordt gekenmerkt door de term ‘Marokkanenprobleem’. Men voelt zich aangesproken om te reageren en dat is precies zoals een panopticon werkt. Dat Cheppih zich voortdurend aangesproken voelt als ‘enge moslim’ of ‘radicaal’ (en inderdaad ook als zodanig aangesproken wordt) laat ook de surveillance van moslims zien de problemen die men heeft om er aan te ontsnappen. Ik besef dat ik dat schrijf vanuit een geprivilieerde positie: niemand die mij iets doet als ik niet reageer op het debat. Als Marokkaanse Nederlander of moslim zou dat veel moeilijker zijn en zou het consequenties hebben (nemen ze geen afstand?).

Onderzoek naar moslims

Dit alles is zeker niet bedoeld als inhoudelijke kritiek op de verschillende integratie en islamsurveys in Nederland. Temeer omdat de genoemde punten net zo goed gelden voor kwalitatief onderzoek zoals, ja inderdaad, dat van mij. Het roept wel wat vragen op over onderzoek naar moslims. Draagt het onderzoek bij aan bestendiging van bestaande ongelijkheden of juist niet? Is het beeld dat wetenschappers over een verschijnsel produceren eenzijdig? En zeker in een situatie waarin het onderzoeksveld per definitie gepolitiseerd is zoals bij moslims en islam:  wat is de relatie tussen de kennis die we als wetenschappers produceren en ontwikkelingen als politisering van moslims als onderwerp van publiek debat en object van beleid? De hoge identificatie met islam die het SCP vindt, hoeft niet te maken hebben met ervaren negatieve reacties; het is geen reactie daarop. Maar men ervaart dus wel dat men voortdurend onder de loep ligt en dat anderen weer wat van hen moeten. Wanneer we dus aan mensen de vraag stellen ‘Bent u moslim?’ is dat een andere type vraag dan ‘Bent u christelijk’ simpelweg omdat de politieke context ervan anders is en wellicht ook omdat de ervaringen van de respondent anders zijn. Als dat zo is, weten we dan eigenlijk nog wel wat we onderzoeken?

0 comments.

Ervaren & Ervaren worden: Boekpresentatie en Seminar Emoties in Veldonderzoek

Posted on December 2nd, 2012 by martijn.
Categories: anthropology, Important Publications, ISIM/RU Research, Method, Notes from the Field, Religion Other, Ritual and Religious Experience.

Op 13 december organiseren Uitgeverij Eburon en het departement Religiewetenschap en Theologie van de Universiteit Utrecht het symposium ‘Emoties in het veld’, ter gelegenheid van het verschijnen van het boek Ervaren en ervaren worden. Opstellen over langdurig sociaalwetenschappelijk veld­on­der­zoek (Jansma, Hak en De Koning (red.)).

In het boek worden strategische en – ethische problemen uit de praktijk van het sociaal wetenschappelijk veldonderzoek onder de loep genomen. Het merendeel van het onderzoek werd in Nederland verricht, een tweetal (ook) in Vlaanderen. Ervaren en ervaren worden’ is een bijzondere publicatie. Nog niet eerder verscheen een boek met opstellen waarin gereflecteerd wordt op langdurig veldonderzoek. Aandacht wordt geschonken aan methodologische vraagstukken, gevoelige en ethische vraagstukken worden geanalyseerd en beschreven. Onderzoekers, gesprekspartners en lezers zijn in het geding (geweest) en dat wordt duidelijk in keuzes die je als onderzoeker maakt en in de receptie van de resultaten bij uitgave van het onderzoeksverslag. Het is precies daarom dat we in dit seminar ter gelegenheid van de presentatie van het boek stil zullen staan bij ‘emoties in het veld’.

Het seminar beoogt niet alleen de aandacht te vestigen op de realisatie van het boek, het biedt (toekomstige) onderzoekers op het terrein van sociaal-, cultureel-, en religiewetenschappelijk onderzoek de mogelijkheid elkaar te ontmoeten, ervaringen en expertise uit te wisselen. Daarnaast wil het enthousiasme wekken voor de bijzondere leerervaring die de onderzoeker tijdens het veldwerk opdoet.

Een van de auteurs is dr. Nicolette Hijweege-Smeets (Religiewetenschap en Theologie), die ook een presentatie zal geven tijdens het symposium. Ook communicatiewetenschapper dr. Linda Duits (Onderzoekinstituut voor Geschiedenis en Cultuur) schreef een opstel. Daarnaast zijn er bijdragen in het boek van onder meer Carmen Becker (Radboud Universiteit Nijmegen) over onderzoek naar internetpraktijken onder salafistische moslims, Joanne Wojtkowiak (RU Nijmegen) over onderzoek naar rituelen bij de dood.

Datum: 13 december 2012
Tijdstip: 14:30 t/m 17:00
Locatie: Universiteitsbibliotheek Uithof
Kamer: Boothzaal

Ervaren en ervaren worden is een bijzondere publicatie: nog niet eerder verscheen een boek met opstellen waarin gereflecteerd wordt op langdurig veldonderzoek. Aandacht wordt geschonken aan methodologische vraagstukken, gevoelige en ethische vraagstukken worden geanalyseerd en beschreven. Onderzoekers, gesprekspartners en lezers zijn in het geding (geweest) en dat wordt duidelijk in keuzes die je als onderzoeker maakt en in de receptie van de resultaten bij uitgave van het onderzoeksverslag. Het is precies daarom dat dit seminar stil zal staan bij ‘emoties in het veld’.

Programma

14.30–15.00 Ontvangst met koffie en thee
15.00–15.10 Welkom en inleiding – dr. Lammert Gosse Jansma
15.10–15.25 ‘De dood en de antropoloog. Emoties door veldwerk’ – dr. Martijn de Koning
15.30–15.45 ‘Een markt voor vrouwen – lief en leed van cross-gender interviewen’ – drs. Norah Korrouche
15.55–16.10 ‘Te gast rond Cerridwens ketel, analyse van emoties binnen het neo-paganistische veld’ – drs. Hanneke MinkJan
16.15–16.30 ‘Schroom het heilige te naderen’ – dr. Nicolette Hijweege
16.30–16.50 Ruimte voor gesprek/forum
16.55–17.00 Dr Lammert Gosse Jansma presenteert het boek Ervaren en ervaren worden. Opstellen over langdurig sociaalwetenschappelijk veldonderzoek (Eburon, ISBN 9789059727083)
17.00 Sluiting

Boek met korting: Tijdens het symposium is het boek te koop voor de speciale prijs van € 20.00 euro (normaal € 29.90).

