You are looking at posts in the category Society & Politics in the Middle East.
M | T | W | T | F | S | S |
---|---|---|---|---|---|---|
« Sep | ||||||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 |
8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 |
15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 |
22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 |
29 | 30 |
Posted on March 24th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, Arts & culture, Headline, islamophobia, Multiculti Issues, Society & Politics in the Middle East.
Inleiding: Hassnae Bouazza en orientalisme
Eén van de meest voorkomende fenomenen in dit land en andere Europese landen is orientalisme. Toch wordt er maar zelden over gesproken. Eén van de weinigen die dit recent op televisie deed was Hassnae Bouazza bij Pauw en Witteman, nadat journalist Bart Schut Marokkanen in Nederland verweet een ‘racismeprobleem’ te hebben; iets wat hij wist omdat ze dat in Marokko ook hebben. Bouazza stelde de racistische denktrant van dat artikel aan de kaak in een debatje bij Pauw en Witteman en stelde onder meer dat Bart Schut zich in zijn verdediging op orientalistische beelden beriep (vanaf 5.35):
Nu zal niemand ontkennen dat iedere vorm van samenleven eigen in- en uitsluitingsmechanismen kent en dat daar racisme een fundamentele rol bij speelt. Zo ook als het gaat om ideeën over één van de meest tot de verbeelding sprekende regio’s in de wereld: het Midden-Oosten. In populair taalgebruik bestaat een sterk beeld van wat voor mensen daar leven: islamitisch, onderdrukte maar ook verleidelijke vrouwen, zand, achtergebleven, corrupt, ondemocratisch, gewelddadig, irrationeel, mysterieus, statisch en intolerant zijn maar een paar van de termen die velen meteen te binnen schieten. Dat deze blik op het Midden-Oosten generaliserend, onjuist en onethisch is, zal voor velen vanzelfsprekend zijn, maar toch doen we het vaak. Soms bewust, soms onbewust.
Eén van de belangrijkste intellectuelen van de 20e eeuw, Edward Said, was één van de eersten die een dergelijke blik aan de kaak stelde in zijn beroemde boek Orientalism uit 1977. Said betoogt hier dat er een patroon zit in de wijze waarop het Westen zich een beeld vormt van het Oosten. In deze kijk op het Midden-Oosten wordt het Oosten tot object gereduceerd en meer precies een object dat achterlijk is en door het Westen geholpen moet worden, in bedwang moet worden gehouden en bevrijd moet worden. Een beeld dat, zo laat Said zien, nauw samenhangt met kolonialisme en imperialisme en ideeën over de superiorieit van het Westen.
Om orientalisme te kunnen zien en uiteen te kunnen rafelen, moet je natuurlijk wel weten hoe het er daarginder daadwerkelijk aan toe gaat. Eén van de manieren om dit te doen, is te kijken naar het alledaagse leven van mensen en op welke wijze bijvoorbeeld kleding, seksualiteit, populaire cultuur, moraal en religie een rol spelen. Eerder deed Joris Luyendijk dit voor wat betreft cultuur en politiek in zijn boek Het zijn net mensen en de meest recente aanwinst in dit ‘genre’ is ‘Arabieren Kijken’ waarin Hassnae Bouazza de lezer meeneemt op een soms ontroerende, soms hilarische en vaak verbazingwekkende tour door het Midden-Oosten. ‘Arabieren kijken’ is daarbij een mooie titel die niet alleen verwijst naar wat Arabieren zoal op televisie kijken, maar ook naar onze blik op Arabieren.
De analyse van cultuur na televisie
Said heeft de nodige kritiek gekregen op zijn stelling. Hij baseert zijn argumenten voornamelijk op Frankrijk en Engeland, met hun lange koloniale geschiedenis, en negeert bijvoorbeeld de Duitse invloed op de orientalistiek. En waar hij aandacht vraagt voor de diversiteit en complexiteit van het Oosten, behandelt hij het Westen als min of meer homogeen. Zijn argumenten zijn wel de opmaat geweest voor een kritische reflectie onder onderzoekers over hun werk over het Oosten en in die reflectie is Said’s stelling ook voortdurend verfijnd. Onze blik op het Midden-Oosten heeft dan ook niet alleen te maken met kolonialisme, maar ook met de opkomst van natie-staten en nationalisme, veranderingen in de universitaire werelden en de opkomst van allerlei media zoals kranten, radio, televisie en internet.
Bouazza kiest voor een heel specifieke manier om een portret te maken van de Arabische wereld: wat verschijnt er zoal op televisie? Ik heb recensenten gezien die zich afvragen wat daar de waarde van is, maar volgens mij is het een voltreffer. In de laatste 50-60 jaar zijn het juist technologische ontwikkelingen geweest die het onderscheid tussen het Oosten en het Westen onder druk zetten. In een beroemd essay The Interpretation of Culture(s) After Television stelde antropologe Lila Abu-Lughod dat de alomtegenwoordigheid van televisie in het dagelijks leven van mensen dit medium bij uitstek geschikt maakt voor een rijke etnografie van dat dagelijks leven. In dat essay beschrijft Abu-Lughod hoe vrouwen zich identificeren met de beslommeringen die in tal van tv-programma’s zoals soaps te zien zijn en zich tegelijkertijd ook realiseren dat die soaps gaan over een andere wereld dan die van hen. Zoals Hassnae Bouazza heel goed laat zien, doorbreekt televisie grenzen, schept het nieuwe grenzen en bevestigt het oude en nieuwe grenzen. Televisie zorgt ervoor dat nieuwe repertoires, debatten en praktijken het dagelijks leven van mensen binnenkomen die aanvankelijk ver van hun bed waren: Cairo, Alexandrië, Hollywood, Mumbai en Tokio. Daarbij wordt televisie op de ene plaats geproduceerd en op diverse andere plekken geconsumeerd op diverse manieren. Cultuur, en meer in het bijzonder noties als ‘Westerse’ of ‘Oosterse’ cultuur zijn dan niet langer relevant als verklaring voor het gedrag van mensen, maar zijn juist fenomenen die verklaard moeten worden.
Seksualiteit
Een belangrijk thema in het boek van Hassnae is seksualiteit. Seksualiteit speelt een belangrijke rol in oriëntalistische beeldvorming over het Midden-Oosten en islam. In zijn werk Desiring Arabs laat wetenschapper Joseph Massad, een student van Edward Said, zien hoe opvattingen over homoseksualiteit onder Arabische auteurs veranderd zijn. Tot zo rond 1800 kende de Arabisch-islamitische wereld geen eenduidige indeling in homoseksualiteit en heteroseksualiteit: de poëzie kent tal van loftuitingen over liefde tussen mannen en het werd zowel oogluikend toegelaten als streng bestraft. Massad toont aan dat deze vage grenzen veranderden door de invloed van, toen, nieuwe en Westerse noties over seksuele identiteit en normaliteit. Deze waren onder andere gebaseerd op een medische en psychologische notie van homo- en heteroseksualiteit. Volgens Massad is hier sprake van seksueel kolonialisme doordat Arabieren deze noties zo goed als geheel hebben over genomen. Het gevolg daarvan is, althans volgens Massad, dat het stimuleren van rechten van homo’s ertoe heeft geleid dat voorheen getolereerde seksuele levensstijlen nu worden verbonden met imperialisme, decadentie en verloedering. Dat lijkt tegenstrijdig met zijn idee dat Arabieren die nieuwe noties over homoseksualiteit juist vrijwillig hebben overgenomen. In een bespreking van Massads werk, toont Michiel Leezenberg zich hier heel kritisch over:
Toch is Massads analyse in laatste instantie te eenzijdig: hij stelt namelijk Arabieren teveel voor als de passieve partner in het contact met westerlingen, en reproduceert daarmee zelf de oriëntalistische mythe dat de niet-westerse wereld na eeuwen van culturele sluimer en stagnatie werd gewekt door het Westen. De mythe dat de geschiedenis van de moderniserende Arabische wereld slechts bestaat uit een reeks reacties op westerse ideeën en ontwikkelingen gaat echter voorbij aan de interne dynamiek van die Arabische wereld. Centraal daarin staat de vorming van moderne natiestaten, die hun bevolking omvormden tot moderne burgers met een eenduidig gedefinieerde en strikt gereguleerde nationale, religieuze, en seksuele identiteit. Dit kwam pas na WO II goed op gang: in Marokko bestond tot in de jaren zestig een verregaande tolerantie van homoseksuele contacten. Reve en de Beat Generation konden daarover meepraten.
Hassnae laat niet alleen de verdeeldheid onder mensen in het Midden-Oosten over homoseksualiteit zien en hoe homoseksualiteit onderdeel is van de samenlevingen en toch weer niet, maar ook hoe Arabieren zelf bijdragen aan het courant worden van een moderne constructie van homoseksualiteit. Juist doordat religieuze voorlieden zich voortdurend daar tegen keren krijgt een dergelijke constructie een vanzelfsprekendheid en raakt het nauw verbonden met gesloten noties van nationale en religieuze identiteit.
Stereotypen
In haar boek stelt Hassnae het volgende:
Arabier en en moslims leer je kennen door plaats te nemen op hun bank en aan hun keukentafel. Niet via boeken of artikelen die de regio en de mensen als een monolithisch blok beschrijven en die je in je comfortabele oordelen bevestigen. De realiteit is altijd gelaagder en complexer . Ook de Arabische.
We kunnen zonder meer stellen dat Hassnae, mede ook door een mooie, scherpe en af en toe ontroerende schrijfstijl, erin slaagt om die complexiteit en gelaagdheid te laten zien. Juist doordat ze focust op het alledaagse en op haar eigen ervaringen. Toch wist Volkskrant journalist Muller in een bespreking het volgende te melden over het idee dat mensen doen wat ze zelf willen:
Zou het? Vrijwel haar hele boek wijst onbedoeld anders uit.
Hoe vrijgevochten en zelfstandig je ook denkt te zijn, de traditie is onbarmhartig. Ook voor de vrijgevochten schrijfster. Dat blijkt uit het roerende verhaal over de dood en begrafenis van haar vader. Als hij op zijn verzoek in Marokko wordt begraven, mag zij er niet bij zijn. Ze is immers vrouw. Bouazza is eerst radeloos en dan woedend. Al snel merkt ze echter dat de meeste vrouwen haar verontwaardiging niet delen en die traditie als iets vanzelfsprekends zien. ‘Ik projecteerde mijn eigen ongenoegen op alle moslimvrouwen.’ Misschien geldt die projectie wel de hele Arabische wereld.
Nu zou je kunnen stellen ‘dan heb je het dus gewoon niet begrepen’. En dat denk ik ook, maar ik vrees dat dat onbegrip vele mensen geldt. Achter dit onbegrip zit een oriëntalistische oppositie tussen vrijheid en traditie. Wij, in het Westen, hebben onze tradities achter ons gelaten en daar tegenover staat het Midden-Oosten dat nog steeds tradities heeft en waar mensen dus onvrij zijn. Opnieuw een schijnstelling die we ook vaak tegenkomen als het gaat om religie. Er zit echter een wereld aan nuances tussen absolute vrijheid (die niet bestaat) en absolute dwang. Mensen kunnen zich conformeren, proberen tradities zich eigen te maken, enzovoorts. En omdat ze dat doen onder wisselende omstandigheden is het resultaat overal anders. Daarbij is het goed mogelijk om vrij te zijn door je te onderwerpen aan wat je ziet als traditie. Vergelijk het met een topsporter die zich zich jarenlang in het zweet werkt met rigide trainingsschema’s met maar één doel: goud. Hij of zij kiest er zelf voor omdat het doel telt en als het lukt is de zelfverwezenlijking compleet.
Maar hier zit een nog wat ander dilemma dat niet alleen typisch is voor het soort boeken als Arabieren Kijken, maar ook voor onderzoekers die zich met islam en het Midden-Oosten bezighouden. In het artikel The Humanity Game: Art, Islam, and the War on Terror, stelt antropologe Jessica Winegar dat bepaalde culturele evenementen, die bedoeld zijn om stereotypen over islam en het Midden-Oosten te ontkrachten, uiteindelijk helemaal niet zo ver verwijderd zijn van de retoriek en negatieve stereotypen van de clash of civilizations. Dat geldt ook voor Hassnae’s boek. Uiteindelijk zijn de thema’s die ze behandelt precies die thema’s die in het publieke debat teren op het dramatisch uitvergroten van kleine verschillen en gebeurtenissen. Dat betekent dat, onbedoeld, juist die thema’s nog eens stollen tot zogenaamde belangrijke kenmerken van ‘het’ Midden-Oosten en ‘de’ Arabieren. Tevens laat ook Hassnae’s boek een specifiek beeld van de menselijkheid zien: moslims zijn gewone mensen die van vrijheid houden, die te maken hebben met tradities en religie en zich er tegelijkertijd wel en niet aan houden, maar er zijn ook ‘zeloten’. Alsof de laatste categorie op de een of andere manier uitgesloten is van ons idee van (mede-)menselijkheid. Ze laat wel, terecht, de intolerante oppositie van salafisten tegen kunst en literatuur zien, maar heeft weinig oog voor de kunstvormen van salafisten zelf. Natuurlijk, velen zullen dat geen kunst noemen, maar dat laat vooral zien dat de definitie van kunst deels bepaald wordt door politieke oordelen. Wat haar voorkeur heeft, moge duidelijk zijn. En ook dat van vele lezers volgens wie de ogen geopend zijn en volgens wie eindelijk iemand een genuanceerd beeld laat zien van het Midden-Oosten.
De vraag is dan opnieuw, en tot haar verdienste stelt Hassnae die vraag ook voortdurend, projecteren we hier niet onze eigen voorkeuren voor een gewenste wereld op het Midden-Oosten en op dit boek? En laten we ons niet teveel leiden door onze eigen voorkeuren van mede-medemenselijkheid? Ik schrijf met nadruk ‘we’ omdat dit net zo goed geldt voor wetenschappers die in meer toegankelijk en in wetenschappelijk werk zich bezighouden met het ‘ontkrachten’ van stereotypen. Bereiken we eigenlijk wel ons doel? En meer nog, doen we het eigenlijk wel ooit goed? Nee dus, maar het is wel goed om kritisch daarover te reflecteren en de dilemma’s te laten zien. Hier zit dan wel weer de waarde van het persoonlijke verhaal van Hassnae; ze laat namelijk helder zien waar ze staat. Het mooie van Hassnae’s boek is dan ook dat het prikkelt tot nadenken juist door de afwisseling van persoonlijke verhalen en haar inkijkjes in media, seksualiteit, kunst en cultuur.
Geschreven in het kader van de Blogtour Arabieren kijken. Gisteren bij Boekenbijlage. Morgen bij Carolien Geurtsen.
Posted on March 18th, 2013 by martijn.
Categories: Religious and Political Radicalization, Society & Politics in the Middle East.
This post will be updated when relevant. If you have any relevant links or whatever, use the comment section below (moderated, so you comment will not appear immediately or not at all if you don’t want that).
List of updates:
****
In the last months there have been numerous reports of European foreign fighters in Syria to fight against the Al-Assad regime. In this post I will monitor the main news reports and analysis on this issue, focussing in particular on Dutch fighters but also other European fighters. For now I will divide this overview into four categories: Analysis and background, Written Newsreports, Youtube videos and a Dutch section (featuring only Dutch language features).
Background and analysis
Update 17-12-2013
This ICSR Insight provides an update of their April estimate, offering the most comprehensive and richly resourced account of the Syrian foreign fighter phenomenon from open sources. Based on more than 1,500 sources, we estimate that up to 11,000 individuals from 74 nations have become opposition fighters in Syria – nearly double our previous estimate. Among Western Europeans, the number has more than tripled from (up to) 600 in April to 1,900 now.
A few other conclusions
See Peter Neumann (director) briefly explaining the conclusions.
The report and the research were carried out by By Aaron Y. Zelin, ICSR Rena and Sami David Fellow – with contributions from other ICSR staff. Read the whole report here: ICSR Insight: Up to 11,000 foreign fighters in Syria; steep rise among Western Europeans / ICSR
Update: 12-6-2013
Jihadica has two posts breaking down the use of twitter by so-called ‘jihadi’s’: One & Two.
Die Welt has a piece on Salafism as youth culture (German).
Challenging Militarized Masculinities in OpenDemocracy by Amina Mama
Using’martyr’ posts to analyze ‘foreign fighters’ aiding Syrian rebels by Mike Brunker
Clint Watss has two interesting posts up Syria: Suffering the effects of the 2nd Foreign Fighter Glut & Syria’s Foreign Fighters: Dissecting The Next Decade of Conflict
****
Update: 7-5-2013:
At the Economist an article by Thomas Hegghammer: Will they come home to roost? The government is worried about British jihadists in Syria—with reason. According to him:
Foreign conflicts are much more likely to produce domestic terrorists if they involve a group that wants to attack Western targets. Al-Qaeda in Afghanistan regularly trained foreign fighters and dispatched them westward. Syria boasts nothing similar.
At Jihadology a guest post by Aymenn Jawad Al-Tamimi on Majlis Shura al-Mujahidin fi Aknaf Bayt al-Maqdis, one of the factions sympathetic to al-Qaeda’s worldview
****
UPDATE: 17-4-2013
At ICCT The Hague, Sergei Boeke and Daan Weggemans try to shed some light on the question as to why more European foreign fighters to Syria compared to Mali.
Australians in Syria, with lots of background including the relation between Al Qaeda and Jahbat al Nusra.
****
UPDATE: 3-4-2013
In the Washington Post David Ignatius wrote an article ‘Sorting out the Syrian opposition‘. At Syria Comment Aron Lund ‘picks it apart’. Or rather tears it apart. This is a must read!
Aaron Y. Zelin reports on European foreign fighters in Syria at ICSR Insight blog (read also his excellent blog Jihadology). The ICSR Insight shows the significant extent to which the Syrian conflict has mobilised Muslims from across the world: between 140 and 600 fighters going to Syria since early 2011 (7-11% of the foreign fighter total). For Belgium he estimates 14-85 have joined up and for the Netherlands 5-107. Currently between 4-75 Belgians and between 4-104 Dutch people are present; also other European countries are listed. The big gap between, for example, between 4-104 Dutch fighters, also shows how much of this is uncertain of course. (Based upon my own sources I would say there are between 50-70 Dutch fighters; some may alread have returned others left for Syria last week. The Belgian figures appear to be a little higher then my Dutch estimates. In both cases based upon my sources within those networks). Aaron Y. Zelin also mentions eight European martyrdom notices. The Netherlands (2 or 3 killed) and Belgium (2 killed) are not included. Cautioning people not see every foreign fighter as a jihadi and not everyone joining a jihadist group as someone with a fully formed jihadist worldview, he lists several motivations for joining the rebels. Nevertheless there are good reasons for authorities to be worried and he advises security services “to monitor the situation closely and adopt an intelligence led, highly discriminate approach towards dealing with returning fighters”.
Pieter van Ostaeyen tries to answer the question: What is appealing Europeans to Jihad in Syria?. He also translated an interview with Islamic News Agency Haqq Ab? Hamza al-Muh?jir, the spokesman of Liw?’ al-Muj?hid?n f? Bil?d as-Sh?m.
****
UPDATE: 28-3-2013
On Pieter van Ostaeyen’s blog a post by Shami Witness (@ElSaltador)about growing tensions between two factions of the Syrian Resistance, Jabhat an-Nusra and the Kata’ib al-Farouq in Syria.
****
UPDATE: 27-3-2013
Non-Syrian, Islamist Fighters Can Be a Touchy Subject for Rebels – Al-Monitor: the Pulse of the Middle East
After repeated questioning, an FSA commander in the Hama countryside stated: “Yes, there are non-Syrian fighters among our ranks in the Al-Nusra Front, as well as in the Free Syria brigade. However, these non-Syrians represent a small percentage of fighters in these brigades, less than 20% of the former and 5% of the latter.”
Tunisian Jihadists Fighting in Syria – Al-Monitor: the Pulse of the Middle East
At present, Tunisia estimates that around 40% of foreign jihadists in Syria hold Tunisian nationality. More than two-thirds of them are fighting in the ranks of Jabhat al-Nusra. A number of their families have organized demonstrations demanding that the authorities return their sons to Tunisia. At the same time, the Guide of the Ennahda Party, Rachid al-Ghannouchi, took the occasion as an opportunity to stress that his movement was not responsible for the phenomenon.