Aanmelden

Vanwege beperkte zaalruimte is aanmelding vooraf noodzakelijk, bij Jeannette Boere, a.c.m.boere@uu.nl.

Kosten

Vrijwillige bijdrage voor koffie en thee (gewenst: € 5 ,-).

Informatie over het boek
Of het nu gaat om de interactie tussen een arts en bewoners van een verpleeghuis, de relatie tussen religieuze gezagdragers en ‘gewone’ gelovigen, de omgang van gelovige en niet-gelovige mensen met de dood, één van de beste manieren voor een wetenschapper om inzicht te krijgen in dergelijke fenomenen is langdurig veldonderzoek. Hierbij probeert de onderzoeker zoveel mogelijk deel uit te maken van het dagelijks leven van de mensen naar wie hij of zij onderzoek doet. Maar dit is minder eenvoudig dan op het eerste gezicht lijkt. Hoe krijg je toegang tot de onderzoeksgroep en hoe behoud je die? Hoe balanceer je tussen betrokkenheid en distantie? Met welke belangen krijg je te maken? Hoe ga je om met conflicterende partijen? En hoe met vormen van agressiviteit?

In dit boek geven 12 onderzoekers op basis van hun eigen concrete ervaringen inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van langdurig veldwerk. Deze ervaringen zijn relevant voor studenten en onderzoekers, maar informeren ook een breder publiek over deze vorm van materiaal verzamelen. De onderzoekers sparen zichzelf niet; een kritische reflectie op de gebruikte methoden, de waarde van het onderzoeksmateriaal en het eigen optreden in het onderzoeksveld staat voorop. Ook ethische problemen komen aan de orde. Hoe garandeer je anonimiteit van de informanten? Waar liggen de grenzen met betrekking tot het deelnemen aan activiteiten samen met je informanten? Hoe ga je om met vertrouwelijke informatie? Hoe weersta je de druk van belangengroepen bij de publicatie van de onderzoeksresultaten? Moet je bij het publiceren terughoudend berichten over mogelijk gevoelige zaken of die zelfs soms weglaten om sensationele berichtgeving in de media te voorkomen? Langdurig veldonderzoek vraagt een bepaalde houding van de onderzoeker: hij/zij moet geduld hebben, bestand zijn tegen publicatiedruk en zich niet laten beïnvloeden door de waan van de dag. Deze bundel is dan ook een pleidooi voor ‘slow research’: tijdsinvestering, diepgang en gedegenheid.

0 comments.

Ervaren & Ervaren worden: Boekpresentatie en Seminar Emoties in Veldonderzoek

Posted on December 2nd, 2012 by martijn.
Categories: anthropology, Important Publications, ISIM/RU Research, Method, Notes from the Field, Religion Other, Ritual and Religious Experience.

Op 13 december organiseren Uitgeverij Eburon en het departement Religiewetenschap en Theologie van de Universiteit Utrecht het symposium ‘Emoties in het veld’, ter gelegenheid van het verschijnen van het boek Ervaren en ervaren worden. Opstellen over langdurig sociaalwetenschappelijk veld­on­der­zoek (Jansma, Hak en De Koning (red.)).

In het boek worden strategische en – ethische problemen uit de praktijk van het sociaal wetenschappelijk veldonderzoek onder de loep genomen. Het merendeel van het onderzoek werd in Nederland verricht, een tweetal (ook) in Vlaanderen. Ervaren en ervaren worden’ is een bijzondere publicatie. Nog niet eerder verscheen een boek met opstellen waarin gereflecteerd wordt op langdurig veldonderzoek. Aandacht wordt geschonken aan methodologische vraagstukken, gevoelige en ethische vraagstukken worden geanalyseerd en beschreven. Onderzoekers, gesprekspartners en lezers zijn in het geding (geweest) en dat wordt duidelijk in keuzes die je als onderzoeker maakt en in de receptie van de resultaten bij uitgave van het onderzoeksverslag. Het is precies daarom dat we in dit seminar ter gelegenheid van de presentatie van het boek stil zullen staan bij ‘emoties in het veld’.

Het seminar beoogt niet alleen de aandacht te vestigen op de realisatie van het boek, het biedt (toekomstige) onderzoekers op het terrein van sociaal-, cultureel-, en religiewetenschappelijk onderzoek de mogelijkheid elkaar te ontmoeten, ervaringen en expertise uit te wisselen. Daarnaast wil het enthousiasme wekken voor de bijzondere leerervaring die de onderzoeker tijdens het veldwerk opdoet.

Een van de auteurs is dr. Nicolette Hijweege-Smeets (Religiewetenschap en Theologie), die ook een presentatie zal geven tijdens het symposium. Ook communicatiewetenschapper dr. Linda Duits (Onderzoekinstituut voor Geschiedenis en Cultuur) schreef een opstel. Daarnaast zijn er bijdragen in het boek van onder meer Carmen Becker (Radboud Universiteit Nijmegen) over onderzoek naar internetpraktijken onder salafistische moslims, Joanne Wojtkowiak (RU Nijmegen) over onderzoek naar rituelen bij de dood.

Datum: 13 december 2012
Tijdstip: 14:30 t/m 17:00
Locatie: Universiteitsbibliotheek Uithof
Kamer: Boothzaal

Ervaren en ervaren worden is een bijzondere publicatie: nog niet eerder verscheen een boek met opstellen waarin gereflecteerd wordt op langdurig veldonderzoek. Aandacht wordt geschonken aan methodologische vraagstukken, gevoelige en ethische vraagstukken worden geanalyseerd en beschreven. Onderzoekers, gesprekspartners en lezers zijn in het geding (geweest) en dat wordt duidelijk in keuzes die je als onderzoeker maakt en in de receptie van de resultaten bij uitgave van het onderzoeksverslag. Het is precies daarom dat dit seminar stil zal staan bij ‘emoties in het veld’.

Programma

14.30–15.00 Ontvangst met koffie en thee
15.00–15.10 Welkom en inleiding – dr. Lammert Gosse Jansma
15.10–15.25 ‘De dood en de antropoloog. Emoties door veldwerk’ – dr. Martijn de Koning
15.30–15.45 ‘Een markt voor vrouwen – lief en leed van cross-gender interviewen’ – drs. Norah Korrouche
15.55–16.10 ‘Te gast rond Cerridwens ketel, analyse van emoties binnen het neo-paganistische veld’ – drs. Hanneke MinkJan
16.15–16.30 ‘Schroom het heilige te naderen’ – dr. Nicolette Hijweege
16.30–16.50 Ruimte voor gesprek/forum
16.55–17.00 Dr Lammert Gosse Jansma presenteert het boek Ervaren en ervaren worden. Opstellen over langdurig sociaalwetenschappelijk veldonderzoek (Eburon, ISBN 9789059727083)
17.00 Sluiting

Boek met korting: Tijdens het symposium is het boek te koop voor de speciale prijs van € 20.00 euro (normaal € 29.90).

Aanmelden

Vanwege beperkte zaalruimte is aanmelding vooraf noodzakelijk, bij Jeannette Boere, a.c.m.boere@uu.nl.

Kosten

Vrijwillige bijdrage voor koffie en thee (gewenst: € 5 ,-).

Informatie over het boek
Of het nu gaat om de interactie tussen een arts en bewoners van een verpleeghuis, de relatie tussen religieuze gezagdragers en ‘gewone’ gelovigen, de omgang van gelovige en niet-gelovige mensen met de dood, één van de beste manieren voor een wetenschapper om inzicht te krijgen in dergelijke fenomenen is langdurig veldonderzoek. Hierbij probeert de onderzoeker zoveel mogelijk deel uit te maken van het dagelijks leven van de mensen naar wie hij of zij onderzoek doet. Maar dit is minder eenvoudig dan op het eerste gezicht lijkt. Hoe krijg je toegang tot de onderzoeksgroep en hoe behoud je die? Hoe balanceer je tussen betrokkenheid en distantie? Met welke belangen krijg je te maken? Hoe ga je om met conflicterende partijen? En hoe met vormen van agressiviteit?

In dit boek geven 12 onderzoekers op basis van hun eigen concrete ervaringen inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van langdurig veldwerk. Deze ervaringen zijn relevant voor studenten en onderzoekers, maar informeren ook een breder publiek over deze vorm van materiaal verzamelen. De onderzoekers sparen zichzelf niet; een kritische reflectie op de gebruikte methoden, de waarde van het onderzoeksmateriaal en het eigen optreden in het onderzoeksveld staat voorop. Ook ethische problemen komen aan de orde. Hoe garandeer je anonimiteit van de informanten? Waar liggen de grenzen met betrekking tot het deelnemen aan activiteiten samen met je informanten? Hoe ga je om met vertrouwelijke informatie? Hoe weersta je de druk van belangengroepen bij de publicatie van de onderzoeksresultaten? Moet je bij het publiceren terughoudend berichten over mogelijk gevoelige zaken of die zelfs soms weglaten om sensationele berichtgeving in de media te voorkomen? Langdurig veldonderzoek vraagt een bepaalde houding van de onderzoeker: hij/zij moet geduld hebben, bestand zijn tegen publicatiedruk en zich niet laten beïnvloeden door de waan van de dag. Deze bundel is dan ook een pleidooi voor ‘slow research’: tijdsinvestering, diepgang en gedegenheid.

0 comments.

On Social Construction

Posted on August 20th, 2012 by martijn.
Categories: anthropology, Method.

This is an interesting video and very useful for teaching purposes made by Lisa Wade and Gwen Sharp of the wonderful blog Sociologcial Images. They explain in a very concrete way the idea of social construction; a key concept in sociology and anthropology that refers to how people giving to the world. As they explain social constructions (like race) are powerful and often contested; understanding social constructions is therefore important.

You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

UPDATE:

Lisa Wade and Gwen Sharp won the Citasa Award for Public Sociology and the annual ASA conference. Congratulations, well deserved!

1 comment.

Making sense of the emotional field

Posted on May 26th, 2011 by martijn.
Categories: anthropology, Method, Notes from the Field.

This is one of those Stories of the Field. And maybe it is about Why I love anthropology as well. I’m not sure.

I often tell people, just let me do my fieldwork and leave me the hell alone. It is in my fieldwork, previously among Moroccan-Dutch Muslim youth in the city of Gouda and now among Salafi Muslims in the Netherlands, where I am most comfortable. But besides the fact that fieldwork is interesting, fun and challenging it is also often cumbersome, exhausting and leaves me with feelings of being a stranger everywhere. I find it remarkable how many accounts of the fieldwork in PhD thesis and articles are often so neat and slick; if one encounters a problem it is solved rationally, explained away rationally or if there is no other option, legitimized rationally. No signs of emotional breakdowns, feelings of alienation, sadness, happiness and joy (except professional joy when there is a breakthrough in the research), boredom and despair. I admit, I am one of these anthropologists who can remain in the field with real people for years without showing any kind of emotional attachment or something like that.

Of course, I am not. Sometimes my fieldwork hits me right back in the face. The first time was years ago. There was this teenage girl who had a lot of problems at home. In my work as youth worker and anthropologist I tried to help her as much as possible. First with her homework and later with her preprarations for a job at a prestigious institution. I must admit, I felt very proud when she made it, proud of her and of myself, even more so when she climbed the ranks very quickly. Until she had an accident that made her disabled for the rest of her life in a very very severe way; I felt nothing but sorry, sadness and even some existential confusion. So there you are, you have all the odds against you, but you still make it and then you end up in a wheelchair for the rest of your life…

The second time happened last year. In 2008 I defended my PhD on Moroccan-Dutch youth and the formation of a Muslim identity. I had already started with my post-doc project on Salafism and one of the persons (lets say M.) who was present at several meetings where I was as well, contacted me to get a copy of the book. M read the book and subsequently send me a list of questions about the book. And these were very good questions, some of them on a more intellectual level but also questions pertaining to M’s own personal experiences. As time past by I felt I was triggered by M’s questions and responses and at the same time felt admiration for M’s ambitions and they way M engaged with others in the often heated debates in webfora and chatrooms; M was strict, kind, serious but with a good sense of humor and one of those persons who had a kind word for everyone.