****
Thomas Hegghammer, Zuckerman fellow at the Center for International Security and Cooperation at Stanford University and senior research fellow at the Norwegian Defence Research Establishment, joins me to discuss Islamist foreign fighters. Topics covered include:
Growth of foreign fighter phenomenon after 1980
How states view foreign fighters that originate from their country
Western fears that those who go abroad as foreign fighters will return to their home country to carry out attacks
Role of foreign fighters in current conflicts
Policy implications for combatting foreign fightersMore by Thomas Hegghammer
The Rise of Muslim Foreign Fighters
Should I stay or Should I Go? Explaining Variation in Western Jihadists’ Choice between Domestic and Foreign Fighting
Thomas Hegghammer on Twitter @Hegghammer
Book: Jihad in Saudi Arabia: Violence and Pan-Islamism since 1979
Recent videos show international makeup of Syrian jihad – Threat Matrix
In the last several weeks, jihadist propaganda and news reports from Syria have increasingly mentioned fighters from foreign countries, including China, Chechnya, Germany, Palestine, Sweden, Saudi Arabia, the United Kingdom, and the United States.
Video Shows Syrian Suicide Bomber’s Last Day – NYTimes.com
Jabhat al-Nusra, a Syrian rebel group accused of ties to Al Qaeda, posted a video online this week that documents the last day in the life of a suicide bomber who killed himself in an attack on a government checkpoint in January.
****
Stop Trying to Make Syria’s War Into a Sectarian Conflict – Atlantic Mobile
It paints a picture of a Middle Eastern conflict in which religious and sectarian differences inexorably determine political outcomes. Because it suggests that such violence is inevitable and may even be biologically or culturally predetermined, it exonerates the Assad regime and other countries that have failed to act even in the face of extreme state-sponsored violence against innocent civilians — as when Syrian government forces bound and shot 49 children during a massacre of 108 civilians in Houla last spring.
The sectarian story is also wrong for a less obvious reason. Syrians — the real people on the ground who happen to live in Syria — don’t conform to the sectarian stereotypes that policymakers and pundits are promoting with such gusto. Of course, some Syrians identify strongly with their ethnic or religious communities. But like people all over the world — including here in the United States — many Syrians hold multiple allegiances, sympathizing with more than one sectarian identity or none at all, or are of mixed backgrounds. […]
But this narrative — and the devastation that could come from it — can be avoided if we debunk at least three myths. First, sectarianism is not about intractable religiosity. […]
Second, Syrians have been mobilizing against Assad for reasons that are not in fact sectarian.[…]
Third, framing the war as sectarian is anything but objective.
British photojournalist John Cantlie was crossing into Syria from Turkey with a guide and Dutch colleague two months ago when he was captured by jihadist fighters – some of them were fellow Britons.
International News
Update: 14-6-2013
Channel4 brings the news of the first British fighter, Ibrahim al-Mazwagi, to die in Syria. The film follows the last months of his life.
Also mentions the death of Jonas Aref El Hassan from Sweden:
Picture via @SyrischNieuws
Update 12-6-2013:
Syrian group urges foreign fighters to leave – Al Jazeera
Antiwar.com: Foreign fighers play growing role on both sides of the conflict. With a little background on the call to foreigners to leave.
Former US soldier accused of fighting with al Qaeda group in Syria – MSNBC
****
UPDATE: 17-4-2013
About 30 Swedish fighters in Syria.
****
UPDATE: 28-3-2013
According to the Telegraph ‘up to 100’ British Muslims are fighting in Syria. Authorities fear that when coming home these men could carry out terrorist attacks.
On Al-Arabiya Abdulrahman Al-Rashed, General Manager of Al Arabiya News Channel, reflects on Moaz Al-Khatib speech (see previous updates) wherein Al-Khatib responds to criticism against the opposition for allowing foreign fighters to participate in battles in Syria. He responded: “How dare you request this from us when no one does anything against the Russians, Iranians and Hezbollah members fighting alongside the regime?”. Al-Rashed agrees and states that if others had rushed to support Syrian rebels earlier this situation would not exist.
On Al-Shorfa a short analysis of Jahbat al-Nusra copying the Al Qaeda in Iraq and recruiting foreign fighters from Spain (and), Morocco, Algeria, Tunisia, Egypt, Libya, Jordan, Yemen and Saudi-Arabia.
Long War Journal on social media jihad on Tunisian ‘martyrs’ in Syria.
Mona alami on Syria’s ‘Salafist’ foreign legions in the Daily Star.
According to Le Figaro, there are at least 50 and as many as 80 French citizens are fighting with jihadist groups in Syria. According to the French anti-terrorism Judge Marc Trévidic the presence of French jihadists in Syria presents French authorities with an paradox. France officially supports the overthrow of the Assad regime making it difficult to state that it does not support those who are fighting the war.
The Danish daily newspaper Politiken reported several weeks ago that a 30-year-old Danish convert to Islam, Abdel Malik, was killed in Syria. A Facebook page, initially launched to protest a comedy show making fun of the Danish immigrant and Muslim community, created a fund to help support Malik’s family: his wife (a convert) and four young children.
Another Danish Muslim, Slimane Hadj Abderrahmane, was also killed a few weeks earlier. He is the son of a Danish mother and Algerian father and was in Guantanamo for two years and released after pressure from the Danish government. In an interview with Politiken in 2011 he stated he was not afraid to die: “Jihad means serving God and by doing so you achieve justice”.
The Danish Jyllands-Posten reports on Abu Ahmed, Abu Ahmed, imam of the Quba Amager mosque in Copenhagen, who allegedly stated that Abderrahmane was “real man” and being “heroic” to die in Syrian war. According to J-P Ahmed joined a Danish Salafist group, Hjælp4Syrien.dk resulting in a campaign to encourage young Danish Muslims to go to Syria to fight. Hjælp4Syrien.dk says the war in Syria should be supported “financially, physically and verbally.”
An article on Magharebia.com Maghreb youth answer Al-Qaeda call, explores the reasons for Maghreb youth to go to Syria and compares it with campaigns in Iraq and Mali.
****
Update: 26-3-2013
In his speech for the Arab Summit in Doha, (former) leader of the Syrian National Coalition mentions receiving letters from mothers in France and the Netherlands expressing their concerns about their children who went to Syria to fight. There are many Syrian mothers, a French mother, a Dutch mother, who have sent me letters saying “Please, my child has gone for jihad in Syria, what do you think of this?” I say that your son is one of real conscious who cannot take the slaughter of an entire people. But I say to all the youth also, if your family needs you, do not come. Serving one’s parents even if they are not Muslim is the essence of struggling for the sake of God. (after 7:10) (Sources H, NW, MC, KA on twitter). Interestingly Dutch media emphasize about either Moaz al-Khatib urging Dutch youth to stay at home or him praising the Dutch fighters. You can find a transcript here. (Via Yasmeen Mobayed).
Update 21-3-2013: (via @tintin1957 and Pieter van Ostaeyen): France – Testimony of Tunisian-French fighter
France24 brings the testimony of Abu Ayman, a Tunesian architect who has joined Ansar Al-Sharia with two friends. They went to Jordan with the intent to help, not necessarily to fight in Syria. They got into contact with rebels and went to Syria where they separated. The fighters, according to Abu Ayman, do not label themselves as foreign, but as muhajirun (emigrants). In his unit there are people from the US, France, Malaysia, Romania and others. See also the updates in the video-section.
****
Syria: the foreign fighters joining the war against Bashar al-Assad | World news | The Guardian
war against Bashar al-Assad
Jihadi veterans of Iraq, Yemen and Afghanistan join callow foreign idealists on frontline of Aleppo
The Guardian, Sunday 23 September 2012
Foreign fighters fuel the sectarian flames in Syria – Middle East – World – The Independent
Fighters from as many as 29 countries have filtered into Syria to join a civil war that has split along sectarian lines, increasingly pitting the ruling Alawite community against the majority Sunni Muslims, UN human rights investigators said today.
Insight: Foreign fighters seek Islamic state in post-Assad Syria | Reuters
Huddled around a fire in a bombed-out building in Aleppo, foreign jihadists say they are fighting for a radical Islamic state in Syria – whether local rebels trying to topple President Bashar al-Assad like it or not.
Foreign Jihadists Declare War on Syria’s Assad – SPIEGEL ONLINE
Last week, the first European fighter voluntarily crossed the border and entered into Syria to fight alongside the Free Syrian Army against the Assad regime. He was “a Frenchman who had just turned 24 and comes from a wealthy family,” reports Abu Rami. “He just turned up here with his credit card in hand.” Abu Rami says he tried in vain to talk the man, whose parents are Algerian, out of it. “He bought a gun, we gave him a short bit of training and then he went in with one of our units,” he says.
Videos (GRAPHIC!)
Update: 12-6-2013
Former US soldier accused of fighting with Al Qaeda group in Syria:
****
Update: 7-5-2013
Video of Danish convert Abdel Malik (see International News update 28-3-2013) who died in Syria while belong to the Katibat al-Muhajirin faction (in much of the press coverage it is stated that he belongs to Jabhat al Nusra). More on this group at Pieter van Ostaeyen’s blog: Katibat al-Muhajirin – The foreigner’s brigade
****
Update: 17-4-2013
The youth go on jihad, because…(a popular video)
****
Update: 28-3-2013
The video below was put on the news site Pownews. It is apparently is made a few days before the young man in the film, Zakariyah Al Hollandi, went to Syria. He criticizes the silence and lack of activism among Muslims against injustices and insults against the prophet Muhammad.Zakariyah states that it is time for Muslims to stick to together and to stand up against the infidels who will never accept Muslims anyway. Muslims should not be afraid and be strong, regardless with the infidels say. According to Zakariyah Dutch society is weak, oppressive to women, the men are weak. If people tell Muslims to leave the Netherlands, he says the reply should be: get the hell out of our own countries like Turkey, Saudi Arabia and Palestine.
****
Update 21-3-2013: (via @tintin1957 and Pieter van Ostaeyen): France – Testimony of Tunisian-French fighter, background by Thomas Hegghammer and new videos
A tribute to the fallen Tunesian Muhajirun in Syria
A tribute to Abou Souhaib, member of the Tunesian Ansar Al-Sharia unit
A foreign fighter giving a talk in front of his companions explaining he left everything behind to fight for Islam (Brigade 138, Aleppo)
An obituary of Swedish fighter Abu Kamal
Story of Chinese fighter Bo Wang (via Pieter van Ostaeyen and NN). Featured on several Facebook pages of European Muslims.
****
The following four videos I have obtained through Dutch journalist Harald Doornbos, except the last one which I received from two other sources, who will remain anonymous. Also historian, Arabist and islamicist on current affairs in the Middle East Pieter van Ostaeyen has a good, and updated, post with these videos.
Apparently, you can hear at 2.11 ‘Is ie dood?’ and at 2.19 ‘Wat zeg je?’ (Dutch for: ‘Is he dead’ and ‘What do you say?’). Note that I do not hear it, but others did.
Dutch / Flemish in the first 20 seconds. Apparently here you can find Belgian fighter DeMulder (see update 20-3-2013 below)
Dutch from 1:50.
Flemish from 1:35
Dutch / German
Update: 12-6-2013
Public outcry and revulsion because of a video that was discovered in which allegedly Dutch speaking (possibly Flemish) fighters behead a person. You can see a report HERE. Both Belgian and Dutch prosecutors have launched an investigation.
The Netherlands has seen a wave of media publicity on the foreign fighters in Syria issue. In particular the people advocating their support have been in the media. You can see an overview HERE (in Dutch).
Florian Flade: Man from Düsseldorf fighting in Syria (German).
Third Belgian died in Syria; killed in while sleeping – De Morgen (Dutch). There are some doubts about this story however. The original story in De Standaard (Dutch) has only one source: the mother in law of the Belgian fighter. According to De Ware Religie (True Religion, a site that supports the Islamic fighters in Syria) Tarik died on the battlefield when he penetrated the ranks of ‘Iranian’ fighters. According to True Religion several people in the ranks of the Dutch fighters have confirmed the latter story.
The Guardian – Germany fears return of European foreign fighters.
****
UPDATE: 7-5-2013
In a post on De Ware Religie (True Religion) Abou Moussa responds to allegations of being a recruiter. He denies and instead states it is the lack of support in the West and among Muslims that make others go to Syria to assist in humanitarian aid or to fight.
According to Trouw a man called Izzet Al-Nour preaches throughout the Netherlands on the duties of Dutch Muslims in Syria. He describes about being an outcast in the mosques in the Netherlands. According to him he doesn’t say young Muslims have to go but he does make clear that they are good Muslims if they do.
In a report by television program Eenvandaag together with Omroep West, it is mentioned that parents of the Syrian fighters and other concerned parents say there is a large network of recruiters in the Hague and that their children might become the victims of human traffickers working for the global jihad. You can see the whole program here:
Eenvandaag
Omroep West
En:
According to parents in the Hague there are several recruiters active in the city who they blame for their sons going to Syria. According to the report of Omroep West, parents are so afraid they hide the passports from their children.
In a report by Nieuwsuur Abou Moussa and Abou Soumaya talking about motives of why Muslims they know go to Syria. They deny any allegations of recruiting these people.
****
UPDATE: 17-4-2013
On 16-4 the Belgian leader Fouad Belkacem aka Abu Imraan, was arrested suspected of recruiting youth for Syria.
According to Dutch intelligence there is no proof that Dutch youth is being recruited. They have the impression that group dynamics, enhanced by social media, play a more important role in the Netherlands. Belgian fighter Raphaël Gendron is killed in Syria. A report by a regional news agency on Victor Droste, aka Zakariyah al Hollandi (see video section) one of the Dutch fighters in Syria: Mr. Bonte, the Belgian father of Jejoen Bonte, who is fighting in Syria, went there to get his son back. No luck yet, however. He gives an interview to the Belgian VTM tv station, while resting in Turkey:
UPDATE: 3-4-2013 Belgian TV news reports that the parents of Brian Demulder have filed charges against Belgian authorities (I think, this is not exactly clear). They are supported by the radical right wing party Vlaams Belang. There is a strong counter-reaction among Dutch Salafis (and the likes) against foreign fighters. One Dutch network is showing a video of Syrian shaykh Adnane Al-Aroor who states that Syria does not need foreign fighters and that they will not be welcomed. Another network shows a video ‘Jihad in Syria’ in which shaykh Yaser Brhami also states Syria doesn’t need foreign fighters. Both shaykhs claim that jihad is an obligation for Syrians but not for Muslims worldwide. Both also claim these foreign fighters are a burden fo Syrian rebels; Yaser Brhami claims they will be seen as evidence of Al Qaeda influences (and I would add, triggering an international response against rebels). **** Update: 28-3-2013 Dutch journalists Carel Brendel, tries to put the debates among Dutch Muslims about fighters in Syria in the broader perspective of a clash between Salafis and Muslim Brothers who call for da’wa and those Muslims (sharia4Belgium, sharia4holland) who aim for sharia and call for jihad (Brendel makes clear he dislikes both). According to him the mainstream Salafis have moderated their speeches resulting in being called ‘democrats’ by the ‘jihadis’. He refers to the Salafi site Al Yaqeen (of the As-Soennah mosque in the Hague) issueing three warnings against what they view as a illegitimate jihad. First a fatwa by imam Ahmad Salam who warns against the practice of excommunication (takfir), emphasizes the obligation to obey parents and the risk the international community to refuse to help Syrian rebels out of fear of spreading the takfir message. Second is dr. Rafik Nagi who also emphasizes the fight in Syria is not jihad and instead means disobeying parents and islamic scholars. According to him there is no waliy ul-Amr (the political leader of Muslims) or body of scholars calling for jihad, except those of Syria but then only for the Syrian people. He criticizes youth who, according to him, make up their own version of jihad. Instead he calls for Muslims to set up and assist in humanitarian aid. The third warning is a reference to the speech of Moaz Al-Khatib (see previous update). The discussion Nagi refers to, on the definition of jihad, also occurred during a meeting with concerned parents in Amsterdam. After this meeting the imam and several other people of the Al-Kabir mosque invited youth opposing their views to have a smaller meeting. The young people filmed it and put it on Youtube, referred to by Brendel: The clash Brendel refers to appears to be several years old already, but I think it is even longer. It is a similar debate compared to 2001/2002 (I can’t go into the details of that here). According to Brendel we should not only focus on what he calls ‘polderjihadis’ but also on the da’wa preachers who are very conservative according to him. A few will feature this Sunday at the National Converts Day (Bekeerlingendag) in the Blue Mosque (Blauwe Moskee) in Amsterdam. This mosque recently featured in the Dutch press according to which the neighbourhood is opposed to the mosque having radical preachers such as Khalid Yasin and Haitham al-Haddad. At the convert day hamza Tzortzis will speak. He is a member of Islamic Research and Education Academy (iERA) just like Haitham al-Haddad, Jalal Ibn Saeed and Yusuf Estes (the latter is also speaking at the convert day). A few people spread a pamphlet against the Blue Mosque that does not speak explicitly of radical preachers however although the writers do appear to be opposedto particiular activities(and more in particular a lack of activities aimed at the neighbourhood). In earlier cases the people of the Blue Mosque rejected the criticism as badly informed, based upon statements taken out of context and stated that the preachers (like Yasin) never made radical statements in their meetings (which is correct as far as I know). On the blog Wijblijvenhier (Here to stay) convert Noureddine Steenvoorden talks about his feelings of being powerless, of sadness and injustice when he learns one of the visitors of his mosque went to Syria. He sees their intention to fight for the sake of God as something beautiful and noble but lacking wisdom while at the same time being angry and frustrated because of the atrocities against brothers and sisters. Dutch tv program The Fifth Day (De Vijfde Dag) broadcasted an interview with a Dutch fighter. This young man, a recent convert, talks about his desire to fight against injustice and for God. Dutch tv program Pauw and Witteman had imam Yasin Elforkani as a guest. He knows the young man featured in the above mention program The Fifth Day. He refutes the jihad concepts these young people adhere to referring to Islamic scholars and people from Syria. He calls for protection for these youth against the, according to him, misperception of the call for jihad. Also a cousin and an uncle of Soufiane, one of the fighters in Syria, are present. Soufiane himself says he is there for humanitarian help, but he remains vague about it. Elforkani challenges the idea that youth from the Netherlands can do anything there as well as their ideas on and understanding of jihad. He also states that these youths do not listen do imams and do not take the time to study jihad. According to the Belgian daily newspaper De Standaard Belgian authorities have established a taskforce in order to prevent young people to join the war in Syria. Chams Eddine Zaougui criticizes the approach for being unrealistic in the era of the Internet. He also criticizes one of the main narratives in the media: the opportunistic recruiter and the naieve young Muslim referring to the work of experts like Chapman and Hegghammer. In the Netherlands the Institute for Multicultural Affairs, Forum, emphasizes the need to prevent youth to go to Syria. According to its director Sadik Harchaoui it concerns youth having all kinds of problems: in debts, police contacts, school drop outs and without work. AD.nl reports about a young Dutch convert and talented football player, Jayden – 15 years old, who apparently went to Syria. The news report also mentions that young people are offered 5-10.000 euro if they go to Syria; this is unconfirmed however. According to Jayden he is doing the right thing; his father however is afraid he is fighting. **** Update: 27-3-2013 On their blog Stukje Duiding, political analysts Stephan de Vries en Dieuwertje Kuijpers, criticize Dutch media reports as they focus mostly on the relationship with the Netherlands, emotions and backgrounds of the young men (he is such a nice boy) and while it should be regarded as part of a global movement and global development. There are reports of a third Dutch fighter killed in Syria. Not sure how reliable that is (again). Pieter van Ostaeyen was at Belgian radio to talk about Jabhat an-Nusra. RNW has a short report with a mother whose Dutch son (Soufian) is currently in Syria. She calls her son to return (in Arabic/Dutch):**** Update: 24-3-2013 One of the plans of the Dutch government appears to be a ‘jihad-lecture‘ for police officers. I don’t know who called this a ‘jihad-lecture’ (or coursre) but they probably mean jihad in a specific way. Maybe they should begin the lecture with teasing out the different ideas about and dimensions of jihad… Dutch TV-program Pauw and Witteman had a Dutch convert among its guests. This young man, Abdelkarim Honing, knows the circles of the Dutch Syria travellers quite well and explained the reasons for joining the fight. Newspaper AD reports on three Dutch Kurds from Rotterdam arrested some time ago right before travelling to Syria. Their court trial will begin soon. News- and background program Eenvandaag reports that Dutch political parties want the government to investigate if it is possible to revoke the Dutch passports of potential fighters. This would be an unprecedent move since we never saw that in other case of Dutch people fighting abroad in the past. It is not only to prevent them from travelling to Syria, but also (at least some parties want that) to prevent them from returning to the Netherlands. They also show the story of the Belgian young man Brian Demulder, see below. They also talk with Peter Velle, someone who strongly identifies himself as ‘ex-Muslim’:
Belgian media report about Jejoen Bontinck, allegedly a member of Sharia4Belgium, who has travelled to Syria to fight. According to his father his son wants to return but is held against his will. His father describes the recruitment practices of people involved with Sharia4Belgium.