M was clearly on the path of training trying to become a pious Muslim. M visited courses, lectures, and so on. Of course M was not without personal difficulties and flaws, since no one is, and some people felt M had too much of a public presence given the fact that for some time M ran a popular chatroom (which was gender mixed) and contributed a lot to debates on several webfora. Because of some restrictions M put on our interaction, we usually were very formal in our contacts on the chatroom and both of us kept a distance in our contacts. Nevertheless, although certainly not always agreeing with M on a personal level, I enjoyed the contact with M because it was intellectually challenging, provided me with new insights, ideas and contacts and M’s honesty was admirable and confronting. At the same time M used me as a sounding board for personal experiences and so on.

M was one of the people therefore I grew very fond off during my years of research in a way that is often not possible within all circles of the Salafi movement. Last Summer, I had not heard from M in a while; nothing extraordinary and usually M would contact me again after a while. The only thing I heard now was a good bye message on the internet a few months earlier which I did not know how to interpret then. In this message M asked people to forgive any wrongdoings M might have done or engaged in.

Several months ago I heard the reason behind this message; M knew that it was the last message. When I heard the news about M’s death I was shocked, I was impressed by the dignified way M carried on until the end, I was sad by the fact M was so young and had a difficult exhausting end and I was confused and curious about the inner peace M expressed and seemed to experience towards the final moment.

So where do these emotions leave me as an anthropologist? Or is merely asking this question already a sign that I’m an overstressed workaholic? One person said to me, you are just human so you are sad that is all. Another one said, wow this as a perfect opportunity to explore some dimensions of people’s lives that you could not do earlier. I have problems with both responses. To start with the latter, this is probably the type of response you encounter in most fieldwork reports, PhD thesis and so on. Yes of course, the person was right of course but to me this seems to be rationality to the extremes. The first response is one you may find in the acknowledgements of books and articles, or occasionally a book is dedicated to the deceased; when you work in the field several years and you know some people already for years and even their personal stuff, you should feel sad. If you don’t, you lack the necessary empathy needed for doing sound ethnographic research. But is it really, you are just sad…and that is all? What does it say about my position as an anthropologist? Is it professional to feel really sad about the death of one of your key informants? What does it say about distance and proximity; two key elements in fieldwork? Does experience particular emotions about your informants mean that you have become too close, lost your impartiality and that, instead, you should view the people merely as raw data? Or are emotions also ways of knowing and understanding what is happening in the field as Shane J. Blackman seems to argue? And does it matter if we like or do not like our informants? Or what if one learns to share the same feelings of anger and hatred as Ghassan Hage describes? Or are we just using other people’s experiences and emotions to study our own fears, doubts, and understandings of the world as David Picard in an article at Anthropologies (What is anthropology?) reveals he realized at one point in his career?

In recent years anthropology appears to have a little more interest in emotions and the field. In ‘Emotions in the Field. The Psychology and Anthropology of Fieldwork Experience‘ Davies and Spencer argue for a more sophisticated and reflexive approach of emotions and experiences in order to translate them into meaningful data (see also Emotions in the Field and Relational Anthropology by Dimitrina Spencer). Or as Shweder tells us ‘sometimes dormant or unknown emotional and cognitive structures within oneself are activated through participation. When they are activated, all of a sudden understanding occurs in a far more profound way’ (1997:162) (referred to in an article by Anne Monchamp in a special issue of Anthropological Matters on emotions in the field H/T Lorenz at Antropologi.info). At some point, no matter how unsettling these emotions were at a given point in time, reflecting upon these emotions should lead to a greater understanding of the field. And I think that is true, to some extent. As explained by Andrew Beatty, emotions do not just refer to the experience of being, for example, angry at a person, but emotions define the position of people and what is at stake in a field of interactions. Emotions, as he explains, function as social signs.

One of the aspects of religiosity that I always sort of admired, maybe I even envy the people because personally (at an emotional level) I do not really understand, is the profound feeling of peace people like M have when they are faced with death. It is something that has driven me into the field of religion from the start. In my Salafi circles it appears to be a given that one will show up before God and has to account for oneself. Alas, M’s personal but also public farewell to visitors of a webforum and a chat room. Also, more recently, at a gathering a video was shown of a young Salafi ‘brother’ I had met twice and who was in hospital now, diagnosed with cancer. He was speaking with the interviewer about his faith, the support he sought with God (and somehow found). Most impressive for the audience watching however was, besides the fact that he was so seriously ill, his confidence in God, his confident testimony about it and addressing people in the audience by saying that it is never too late to repent but also you never know when it is your time. It was the last video in a meeting called ‘Your future’ (meaning not one’s future as a husband, wife, careermaker or whatever, but death) and it left many men with tears. It is such events that did not leave me unmoved that has led me to asking the question what does the Salafi movement do, rather than what the Salafi movement is.

But of course this is different from the death of one of the key persons in your research. Still, what struck me in M’s personality is something that has given a profound shape to my research. Yes M was a dedicated participant in the Salafi movement with sometimes rigid views and uncomprimising and not always tolerant practices. M was dedicated to become a pious (in the Salafi sense) Muslim in thought, speech, behaviour and appearances. Sincerity and authenticity in personal faith was of the utmost importance and no compromise should be made. But M, like some others, also introduced me into the negotiations in daily life, the ambivalence and ambiguities of every day Salafi religiosity, into M’s realization that not everything M did was correct according to Salafi interpretations and the doubts that come with that realization. And M introduced me into the peace in the end, realizing that it was ok not to be perfect and that it was now upon God to rule. That is M made me aware once again that there is more to a Salafi Muslim than a person with full-formed moral identity connected with radicalism, fundamentalism or whatever label you want to give it. We often here only about the ideas of moral perfection and the idealized version of Islam, yet like others M remained vulnerable to the ambiguities and ruptures inherent in everyday life and within the Salafi movement. (See for a similar idea Schielke’s article Boredom and Despair in Rural Egypt). And isn’t that something all of us, religious or not, are concerned with? And it is probably why I like anthropology so much and sometimes hate it too. It is probably also a major reason why I was so confused with M’s death because I learned the person behind the internet nickname, behind the kunya and behind the Salafi label. Because M was not raw data but  a real person. A modest person dying at a very young age while trying to make the best out of life but who did not get the chance to pursue the dreams and hopes a lot of us have, but was at peace with that.

Thank you my dear M. “Thanks for all the trouble and charity…hehehe”

You need to a flashplayer enabled browser to view this YouTube video

5 comments.

Reflectie op publieke sociaal-wetenschappelijke kennis

Posted on May 1st, 2010 by martijn.
Categories: anthropology, Headline, ISIM/RU Research, Method, My Research, Some personal considerations.

Logboek november 2002
Jawad: Wie denk je wel niet dat je bent? Jij zegt, ja ik weet, ik snap, ik snap wat je bedoelt. Nou, je weet helemaal niks! Jij hebt niet te maken met racisme! Mensen kijken niet raar naar jou als je een winkel binnenkomt! Mensen kijken je niet aan van, daar gaat weer een terrorist. Je weet niks! Misschien ben je nog wel erger dan al die racisten. Je bent maar een witte autochtoon die ons wil vertellen hoe de dingen in elkaar zitten en rommelt met ons hoofd!

1. Inleiding
Van 1999 tot en met 2005 heb ik als coördinator en begeleider gewerkt bij de huiswerkbegeleiding en andere sociaal-culturele activiteiten in moskee An Nour in Gouda. In die periode heb ik ook mijn onderzoek verricht naar de wijze waarop Marokkaans-Nederlandse jongeren in Gouda hun moslimidentiteit construeren. Jawad is één van mijn sleutelinformanten in de moskee. Hij doet bovenstaande uitspraken tijdens een verhitte discussie met enkele Marokkaans-Nederlandse collega’s van RCJ/Het Woonhuis (een jeugdhulpverleningsinstelling die samenwerkte met moskee An Nour) en mij over uitlatingen van Hirsi Ali. Hij en de andere Marokkaans-Nederlandse collega’s wilden van mij weten of ik het met hem eens was en aan wiens kant ik stond: de moslims of de Nederlanders. Ik stelde mij op het standpunt dat ik als coördinator en onderzoeker niet wil kiezen en eigenlijk ook vindt dat er geen keuze gemaakt hoeft te worden. Op het moment dat ik na herhaald aandringen expliciet weiger om een keuze te maken wordt Jawad boos.

Zijn uitbarsting komt op een moment dat het islamdebat in Nederland in volle hevigheid woedt. De aanslagen op 11 september 2001, de verkiezingscampagne met Pim Fortuyn (en zijn moord), de bedreigingen tegen Hirsi Ali en de aanslagen op Bali hebben de verhouding tussen moslims en niet-moslims op scherp gesteld. Begrippen als cultuur en identiteit hebben in een dergelijke situatie een politieke lading doordat ze gebruikt worden door politici, opinieleiders en religieuze leiders om mensen uit te sluiten of juist in te sluiten. Uit het fragment blijkt dat hij mij op verschillende manieren ziet als buitenstaander. Allereerst gaat het daarbij om de ervaringen die hij zou hebben en ik niet. Tegelijkertijd categoriseert Jawad mij als ‘witte autochtoon’. Jawad geeft aan dat hij mij wantrouwt en hij trekt in twijfel of ik eigenlijk wel enige kennis heb over het onderwerp van mijn onderzoek: de constructie van moslimidentiteit door Marokkaanse-Nederlandse jongens en meisjes in Gouda. De wijze waarop Jawad mij categoriseert levert informatie op over de ontwikkelingen in de onderzoeksgroep, maar roept ook vragen op over de geldigheid van het materiaal dat ik via mijn onderzoek produceer. Is de kennis die ik verzamel inderdaad beïnvloed door mijn aanwezigheid, het feit dat ik met hun ‘hoofd rommel’ en dus vanalles oproep? Is mijn kennis inderdaad beperkt of vertekend doordat ik niet te maken heb met racisme of doordat ik een witte autochtone Nederlander ben?

Omgekeerd komt het natuurlijk voor bijvoorbeeld in een reactie op het artikel van Linda Duits over Wilders’ vrouwonvriendelijkheid:
Wilders misbruikt vrouwen | DeJaap

Het is volgens mij algemeen bekend hoe ontstellend variabel menselijke interpretatie van zelfs de simpelste beelden, woorden en geluiden is. De historie staat bol van de gruwelijkste misdaden die als onschuldig verschil van mening begonnen. Wat geeft je in vredesnaam het idee dat je op een eenduidige manier naar een beladen filmpje als Fitna kunt kijken, en dat ‘wetenschap’ te noemen? Het is natuurlijk leuk om Wilders een hak te zetten, en net zoals elke politicus moeten ook zijn uitspraken zorgvuldig worden getoetst aan objectieve gegevens; maar mijn hemel zeg, doe het in het vervolg alsjeblieft daarmee en niet met zo’n gekleurde bril.

En ook in een recente discussie naar aanleiding van een stuk van Joep Smaling werd ze er weer fijntjes aan herinnerd:
Ultralinkse socioloog weigert weg te kijken | DeJaap

Als ik wel reageer, wordt dat gezien als genuanceerd willen theedrinken; als ik niet reageer, onttrek ik me aan het debat en trek in me terug in de ivoren toren. ‘Damned if you do, damned if you don’t’ noem je dat. Toen ik dit voorlegde aan mijn mederedactieleden, werd ik bedolven onder precies de bespotting die ik vreesde. Nuanceren is – zo werd mij uitgelegd –een manier van geïndoctrineerde, gesubsidieerde sociaalwetenschappers om feiten te negeren dan wel te ontkennen. Het is grachtengordel-correctheid van ideaaltypische oud-linkse wegkijksoosjologen die niet verder komen dan drie vierkante meter beschermde ruimte rondom de Universiteit van Amsterdam. Zijdelings werd ik beticht van het in het zadel houden van een religieus-orthodox patriarchaat; uiteindelijk werd ik vooral beschuldigd van arrogantie vanwege het claimen van moreel gelijk.

Het recente sharia-onderzoek uitgevoerd door Laurens Bakker e.a. was zo’n voorbeeld. Zowel de redactie als Geenstijl.nl, journalist Carel Brendel en diverse andere bloggers en reaguurders waren ervan overtuigd dat ik de onderzoeker was van het onderzoek en daarmee was het onderzoek per definitie niks: als salafistenknuffelaar, links, Radboud communist moest ik wel de waarheid wel verdoezelen. Dat niemand van hen ook maar de moeite nam om het ook eens aan mij te vroegen, doet er niet veel toe. In dit stuk ga ik in op het onbehagen ten opzichte van sociaal-wetenschappelijk onderzoek, de (twijfels omtrent de) geldigheid ervan en de rol van wetenschappers.