Dutch media reveal that there is a second loss in Syria: this time it is Sofian Elfassi. At least according to the media. I have strong doubts about this and I think this is a case of mistaken identity.
Dutch media appears to be in a race about identifying Syria-travellers. AD.nl identifies a Surinamese convert and, Jordi a Dutch convert. NOS states there are about 20-25 people from Delft among the Syria travellers.
****
Update 20-3-2013 Dutch and Belgian news: one person killed, list of fighters:
Dutch newspaper De Volkskrant brings the news that one Moroccan-Dutch fighter in Syria was killed. The young man, Mourad, was in Syria with his brother. Mourad was killed last week, but, according to the newspaper, his brother stays despite pleas of his mother to return.
Dutch television program Eenvandaag brings a list of two Dutch, four Belgian and one German fighters in Syria with pictures and films.
Belgian newspaper De Standaard reveals that one Belgian fighter (Brian Demulder) is identified on one of the videos (HERE or in the list above, video 2) that were discovered by Dutch journalist Harald Doornbos. De Standaard claims to have discovered the videos themselves but it appears they have copy-pasted the work of Pieter van Ostaeyen. (Which me remind me also for Dutch journalists, giving a blog as your source doesn’t harm anyone!). Van Ostaeyen also wrote on Jabhat an-Nusra on his blog.
****
Moroccan-Dutch organisations hold a meeting about Syria travellers
Dutch report that the Amsterdam El Kabir mosque is holding a meeting about Dutch youth travelling to Syria. The meeting is meant for parents, imams and officials and is organized by several Moroccan-Dutch organisations who express their concern regarding stories about Dutch youth wanting to go to Syria to fight against Al-Assad.
Hayan M, the disabled German man (from Kassel) in the video, calls German Muslims for Jihad in Syria:
Syrien: Rebell ruft in Terrorvideo auf Deutsch zum Dschihad auf – SPIEGEL ONLINE
Der Mann heißt Hajan M., ist 38 Jahre alt und hat lange Jahre in Kassel gelebt. Inzwischen kämpft er auf der Seite der Aufständischen in Syrien und ruft in mehreren verstörenden Videos aus dem Krisengebiet erstmals auf Deutsch andere Radikale dazu auf, in den Dschihad zu ziehen. Die Streifen, die im Netz kursieren und die der Norddeutsche Rundfunk am Dienstagabend in Teilen ausstrahlen wird, werfen ein Schlaglicht auf die deutschen Extremisten im Nahen Osten.
Tientallen jongeren terug na desillusie in Syrië | Mediawerkgroep Syrië
Story about Brian de Mulder ‘recruited’ by Sharia4Belgium.
Brian De Mulder
Eén van de jonge moslimstrijders die nog wel in Syrië rondloopt is Brian De Mulder (19 jaar) uit de regio Antwerpen. Hij werd geronseld door Sharia4Belgium zoals de meeste jongeren die vanuit België naar Syrië trokken.
Posted on January 14th, 2013 by martijn.
Categories: Activism, Public Islam, Religious and Political Radicalization, Society & Politics in the Middle East.
Guest Author: Roel Meijer
Will the Muslim Brotherhood in Egypt promote the goals of the 25 January revolution, expanding civil, political, economic and social rights; or will it tailor these issues for its own purposes? Especially its strategy to gain power, here called the majority strategy, by means of general and presidential elections, has attracted attention. In two blogposts I will explore how this strategy be explained when its slogan under Mubarak had been “participation not domination” (musharaka la mughaliba)? In the first blogpost I have explained the background and development of the majority strategy. In the current blogpost I present an analysis of the counterforces and the failures of this strategy. My overall argument is that rather than its ideology, it has been the political strategy that explains both the success as well as the failure of the Brotherhood after the fall of Mubarak.
Counterforces
Despite the spectacular success of the Muslim Brotherhood and the Salafi Nour party in winning three-quarters of the seats of parliament, marginalizing the traditional parties, such as the Wafd, the success would not be long-lived. Resistance against the Brotherhood’s majority strategy emerged from all directions of society.
The Tahrir activists were the first to voice criticism of the Brotherhood on account of its opportunistic use of Tahrir protests. While the Brotherhood was careful to maintain relations with SCAF, and chimed in with increasing popular critique of the demonstrators as “anarchists” who were sabotaging the economy and the unity of the country, the Brotherhood did support ‘Tahrir’ when it exerted pressure on the military. Khairat al-Shatir on several occasions threatened SCAF to march to Tahrir if it did not comply with the demands of the revolution. Muhammad al-Biltagi followed him in this respect. The activists, however, condemned this opportunistic use of the resistance against the military.
In the meantime the former Brotherhood youth who had been evicted organized themselves in different organizations such as al-Tayyar al-Masri and joined the elections with a left-wing slate. Although they hardly won parliamentary seats, their critique and inside knowledge, which was published widely, damaged the Brotherhood in the larger cities. The very fact that the debate on the Brotherhood was opened up to an unprecedented extent after the fall of Mubarak, forced the Brotherhood to respond and defend itself, making it vulnerable.
More liberal-minded older generation leaders, who had been members of the Guidance Council, such as Abd al-Mun‘aym Abu al-Futuh, Ibrahim Za‘farani and Muhammad Habib, were perhaps more successful in their critique. Their critique of the undemocratic manner in which FJP was founded and operated (no founding conference, limited influence of its members, appointment of its leadership by the mother organization instead of being elected among new members), damaged the Brotherhood, but mostly among existing liberal critics. More important was Abu al-Futuh’s challenge in the presidential elections. Attracting the new critical generation and even Salafis, he was able to pose as a liberal open-minded Islamist alternative to the Brotherhood, even if his campaign was far from flawless.
Increasingly also the critique of civil society was felt. The heavy-handed attempts of the Brotherhood to gain or retain control over professional organizations had alienated many of its members. This was especially the case with the doctors’ syndicate. The Doctors’ syndicate had been dominated by the Muslim Brotherhood after Mubarak had frozen the board elections in 1993 and no new elections had been held since. By the time Mubarak fell a whole new generation of doctors had emerged who found that the board members had done little to improve the profession, leading to a dramatic deterioration of the national health service. They founded new organizations such as the Doctors Without Rights, and Doctors of Tahrir. Typically they were much more activist than the conservative older generation of the Brotherhood. In May 2011 they organized two strikes. These were opposed by the board dominated by the Brotherhood, following the deal with SCAF to oppose activism and promote “stability”. The Brotherhood later lost dramatically in syndicate elections on 18 October 2011 against the Independent List that won a majority in the boards of 14 of the 27 governorates.
But the story did not end there. The Doctors Without Rights persisted in its demands of raising the percentage of national budget form 4% to 15% and higher wages for doctors and a major overhaul of the whole system that should be based on accountability. When these demands were not met, it organized a new strike on 1 October 2012 against the Brotherhood faction that now directly supported a Brotherhood government. As the strike dragged on for weeks, the strike became politicized and turned into an anti-Brotherhood campaign that attracted greater support from all kinds of opponents of Mursi. When the proposal of the constitution was made available the doctors joined the critique of the final draft proposal demanding a revision of the article on the right of health for citizens.
The independent trade union movement had a similar experience. The first independent had been founded under Mubarak, but it really expanded after his fall, expanding to two hundred independent trade unions, representing 2 million employees, by the end of 2011. Organized in the Independent Egyptian Federation of Independent Trade Unions (EFITU) and the Egyptian Democratic Labor Congress (EDLC), it competed with the corporatist, state controlled ETUF that had been founded in 1957 under Nasser. Although the EFITU was supported by the progressive minister of manpower and Migration, Ahmad Borai, it never succeeded in obtaining legal recognition under the government of Ahmad Sharaf, whose proposals were blocked by SCAF that was unwilling to sanction social rights.
Strikes were stepped up under the Mursi government as it became clear that the new Brotherhood minister of Manpower would not take measures beneficial to workers, condemning strikes, sit-ins and other forms of protest, as part of the official policy of the Brotherhood. Like the doctors, independent labor has recently strengthened its position by forming with a host of left-wing political parties the National Front for the Defense of Labor Rights and Unions Liberties.
Not all professional organizations were opposed to the Brotherhood after they became unfrozen. The Engineers syndicate was supportive of the Brotherhood, as was the Teachers Syndicate and the Pharmacists Syndicate, Dentists Syndicate, where the Brotherhood won the first free elections since the early 1990s in accordance of its majority strategy.
In others the results were mixed. In the Journalists’ Syndicate, its leader was sympathetic to the movement while its board was not, leading to internal struggle when the Brotherhood came to power. Often new organizations were established next to existing ones and had neither relations with the Muslim Brotherhood, not with the former NDP, such as the Teachers Outside Trade Unions, the Coordinating Committee of Teachers, Judges for Reform, Engineers against Legal Restraint, Coordinating Committee of Revolutionary Lawyers. They would mobilize against Brotherhood organizations, such as Coalition of Engineers for Egypt and Doctors for Egypt.
But not only did the Brotherhood’s majority strategy not succeed across the board in the professional organizations, it also did not make inroads in organizations where the previous regime was strongly represented, such as the judiciary. The judiciary had always been divided in reformists who advocated the complete independence of the judiciary and judges who had been appointed by the government. Some organizations changed over the years. For instance, the Judges’ Club (Nadi al-Quda’) had been reformist under Ahmad Makki, but became pro-government under Ahmad Zind. High Court of Cassation had been pro-government but with the appointment of al-Gharyani it had a pro-Brotherhood leader. The same applied to the Supreme Constitutional Court, that had been independent but became more subservient to the government.
Finally, the intellectual elite turned against the Brotherhood, when it realized the Brotherhood was pursuing a majority strategy. It especially condemned the Brotherhood for breaking its promises, first to just participate with winning 30 %, then with 40% and later 51% percent of the seats in parliament, and eventually going all the way. Its broken promise not running a presidential candidate infuriated them and seemed to confirm all the suspicions many intellectuals had always felt for the Brotherhood. Even highly sophisticated intellectuals such as Hasan Nafa‘a or Fahmi Huwaydi, who believed that the Brotherhood should take part in the political process, grew increasingly worried and disenchanted with the heavy-handed policy of the Brotherhood to dominate and exclude its critics rather than to cooperate and include them in fulfilling the demands of the revolution. When Mursi was inaugurated on 30 June 2012, many lambasted the Brotherhood and mocked its solemnity and moralism as a meager replacement for real politics and reform. They were careful to point out its lack of policy and its pursuit of the same economic policy that the previous government had pursued.
Failure of the majority strategy
The growing opposition against the Brotherhood started when its majority strategy had seemed at its most successful. At that point it became clear that the deal the Brotherhood had made with SCAF would not work in its favor. This was apparent from parliament and the Majlis al-Shura. Although the Islamists had a majority in both, they were hamstrung by the Constitutional Declaration of 30 March 2011 that withheld power form parliament the end of the transitional period and the acceptance of the new constitution. After their victories, the Brotherhood became increasingly entangled in the very jungle of measures and procedures it itself had agreed upon.
The Brotherhood found itself increasingly isolated and beleaguered from all sides after it tried to implement its majority strategy in its attempt to dominate the Constituent Assembly together with the Salafis in March 2011. Its claim that it represented the majority and the “will of the people” and that its opponents only represented a small minority of the “elite” (nukhba) grew increasingly thin as more and more institutions were able to organize opposition to the Brotherhood and withhold the legitimacy it craved for.
For a long time the judiciary constituted the main opponent of the Brotherhood’s ambitions. Fearful of its own position and still protected by SCAF, in June the Supreme Constitutional Court disbanded the parliament under the pretext of procedural mistakes. In April the same the Electoral Committee headed by the head of the SCC ruled against participation of several presidential candidates, among them Umar Sulayman, the Salafi leader Hamad Abu Isma’il, but also Khayrat al-Shatir, who was replaced by Muhammad Mursi.
By the time of the presidential elections declining the popularity of the Brotherhood became apparent. Winning in the first round only 24,9 %, against 24,5% for the establishment figure Ahmad Shafiq, 21,1 % for left wing candidate Hamdin Sabbahi and 21,6% for the more liberal-minded Islamist Abu al-Futuh, Mursi and the Brotherhood had done quit poorly; they had lost half the votes compared to the parliamentary elections half a year earlier. Clearly the following of the Brotherhood was a lot more volatile than had been expected and the boast of representing the will of the people became a lot more precarious. Only with support of the left and Islamist liberals was Mursi able to win barely from Ahmad Shafiq in the run-offs. In return Mursi pledged to the opposition to include them in the decision-making process, virtually promising to abandon its high-handed majority strategy. The new government reflected this intention, as well the establishment of a Advisory Council, with members such as Hasan Naf‘a.
Polarization
Despite these good intentions the Muslim Brotherhood continued its earlier strategy. From the fact that the Brotherhood could get rid of SCAF by firing its head Husain al-Tantawi on 12 August, it drew the conclusion that it could go it alone with its Salafi partner the Nour party, after all. Finally the Brotherhood have its cake and eat it too.
The elimination of SCAF from the power equation, however, made the Brotherhood the focus of all the social, economic and political demands that had been formerly directed at SCAF. The anger at the closed manner at which the Brotherhood pursued its policies, its inability to present an alternative to the economic policies of the Mubarak regime, its incapacity to respond to critique and understand the deep-seated demands for reform only fed the anger of the more critical part of the population.
This anger would express itself in the gradual walk-out of 29 of the 1000 members of the second Constitutional Assembly after it was established in June, reaching a crescendo in November. Although many commentators have argued that its illiberal character is the reason for lack of support, this in itself is a reflection of the failure of the Brotherhood to include other social, ideological, economic and cultural currents into the deliberative process of the formulating the constitution and write their rights into the constitution.
The result has been an attack over the past months of journalists, trade unions, human rights organizations, Coptic church, women’s organization, of the several draft and eventually of the final version of the constitution on 2 December as they progressively left the Constitutional Assembly. Theirs was basically in a vote of no-confidence in the Brotherhood-Salafi coalition to realize the demands of what they think is the revolution. Though Mursi’s “power grab” of 22 November of arrogating far-reaching power to himself and firing the Public Prosecutor is explainable as a means to be one step before the no-less undemocratic Supreme Constitutional Council to disband the Constituent Assembly and possibly annul the presidential elections, for the opposition it confirmed the worst fears of the Brotherhood. As opposed to the majority of the Brotherhood, it tried to mobilize its own ‘majority’ on Tahrir square.
Conclusion
The Muslim Brotherhood stands before a sheer impossible task of governing Egypt and solving the deep and almost insolvable economic crisis, while dealing with growing resistance of the vested interests on the hand in the military and the former regime on the one hand, and emerging plethora of activists and reformist movements on the other hand, while it has under fire of a strongly politicized Salafi movement not to give concessions to “secularists” and “atheists”. Even if the so-called liberals at a certain point have done everything in their power to sabotage the rule of the Brotherhood, the movement itself has made it extremely difficult for itself by pursuing a majority strategy that excludes instead of includes its opponents in order to implement widespread reform of the state instead of imposing its views on society.
Roel Meijer teaches modern Middle Eastern history at Radboud University in Nijmegen and is senior researcher at the Netherlands Institute of International Relations. He has published widely on Islamist movements: Global Salafism: Islam’s New Religious Movement and most recently, The Muslim Brotherhood in Europe.
This is part two of The Majority Strategy of the Muslim Brotherhood. The first part was published last week: Background and Development. A referenced version of this article has appeared in Orient, 1, 2013.
Posted on January 9th, 2013 by martijn.
Categories: Public Islam, Religious and Political Radicalization, Society & Politics in the Middle East.
Guest Author: Roel Meijer
Few subjects are as controversial as the Muslim Brotherhood. During the past few decades many commentators have speculated about the nature of the Egyptian Muslim Brotherhood. Is it totalitarian, authoritarian, are there chances for it becoming democratic? What is the role of the Tanzim (the main organization of the Brothers), the third generation, and the youth? What are its relations with the previous regime, the left, and social movements in the first decade of the 2000s? This question has gained urgency with the fall of Mubarak and the Arab spring. Will the Brotherhood promote the goals of the 25 January revolution, expanding civil, political, economic and social rights; or will it tailor these issues for its own purposes? The past two years have provided new insights into the workings of the Brotherhood. Especially its strategy to gain power, here called the majority strategy, by means of general and presidential elections, has attracted attention. How can this strategy be explained when its slogan under Mubarak had been “participation not domination” (musharaka la mughaliba)?
In two blogposts I will explore the majority strategy of the Muslim Brotherhood. Firstly, in this blogpost, I will delve into the background and development of the majority strategy. In the next blogpost I present an analysis of the counterforces and the failures of this strategy. My overall argument is that rather than its ideology, it has been the political strategy that explains both the success as well as the failure of the Brotherhood after the fall of Mubarak.
Changing views
As Nathan Brown (When Victory is not an Option: Islamist Movements in Arab Politics, New York: Cornell University Press) makes clear, the Muslim Brotherhood is not a exclusively a political organization, but one with multiple activities, diverse interests and different strategies. Having become extremely cautious under authoritarian regimes, political participation in the 1980s implied tremendous risks. The repression political participation could provoke could jeopardize the whole movement and therefore political participation remained one option among others. This does not mean that the movement did not change. Participation, the rise of the third generation and greater outreach to society, led to important ideological changes. Whereas under Hasan al-Banna (1906-1949) multiparty system had been rejected, “partyism” (hizbiyya) in the 1980s became increasingly accepted as a means of expanding the influence of the Brotherhood, aside from its more traditional work of building up its infrastructure of hospitals, schools, social services.
For the first time, the Brotherhood was forced to think deeper about politics and the political process, producing in 2004 and 2007 increasingly more elaborate political programs that provided pragmatic solutions to problems society faced as a whole. In its struggle against the authoritarian regime, it saw the usefulness of citizenship rights, the independence of the judiciary, the limitations of the power of the president and the balance of powers between the legislative, the judiciary and the executive. Even if these rights were marred by religious oversight, and contained illiberal elements, especially in regard with equal rights for women, non-Muslims, and the freedom of expression, it did recognize the sovereignty of the people. In that sense, it built upon the political opening Hasan Hudaiby had set out in his Preachers not Judges in the 1960s, a trend that most recently reflected in embracing the concept of the “civil state” (al-dawla al-madaniyya) rather than the religious state (al-dawla al-diniyya).
The question, however, was not whether the Brotherhood had changed, but to what extent? As it was still mostly a semi-legal, partly underground organization, repressed by an authoritarian state, it was difficult to determine how far these reforms went. The fact that its most liberal current split-off formed the Wasat party in the 1990s did not augur well. The Wasat Party no longer promoted the implementing the shari‘a and the founding of an Islamic state. Instead it upheld the idea that Islam is a civilization and Muslims and Copts were equal because they both were participants in its history. More reassuring was that liberal figures, such as Abd al-Mun‘aym Abu al-Futuh, still remained inside the movement and were members of the Guidance Council. Hope for reform was also stimulated by the emergence of a more progressive youth. On the other hand, it seemed unlikely that the more liberal-minded forces were able to influence the Tanzim, the highly structured main organization of the movement, based on a cell structure of the “family” (‘usra), which was mostly recruited from the conservative countryside. Neither were there any signs that the hierarchical internal structure, still based on the principle of “hearing and obeying” (sam‘a wa-l-ta‘a), was seriously challenged. If anything, the multiple interests, sectors, and strategies of the movement deepened the profound ambiguity that had plagued the Brotherhood from its inception.
Which direction the Brotherhood would take depended on the struggle between the more outward looking political current and the more inward looking da‘wa oriented section that was focused on Islamization pof society from below. While the first current seemed to gain in influence after the Brotherhood did well in the general elections in 2005, gaining 88 of the 454 seats, the subsequent repression, during which one if its leader Khairat al-Shatir was imprisoned, worked in favor of the latter. When during the fraudulent elections of 2010 the Brotherhood failed to win a single seat, and Muhammad Badi‘ became the General Guide, its more cautious wing seemed to have gained the upper-hand. In anticipation of the succession of Gamal Mubarak of his father, even the assuring slogan of “participation without domination”, seemed too radical. The cautious attitude of the Brotherhood was also reflected in the way it took part in the many demonstrations and movements of the decade preceding the uprising: it did participate but always kept the larger interests of preserving its organization and manifold non-political interests at heart.