2. Geldigheid van sociaal-wetenschappelijk onderzoek

De voorbeelden laten zien dat de vraag die Jawad aan mij stelde: ‘Wie denk je wel niet dat je bent? is van groot belang voor de geldigheid van antropologisch onderzoek en eigenlijk voor ieder sociaal-wetenschappelijk onderzoek. De vraag raakt namelijk niet alleen aan mijn positie en mijn eigen identiteit in het veld. De vraagt komt op in een situatie waarin Marokkaanse Nederlanders in de media en door politici in toenemende mate als moslims gecategoriseerd worden, waarbij steeds vaker een wij-zij discours de verhoudingen tussen moslims en niet-moslims bepaalt. In hoeverre is het materiaal dat is verzameld ook ingebed in dat discours? Is het construeren van een moslimidentiteit in 2005 (aan het einde van mijn onderzoek) nog wel hetzelfde proces als in 1999 (het begin van mijn onderzoek)? Heeft de centrale vraag van het onderzoek (hoe construeren Marokkaans-Nederlandse jongens en meisjes in Gouda hun moslimidentiteit?) nog wel dezelfde betekenis in deze snel veranderende omstandigheden? Al deze zaken kunnen van invloed zijn op de geldigheid van het onderzoek omdat ze gevolgen hebben voor de mate waarin gegevens, begrippen, beschrijvingen en analyses een goede weergave vormen van de sociale werkelijkheid van de onderzoeksgroep.

Calhoun | Public Sphere Forum

The truths are held to be certain, settled, and independent of context or formulation. Especially since Thomas Kuhn’s classic The Structure of Scientific Revolutions, however, this presumption has been widely treated with skepticism or rejected. Even those who disagree with particulars of Kuhn’s argument mostly recognize the importance of his central point: that “truths” are formulated and stabilized within scientific paradigms that allow for the “normal science” of effective testing of propositions and elaboration of theories, but that revolutionary breakthroughs in science often derive from growing recognition of contradictions and aporias within these paradigms, which in turn they shatter and replace.[4] This is not an argument against truth or for an anything goes relativism. But it is an argument for seeing science as a historical process, always open-ended in ways large as well as small. And this in turn is an argument for a more democratic vision of science, one in which possession of current “truths” is less of a trump card for certified experts to play in relation to lay people.

Social scientists engaging public questions need to offer truth. If scholarly knowledge has no authority, if it doesn’t provide good reasons to believe that some courses of action are better than others, or riskier, or less reliable, then it doesn’t have a distinctive value. But the authority of scholarly knowledge isn’t and can’t be perfect. Science is, after all, in large part a process of learning from errors, not just a process of accumulating truths. And especially in social science, truths are often highly contextual and conditional, predictions of what is more or less likely under certain circumstances, not statements of absolute and unvarying causal relationships. Social scientists bring real knowledge, but inevitably incomplete knowledge. The truths of social science are, moreover, graspable in different ways. They have to be communicated and this always means rendering them in ways that foreground certain aspects more than others, that illuminate some dimensions and leave others in the shadows. Knowledge is part of culture, not easily and fully abstractable from the rest of culture. But it is partly through the effort to communicate knowledge to non-specialists that researchers (like teachers) see new implications of what they know, new dimensions to issues they thought they understood fully, and sometimes limits to their own grasp of what they thought were established truths.

De oude positie waarbij de onderzoeker als het ware onzichtbaar was gedurende het onderzoek en zijn/haar objectieve resultaat presenteert als de waarheid, wordt binnen het etnografisch onderzoek bijna niet meer aangehangen. Er is nu meer aandacht voor subjectiviteit, de interactie met de onderzochten, machtsprocessen en de context waarbinnen het onderzoek plaatsvindt, met veel kritische aandacht voor de waarheidsclaim van de onderzoeker. De vraag daarbij is onder meer of datgene wat de onderzoeker laat zien niet een weerspiegeling is van zijn/haar achtergrond en wereldbeeld.

Reflectie kan gezien worden als een extra middel om de betrouwbaarheid van de onderzoeksgegevens te toetsen en de geldigheid ervan te verhogen. Vaak staat in een dergelijke reflectie de onderzoeker centraal. Het gaat om de bewuste en onbewuste motieven en achtergronden van de onderzoeker. Daarmee is deze zelfreflexiviteit niet meer dan een poging om de onderzoeker als objectieve wetenschapper boven het onderzoeksveld uit te tillen. In de oude objectief-positivistische onderzoekstraditie stond de onderzoeker onzichtbaar buiten het veld van onderzoek. In de kwalitatieve en reflexieve traditie wordt de onderzoeker zichtbaar. De eenzijdige focus op de onderzoeker verhult echter dat kwalitatief onderzoek een relationeel proces is: de onderzoeker gaat een relatie aan met de onderzoeksgroep en is daar slechts één van de spelers. Het moet gaan om een reflectie op de relatie tussen de onderzoeker en onderzochten en niet (alleen) om reflectie op de onderzoeker. Deze reflectie is noodzakelijk om processen te analyseren die van invloed zijn op het onderzoeksmateriaal zoals insluiting en uitsluiting, veranderingen en bredere maatschappelijke omstandigheden.

Reflectie is derhalve belangrijk, maar daarmee is nog niet aangetoond hoe reflectie een bijdrage kan leveren aan de analyse en daarmee aan de geldigheid van het onderzoek. Geldigheid heeft betrekking op de overeenstemming van de bevindingen in het onderzoek met de werkelijkheid. Zeker met betrekking tot etnografisch onderzoek zijn er de nodige vraagtekens te plaatsen of geldiger resultaten worden bereikt in vergelijking met meer positivistische onderzoeken, terwijl er ook onderzoekers zijn die beweren dat juist etnografisch onderzoek de meest geldige gegevens oplevert. Dit is niet de plaats om te beslissen wat nu de meest geldige methode is, wel zijn er met betrekking tot kwalitatief onderzoek enkele uitdagingen als het gaat om geldigheid. Wanneer met geldigheid bedoeld wordt dat de onderzoeker de werkelijkheid juist representeert, dan spelen in onderzoek dat over langere tijd plaatsvindt veranderingen een cruciale rol. Zo kunnen er veranderingen optreden in de betekenis van bepaalde begrippen (zoals identiteit) en kunnen respondenten in het onderzoek ook veranderen (zeker in het geval van jongeren). De kleine setting waarin een kwalitatief onderzoeker zich begeeft, bemoeilijkt ook het vertalen van de onderzoeksresultaten naar bredere populaties. Niettemin blijft geldigheid naar mijn mening een belangrijke zaak voor kwalitatief onderzoek.

Het vaststellen van de geldigheid van onderzoeksresultaten in mijn onderzoek betekent niet dat het gaat om het vaststellen van de geldigheid van één centraal discours in de constructie van een moslimidentiteit, of om het vaststellen of de opvattingen over moslimidentiteit in overeenstemming zijn met een normatieve islam en Nederlandse cultuur, maar om het creëren van een plausibele representatie van de verschillende manieren waarop jongeren (in mijn onderzoek althans) zoeken naar een ‘zuivere’ islam.

3. In het veld

Het verrichten van veldwerk betekent dat een onderzoeker een relatie aangaat met mensen uit de onderzoeksgroep en deelgenoot wordt van processen die zich in die groep afspelen en van allerlei lokale, nationale en internationale ontwikkelingen die daar een rol bij spelen. Een onderzoeker kan zich daar niet aan onttrekken, maar dit dient deze zichtbaar te maken om op die manier verantwoording af te leggen over het onderzoeksresultaat. Juist in een in een zeer gepolitiseerde situatie kan de positie en achtergrond van een onderzoeker grote consequenties hebben voor allerlei processen van insluiting en uitsluiting en wordt tevens de vraag opgeroepen in hoeverre de wijze waarop een onderzoeker de sociale werkelijkheid interpreteert, beïnvloed is door die processen en dominante discoursen. Zeker nu begrippen als cultuur, identiteit en radicalisering zo sterk ideologisch geladen zijn dat ze direct van invloed zijn op de uitkomsten van een onderzoek en onderzoekers zich daar zelf ook moeilijk aan kunnen onttrekken, is reflectie op de geldigheid van de uitkomsten noodzakelijk.

De relatie tussen geldigheid en reflectie komt neer op de vraag waarom een onderzoek bepaalde uitkomsten heeft. De wijze waarop jongeren mij categoriseren bepaalt de toegang tot het onderzoeksveld, bepaalt mede welke informatie zij mij wilden geven (bijvoorbeeld een positief beeld over de islam en over zichzelf als vrome moslims) en maakt mij ook onderdeel van allerlei interne verwikkelingen. Deze reflectie dient niet alleen betrekking te hebben op de achtergronden van de onderzoeker, maar vooral op de relatie tussen onderzoeker en onderzoeksgroep. In een tijd waarin het onderwerp van het onderzoek een extra lading krijgt door allerlei gebeurtenissen en het publieke debat, heeft de categorisering door de onderzoeksgroep een grote invloed op de wijze waarop materiaal kan worden verzameld en ook op de inhoud van dat materiaal en hoe het materiaal kan worden gelezen. Categoriseringen zijn niet per definitie exclusief, maar de politisering van islam en de polarisatie tussen moslims en niet-moslims, kan daartoe wel leiden. Dit heeft als consequentie gehad dat ik als onderzoeker te maken kreeg met vragen over mijn loyaliteit. Ook hoogoplopende interne conflicten (al dan niet beïnvloed door het publieke debat) dragen daar aan bij. Dergelijke aspecten negeren doet afbreuk aan de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van de uitkomsten van het onderzoek. Sterker nog, het is deze reflectie in combinatie met een systematische, wetenschappelijk gefundeerde methode en onderzoek geïnformeerd door theoretische modellen en verklaringen, die maakt dat sociaal-wetenschappelijke kennis gezaghebbend is. Die combinatie zorgt er namelijk voor dat sociaal-wetenschappelijke kennis ‘truth value’ heeft. De waarheden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek mogen weliswaar beperkt zijn, onder de nodige voorbehouden staan en in verschillende omstandigheden op verschillende manieren uitgedrukt kunnen worden, maar ze geven wel een meer accurate en beter begrip geven van de wereld om ons heen dan andere. Sociaal-wetenschappelijke kennis over islam, jongerencultuur, politieke processen is plausibeler dan vele andere verklaringen over dergelijke en andere fenomenen. Het is juist de twijfel, de reflectie en de wetenschappelijke discussies over onderzoek die wetenschappelijk onderzoek beter maken. Duits stelt terecht dat de gewone man daar niet altijd zicht op heeft en dus veel studies ook niet op waarde kan schatten. In het geval van de islam en moslims: veel lezen in de krant, het bezoeken van het Midden-Oosten, positieve of negatieve ervaringen met moslims, maakt u nog niet tot een deskundige over ontwikkelingen met betrekking tot islam in Europa of onder moslims in Europa.

4. Tot slot: Het onbehagen over sociaal-wetenschappelijk onderzoek

Het gaat denk ik nog een stap verder zoals ik recent ook betoogde in een post over de kleine recente cartoonaffaire:
C L O S E R » Blog Archive » Cartoonesque 15 – Muhammad Cartoons and Public Anthropology

I think, or like to believe anyway, that this is exactly what I’m doing and this is also exactly what is unsettling about anthropological research. I try to move back and forth in a world that is for some people dominated by us vs. them and therefore as a native man I transgress the boundaries of ‘us’. The fact that in the video I did not defend ‘freedom of speech’ against acts of ‘radical’ imams (although the team of Islaam.tv knows my views about it) or at least was not clear about own position probably contributed to that feeling of uneasiness, the fear that I secretly belong to ‘the other side’ or even the conviction that I am (which according to some makes me a ‘traitor’). For example in another post I questioned a British research about the Muslim Arbitrage Tribunals in the UK. I stated that regulating Islamic arbitration might be a good idea in order to monitor such practices and prevent problems but that religious arbitration (even when regulated) also has several problems attached to it. This comment contributed to the idea that I was in favour of sharia courts in the Netherlands, full stop. Hence, the comment quoted in the beginning of this post. What is a position of distance to me, for them is an attack and for those who objected to the cartoons it was a sign of neutral comments or maybe even friendly towards Muslims. This does not make public anthropology any easier but it does make it more necessary and relevant as Jovan Maud also stated at Culture Matters. And indeed, it will not give anthropologists a high ranking in popularity contests.