The majority strategy
The predominance of the inward looking group explains why the Muslim Brotherhood was not only taken by surprise by the uprising of 25 January 2011 but was also unable to respond adequately to the subsequent events. Not until 28 of January when the regime accused the Brotherhood of instigating the uprising, did it unleash the Tanzim on Tahrir and wholeheartedly supported the demands for the fall of the regime. But even then, the risks of participation in the revolution were so high, that it negotiated with the regime.
The majority strategy emerged after the fall of Mubarak. It was not a policy that was formulated from the beginning but grew over time, depending on the politics of its adversaries and their responses to the Brotherhood’s moves. Despite the lack of evidence of a stated policy, the subsequent measures the Brotherhood took make it into a coherent strategy. It consisted of two components. The first was to maintain good relations with Supreme Council of the Armed Forces (SCAF) and make a tacit agreement that recognized the military’s interests while playing down its own political ambitions. To assure the military of their good intentions, for instance, the old slogan “participation not domination” was dusted off, and the announcement was made that the Brotherhood would run only in limited number the electoral districts.
The second component contradicted the first and aimed at building up the Tanzim as rapidly as possible by expanding its countrywide network. Already on 14 February it announced that it would establish a new party, the Freedom and Justice Party (FJP). In the following year hardly a week passed without the Brotherhood announcing the opening of another office of the FJP. To its credit it must be said that secular opposition was weak and the Brotherhood had to fill the vacuum the defunct NDP had left behind.
More damaging in the long run were the series of deals with SCAF the majority strategy entailed. One of these deals was to prevent the most urgent demands of the revolution from being met, namely to elect a Constitutional Assembly to write a new constitution that would enshrine the civil, political and social rights the revolution demanded. Instead, a constitutional committee was appointed by SCAF in February 2011, headed by the pro-Brotherhood judge Tariq al-Bishri, with the assignment to adjust a limited number articles of the 1971 Constitution. Its assignment was to pave the way for free and fair elections, of which the Brotherhood, as the strongest movement, would benefit the most. The victory of 77,3% in favor of the amendments during the referendum on 19 March came as a shock to the activists of Tahrir square and the liberals, whose suspicions of the Brotherhood as a thoroughly counter-revolutionary movement—never far from the surface—were re-awakened.
The Constitutional Declaration (30 March) of SCAF would enshrine the previous compromises. It laid down that first general elections would be held under the adjusted constitution of 1971 after which the newly elected parliament would appoint 100 member Constituent Assembly. In addition, it stipulated that the transitional period would only end with a referendum accepting the constitution and that a transition of power from SCAF to independent government would be appointed by the president.
Although the recognition of political rights was a dramatic step forward (recognition of political parties became a formality), the flaws of the arrangement (the sequence of steps of the transitional phase, the retention of power of SCAF) would block the fundamental transformation of Egyptian society based on civil, political and social rights Egyptians in their new awareness as citizens were claiming after the fall of Mubarak. Because they were not supported by a sympathetic government during the transitional period that could translate the revolution in law, reformists had to fight out a prolonged battle with conservatives in each and every institution for reform, almost always leading to bitter disputes. The “long march through the institutions” from below would clash with the Brotherhood’s attempt to gain control of society from above by means of its majority strategy.
Containing the revolution
SCAF represented the first major hindrance to the revolution. With the exit of Mubarak and the source of corruption of intermingling of politics and economic interests, it believed the revolution had ended. It literally advised the revolutionaries to go home after Mubarak had left. It blocked all reform measures that would dismantle the authoritarian state and its patronage system and prevented the Sharif government from taking any initiatives to meet civil and social demands of demonstrators, refusing to disband the Military Courts, accept the existence of independent trade unions, reform universities, let alone take on the Ministry of Interior.
Only gradually did SCAF realize that political and social unrest would not go away. The continuous Friday demonstrations and sit-ins on Tahrir square beginning a week after Mubarak’s fall and gaining in force in March and the during the summer, turning into more violent confrontations on 9 October (Maspero massacre) and November and December (Muhammad Mahmoud street clashes), would tarnish the image of SCAF as the “guardian of the revolution” and belie its pledge not to fire on civilians.
At the same time the Muslim Brotherhood organized the FJP as an instrument to pursue its majority strategy. It did this by keeping it on a tight leash and transferring the top members of the Guidance Council to lead the party although they had to relinquish their functions in the Brotherhood. It, moreover, stipulated that its members were only allowed to vote for the FJP.
As a result, liberals and groups within the movement who did not agree with the majority strategy pursued by Khairat al-Shatir either left or were purged from the movement, in turn leading to the deepening of its conservative character. For instance, Abd al-Mun‘aym Abu al-Futuh was expelled after he announced candidacy to run for presidency. The more independent minded Brotherhood youth started to leave in March, and were finally kicked out in May after they had taken part in unauthorized mass demonstrations on Tahrir. The few independent minds that the movement harbored, such as Muhammad al-Baltaji, who had sympathized with the Tahrir movement and constantly tried to mediate between the two, were exceptional and in the end ineffectual to broker a compromise between the two.
Aside from building up its infrastructure, purging the dissidents, blocking demands for internal reforms and adapting itself to the much more open environment after the 25 January Revolution, the majority strategy also dictated that the Brotherhood extend its power to social and civic institutions in society, further hampering the drive for change. Gaining power over these institutions was imperative as the members of the Constituent Assembly would be nominated from. Also here the vacuum left behind by the NDP, which through patronage, often had its candidate elected head of the syndicates, proved helpful.
From the fall of Mubarak to the electoral victory in the parliament and Majlis al-Shura in February 2012 the majority strategy of the Brotherhood seemed to work. In return for tenuous support for Tahrir demonstrations and major counterdemonstrations on 27 July, which showed the power of the Islamist movement, SCAF allowed the Brotherhood to build the necessary infrastructure to win the elections, which were exceptionally successful.
At the same time, the Brotherhood benefited from the gradual erosion of the prestige of SCAF that increasingly showed that it was incapable of handling the opposition in the fall-out of Maspero and Muhammad Mahmoud street clashes. Severely weakened, the Brotherhood increasingly could challenge SCAF when it overtly tried to preserve its privileges, as was the case with the Ali Silmi document. Typical of the Brotherhood, it unleashed its troops on Tahrir in protest against SCAF, but pulled them back at the right time not to alienate SCAF, letting the activists take the brunt of clash with security forces.
For the Brotherhood, winning the elections remained the main goal of its actions. Once they had the elections through the ballot box legitimacy would be transferred from Tahrir to parliament, with the Brotherhood representing the “will of the people” (iradat al-sha‘b). Representing the majority (ghalabiyya) was the basis of taking over power from SCAF.
The even larger victory for the Senate (Majlis al-Shura) in February seemed to confirm the viability of this strategy. Emboldened the Brotherhood took the next step and launched Khairat al-Shatir at the end of March 2012 as presidential candidate. When he was rejected as candidate by the Electoral Commission in April, he was succeeded by Muhammad Mursi, another previous member of the Guidance Council who had become leader of the FJP.
Roel Meijer teaches modern Middle Eastern history at Radboud University in Nijmegen and is senior researcher at the Netherlands Institute of International Relations. He has published widely on Islamist movements: Global Salafism: Islam’s New Religious Movement and most recently, The Muslim Brotherhood in Europe.
PS
This is part one of two blogposts on The Majority Strategy of the Muslim Brotherhood. Coming Monday the second part will be published on Monday.
Posted on December 9th, 2012 by martijn.
Categories: Society & Politics in the Middle East.
Guest Author: Michel Hoebink
Politiek islamitische bewegingen zoals de Moslim Broeders en de salafisten zijn weer volop in het nieuws vanwege de prominente rol die ze spelen in de Arabische revoluties. Verschillende journalisten van het NRC-Handelsblad duiden deze bewegingen steevast aan als ’fundamentalisten’. Dit is echter een misleidende en achterhaalde term die in de internationale pers en academische literatuur al zo’n twintig jaar geleden is vervangen door de term ‘islamisme’.
Fundamentalisme is een term afkomstig uit christelijke context en verwijst naar gelovigen die de Bijbel letterlijk lezen en toepassen. De politiek islamitische bewegingen die vanaf de jaren twintig zijn opgekomen in de islamitische wereld willen echter lang niet allemaal de Koran letterlijk nemen en toepassen. Wat deze bewegingen onderscheidt is niet het letterlijk nemen van de Koran, maar het streven naar een islamitische staat en het toepassen van de islamitische wet, de shari’a. Die nadrukkelijk oproep tot een islamitische staat en wet is ontstaan als reactie op de invoering van seculiere Europese wetten en bestuur ten tijde van de koloniale overheersing.
Islamisme
Toen deze bewegingen in de jaren zeventig ineens enorm furore maakten, werden ze in het westen begrijpelijkerwijs maar geheel ten onrechte vereenzelvigd met de christelijke groeperingen die hier als fundamentalisten worden aangeduid. Vanaf begin jaren negentig werd deze term echter geleidelijk vervangen door de term islamisme, die de lading veel beter dekt en ook in de Arabische wereld zelf door iedereen gebruikt wordt. Islamisten staan daar tegenover secularisten, tegenstanders van een grote rol van religie in politiek en wetgeving.
De term islamisme maakt veel beter inzichtelijk wat er nu in Egypte gebeurt in de discussie rond de nieuwe grondwet: Daar staan niet alleen islamisten en secularisten tegenover elkaar maar ook twee groepen islamisten: de Moslim Broeders en de salafisten.
Onder de islamisten heb je namelijk zowel fundamentalisten als modernisten. De fundamentalistische islamisten zijn de salafisten: Zij willen de Koran en de shari’a inerdaad letterlijk toepassen. De Moslim Broeders daarentegen zijn meer modernistisch georienteerd: Zij streven naar interpretatie van de ‘principes’ van de shari’a in de zich veranderende omstandigheden.
Liberaal en progressief?
Dat laatste klinkt op het eerste gezicht heel libreraal en progressief, maar hier dreigt alweer het volgende misverstand. Het modernisme van de Moslim Broeders betekent niet noodzakelijkerwijs dat ze ook liberaal en progressief zijn. De vrijheid van interpretatie die zij voorstaan biedt de mogelijkheid om de shari’a aan te passen aan hun politieke agenda. Maar daarmee is nog niks gezegd over die agenda. Sommige modernisten gebruiken die vrijheid inderdaad om de shari’a in overeenstemming te brengen met een modern idee van burgerschap en met gelijke rechten voor vrouwen en niet-moslims. Maar andere modernisten gebruiken die vrijheid om in naam van de shari’a de oppositie te onderdrukken, oorlogen te voeren en zichzelf te verrijken. In Soedan is al sinds eind jaren 80 een modernistisch islamistisch regime aan de macht dat voortkomt uit de Moslim Broeders. Hassan al-Turabi, de geestelijk vader van dat regime, maakte in het westen destijds mooie sier met zijn verlichte opvattingen over de positie van de vrouw in de islam. Maar toen zijn beweging eenmaal aan de macht was, werd de islam vooral gebruikt als legitimatie voor een meedogenloze dictatuur en de zelfverrijking van hyper corrupte politici.
Verdeeldheid, geen eenheid
Fundamentalisme is niet alleen een versluierende maar ook een tendentieuze term die alle islamisten ten onrechte vereenzelvigt met een groep die de Koran letterlijk leest. Het onttrekt een belangrijke werkelijkheid aan het zicht: Namelijk dat islamisten onderling verdeeld zijn over de letterlijke interpretatie van de Koran en de shari’a.
Het hardnekkig aanduiden van islamisten als ‘fundamentalisten’ door NRC Handelsblad verbaast mij in hoge mate. Er bestaan naar mijn weten geen goede argumenten voor, noch in academische noch in journalistieke zin. Ik ben dan ook heel nieuwsgierig hoe NRC Handelsblad het handhaven van deze term verklaart en rechtvaardigt.
Michel Hoebink werkt bij de Arabische redactie van de Wereldomroep.
Naschrift MdK: Aangezien NRC Handelsblad dit stuk niet wilde plaatsen, verwacht ik ook niet dat men hier op gaat reageren. Het mag natuurlijk wel.
Posted on November 21st, 2012 by martijn.
Categories: Guest authors, Society & Politics in the Middle East.
Guest Author: Annemarie van Geel
Vanuit Tel Aviv, Jeruzalem, en Amman
“Rennen, rénnen, nú!” schreeuw ik naar mijn (Nederlandse) vriendin met wie ik op het strand lig in Tel Aviv (vrijdag 16 november). Twintig seconden geleden is het luchtalarm afgegaan. Ik was nét naar het toiletblok achter ons gelopen. Het hele strand rent weg van de open plek om te schuilen. Ik ren precies de andere kant op, terug naar de kustlijn, waar mijn vriendin is die nog nooit in Israël of elders in het Midden-Oosten is geweest. Ze zit nog op het strandbedje. Nog iets meer dan een minuut hebben we: als het luchtalarm afgaat heb je in Tel Aviv 90 seconden om te schuilen tegen de raket die eraan komt. In het dichterbij de Gazastrook gelegen Sederot heb je slechts 15 seconden om dekking te zoeken. Waar de raket zal landen, God mag het weten. “Rennen, rénnen, nú!” We staan nog maar net op een relatief veilige plek – ik draai me om – of ik zie de raket in de Middellandse Zee landen. Onze andere Nederlandse vriendin, die iets verderop richting het noorden van Tel Aviv woont en thuis is, zal de knal van de inslag ook horen. Dan is het voorbij. Nog nooit hebben 90 seconden zo lang geduurd.
Business as usual
Het is de tweede keer sinds de Golfoorlog dat het luchtalarm afgaat in Tel Aviv. De eerste keer was de dag ervoor. Het is moeilijk in te schatten vanwege de horizon, maar deze raket kan niet verder dan een kilometer van de kust af in de zee zijn beland, ter hoogte van het centrum van de stad. Maar iedereen, behalve onze Russische buurman die het allemaal teveel wordt, keert terug naar de strandbedjes. In no-time is het weer “business as usual”. Kinderen spelen weer in de branding. Maar de zeilbootjes die een paar minuten geleden nog ronddobberden in het water zijn vervangen door boten van het Israëlische leger die op zoek zijn naar de raket die op de zeebodem ligt.
Die avond zendt een Palestijns televisiestation in de Gazastrook beelden uit van rookwolken die opstijgen boven een stad die Tel Aviv moet voorstellen. Met de Hebreeuwse ondertiteling doet men vóórkomen alsof de beelden zijn overgenomen van Israëlische televisie. Klein detail: de Hebreeuwse ondertiteling klopt niet. Het zorgt voor gegniffel onder Israëli’s. En aan de Egyptisch-Gazaanse grens werd een kleine groep patrouillerende Egyptische militairen per ongeluk bijna geraakt door een raket van Hamas die verkeerd gericht was. Men deed een persbericht uitgaan: of Hamas voortaan wat beter kon richten.
De avond vóór deze raket in zee belandde had de Knesset, het Israëlische parlement, het leger toestemming gegeven maximaal 30.000 reservisten te mobiliseren. Dat aantal is nu opgelopen tot maximaal 75.000. De Israëlische Minister President Benjamin Netanyahu heeft inmiddels verschillende malen gedreigd het offensief “Pillar of Defence” (“Zuil van Verdediging”) uit te breiden. De Israëlische verloofde van mijn Nederlandse vriendin verwacht dat hij niet opgeroepen zal worden, maar als hij een voicemail heeft die hij niet kan afluisteren wordt hij toch wat onrustig. Voor hem blijkt het uiteindelijk loos alarm te zijn, maar voor andere reservisten dus niet. Velen van hen wachten, tot nader order, bij het grensgebied tussen Israël en Gaza.
Politieke koorts
Zowel Israëli’s als Palestijnen lijken niet alleen slachtoffer van raketten en militaire operaties, maar ook van de verkiezingskoorts waarvan velen zeggen dat die heeft geleid tot Netanyahu’s beslissing om nu in te grijpen. Vóór 22 januari 2013, de datum van de volgende Israëlische verkiezingen, zou hij nog even zijn spierballen als leider willen laten zien. Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt in aanloop naar verkiezingen in Israël. Hamas, op zijn beurt, wil graag laten zien dat nu de wereld zich meer richt op Syrië dan op het Israëlisch-Palestijns conflict, de organisatie er nog steeds toe doet.
De beschuldigende Israëlische vinger die nu wijst naar Iran wat betreft de herkomst van de raketten van Hamas maakt het voor Obama en zijn regering mogelijkerwijs ingewikkelder om de nieuwe benaderingswijze die het aangaande Iran voor ogen had in de praktijk te brengen. Of de raketten van Hamas en de Islamitische Jihad daadwerkelijk uit Iran komen, gesmokkeld via Sudan, Egypte, en de Sinaï woestijn, door de tunnels tussen Egypte en Gaza, is nog steeds onbekend. Ook Libië komt hierbij in het vizier: waarschijnlijk zijn er ten tijde van de revoluties in Libië en Egypte Libische wapens in Egypte beland, en via Egypte bij Hamas en de Islamitische Jihad belandt. Het zijn onbevestigde theorieën. Maar feit is dat het Syrische conflict van de voorpagina’s is verdwenen, hetgeen Bashar al Assad in ieder geval tijdelijk meer ademruimte geeft. En dat is iets wat de Iraniërs, die Assad liever zien blijven dan gaan, verwelkomen.
Een dag na de raketinslag in zee spreek ik in Jeruzalem met Yassin, een Palestijnse vriend uit mijn Ramallah-tijd. Hij woont in Jeruzalem en ook daar ging het luchtalarm af. Hoe hij het heeft ervaren? “Ik voelde me niet zo lekker dus ik was een dutje aan het doen. Het luchtalarm ging af, ik hoorde het, draaide me om, en ging weer verder slapen. Israëli’s, die zijn bang, die rennen het strand af. Maar wij Palestijnen zijn wel wat meer gewend. De kans dat zo’n raket je raakt is veel kleiner dan dat je de loterij wint.” Maar ook onder Palestijnen zijn de raketten, en natuurlijk ook de Israëlische militaire operatie “Zuil van Verdediging” het gesprek van de dag. Wat zal Gaza nu weer over zich heen krijgen? En Israël? De Gaza-oorlog van 2007-2008 zit velen, zowel aan Israëlische als aan Palestijnse zijde, nog vers in het geheugen. Yassin zegt: “Obama steunt een eventueel militair ingrijpen van Israël tegen Iran niet. Vanwege de herverkiezing van Obama kreeg Netanyahu dus niet de oorlog tegen Iran die hij wilde. Dan maar de Gazastrook, zal hij wel hebben gedacht. Dat steunen de Amerikanen wel.”
Ahmed Jabari
De aanleiding voor de raketten op Tel Aviv en Jeruzalem was de liquidatie van Ahmed Jabari, de onderbevelhebber van de militaire tak van Hamas in de Gazastrook. Dit gebeurde op woensdag 14 november, twee dagen voordat wij het strand af moesten rennen voor de Gazaanse raket. Ahmed Jabari was verantwoordelijk voor de ontvoering (2006) én het in leven houden van de Israëlische korporaal Gilad Shalit. Vanwege dat laatste was Shalit jarenlang de verzekeringspolis van Jabari. Jabari wist dat zolang hij Shalit had, hij beschermd was tegen een liquidatie. Na de vrijlating van Shalit, nu een jaar geleden, waren de Israëli’s dan ook een stuk vrijer om Jabari te doden.
De Israëliër Gershon Baskin, die bij de onderhandelingen over de vrijlating van de door Hamas gevangengenomen Israëlische soldaat Gilad Shalit betrokken was, schreef in een opiniestuk in de Israëlische krant Haaretz dat Jabari daarnaast een belangrijke rol speelde bij de onderhandelingen tussen Israël en Hamas voor een permanente wapenstilstand. En dat Jabari slechts enkele uren nadat hem een conceptplan voor een permanente wapenstilstand tussen Hamas en Israël onder ogen was gekomen werd geliquideerd. Het moge duidelijk zijn dat die permanente wapenstilstand voorlopig van de baan is. Wellicht kan Egypte nog een staakt-het-vuren onderhandelen, waar het land momenteel druk mee bezig is. Maar deze liquidatie en de militaire acties van de afgelopen week hebben de positie van Egypte aanzienlijk gecompromitteerd. Het Egyptische volk eist van Mohammed Morsi, haar eerste verkozen president sinds de revolutie, steun aan de Palestijnen.