Een belangrijke taak van een sociaal-wetenschapper die zijn/haar publieke taak ook serieus neemt, is het publiekelijk ter discussie stellen van ‘aangename waarheden’: waarheden die mensen vanzelfsprekend vinden en comfortabel omdat het hen in staat stelt hun leven te leiden zonder al te pijnlijke vragen te moeten stellen. Een wetenschapper moet de vraag kunnen stellen waarom de overheid en opinieleiders het noodzakelijk vinden bepaalde groepen moslims als ‘radicaal’ te bestempelen zonder de door hun aangedragen verklaringen (ze zijn gevaarlijk, bedreigen de democratische orde, enz.) voor lief aan te nemen. De wetenschapper dient juist de eigen samenleving kritisch onder de loep te nemen ook al vind het publiek deze vragen (laat staan de antwoorden) onprettig of zelfs ronduit gevaarlijk. Als wetenschappers het dan ook nog eens onderling oneens zijn hierover, is dat natuurlijk nog eens oncomfortabeler. Het slechtste antwoord wat de wetenschapper hierop kan geven is het zich opsluiten in de ivoren toren; juist het naar buiten treden levert betere sociaal-wetenschappelijke kennis op.

Dit betekent overigens wel dat een wetenschapper zich bewust dient te zijn van zijn/haar publieke rol. Het onbehagen ten opzichte van veel sociaal-wetenschappelijk onderzoek (dat tegen de eigen mening en waarheden van de individuele burger ingaat) is niet alleen terug te voeren op een gebrek aan erkenning onder de burgers. Het is ook het onvermogen van veel wetenschappers om in begrijpelijke taal te communiceren over hun eigen onderzoek, om zich te verdiepen in dat onbehagen van de burger zonder gelijk een en ander te veroordelen en het gebrek aan waardering en erkenning voor wetenschappers die wel een publieke taak op zich durven te nemen.

Dit stuk is een bewerking van:

“’Wie denk je wel niet dat je bent?’ Etnografisch onderzoek onder moslimjongeren in Gouda.” Kwalon. Tijdschrift voor Kwalitatief Onderzoek 13(1): 81-96. 2008

Over de controverse op DeJaap.nl tussen Joep Smaling en Linda Duits zal donderdag as. nog een stukje verschijnen.

Later dit jaar vindt er op de Radboud Universiteit een internationale workshop plaats over sociale wetenschappen (antropologie) en publiciteit.

4 comments.

Chart Wars: The Political Power of Data Visualization

Posted on January 6th, 2010 by martijn.
Categories: Method.

Via Huub Bellemakers: What everybody needs to know about data, pictures and their political influence.
Chart Wars: The Political Power of Data Visualization – information aesthetics

A great, short talk by TargetPoint’s VP and Director of Research, Alex Lundry, at DC Ignite. He addresses the issues of subjective messaging through visualization, the emergence of open data, some ideal data visualization tools, a set of quick lessons in graphic literacy, and a short list of recommended visualization books, all within the time span of 5 minutes.

Watch the movie below.

See also Political Chart Wars for more information about the subject. Via Sunlight Foundation Blog.

We could probably apply the same approach to Geert Wilders’ short film Fitna (Dutch) and of course Muslim Demographics. Political leaders, social movements and opinion leaders use visual rhetoric for the public representation and manipulation of their ideological messages by means of culturally recognizable symbols but (and this is the interesting part of chart wars) also by more abstract images conveying the message of chaos or order.

[flashvideo filename=http://blip.tv/file/get/Ignitedc-AlexLundryChartWarsThePoliticalPowerOfDataVisualization438.flv /]

0 comments.

Anthropology on the web – the culture of youtube

Posted on May 15th, 2009 by martijn.
Categories: anthropology, Blogosphere, Method, Research Tools.

Of course, anthropology is one of the most important and interesting studies one can imagine. I know, I’m an anthropologist. But what does an anthropologist actually do? And why should you study it? Well the next video on Youtube gives a nice impression

[flashvideo filename=http://www.youtube.com/watch?v=xErJAsZo2Pw /]

One of the things we do in anthropology is observe,  analyze the mediation of culture. We can show how cultures are mediated by posting videos on Youtube. At the same time however Youtube is also one of the mediums through which cultures are mediated, so also Youtube can be studied as an ethnographic field:

[flashvideo filename=http://www.youtube.com/watch?v=tYcS_VpoWJk /]

And as an anthropologist posting your own videos on the web is actually a particular form of participant observation; one of the (if not the) most important characteristic of the ethnographic / anthropological method. Of course doing research on Youtube and, as a part of that, participate in it brings about a lot of issues pertaining to method, interpretation of the medium and the mediated messages that call for a reflection on the ethnographic studies of Youtube based upon anthropological methods:

[flashvideo filename=http://www.youtube.com/watch?v=TPAO-lZ4_hU /]

For the most part the latter two videos have a clear celebratory message about the emancipatory possiblities and Youtube as a source of belonging and connecting to others. The latter video in the end also shows some attention of ‘drama’ on Youtube but there is a lack of attention (in many web studies I think) of the disciplining aspects of the medium. What does it mean for identities or religious messages to mediated through visual culture? How does the medium force people into displaying their messages and get their messages heard and seen on the web?

The first video appears on many anthropological websites such as Anthropologist about Town. The other two (Introducting Our Youtube Ethnography Project and An Anthropological Introduction to Youtube) are part of the Mediated Cultures website where you can find several more Youtube videos. Mediated Cultures is a group led by Dr. Michael Wesch dedicated to exploring and extending the possibilities of digital ethnography. The blog from this working group has many interesting posts ranging from ethnographic tools for the internet such as SmartPen, to impressions of the Youtube content.

Another example is AnthroVlog of Patricia G. Lange who uses her weblog as a site for participating in online video communities, experimenting with tools, too learn how a site/weblog actually ‘works’ and as a means for exchanging ideas. Besides the posts she also provides us with some of the papers she has written for example on social networking and the issue of private and public and on youth, identity and online community.

The Internet offers a range of possibilities for anthropologists and the work of Michael Wesh with Youtube and that of Patricia Lange is fascinating. Moreover, the participation of students in it, make it highly relevant for teaching as well. Perhaps we should do things in the Netherlands too?

2 comments.