In Amman vertelt een vriendin die daar voor UNRWA werkt dat haar collega’s in de Gazastrook de woensdag van de liquidatie van Ahmed Jabari vrijwel allemaal de Strook verlaten hadden, wegens het lange weekend dat op donderdag zou beginnen. De Israëlische soldaat bij het checkpoint richting Israël vroeg de laatste internationale medewerker van UNRWA die de Gazastrook verliet die dag: “Ben jij de laatste?” De UNRWA medewerker antwoordde bevestigend. Niet lang daarna werd de aanval op Jabari uitgevoerd.
Onderhandelingen, retoriek en verbondenheid
Intussen wordt in Caïro dus druk onderhandeld tussen Hamas en Israël voor een staakt-het-vuren. De persconferentie van Khaled Meshaal, de politiek leider van Hamas, bekijk ik live op Al Jazeera in een winkeltje in Amman. Ik ben er binnengelopen om de weg te vragen, maar de televisie staat aan op Meshaal’s toespraak dus ik vraag de winkeleigenaar, Fouad, wat het nieuws is uit Gaza. “Kijk maar mee, dan hoor je het zelf. Wil je koffie? Thee? Cola?” Al koffiedrinkend kijken we de persconferentie. “Ben je zelf ook Palestijns, Fouad?” vraag ik hem. Zestig tot zeventig procent van de Jordaanse bevolking komt oorspronkelijk uit wat nu Israël is. Fouad zegt: “Ik ben geboren in Jaffa, en door mijn ouders in 1948 op de arm meegenomen naar Jordanië, vluchtend voor de oorlog tussen Israël en de Palestijnen. Ik ben nooit meer terug geweest. Maar we trekken ons het lot van Gaza zeer aan.”
Ik merk op dat de demonstraties die in Amman hebben plaatsgevonden niet alleen gericht waren tegen de koning maar ook tegen Israël’s acties in de Gazastrook. Beiden zijn zeer zeldzaam in Jordanië. “Hirak [een verzameling van Jordaanse protestgroepen] was goed tot voor kort. Ze hebben legitieme eisen” meent Fouad. “Onze regering zegt tegen ons dat we democratie hebben, en rechten. Maar in plaats daarvan hebben we corruptie en een slechte economische situatie. Maar nu zijn er teveel problemen in Gaza, dus we zouden ons daarop moeten richten in plaats van op onszelf.”
Intussen zegt Khaled Meshaal in zijn toespraak: “Wij zien wat de Arabische Lente heeft gedaan en voelen ons daarmee gesterkt in ons verzet. We vragen het nieuwe Egypte om leiderschap in deze en hopen op een rechtvaardige oplossing.” Fouad verzucht: “Dat zijn gewichtige woorden…” Khaled Meshaal gaat onverstoorbaar verder: “We hebben één nationaal programma nodig. Gaza staat niet op zichzelf. Het is verbonden met de West Bank. We zijn verbonden met elkaar.” Fouad knikt in overeenstemming en zegt: “Dat zijn ware woorden.” Maar in de praktijk liggen Fatah (op de Westoever) en Hamas (in Gaza) al jaren in de clinch met elkaar, wat de huidige situatie enkel ingewikkelder maakt. Ter illustratie is er al een stoet aan Arabische hoogwaardigheidsbekleders in de Gazastrook geweest sinds de liquidatie van Jabari afgelopen woensdag, maar blijft Mahmoud Abbas, de aan Fatah gelieerde president van de Palestijnse Autoriteit, in Ramallah in plaats van dat hij op bezoek gaat bij zijn “broeders” van Hamas in Gaza. Inmiddels heeft hij wel gezegd dat hij de intentie heeft naar Gaza te gaan,om “vastberadenheid en verzet” te tonen.
Die Arabische hoogwaardigheidsbekleders leken eerst te fungeren als een soort van menselijk schild. Toen Qandil, de Egyptische premier, als eerste in Gaza kwam zei Israël op dat moment niets te doen. Inmiddels gaan de bestokingen vanuit beide kanten gewoon door, Arabische president in Gaza of niet. Egypte probeert uit alle macht een staakt-het-vuren te onderhandelen tussen Hamas en Israël. Ook vanuit de Westerse wereld is een diplomatieke “flurry” ontstaan. Tony Blair, de speciaal gezant van het Midden-Oosten Kwartet (VN, Amerika, EU, Rusland), sprak met de Israëlische president Peres in Jeruzalem. Maar waar de Amerikaanse president Obama zei: “Israël heeft het volledige recht zichzelf te verdedigen en haar burgers te beschermen”, benadrukte William Hague, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, dat Israël “internationale steun en sympathie” zou verliezen als het een grondoffensief zou uitvoeren in de Gazastrook. Frankrijk en Qatar hebben al een concreet voorstel voor een staakt-het-vuren gedaan, maar dat werd onmiddellijk verworpen door Netanyahu omdat hij, zoals hij zei: “Egypte’s pogingen niet wil ondermijnen”.
Voor Morsi, de eerste écht verkozen president van het “nieuwe Egypte” van na de Arabische Lente, is dit de eerste échte diplomatieke test. De afgelopen maanden heeft Morsi een slim diplomatiek spel gespeeld met betrekking tot Iran, Amerika, en Turkije. Israël wil al enige tijd dat hij “kleur bekent” wat betreft zijn positie aangaande Israël en het Arabisch-Israëlisch conflict. Op het Tahrir-plein in Cairo, waar tijdens de revolutie veel demonstraties plaatsvonden tegen Mubarak, wordt nu gedemonstreerd als steunbetuiging voor de Palestijnen. Het is dus duidelijk waar het Egyptische volk staat. Maar Morsi weet dat een rustig Gaza, dat grenst aan Egypte, ook in zijn belang is. Want zonder stabiliteit geen broodnodige economische groei in Egypte. En ook Israël hecht aan stabiliteit. Bij de noordelijke grens zijn shells uit Syrië in de Golan beland. Ook wordt er vanuit Syrië geschoten richting Israël. Israël’s acties in de Gazastrook kunnen dan óók gezien worden als een signaal of waarschuwing richting Syrië.
Luchtalarm
Intussen gaat in Oost-Jeruzalem wederom het luchtalarm af. In het wedstrijdje “decibels oproep tot gebed” versus “decibels luchtalarm” wint de muezzin (oproeper tot gebed). Het duurt dan ook even voor ik überhaupt doorheb dat er weer luchtalarm is. Toch maar even schuilen, bij de muur van een kerk, tussen mij en het zuiden waar de raketten vandaan komen. Ik hoor ze voorbij vliegen. Beide raketten landen bij Gush Etzion, een cluster van Israëlische nederzettingen. Samer vertelt me even later dat hij nét op weg was naar het postkantoor. Om voor sluitingstijd nog een pakketje naar Duitsland te kunnen sturen, negeert hij het luchtalarm. Hij is niet de enige: in de Oude Stad ben ik en enkele toeristen de enigen die bij de kerk staan te wachten op wat er gaat gebeuren. Er is geen Palestijn die ophoudt met waar hij of zij mee bezig is.
Maar hoewel zij de rust zelve zijn is het een feit dat elke Gazaanse raket, of deze nu onderschept wordt door het Israëlische luchtafweergeschutsysteem Iron Dome of niet, en elke Israëlisch actie in de Gazastrook, de kans op escalatie van deze situatie vergroot. Om over het vredesproces nog maar niet te spreken. Maar wat de Israëli’s, Palestijnen, Jordaniërs, én internationalen die ik de afgelopen tijd heb gesproken in ieder geval met elkaar gemeen hebben is de wens om een staakt-het-vuren. En wel snel, alstublieft.
Annemarie van Geel (1981) ontving haar Masterdiploma in Internationale Betrekkingen met het Midden-Oosten als specialisatie van de Universiteit van Cambridge in 2003. Ze heeft gewoond in Egypte, de Westelijke Jordaanoever, Syrië en Jemen en reisde uitgebreid door de regio. Ze heeft gewerkt bij Instituut Clingendael, het voormalig ISIM (International Institute for the Study of Islam in the Modern World) en de Midden-Oosten afdeling van Amnesty International Nederland. Sinds 2011 begon is ze als promovendus verbonden aan de afdeling Islam en Arabisch van de Radboud Universiteit te Nijmegen waar ze onderzoek doet naar gender segregatie in Saoedi-Arabië en Koeweit. Annemarie van Geel heeft haar eigen website Faraasha.nl, waar dit stuk eerder is verschenen.
Posted on November 21st, 2012 by martijn.
Categories: Guest authors, Society & Politics in the Middle East.
Guest Author: Annemarie van Geel
Vanuit Tel Aviv, Jeruzalem, en Amman
“Rennen, rénnen, nú!” schreeuw ik naar mijn (Nederlandse) vriendin met wie ik op het strand lig in Tel Aviv (vrijdag 16 november). Twintig seconden geleden is het luchtalarm afgegaan. Ik was nét naar het toiletblok achter ons gelopen. Het hele strand rent weg van de open plek om te schuilen. Ik ren precies de andere kant op, terug naar de kustlijn, waar mijn vriendin is die nog nooit in Israël of elders in het Midden-Oosten is geweest. Ze zit nog op het strandbedje. Nog iets meer dan een minuut hebben we: als het luchtalarm afgaat heb je in Tel Aviv 90 seconden om te schuilen tegen de raket die eraan komt. In het dichterbij de Gazastrook gelegen Sederot heb je slechts 15 seconden om dekking te zoeken. Waar de raket zal landen, God mag het weten. “Rennen, rénnen, nú!” We staan nog maar net op een relatief veilige plek – ik draai me om – of ik zie de raket in de Middellandse Zee landen. Onze andere Nederlandse vriendin, die iets verderop richting het noorden van Tel Aviv woont en thuis is, zal de knal van de inslag ook horen. Dan is het voorbij. Nog nooit hebben 90 seconden zo lang geduurd.
Business as usual
Het is de tweede keer sinds de Golfoorlog dat het luchtalarm afgaat in Tel Aviv. De eerste keer was de dag ervoor. Het is moeilijk in te schatten vanwege de horizon, maar deze raket kan niet verder dan een kilometer van de kust af in de zee zijn beland, ter hoogte van het centrum van de stad. Maar iedereen, behalve onze Russische buurman die het allemaal teveel wordt, keert terug naar de strandbedjes. In no-time is het weer “business as usual”. Kinderen spelen weer in de branding. Maar de zeilbootjes die een paar minuten geleden nog ronddobberden in het water zijn vervangen door boten van het Israëlische leger die op zoek zijn naar de raket die op de zeebodem ligt.
Die avond zendt een Palestijns televisiestation in de Gazastrook beelden uit van rookwolken die opstijgen boven een stad die Tel Aviv moet voorstellen. Met de Hebreeuwse ondertiteling doet men vóórkomen alsof de beelden zijn overgenomen van Israëlische televisie. Klein detail: de Hebreeuwse ondertiteling klopt niet. Het zorgt voor gegniffel onder Israëli’s. En aan de Egyptisch-Gazaanse grens werd een kleine groep patrouillerende Egyptische militairen per ongeluk bijna geraakt door een raket van Hamas die verkeerd gericht was. Men deed een persbericht uitgaan: of Hamas voortaan wat beter kon richten.
De avond vóór deze raket in zee belandde had de Knesset, het Israëlische parlement, het leger toestemming gegeven maximaal 30.000 reservisten te mobiliseren. Dat aantal is nu opgelopen tot maximaal 75.000. De Israëlische Minister President Benjamin Netanyahu heeft inmiddels verschillende malen gedreigd het offensief “Pillar of Defence” (“Zuil van Verdediging”) uit te breiden. De Israëlische verloofde van mijn Nederlandse vriendin verwacht dat hij niet opgeroepen zal worden, maar als hij een voicemail heeft die hij niet kan afluisteren wordt hij toch wat onrustig. Voor hem blijkt het uiteindelijk loos alarm te zijn, maar voor andere reservisten dus niet. Velen van hen wachten, tot nader order, bij het grensgebied tussen Israël en Gaza.
Politieke koorts
Zowel Israëli’s als Palestijnen lijken niet alleen slachtoffer van raketten en militaire operaties, maar ook van de verkiezingskoorts waarvan velen zeggen dat die heeft geleid tot Netanyahu’s beslissing om nu in te grijpen. Vóór 22 januari 2013, de datum van de volgende Israëlische verkiezingen, zou hij nog even zijn spierballen als leider willen laten zien. Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt in aanloop naar verkiezingen in Israël. Hamas, op zijn beurt, wil graag laten zien dat nu de wereld zich meer richt op Syrië dan op het Israëlisch-Palestijns conflict, de organisatie er nog steeds toe doet.
De beschuldigende Israëlische vinger die nu wijst naar Iran wat betreft de herkomst van de raketten van Hamas maakt het voor Obama en zijn regering mogelijkerwijs ingewikkelder om de nieuwe benaderingswijze die het aangaande Iran voor ogen had in de praktijk te brengen. Of de raketten van Hamas en de Islamitische Jihad daadwerkelijk uit Iran komen, gesmokkeld via Sudan, Egypte, en de Sinaï woestijn, door de tunnels tussen Egypte en Gaza, is nog steeds onbekend. Ook Libië komt hierbij in het vizier: waarschijnlijk zijn er ten tijde van de revoluties in Libië en Egypte Libische wapens in Egypte beland, en via Egypte bij Hamas en de Islamitische Jihad belandt. Het zijn onbevestigde theorieën. Maar feit is dat het Syrische conflict van de voorpagina’s is verdwenen, hetgeen Bashar al Assad in ieder geval tijdelijk meer ademruimte geeft. En dat is iets wat de Iraniërs, die Assad liever zien blijven dan gaan, verwelkomen.
Een dag na de raketinslag in zee spreek ik in Jeruzalem met Yassin, een Palestijnse vriend uit mijn Ramallah-tijd. Hij woont in Jeruzalem en ook daar ging het luchtalarm af. Hoe hij het heeft ervaren? “Ik voelde me niet zo lekker dus ik was een dutje aan het doen. Het luchtalarm ging af, ik hoorde het, draaide me om, en ging weer verder slapen. Israëli’s, die zijn bang, die rennen het strand af. Maar wij Palestijnen zijn wel wat meer gewend. De kans dat zo’n raket je raakt is veel kleiner dan dat je de loterij wint.” Maar ook onder Palestijnen zijn de raketten, en natuurlijk ook de Israëlische militaire operatie “Zuil van Verdediging” het gesprek van de dag. Wat zal Gaza nu weer over zich heen krijgen? En Israël? De Gaza-oorlog van 2007-2008 zit velen, zowel aan Israëlische als aan Palestijnse zijde, nog vers in het geheugen. Yassin zegt: “Obama steunt een eventueel militair ingrijpen van Israël tegen Iran niet. Vanwege de herverkiezing van Obama kreeg Netanyahu dus niet de oorlog tegen Iran die hij wilde. Dan maar de Gazastrook, zal hij wel hebben gedacht. Dat steunen de Amerikanen wel.”
Ahmed Jabari
De aanleiding voor de raketten op Tel Aviv en Jeruzalem was de liquidatie van Ahmed Jabari, de onderbevelhebber van de militaire tak van Hamas in de Gazastrook. Dit gebeurde op woensdag 14 november, twee dagen voordat wij het strand af moesten rennen voor de Gazaanse raket. Ahmed Jabari was verantwoordelijk voor de ontvoering (2006) én het in leven houden van de Israëlische korporaal Gilad Shalit. Vanwege dat laatste was Shalit jarenlang de verzekeringspolis van Jabari. Jabari wist dat zolang hij Shalit had, hij beschermd was tegen een liquidatie. Na de vrijlating van Shalit, nu een jaar geleden, waren de Israëli’s dan ook een stuk vrijer om Jabari te doden.
De Israëliër Gershon Baskin, die bij de onderhandelingen over de vrijlating van de door Hamas gevangengenomen Israëlische soldaat Gilad Shalit betrokken was, schreef in een opiniestuk in de Israëlische krant Haaretz dat Jabari daarnaast een belangrijke rol speelde bij de onderhandelingen tussen Israël en Hamas voor een permanente wapenstilstand. En dat Jabari slechts enkele uren nadat hem een conceptplan voor een permanente wapenstilstand tussen Hamas en Israël onder ogen was gekomen werd geliquideerd. Het moge duidelijk zijn dat die permanente wapenstilstand voorlopig van de baan is. Wellicht kan Egypte nog een staakt-het-vuren onderhandelen, waar het land momenteel druk mee bezig is. Maar deze liquidatie en de militaire acties van de afgelopen week hebben de positie van Egypte aanzienlijk gecompromitteerd. Het Egyptische volk eist van Mohammed Morsi, haar eerste verkozen president sinds de revolutie, steun aan de Palestijnen.
In Amman vertelt een vriendin die daar voor UNRWA werkt dat haar collega’s in de Gazastrook de woensdag van de liquidatie van Ahmed Jabari vrijwel allemaal de Strook verlaten hadden, wegens het lange weekend dat op donderdag zou beginnen. De Israëlische soldaat bij het checkpoint richting Israël vroeg de laatste internationale medewerker van UNRWA die de Gazastrook verliet die dag: “Ben jij de laatste?” De UNRWA medewerker antwoordde bevestigend. Niet lang daarna werd de aanval op Jabari uitgevoerd.
Onderhandelingen, retoriek en verbondenheid
Intussen wordt in Caïro dus druk onderhandeld tussen Hamas en Israël voor een staakt-het-vuren. De persconferentie van Khaled Meshaal, de politiek leider van Hamas, bekijk ik live op Al Jazeera in een winkeltje in Amman. Ik ben er binnengelopen om de weg te vragen, maar de televisie staat aan op Meshaal’s toespraak dus ik vraag de winkeleigenaar, Fouad, wat het nieuws is uit Gaza. “Kijk maar mee, dan hoor je het zelf. Wil je koffie? Thee? Cola?” Al koffiedrinkend kijken we de persconferentie. “Ben je zelf ook Palestijns, Fouad?” vraag ik hem. Zestig tot zeventig procent van de Jordaanse bevolking komt oorspronkelijk uit wat nu Israël is. Fouad zegt: “Ik ben geboren in Jaffa, en door mijn ouders in 1948 op de arm meegenomen naar Jordanië, vluchtend voor de oorlog tussen Israël en de Palestijnen. Ik ben nooit meer terug geweest. Maar we trekken ons het lot van Gaza zeer aan.”
Ik merk op dat de demonstraties die in Amman hebben plaatsgevonden niet alleen gericht waren tegen de koning maar ook tegen Israël’s acties in de Gazastrook. Beiden zijn zeer zeldzaam in Jordanië. “Hirak [een verzameling van Jordaanse protestgroepen] was goed tot voor kort. Ze hebben legitieme eisen” meent Fouad. “Onze regering zegt tegen ons dat we democratie hebben, en rechten. Maar in plaats daarvan hebben we corruptie en een slechte economische situatie. Maar nu zijn er teveel problemen in Gaza, dus we zouden ons daarop moeten richten in plaats van op onszelf.”
Intussen zegt Khaled Meshaal in zijn toespraak: “Wij zien wat de Arabische Lente heeft gedaan en voelen ons daarmee gesterkt in ons verzet. We vragen het nieuwe Egypte om leiderschap in deze en hopen op een rechtvaardige oplossing.” Fouad verzucht: “Dat zijn gewichtige woorden…” Khaled Meshaal gaat onverstoorbaar verder: “We hebben één nationaal programma nodig. Gaza staat niet op zichzelf. Het is verbonden met de West Bank. We zijn verbonden met elkaar.” Fouad knikt in overeenstemming en zegt: “Dat zijn ware woorden.” Maar in de praktijk liggen Fatah (op de Westoever) en Hamas (in Gaza) al jaren in de clinch met elkaar, wat de huidige situatie enkel ingewikkelder maakt. Ter illustratie is er al een stoet aan Arabische hoogwaardigheidsbekleders in de Gazastrook geweest sinds de liquidatie van Jabari afgelopen woensdag, maar blijft Mahmoud Abbas, de aan Fatah gelieerde president van de Palestijnse Autoriteit, in Ramallah in plaats van dat hij op bezoek gaat bij zijn “broeders” van Hamas in Gaza. Inmiddels heeft hij wel gezegd dat hij de intentie heeft naar Gaza te gaan,om “vastberadenheid en verzet” te tonen.
Die Arabische hoogwaardigheidsbekleders leken eerst te fungeren als een soort van menselijk schild. Toen Qandil, de Egyptische premier, als eerste in Gaza kwam zei Israël op dat moment niets te doen. Inmiddels gaan de bestokingen vanuit beide kanten gewoon door, Arabische president in Gaza of niet. Egypte probeert uit alle macht een staakt-het-vuren te onderhandelen tussen Hamas en Israël. Ook vanuit de Westerse wereld is een diplomatieke “flurry” ontstaan. Tony Blair, de speciaal gezant van het Midden-Oosten Kwartet (VN, Amerika, EU, Rusland), sprak met de Israëlische president Peres in Jeruzalem. Maar waar de Amerikaanse president Obama zei: “Israël heeft het volledige recht zichzelf te verdedigen en haar burgers te beschermen”, benadrukte William Hague, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, dat Israël “internationale steun en sympathie” zou verliezen als het een grondoffensief zou uitvoeren in de Gazastrook. Frankrijk en Qatar hebben al een concreet voorstel voor een staakt-het-vuren gedaan, maar dat werd onmiddellijk verworpen door Netanyahu omdat hij, zoals hij zei: “Egypte’s pogingen niet wil ondermijnen”.
Voor Morsi, de eerste écht verkozen president van het “nieuwe Egypte” van na de Arabische Lente, is dit de eerste échte diplomatieke test. De afgelopen maanden heeft Morsi een slim diplomatiek spel gespeeld met betrekking tot Iran, Amerika, en Turkije. Israël wil al enige tijd dat hij “kleur bekent” wat betreft zijn positie aangaande Israël en het Arabisch-Israëlisch conflict. Op het Tahrir-plein in Cairo, waar tijdens de revolutie veel demonstraties plaatsvonden tegen Mubarak, wordt nu gedemonstreerd als steunbetuiging voor de Palestijnen. Het is dus duidelijk waar het Egyptische volk staat. Maar Morsi weet dat een rustig Gaza, dat grenst aan Egypte, ook in zijn belang is. Want zonder stabiliteit geen broodnodige economische groei in Egypte. En ook Israël hecht aan stabiliteit. Bij de noordelijke grens zijn shells uit Syrië in de Golan beland. Ook wordt er vanuit Syrië geschoten richting Israël. Israël’s acties in de Gazastrook kunnen dan óók gezien worden als een signaal of waarschuwing richting Syrië.
Luchtalarm
Intussen gaat in Oost-Jeruzalem wederom het luchtalarm af. In het wedstrijdje “decibels oproep tot gebed” versus “decibels luchtalarm” wint de muezzin (oproeper tot gebed). Het duurt dan ook even voor ik überhaupt doorheb dat er weer luchtalarm is. Toch maar even schuilen, bij de muur van een kerk, tussen mij en het zuiden waar de raketten vandaan komen. Ik hoor ze voorbij vliegen. Beide raketten landen bij Gush Etzion, een cluster van Israëlische nederzettingen. Samer vertelt me even later dat hij nét op weg was naar het postkantoor. Om voor sluitingstijd nog een pakketje naar Duitsland te kunnen sturen, negeert hij het luchtalarm. Hij is niet de enige: in de Oude Stad ben ik en enkele toeristen de enigen die bij de kerk staan te wachten op wat er gaat gebeuren. Er is geen Palestijn die ophoudt met waar hij of zij mee bezig is.
Maar hoewel zij de rust zelve zijn is het een feit dat elke Gazaanse raket, of deze nu onderschept wordt door het Israëlische luchtafweergeschutsysteem Iron Dome of niet, en elke Israëlisch actie in de Gazastrook, de kans op escalatie van deze situatie vergroot. Om over het vredesproces nog maar niet te spreken. Maar wat de Israëli’s, Palestijnen, Jordaniërs, én internationalen die ik de afgelopen tijd heb gesproken in ieder geval met elkaar gemeen hebben is de wens om een staakt-het-vuren. En wel snel, alstublieft.
Annemarie van Geel (1981) ontving haar Masterdiploma in Internationale Betrekkingen met het Midden-Oosten als specialisatie van de Universiteit van Cambridge in 2003. Ze heeft gewoond in Egypte, de Westelijke Jordaanoever, Syrië en Jemen en reisde uitgebreid door de regio. Ze heeft gewerkt bij Instituut Clingendael, het voormalig ISIM (International Institute for the Study of Islam in the Modern World) en de Midden-Oosten afdeling van Amnesty International Nederland. Sinds 2011 begon is ze als promovendus verbonden aan de afdeling Islam en Arabisch van de Radboud Universiteit te Nijmegen waar ze onderzoek doet naar gender segregatie in Saoedi-Arabië en Koeweit. Annemarie van Geel heeft haar eigen website Faraasha.nl, waar dit stuk eerder is verschenen.
Posted on November 17th, 2012 by martijn.
Categories: Guest authors, Society & Politics in the Middle East.
Guest Author: Miriyam Aouragh
Dit is de vierde dag van de oorlog tegen Gaza. De angst is groot voor wat er nog komen gaat,aangezien duizenden Israëlische reservisten zijn opgeroepen. De Israëlische Minister Moshe Yaalon dreigde met een grootschalig grondoffensief. Sinds vannacht was er een hevige opvoering van Israëls militaire operaties in Gaza. Met meer dan 180 nieuwe aanvallen is het dodental gestegen tot 40.
Specifieke en volledige details zijn moeilijk te vergaren, alles gebeurt snel en hevig. Het is voor ons een uitputtingslag om de ontwikkelingen te volgen.Onder de getroffen doelen zijn het kabinet, willekeurige huizen, pleinen en zelfs speeltuinen. In Rafah is een groep bewoners geraakt in de buurt van Zuhur, daarbij is Mukhlis Adwan en een ander slachtoffer omgekomen. In Tel al-Sultan (Rafah) is ook minstens een persoon omgekomen. Verder zijn in het Maghazi vluchtelingenkamp Ali Manameh, Hossam Abdel Jawad en Assaf Gharwish gedood.
De bittere ironie is dat juist Ahmed Jabari is geliquideerd: de officier die de afgelopen vijf jaar aanvallen op Israël heeft voorkomen. Volgens de Israëliër Gershon Baskin, die bij de onderhandelingen betrokken was, speelde Jabari een cruciale rol in de vrijlating van de Israëlische soldaat Gilad Shalit en werd Jabari slechts enkele uren nadat hij een conceptplan voor een permanente wapenstilstand was overeengekomen, gedood. Deze oorlog wordt over het algemeen als een verkiezingsstunt gezien.
De regionale impact is ondertussen ook voelbaar. Het lijkt alsof Israëlische politici aanvankelijk een oorlog met Iran wilden beginnen, maar aangezien dit in de huidige omstandigheden door geen van haar bondgenoten – de VS voorop – wordt gesteund, Israel voor een nieuwe ronde aanvallen op Gaza gekozen heeft. Maar de situatie is sinds de Arabische revoluties veranderd ten opzichte van de oorlog in 2008. Het meest opvallende is de aanwezigheid van hoge Arabische figuren.
Nadat de Egyptische premier Hisham Kandil gister Gaza bezocht (voor het eerst in 42 jaar) kondigde Tunesië ook een staatsbezoek aan. Inmiddels is de minister van Buitenlandse Zaken van Tunesië inderdaad aangekomen in Gaza. Dit is ongekend. In feite fungeren deze hoge figuren als menselijk schild, de Israëlische aanvallen zijn desondanks doorgegaan.
Er is ook een andere regionale dynamiek. In Jordanië, ten oosten van Palestina, vinden tegelijk met de oorlog op Gaza historische protesten plaats, maar naast de woede over de sociaaleconomische situatie waar het in eerste instantie om gaat, gaan de leuzen en eisen ook over de situatie van de Palestijnen. Dit is een unicum voor Jordanië.
Ten zuiden van Palestina, in het belangrijkste land van de regio, is de impact van de Arabische revoluties ook heel zichtbaar. Duizenden Egyptenaren zijn de straten opgegaan om tegen de oorlog van hun Palestijnse buren te protesteren, velen hebben zich als vrijwilliger opgegeven en zijn de grens overgegaan om in ziekenhuizen te werken, zo ook Abdel Moneim Aboul-Fotouh, een belangrijk figuur en vorig presidentskandidaat die ook arts is. Deze situatie heeft de oude machtsverhoudingen verschoven en daarmee is deze ‘Operation Pillar of Cloud’ oorlog een andere dan de 2008 ‘Operation Cast Lead’. In feite is deze oorlog een test voor de nieuwe president Morsi, het lijkt erop dat de acties van Israël hem dwingen een sterkere positie in te nemen om de wil van zijn volk te representeren, al had hij zich liever op de vlakte gehouden.
Tot slot, terwijl de raketten die op Israël afgevuurd worden met de nieuwe An Iron Dome [Dual-Mission Counter Rocket, Artillery and Mortar and Very Short Range Air Defense System] launcher onderschept worden via high-tech sensoren gaat de bommenregen hier door. Dit bevestigt nogmaals het enorme disproportionele karakter, Gazanen hebben schuilkelders noch raket-afweer systemen.
Miriyam Aouragh is antropologe en promoveerde in 2008 met haar proefschrift Palestine Online, over internetactivisme in onder andere Palestina. In Nederland is ze betrokken geweest bij diverse organisaties, zoals Stop de Oorlog en Samen tegen Racisme. Momenteel is zij Post-Doc Rubicon Fellow aan de Oxford University en doet ze onderzoek naar de politieke implicaties van internet voor het Midden-Oosten.
Posted on November 14th, 2012 by martijn.
Categories: Activism, Guest authors, Headline, Islam in the Netherlands, islamophobia, Multiculti Issues, Public Islam, Society & Politics in the Middle East.
Guest Author: Roel Meijer
The following is excerpted from the Introduction of the Muslim Brotherhood in Europe. Editors Roel Meijer and Erwin Bakker. New York / London: Columbia University Press / Hurst Publishers. 2012
Introduction
The Muslim Brotherhood is perhaps one of the most contested Islamic organisations in the world. Founded in 1928 by Hasan al-Banna in Egypt, it established a counterweight to the growing Westernisation of the country under British rule. It is, furthermore, regarded as the oldest Islamic organisation that turned Islam into a political activist ideology. In Egypt itself, the Brotherhood rapidly became more popular as it supported Islamic issues, such as the Palestinian revolt in 1936, and more so as the Egyptian monarchy collapsed and politics became radicalised. With its paramilitary youth organisations, it followed a militant trend that the political parties had already pioneered. It distinguished itself, however, by establishing a secret organisation, which developed into a terrorist cell that plotted the assassination of public figures and carried out bomb attacks on Jewish warehouses and institutions. Banned in 1948, its leader Hasan al-Banna was assassinated in 1949.
Since then, the Brotherhood has experienced a bumpy history. Legalised in 1950, it supported the military takeover of the Free Officers two years later, only to become involved in an unequal power struggle ending, in 1954, in its renewed banishment. The subsequent period of trial (mihna) would last until the early 1970s when President Sadat released the Brothers from prison. The agreement was made that they were allowed to operate and exercise da‘wa, as long as they did not become involved in politics. Aside from a brief clamp-down on their movements just before the assassination of Sadat, the honeymoon with the regime would last until the end of the 1980s, when, once again, the regime started to distrust the movement and its intentions. Despite the Brotherhood’s participation in elections in coalition with political parties or as independents, even winning 88 seats (of 454 seats) in 2005, over the last twenty years, its leaders have been constantly harassed, arrested and released in a cat and mouse game with the Mubarak regime.
The muslim brotherhood in Europe
The presence of the Brotherhood in Europe dates from the 1960s, when leaders such as Said Ramadan and other refugees from Egypt and Syria settled there to escape persecution of the military regimes. As the different chapters of this volume make clear, these migrants never intended to stay and mainly saw Europe as a base to recuperate and eventually reclaim the homeland from the regimes that had banished them. To what extent the rapidly expanding student organisations were part of the Brotherhood remains unclear. In Spain and Germany, the local organisations set up by Egyptians, Syrians and others were extensions of the Middle Eastern organisations of which they were members. In France and the UK, relations were looser and more informal. What is clear is that these organisations gradually became more involved in European society, by helping to build mosques and Muslim societies with and for migrant workers from Turkey, Morocco, Algeria, Pakistan and India. It was only in the 1980s and 1990s, when many of the students and migrants decided to stay in Europe, that these communities started to build the network of Muslim organisations that today cover the continent.
Research and Politics
It would be naive to think that research into the Muslim Brotherhood could be carried out in a political vacuum. The movement’s political ambitions, totalizing ideology and violent history have dogged the movement itself. Moreover, it has put a heavy burden on its current leaders and affiliated organisations, which are always pursued by its past and held in suspicion. At a time when Islam is regarded as a threat to the West and the Brotherhood is considered to be one of its most important political movements, the Brotherhood has come to embody this threat. Thus, researchers are immediately confronted with its negative image. Any volume on the Brotherhood should, therefore, address this negative image and try to separate the valid arguments from the spurious ones.
A cursory glance on the Internet and in newspapers shows that the differences of opinion run deep and emotions evoked by the Brotherhood regularly reach new heights. A dividing line in Europe runs between those politicians, journalists and researchers who believe, on the one hand, that organisations associated with the Brotherhood promote the integration of Muslims into European society and those, on the other side, who regard them as an obstacle to integration.
Accusing the Muslim Brotherhood
The most commonly heard accusation is that Brotherhood-affiliated organisations speak with a forked tongue. While they present themselves as democrats towards the European authorities, with the purpose to acquire good standing and influence, its leaders are suspected to actually be intolerant militants when speaking to their own following.
Another means of discrediting the Brotherhood is to point out the persistent popularity and influence of its historic leaders, specifically those who condoned or promoted violence, such as the Egyptians Hasan al-Banna (1906-49) and Sayyid Qutb (1906-66), and the Pakistani Abu A’la alMawdudi (d. 1973). The Brotherhood’s slogan, ‘Allah is our goal, the messenger is our model, the Quran is our constitution, jihad is our means, and martyrdom in the way of Allah is our aspiration’ is cited ad nauseam. In France, some talk of the ‘secret ambitions’ of the UOIF and its ‘discours de façade’,or ‘le double langage’.
The Muslim Brotherhood is frequently associated with terrorism. Some
critics regard it as the source of all Islamic terrorism, of which Al-Qaeda is
the latest manifestation. However, the most common way to discredit the Brotherhood and its affiliated organisations is to link them to Hamas, regarded by the United States as a terrorist organisation. By far the most fundamental accusation is that the Muslim Brotherhood is taking advantage of the freedom of organisation and expression in Europe in order to take over the continent and Islamise it. Once inside the halls of power, critics discern that the Brotherhood tries to put its plan of infiltration into practice, even becoming the ally of the state in its struggle against terrorism. In the UK, for instance, members of the Muslim Association of Britain (MAB) and the Muslim Council of Britain (MCB) were appointed by the government to the Mosques’ and Imams’ National Advisory Board (MINAB) to fight extremism. But many believe that, ‘far from being an ally in the fight against extremism, the MCB is part of the problem.’
The complexities of the Brotherhoods
This volume is meant to contribute to the discussion on Brotherhood-affiliated organisations. It aims to show that the role of these organisations is a far more complex story than that which is typically portrayed in the press or the political arena. Moreover, it investigates the extent to which the various arguments against the Muslim Brotherhood can be considered valid, one-sided or unfounded.
As with all conspiracy theories that try to portray the enemy as a solid front, the critics often forget that the Brotherhood has been wracked with internal disputes. For instance, the Brotherhood in Egypt supported the Khomeini revolution in 1979, while those branches in Saudi Arabia (organised in the Sahwa) did not. Likewise, the Brotherhood in Egypt supported the invasion of Kuwait in 1990-1, in opposition to the Kuwaiti branch, which was opposed. During the first years of the American invasion of Iraq, the Islamic Party of Iraq was one of the closest allies of the Americans, while other Brotherhood organisations called for resistance against American occupation.
However, not only between branches, but also within national branches, the front has been far from united. Many internal disputes started in the lands of origin and were transported to Europe. For instance, disputes within the Syrian community contributed to the decline of the Brotherhood’s presence in Spain (Chapter 9). In France, the followers of the Syrian Isam al-Attar, organised in l’Association des étudiants islamiques de France (AEIF), clashed with the UOIF, which followed the Egyptian Brotherhood.
As far as we know, the Syrian disputes also spilled over into Germany; and in the UK, the divisions between Egyptian, Iraqi and Syrian branches often complicate internal cooperation. In the past, the fabled organiser Said Ramadan seems to have clashed with Mustafa Mashhur, who is supposedly the founder of Brotherhood International. However, growing preoccupation with the local situation may decrease the impact of disputes in the country of origin on their affiliated organisations in Europe.
As all the authors in this volume point out, the Brotherhood in Europe was founded by students who had fled the Middle East. And it remains, basically, an elitist organisation. Nowhere have the Brotherhood-affiliated organisations succeeded in becoming mass organisations. Neither has its position as an interlocutor with the state always been that advantageous. In France, many Muslims complain about the meekness of the UOIF. In fact, this seems to be the universal flaw of the Brotherhood: becoming interlocked with the state in a pas de deux that revolves around the issue of power, rather than mobilising its followers. The Collectif des musulmans de France criticised the UOIF of spawning the ‘new Muslim notables of the Republic’. Another flaw in the criticism is that critics do not make a distinction between the branches in the Middle East and those in Europe. They neglect these groups’ tremendous differences, which are growing, as several chapters in this volume make clear. Local circumstances induce Brotherhood-affiliated organisations to revise their concepts and create a European version of the Brotherhood’s heritage.
Challenges of Brotherhood heritage.
It seems that, in the European context, it is more useful to look at ideological and practical changes that are made on a daily basis in relation to mixité, headscarves, and citizenship, rather than to keep on pointing at the continued reference to Hasan al-Banna and Sayyid Qutb. Despite this call for a more conscientious analysis of Brotherhood-affiliated organisations in Europe, there are reasons for being critical thereof.
One of the pressing issues is their secrecy, both on the level of the organisations as well as the flow of their money. Some movements seem to be aware of the need to create greater transparency. The suspicions are fed by the categorical denial of all the organisations’ leaders that they are affiliated with the Muslim Brotherhood. Stefan Meining (Chapter 10) shows how the suspicions between the Verfassungsschutz and the IGD feed on each other. Thus, both sides have become locked into an endless game of accusations and denials, which derives from the misconception that the Muslim Brotherhood is an antidemocratic, totalitarian movement opposed to the German Constitution.
Finally, the ideology of the Muslim Brotherhood itself still poses problems. Although one should look at the daily influence of, for instance, the European Council for Fatwa and Research (ECFR), the major ideological lines are still not exclusively positive. Even if many of the authors in this volume are able to explain it, the most perplexing aspect of the Brotherhood is the peaceful coexistence of the most contradictory currents of thought. This is evident in Egypt (see Chapters 11 and 12), but is also apparent in Europe.
This book deals primarily with the establishment and expansion of the Muslim Brotherhood in Europe since the 1960s, when its European affiliated branches began to acquire their own dynamics. But clearly developments concerning the Muslim Brotherhood across the Mediterranean cannot be ignored. Due to constant personal, intellectual and financial transnational contacts, the Middle East and Europe have influenced each other. For this reason, we have divided the book into three sections. The first section focuses on more general European and transnational trends within the Brotherhood and Brotherhood-affiliated organisations. It also poses general questions, such as: what are the transnational relations?; are they centrally organised, or should we regard them as networks? In addition, the nature of these organisations will be discussed along with the long-term trends, such as the secularisation of the movement. In the second section, more attention is given to developments in specific countries. Despite a number of prominent works, the history of many of these national organisations is still to be written.
Roel Meijer teaches modern Middle Eastern history at Radboud University in Nijmegen and is senior researcher at the Netherlands Institute of International Relations. He has published widely on Islamist movements, most recently the book Global Salafism: Islam’s New Religious Movement.
You can find the book on Columbia University Press, Hurst Publishers, Amazon.com
You can download the full introduction chapter here:
Posted on November 13th, 2012 by martijn.
Categories: Activism, Society & Politics in the Middle East.
Ahmed Mouaz Al-Khatib is the new leader of the coalition of the Syrian oppostion. Last year he visited the Netherlands and the Dutch program Gesprek op 2, had an interview with him. He was arrested for the fourth time shortly after this interview but released and left the country. You can watch the interview here; the first part (introduction) is in Dutch, the rest of the interview is in English).
Posted on November 9th, 2012 by martijn.
Categories: Islam in the Netherlands, islamophobia, Public Islam, Religious and Political Radicalization, Society & Politics in the Middle East.
Guest Authors: Paul Aarts; Maurits Berger, Leon Buskens; Nathal Dessing; Dick Douwes; Karin van Nieuwkerk; Ruud Peters; Jan Jaap de Ruiter; Amr Ryad; Petra Sijpestijn; Thijl Sunier; Gerard Wiegers.
Generaliseren van islam is wel heel gemakkelijk, menen islam-wetenschappers, want dan hoeft er niet gekeken te worden naar de vele manieren waarop moslims met hun islam omgaan.
Het is bizar om van een wetenschapper te vernemen dat ‘generaliseren’ over een complex onderwerp als islam nodig is, en dat er ‘geen helder zicht’ zou zijn op de problematiek. Dit is wat gepromoveerd jurist Thierry Baudet stelt in zijn column ‘Durf te generaliseren over de islam’ (NRC 2 november 2012).
Nuance in onderzoek naar islam
Als hij even de academische databanken had gegoogled, had hij kunnen zien dat alleen al door de Nederlandse wetenschappers in de afgelopen tien jaar een enorme hoeveelheid onderzoek is verricht naar alle facetten van de islam, en dat daar wel degelijk een helder beeld uit naar voren komt, namelijk dat de islam en moslims even gevarieerd zijn als bijvoorbeeld het christendom en christenen. Maar blijkbaar is het nogal storend dat dit beeld genuanceerd is.
Die nuance moet ook wel, want het gaat om mensen. En dat is precies het punt waar personen als Thierry Baudet de mist in gaan: zij beoordelen moslims niet als mensen met een geloof, maar beschouwen islam als een geloof dat mensen aanstuurt. Moslims, in hun visie, beschikken niet over het vermogen zelf te beslissen, te oordelen of te handelen.
De realiteit: Moslims niet gevangen in doctrines
Daarom krijg je wederom het verhaaltje opgelepeld van de theologische doctrine van de islam die zou verklaren waarom moslims hun religie niet kunnen ‘herinterpreteren’, zij ‘oorlogszuchtig’ zouden zijn, niet doen aan de ‘scheiding van godsdienst en politiek’ en dat de sharia onverenigbaar is met democratie. Dit voldoet misschien aan het ‘heldere beeld’ dat Baudet heeft van de islam, maar niet aan het heldere beeld van de werkelijkheid.
Deze werkelijkheid is dat de islam meer dan ooit wordt geherinterpreteerd. Dat betekent dat er dus allerlei opvattingen naar voren worden gebracht die afwijken van de gangbare orthodoxie. Salafisten zitten aan de ene kant van het spectrum, moslimfeministen en –liberalen aan de andere kant. Verwarrend, want wat is dan nog ‘de islam’ waar Baudet en anderen over willen generaliseren? Het enige antwoord is dat de islam een bron is voor een veelheid aan interpretaties waar de moslims op dit moment van hun geschiedenis mee worstelen.
De werkelijkheid is ook dat er inderdaad veel gewelddadige conflicten plaatsvinden waarbij ‘moslims’ een rol spelen. In veel gevallen speelt religie inderdaad een rol: soms als rechtvaardiging, soms als identiteit van ‘wij’ tegen ‘zij’. Vaker blijken de onderliggende redenen voor de conflicten veel aardser te zijn: migratie, geld, land, macht. Maar als wij ervoor kiezen om de strijdende partijen een religieuze titel te geven, bestaat het gevaar dat wij het conflict zelf religieus maken, zoals over de landconflicten in de grensgebieden van Birma waar gesproken wordt over ‘Boeddhisten’ die ‘moslims’ aanvallen.
De werkelijkheid is voorts dat de scheiding van godsdienst en politiek nergens zo afwezig is geweest als in Nederland. Daarentegen waren religieuze politieke partijen waren tot voor kort verboden geweest in de Arabische landen als Egypte en Tunesië. Nu zij vanwege de omwentelingen voor het eerst stem kunnen geven aan het volk, blijkt dat die net zo verdeeld is langs religieuze en seculiere lijnen als Nederland. Dit mag onwenselijke gevolgen hebben, maar dat doet niet af aan de werkelijkheid van wat er gebeurt. En generalisaties passen daarin net zo min als dat in de ingewikkelde relatie tussen religie en politiek die we waarnemen in het Amerikaanse of Nederlandse politieke bestel.
Tenslotte de werkelijkheid over de relatie tussen sharia en democratie, die onverenigbaar zou zijn. Baudet haalt hiervoor de uitspraak aan van het Europees Hof van de Rechten van de Mens, dat in 2003 heeft geoordeeld dat ‘sharia’ onverenigbaar is met de beginselen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hier passen twee opmerkingen. Ten eerste ging het om het specifieke geval dat de Turkse islamitische Refah Partij allerlei dreigende taal had uitgeslagen in de trant van ‘wacht maar als wij aan de macht zijn, dan slaan we jullie om de oren met sharia.’ In dat opzicht was de uitspraak terecht.
Maar het Hof gaat de fout in door ‘de sharia’ in zijn algemeenheid onverenigbaar te verklaren met mensenrechten. De sharia is namelijk meer dan alleen strafmaatregelen – zij omvat ook bepalingen omtrent bidden, vasten, begraven, contractrecht, enzovoort. Geen gedragingen die tegen mensenrechten zijn.
Maar dan gaat Baudet in één adem door met de bewering dat sharia in de weg staat aan democratie. Hij doet dat met theologische argumenten, maar opnieuw wijst de werkelijkheid anders uit. Uit grootschalige onderzoeken in de Arabische en moslimwereld is gebleken dat zowel sharia als democratie hoog op de lijst staan van wat moslims wensen. De Arabische revoltes hebben laten zien hoezeer dat waar is. Nogmaals, de uitkomst van de relatie tussen islam en democratie mag ons in het Westen niet aanstaan, maar het is onzin om te beweren dat die relatie tegenstrijdig is.
Geen aandacht voor diversiteit in praktijken
De theologische benadering van Baudet is kenmerkend voor de wijze waarop het islam-debat in Nederland zo lang al wordt gevoerd. Die benadering is ook gemakkelijk: zo hoef je geen aandacht te schenken aan de vele manieren waarop moslims met die islam omgaan.
Paul Aarts is universitair docent internationale betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam;
Maurits Berger is hoogleraar islam in het hedendaagse Westen aan de Universiteit Leiden;
Leon Buskens is hoogleraar recht en cultuur in islamitische samenlevingen aan de Universiteit Leiden;
Nathal Dessing is docent antropologie van de islam aan de Universiteit Leiden;
Dick Douwes is hoogleraar Geschiedenis van het Midden-Oosten aan de Erasmus Universiteit Rotterdam;
Karin van Nieuwkerk is hoogleraar Islamstudies aan de Radboud Universiteit Nijmegen;
Ruud Peters is emeritus hoogleraar islamitisch recht van de Universiteit van Amsterdam;
Jan Jaap de Ruiter is arabist en universitair docent aan de Universiteit van Tilburg;
Amr Ryad is docent islamitische geschiedenis aan de Universiteit Leiden;
Petra Sijpestijn, hoogleraar Arabisch aan Universiteit Leiden;
Thijl Sunier is hoogleraar Islam in Europese samenlevingen aan de Vrije Universiteit;
Gerard Wiegers, hoogleraar religiestudies aan de Universiteit van Amsterdam.
Posted on November 9th, 2012 by martijn.
Categories: Islam in the Netherlands, islamophobia, Public Islam, Religious and Political Radicalization, Society & Politics in the Middle East.
Guest Authors: Paul Aarts; Maurits Berger, Leon Buskens; Nathal Dessing; Dick Douwes; Karin van Nieuwkerk; Ruud Peters; Jan Jaap de Ruiter; Amr Ryad; Petra Sijpestijn; Thijl Sunier; Gerard Wiegers.
Generaliseren van islam is wel heel gemakkelijk, menen islam-wetenschappers, want dan hoeft er niet gekeken te worden naar de vele manieren waarop moslims met hun islam omgaan.
Het is bizar om van een wetenschapper te vernemen dat ‘generaliseren’ over een complex onderwerp als islam nodig is, en dat er ‘geen helder zicht’ zou zijn op de problematiek. Dit is wat gepromoveerd jurist Thierry Baudet stelt in zijn column ‘Durf te generaliseren over de islam’ (NRC 2 november 2012).
Nuance in onderzoek naar islam
Als hij even de academische databanken had gegoogled, had hij kunnen zien dat alleen al door de Nederlandse wetenschappers in de afgelopen tien jaar een enorme hoeveelheid onderzoek is verricht naar alle facetten van de islam, en dat daar wel degelijk een helder beeld uit naar voren komt, namelijk dat de islam en moslims even gevarieerd zijn als bijvoorbeeld het christendom en christenen. Maar blijkbaar is het nogal storend dat dit beeld genuanceerd is.
Die nuance moet ook wel, want het gaat om mensen. En dat is precies het punt waar personen als Thierry Baudet de mist in gaan: zij beoordelen moslims niet als mensen met een geloof, maar beschouwen islam als een geloof dat mensen aanstuurt. Moslims, in hun visie, beschikken niet over het vermogen zelf te beslissen, te oordelen of te handelen.
De realiteit: Moslims niet gevangen in doctrines
Daarom krijg je wederom het verhaaltje opgelepeld van de theologische doctrine van de islam die zou verklaren waarom moslims hun religie niet kunnen ‘herinterpreteren’, zij ‘oorlogszuchtig’ zouden zijn, niet doen aan de ‘scheiding van godsdienst en politiek’ en dat de sharia onverenigbaar is met democratie. Dit voldoet misschien aan het ‘heldere beeld’ dat Baudet heeft van de islam, maar niet aan het heldere beeld van de werkelijkheid.
Deze werkelijkheid is dat de islam meer dan ooit wordt geherinterpreteerd. Dat betekent dat er dus allerlei opvattingen naar voren worden gebracht die afwijken van de gangbare orthodoxie. Salafisten zitten aan de ene kant van het spectrum, moslimfeministen en –liberalen aan de andere kant. Verwarrend, want wat is dan nog ‘de islam’ waar Baudet en anderen over willen generaliseren? Het enige antwoord is dat de islam een bron is voor een veelheid aan interpretaties waar de moslims op dit moment van hun geschiedenis mee worstelen.
De werkelijkheid is ook dat er inderdaad veel gewelddadige conflicten plaatsvinden waarbij ‘moslims’ een rol spelen. In veel gevallen speelt religie inderdaad een rol: soms als rechtvaardiging, soms als identiteit van ‘wij’ tegen ‘zij’. Vaker blijken de onderliggende redenen voor de conflicten veel aardser te zijn: migratie, geld, land, macht. Maar als wij ervoor kiezen om de strijdende partijen een religieuze titel te geven, bestaat het gevaar dat wij het conflict zelf religieus maken, zoals over de landconflicten in de grensgebieden van Birma waar gesproken wordt over ‘Boeddhisten’ die ‘moslims’ aanvallen.
De werkelijkheid is voorts dat de scheiding van godsdienst en politiek nergens zo afwezig is geweest als in Nederland. Daarentegen waren religieuze politieke partijen waren tot voor kort verboden geweest in de Arabische landen als Egypte en Tunesië. Nu zij vanwege de omwentelingen voor het eerst stem kunnen geven aan het volk, blijkt dat die net zo verdeeld is langs religieuze en seculiere lijnen als Nederland. Dit mag onwenselijke gevolgen hebben, maar dat doet niet af aan de werkelijkheid van wat er gebeurt. En generalisaties passen daarin net zo min als dat in de ingewikkelde relatie tussen religie en politiek die we waarnemen in het Amerikaanse of Nederlandse politieke bestel.
Tenslotte de werkelijkheid over de relatie tussen sharia en democratie, die onverenigbaar zou zijn. Baudet haalt hiervoor de uitspraak aan van het Europees Hof van de Rechten van de Mens, dat in 2003 heeft geoordeeld dat ‘sharia’ onverenigbaar is met de beginselen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hier passen twee opmerkingen. Ten eerste ging het om het specifieke geval dat de Turkse islamitische Refah Partij allerlei dreigende taal had uitgeslagen in de trant van ‘wacht maar als wij aan de macht zijn, dan slaan we jullie om de oren met sharia.’ In dat opzicht was de uitspraak terecht.
Maar het Hof gaat de fout in door ‘de sharia’ in zijn algemeenheid onverenigbaar te verklaren met mensenrechten. De sharia is namelijk meer dan alleen strafmaatregelen – zij omvat ook bepalingen omtrent bidden, vasten, begraven, contractrecht, enzovoort. Geen gedragingen die tegen mensenrechten zijn.
Maar dan gaat Baudet in één adem door met de bewering dat sharia in de weg staat aan democratie. Hij doet dat met theologische argumenten, maar opnieuw wijst de werkelijkheid anders uit. Uit grootschalige onderzoeken in de Arabische en moslimwereld is gebleken dat zowel sharia als democratie hoog op de lijst staan van wat moslims wensen. De Arabische revoltes hebben laten zien hoezeer dat waar is. Nogmaals, de uitkomst van de relatie tussen islam en democratie mag ons in het Westen niet aanstaan, maar het is onzin om te beweren dat die relatie tegenstrijdig is.
Geen aandacht voor diversiteit in praktijken
De theologische benadering van Baudet is kenmerkend voor de wijze waarop het islam-debat in Nederland zo lang al wordt gevoerd. Die benadering is ook gemakkelijk: zo hoef je geen aandacht te schenken aan de vele manieren waarop moslims met die islam omgaan.
Paul Aarts is universitair docent internationale betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam;
Maurits Berger is hoogleraar islam in het hedendaagse Westen aan de Universiteit Leiden;
Leon Buskens is hoogleraar recht en cultuur in islamitische samenlevingen aan de Universiteit Leiden;
Nathal Dessing is docent antropologie van de islam aan de Universiteit Leiden;
Dick Douwes is hoogleraar Geschiedenis van het Midden-Oosten aan de Erasmus Universiteit Rotterdam;
Karin van Nieuwkerk is hoogleraar Islamstudies aan de Radboud Universiteit Nijmegen;
Ruud Peters is emeritus hoogleraar islamitisch recht van de Universiteit van Amsterdam;
Jan Jaap de Ruiter is arabist en universitair docent aan de Universiteit van Tilburg;
Amr Ryad is docent islamitische geschiedenis aan de Universiteit Leiden;
Petra Sijpestijn, hoogleraar Arabisch aan Universiteit Leiden;
Thijl Sunier is hoogleraar Islam in Europese samenlevingen aan de Vrije Universiteit;
Gerard Wiegers, hoogleraar religiestudies aan de Universiteit van Amsterdam.
Posted on November 8th, 2012 by martijn.
Categories: Important Publications, ISIM/RU Research, Murder on theo Van Gogh and related issues, Public Islam, Religious and Political Radicalization, Ritual and Religious Experience, Society & Politics in the Middle East, Young Muslims.
At France24 we find an interview with sociologist of Islam, Amel Boubekeur.
Amel Boubekeur, Sociologist and expert on political Islam – FRANCE 24
As the West struggles to wrap its head around the repercussions of the Arab Spring, one issue that stands out is the increasing role of Islamists in all aspects of life. So how should Western leaders reframe their approach when it comes to dealing with Islamist politicians? Annette Young talks to Amel Boubekeur, a sociologist and the co-author of “Whatever Happened to the Islamists?”
Watch the interesting interview here:
Olivier Roy and Amel Boubekeur have edited a volume on Islamism and political Islam:Whatever Happened to the Islamists?
Islamism and political Islam might seem like contemporary phenomena, but the roots of both movements can be traced back more than a century. Nevertheless, the utopian beliefs of Islamism have been irrevocably changed by the processes of modernization—especially globalization—which have taken the philosophy into unmistakable new directions.
Through meticulous theoretical and ethnographic research, this collection maps the movements of current and former Islamists to determine what has become of political Islam. Islam continues to be a fresh and vital ideology to a new generation of militants, even though the channels though which it is expressed have changed. Jihad is often conducted electronically, via Islamist e-mail list-serves, and Islamist activism has been personalized—even domesticated—through the production and consumption of political goods, such as Islamic soft drinks. Even the street protests that once characterized the Islamist struggle have been eclipsed by Islamic rap concerts. In addressing these changes, this anthology highlights Islam’s remarkable adaptation to modern influences and the ongoing revitalization of its utopian message.
About the Author
Amel Boubekeur is research fellow and head of the Islam and Europe program at the Centre for European Policy Studies, Brussels.Olivier Roy is a professor at l’Ecole des Hautes Etudes en Sciences Sociales in Paris and a research director at the Centre National de la Recherche Scientifique. A world authority on Islam and politics, Roy’s books are Secularism Confronts Islam, The Failure of Political Islam, The New Central Asia: The Creation of Nations, Globalized Islam: The Search for a New Ummah, and, with Mariam Abou Zahab, Islamist Networks: The Afghan-Pakistan Connection.
I’m very honoured to have a chapter in this excellent volume. In this chapter “The ‘Other’ Polical Islam: Understanding Salafi Politics’ I discuss how modern Dutch Salafi networks engage in politics in new and unexpectedways. Although many have described the Salafi movement as lacking a politicial program and shying away from politics, I show how they have started to becomeincreasingly engaged and entangled in the Dutch political scene. By attempting to influence the Dutch political scene while being the main target of the counter-radicalization policies, they have adjusted their messages and styles in a way that accommodates Dutch secular society. As such they have engaged in a politics of lifestyles, distinction and resistance, trying to transform the oppressive structures of society and build up their position as the only legitimate representatives of Islam in Dutch society.
For more information see also Hurst Publishers.
Posted on November 5th, 2012 by martijn.
Categories: Guest authors, islamophobia, Multiculti Issues, Public Islam, Society & Politics in the Middle East.
Guest Author: Zihni Özdil
Thierry Baudet greep de dag van de verschrikkelijke moord op Theo van Gogh aan om te pleiten voor nóg meer generalisatie over ‘de’ islam.
‘Daarom is het jammer dat generalisaties over de islam worden gemeden’ schrijft Baudet. Het zogeheten ‘islam-debat’ van het afgelopen decennium heeft dus schijnbaar bol gestaan van de nuanceringen.
Het meest frappante aan zijn pleidooi is het argument dat wetenschap ‘algemene conclusies trekken uit waarnemingen’ is. Baudet’s betoog toont echter aan dat hij het onderdeel ‘waarnemen’ niet al te serieus neemt. Bovendien mijdt hij het tweede component van een gedegen wetenschappelijk bedrijf; kennisverdieping door middel van toenemende nuancering in de vorm van falsificatie.
Imam Baudet
Op een ontzettend originele, en in de afgelopen jaren nooit eerder gedane, wijze gaat ook Baudet op de stoel van een imam zitten en ons eens haarfijn uitleggen wat dé islam in essentie zou zijn. Namelijk, niet compatibel met democratie. Imam Baudet onderbouwt dit vervolgens met drie generalisaties.
Zijn eerste punt is de drogredenering dat omdat de koran voor moslims het woord van god is herinterpretatie en relativering onmogelijk zouden zijn. Het feit dat sinds het ontstaan van de islam de koran aan ontelbare herinterpretaties, relativeringen en zelfs aanvullingen heeft blootgestaan neemt Baudet schijnbaar niet waar in zijn generalisatie-exercitie.
Als de islam zo monolithisch is vanwege de aard van het beestje ben ik benieuwd naar zijn verklaring voor de enorme diversiteit aan islamitische stromingen, sektes en ‘scholen’ die er bestaan. En die bovendien hemelsbreed van elkaar kunnen verschillen in religieuze en liturgische opvattingen.
Of zijn Hanefi Soennieten, Ahmadiya, Zevener Sjiieten, Nusayri – om maar slechts enkelen te noemen – geen echte moslims? Het lijkt erop dat volgens Baudet de enige ware islam die van de ultraorthodoxe Salafisten is, hetgeen zij overigens zouden beamen.
Over de bijbel schrijft hij vervolgens dat ‘het boekwerk’ voor christenen niet het woord van god zelf zou zijn. Ik vraag me af hoe een gemiddelde christen uit de bible belts van deze wereld hierop zou reageren.
De bijbel staat vol met passages waarin god oproept tot genocide, homofobie en vele andere daden die ‘moeilijk in te passen zijn in een democratie’. Hetzelfde geldt voor de koran; er zijn hele verzen waarin religieuze tolerantie wordt gepropageerd en er zijn hele verzen waarin geweld wordt bepleit.
Oorlogszuchtige dader
Baudet’s tweede generalisatie poogt een verklaring te geven voor zijn stelling dat het voorbeeld voor moslims (Mohammed) ‘een oorlogszuchtige dader’ zou zijn en het voorbeeld voor christenen (Jezus) ‘een vredelievend slachtoffer dat de andere wang toekeerde’. Ook hier etaleert Baudet zijn volstrekte gebrek aan historische kennis of überhaupt enig begrip van religie als sociaal, politiek en cultureel instrument.
Hij zou bijvoorbeeld eens de toespraak van Paus Urbanus II in Clermont kunnen lezen. Net als een vredelievend slachtoffer dat de andere wang toekeert roept hij zijn volgelingen in naam van Jezus op tot het ‘uitroeien van een duivels ras’.
Als dat te lang geleden is voor Baudet moet hij nog maar eens het manifest van de christentempelier Anders Breivik openslaan. Of het betoog van Timothy McVeigh, die voor bijbel en vaderland honderden mensen de dood injoeg. Of de websites van de vele fundamentalistisch christelijke clubs in de USA die oproepen tot een heilige oorlog tegen iedereen die afwijkt van het woord van Jezus.
Toen Tariq ibn Ziyad enkele eeuwen voor Urbanus II op het punt stond over te steken naar Spanje gaf hij zijn soldaten het George W. Bush argument: ‘we gaan de bevolking verlossen van een tiran’. Helaas voor mensen als Baudet is het een historisch gegeven dat moslimrijken andere religies niet per definitie vervolgden. Daarom vluchtten de meeste Spaanse joden bijvoorbeeld naar het Osmaanse Rijk toen zij door de brute christelijke reconquista werden verdreven.
Sharia
Baudet’s derde punt over de sharia snijdt meer hout. Hoewel ook ‘dé’ sharia niet bestaat klopt het dat inherent regressieve, patriarchale en discriminerende ideologieën – even los van de daadwerkelijke uitwerking hiervan in de echte wereld – geen grondslag kunnen zijn voor een democratische samenleving. Maar ook hier is Baudet selectief aan het generaliseren door te doen alsof democratie voortkomt uit de kernwaarden van het christendom.
Baudet onderbouwt deze stelling met het welbekende zinnetje uit het oeuvre van Jezus: ‘aan de keizer wat des keizers is, en aan God wat God toebehoort’. Zo ken ik er ook nog wel een paar. Ex-post facto democratische interpretaties geven aan selectief gekozen citaten uit teksten van duizenden jaren geleden is een zinloze exercitie. Zelfs vroegmoderne denkers die het ‘keizer en god’ zinnetje aanhaalden werden later door veel Verlichtingsdenkers op dit punt tegengesproken.
In werkelijkheid was het juist een radicale verwerping van christelijke invloed in matters of state die onze moderne westerse opvattingen over secularisme en democratie mogelijk heeft gemaakt. Niet in het minste voortbordurend op oude islamitische denkers zoals Ibn Rushd (Averroes) die betoogden dat religie niet de enige manier is om de wereld te begrijpen.
Daarnaast herhaalt Baudet het ‘Innocence of Muslims’ voorbeeld zonder daarbij te melden dat wereldwijd slechts 0.0006% van de moslims de straat opgingen. Detijds notabene gefact-checked door zijn eigen krant. Bovendien zijn alleen al de dag na de aanslag in Benghazi bijna het dubbele aantal moslims boos de straat opgegaan om de daders te veroordelen.
Deze beelden zijn nooit te zien in de meeste media en schijnbaar is Baudet hier ook blind en doof voor. Net als voor de jarenlange democratische strijd van miljoenen moslims over de hele wereld, meestal bruut onderdrukt door ‘onze’ dictators.
Wel consistent, want als je wilt generaliseren heb je niks aan feiten die je generalisatie de prullenbak ingooien.
Generalisatie fetisjisten
Een elementair begrip van religie als sociaal instrument wil maar niet doordringen tot figuren als Thierry Baudet. Daarom is het zogeheten islamdebat in beginsel net zo wezenloos absurd als bijvoorbeeld een ‘balpennendebat’. Er valt niks te debatteren want met een balpen kun je de mooiste gedichten schrijven en je kunt er iemand de nek mee insteken.
Kortom, Baudet´s betoog is een vermoeiende herhaling van de selectieve generalisaties uit het afgelopen decennium. Het publieke debat wordt zodoende gekaapt door generalisatie fetisjisten. Dat zijn enerzijds neo-nationalisten als Baudet en anderzijds linkse doorgeschoten boerka-knuffelaars die met droge ogen durven te beweren dat een bikini dragen op het strand net zo misogyn is als een boerka dragen in het dagelijks leven.
Zihni Özdil is wetenschappelijk docent en promovendus aan de Erasmus Universiteit. Hij doceert over de geschiedenis van religie en samenlevingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika.
Volg Özdil ook op Twitter
Dit stuk is ook te lezen op Joop.nl: Selectief islam-shoppen met Thierry Baudet
Naschrift MdK:
Zie ook de reactie van Marcel Hulspas op De Jaap De Rellerige Praatjes van Thierry Baudet
Zie ook de reactie van Bart Voorzanger op Republiek Allochtonië: Islam en Christendom
Posted on October 12th, 2012 by martijn.
Categories: International Terrorism, Society & Politics in the Middle East.
Probably everyone by now has heard about the horrible story of Malala Yousafzai, the young Pakistani girl who was attacked by a Taliban faction and almost killed.
Cowards & Barbarians
In many of the comments following this atrocity, the Taliban has been labelled as crazy, fanatic, cowards and barbaric (and in some case as proof of the barbaric violent nature of Islam and/or Muslims, surely they do not mean Malala?) while Malala, defending her and other girls’ rights to go to school supported and stimulated by her father, is seen as nice, brave, strong and smart. And she is. And just as the Talibian continues to threaten her publicly she will also continue her fight, according to her father.
‘Shakira’ (and many others)
As moved as I am by Malala’s story and dumbfounded by the latest horrible action of a Taliban there is also something troubling me. It is isn’t the first girl in Pakistan that is a victim of the violence and lawlessness in the country. Consider for example ‘Shakira’:
‘Shakira‘ is the victim of a US drone attack or maybe an attack by the Pakistani army. And she is the ‘lucky one’; two other young girls were killed. ‘Shakira’ is not her real name, but one given by her care-takers. ‘Shakira’ is also ‘thankful’. But for what? Receiving medical treatment in the US after the US or its ally the Pakistani army attacked the area where she lives and after that being found? In no report we learn her real name and something about her life in Pakistan; she is completely stripped of her old identity and (how symbolically) transformed into a new person by cosmetic (and other) surgery.
Or consider the attack on a girls’ school in Waziristan.
Violence, justification and moral claims
Of course, one could argue the Taliban intended Malala to be killed while the Pakistani army or the US army did not intend to hit Shakira and the other two girls or the school in Waziristan. But that is a rather strange argument to a certain extent (although of course intentions do matter). Because that would mean that in the Taliban action the perpetrator and the violence more or less are connected while in the latter a wounded girl is only a by-product (collateral damage). And it is complete nonsense. If you target a village where people live you know you are going to hit innocent civilians, including young children. If you still choose to do so, you are fully accountable for those lives. At least according to many victims probably.
Besides the obvious double standard that is generated here in the dominant Western media one might try to go beyond that observation and ask a few questions?
Why do similar acts of violence produce different responses? How are those responses related to our relationship with the Other? (Who is the Other in these cases?) How and why does the story of ‘Shakira’ remain invisible in most of the Western press? Under what conditions are particular forms of violence (made) invisible, legitimate and legal while similar or other acts are widely disseminated and visualized in the media, illegimate and illegal? What kind of moral claims are related to the possible answers of the former question? How does gender fit in all of this?
Life under the mosquitoes
And do are particular acts of violence and threat influence daily life? Will there something like an ‘everday threat’ whereby people incorporate the idea of a possible violent act into their daily lives as they do with something like bad weather? How does that influence how people see themselves and others? Because, yes, Malala’s life will remain under threat. But not only from the Taliban, and not only her life. ‘Shakira’ on the other hand, if she can stay in the US, will probably be safer. The reality of the ongoing War on Terror is that a girl’s life in Pakistan, is by definition under threat. If not by the Taliban, then by the US or the Pakistani army.
Posted on October 12th, 2012 by martijn.
Categories: International Terrorism, Society & Politics in the Middle East.
Probably everyone by now has heard about the horrible story of Malala Yousafzai, the young Pakistani girl who was attacked by a Taliban faction and almost killed.
Cowards & Barbarians
In many of the comments following this atrocity, the Taliban has been labelled as crazy, fanatic, cowards and barbaric (and in some case as proof of the barbaric violent nature of Islam and/or Muslims, surely they do not mean Malala?) while Malala, defending her and other girls’ rights to go to school supported and stimulated by her father, is seen as nice, brave, strong and smart. And she is. And just as the Talibian continues to threaten her publicly she will also continue her fight, according to her father.
‘Shakira’ (and many others)
As moved as I am by Malala’s story and dumbfounded by the latest horrible action of a Taliban there is also something troubling me. It is isn’t the first girl in Pakistan that is a victim of the violence and lawlessness in the country. Consider for example ‘Shakira’:
‘Shakira‘ is the victim of a US drone attack or maybe an attack by the Pakistani army. And she is the ‘lucky one’; two other young girls were killed. ‘Shakira’ is not her real name, but one given by her care-takers. ‘Shakira’ is also ‘thankful’. But for what? Receiving medical treatment in the US after the US or its ally the Pakistani army attacked the area where she lives and after that being found? In no report we learn her real name and something about her life in Pakistan; she is completely stripped of her old identity and (how symbolically) transformed into a new person by cosmetic (and other) surgery.
Or consider the attack on a girls’ school in Waziristan.
Violence, justification and moral claims
Of course, one could argue the Taliban intended Malala to be killed while the Pakistani army or the US army did not intend to hit Shakira and the other two girls or the school in Waziristan. But that is a rather strange argument to a certain extent (although of course intentions do matter). Because that would mean that in the Taliban action the perpetrator and the violence more or less are connected while in the latter a wounded girl is only a by-product (collateral damage). And it is complete nonsense. If you target a village where people live you know you are going to hit innocent civilians, including young children. If you still choose to do so, you are fully accountable for those lives. At least according to many victims probably.
Besides the obvious double standard that is generated here in the dominant Western media one might try to go beyond that observation and ask a few questions?
Why do similar acts of violence produce different responses? How are those responses related to our relationship with the Other? (Who is the Other in these cases?) How and why does the story of ‘Shakira’ remain invisible in most of the Western press? Under what conditions are particular forms of violence (made) invisible, legitimate and legal while similar or other acts are widely disseminated and visualized in the media, illegimate and illegal? What kind of moral claims are related to the possible answers of the former question? How does gender fit in all of this?
Life under the mosquitoes
And do are particular acts of violence and threat influence daily life? Will there something like an ‘everday threat’ whereby people incorporate the idea of a possible violent act into their daily lives as they do with something like bad weather? How does that influence how people see themselves and others? Because, yes, Malala’s life will remain under threat. But not only from the Taliban, and not only her life. ‘Shakira’ on the other hand, if she can stay in the US, will probably be safer. The reality of the ongoing War on Terror is that a girl’s life in Pakistan, is by definition under threat. If not by the Taliban, then by the US or the Pakistani army.
Posted on October 10th, 2012 by martijn.
Categories: Activism, Society & Politics in the Middle East.
This week is the Nobel Peace Price 2012 will be awarded. France24 spoke with last year’s laureate: Tawakkol Karman from Yemen. Christophe Robeet speaks to Tawakkol Karman during the first edition of the World Forum for Democracy in Strasbourg. The young icon of the Yemeni uprising criticises the world’s weak response to the Syrian crisis and says she dreams of the day Bashar al-Assad will be brought before the ICC. She also explains why Yemen has become a better place since Ali Abdullah Saleh agreed to relinquish power.
Posted on October 1st, 2012 by martijn.
Categories: Activism, Arts & culture, islamophobia, Notes from the Field, Public Islam, Society & Politics in the Middle East.
Posted on September 28th, 2012 by martijn.
Categories: Activism, islamophobia, Multiculti Issues, Notes from the Field, Public Islam, Society & Politics in the Middle East.
Introductie
Er is veel te doen geweest en nog steeds over de film The Innocence of Muslims, vooral door de dood van de Amerikaanse ambassadeur in Libië. De woede, afkeer en walging van de film lijken breed gedragen onder moslims, maar zoals altijd verklaart dat niet de demonstraties. Daar is meer voor nodig; er zijn altijd meerdere groepen met ieder zo hun eigen belangen en motieven. Dat bleek bijvoorbeeld bij de protesten in Libanon, waar Hezbollah de toespraak van de paus bijwoonde en het protest uitstelde tot hij weg was en opriep tot religieuze tolerantie.
Een paar weken geleden vond op het Museumplein een demonstratie plaats tegen de Mohammed-film, het beledigen van de islam, ic. de profeet en tegen de Verenigde Staten en haar ‘war on terror’. Waarom ik zo laat ben met mijn verslag? Omdat ik nu eenmaal ook andere dingen te doen heb; ik word immers niet betaald voor dit blog. Een andere reden is dat we tegenwoordig gebaat zijn bij ‘slow research’; gedegen, diepgaand en niet meegaan met de waan van de dag. Dus neem ik rustig de tijd om goed na te denken over wat ik wel en niet publiceer in dit blog (of elders in andere professionele of meer wetenschappelijke publicaties).
De organisatie was in handen van Behind Bars / Straatdawah (over wie al eerder bericht HIER, HIER en HIER). Op de dag zelf werd bekend dat Sharia4Belgium/Sharia4Holland (s4b/s4h) ook aanwezig zou zijn; hetgeen gelijk verwachtingen schiep voor wat er ging gebeuren: geweld. Niet dat die verwachtingen er anders niet waren; de meest gestelde vraag van buitenstaanders aan mij tijdens de demo en erna was: ‘En? Rustig gebleven?’ of varianten daarop. Dat was ook de teneur van de berichtgeving later. Dat s4b eerder in Antwerpen een demo hield die uit de hand liep versterkte die indruk alleen maar. Het leidde ertoe dat één van de kandidaten voor het burgemeesterschap van Antwerpen (ja er zijn verkiezingen) stelde dat Antwerpen niet langer van iedereen kon zijn. Ook uit moslimhoek, imam Nordin Taouil, kwam kritiek op deze demo (waar geen vergunning voor was) en de rellen. S4b heeft een andere kijk op het hele gebeuren, zie het volgende filmpje:
De demo
Ik kom rond half vier aan bij het Museumplein. De vlaggen zijn van verre te zien waaronder de vlag met de zegel van de profeet. Dit is een vlag die door meerdere groepen wordt gebruikt, waaronder ook Al Qaeda vandaar dat de vlag in de volksmond ook wel de Al Qaeda vlag genoemd wordt. Er is veel pers aanwezig, ik schat zeker zo’n 40 journalisten. Daarnaast zijn er zichtbaar zeker 25 agenten aanwezig, maar waarschijnlijk meer aan de hoeveelheid mannen met oortjes te zien. Het aantal demonstranten bedraagt zo’n 120, over de hele dag schat ik zo’n 150.
De demonstratie vindt plaats veraf van het Amerikaanse consulaat; zo’n 200 meter omdat Behind Bars geen toestemming kreeg om dichterbij te demonstreren. Nu stonden ze eigenlijk midden op het Museumplein bij de doorgaande weg hetgeen als podium nog niet zo slecht was ook al was de organisatie aanvankelijk verontwaardigd over die afstand.
Aan de periferie van de demonstratie staan veel mensen te kijken en een enkeling voert discussie met sommige deelnemers. Dat gaat over het algemeen in een goede sfeer. Er zijn mensen die bepleiten dat ‘we niets hebben aan radicalisme’ en dat we vroeg of laat toch ergens in het midden moeten uitkomen; waarop een van de demonstranten stelt dat het midden niet meer bestaat sinds de laatste verkiezingen. Andere moslims wijzen omstanders erop dat de groep die hier demonstreert niet alle moslims vertegenwoordigt. Ze lijken het wel eens te zijn met de kritiek van de demonstranten, maar vinden deze demonstratie, de slogans en het vlagvertoon maar niets. ‘Je moet deze lui niet serieus nemen’ zegt iemand. Zie ook het filmpje bij AT5.
De demonstratie bestaat uit diverse toespraken en het roepen van slogans zoals takbier!, la illah illa Allah en ook ‘obama obama, wij zijn allemaal osama’. Volgens de woordvoerder hebben ze van tevoren nagedacht over wat ze zouden roepen. ‘Jullie zoeken de grens op, dan wij ook.’ Met grens verwijst hij naar de profeet Mohammed. Volgens hem hebben ‘jullie’ (het westen, amerika) onze grondstoffen al, onze landen, onze vrouwen (Aafia Siddiqui), maar van onze profeet blijf je af. Dit hoorde ik ook tijdens de toespraken waarin voortdurend verwezen naar het onrecht in de moslimlanden, de aanvallen van Amerika: ‘Maar niet onze profeet!’ (Afgelopen weekend had ook de As Soennah moskee in Den Haag een bijeenkomst, met als titel ‘Allesbehalve onze Profeet‘ waar ik helaas niet bij kon zijn vanwege verplichtingen in Duitsland; met andere woorden een gevoel/grens die breder wordt gedeeld in activistische kringen). In de toespraken werd ook voortdurend een beroep gedaan op moslims als ‘broeders’ om op te komen voor elkaar in de ‘oorlog tegen moslims’ en in de strijd van de moslims tegen de tawagheet (afgoden / tirannen). Met name de verwijzingen naar Jemen, waar Amerika voortdurend aanvallen uitvoert met drones, waren legio . Af en toe waren er verwijzingen naar de Nederlandse politiek, in het bijzonder Wilders. Opvallende andere slogans op borden waren ‘We are all…’ en dan volgde bijvoorbeeld Anwar Al Awlaki (gedood door de VS samen met zijn 16-jarige zoon Abdulrahman) en Mohammed Bouyeri.
Aan het einde van de demonstratie wordt er gebeden. Daarvoor wijst de organisatie erop dat mensen rustig en vreedzaam moeten vertrekken zoals de demonstratie ook begonnen is. Dit betekent niet massaal door de straten gaan, spullen inleveren bij de organisatie. De politie wijst later enkele individuen erop dat ze niet gemaskerd door de straat mogen. Tijdens de demonstratie bedekten velen hun gezicht. ‘We gaan terug naar huis, vreedzaam zoals we de demonstratie begonnen zijn, terug naar onze site’. De laatste is een verwijzing naar de website Dewaarheid.nl.
Het gebed wordt uitgevoerd door ongeveer 110 mensen. En zeer nauw gadegeslagen door de pers die de fotocamera bijna op de biddende mannen drukt. Het visuele aspect is klaarblijkelijk erg aantrekkelijk voor de journalisten. Na afloop van het gebed volgt er nog een oproep om geld in te zamelen voor ‘broeders in Syrië’. Ik praat nog wat na met de woordvoerder van Behind Bars en, (helaas maar heel kort, maar ik was al te laat voor een afspraak en moest dus weg) ook even met nog wat andere jonge jongens.
Video-impressies
Er was veel aandacht voor de demonstratie vanuit reguliere media. Zie Novum:
Maar ook door anderen zijn er verslagen gemaakt. Zie de filmpjes van Milatu Ibrahim.nl/Salafimedia.nl:
Hier een impressie van de organisatie zelf:
Controverse
Natuurlijk was er ook de nodige controverse over de demo. Ik laat de opinies van de gebruikelijke columnisten e.d. even buiten beschouwing; die zijn er teveel en voegen eigenlijk niks toe. Interessanter zijn de commentaren vanuit de hoek van moslims. Zo stelde Abdelkarimo op Joop.nl dat types als Sharia4Belgium (‘onkruid’) de stem van de moslims kapen en dat moslims daar zelf stelling tegen moeten blijven nemen. Een soortgelijk argument kwam van Samira Bouchibti die stelde af te willen van ‘wilde mannen’ die vrouwen de wet proberen voor te schrijven en het ‘aanzien’ van het geloof bepalen. Mohamed Azahaf vond dat moslims zich niet zo moeten laten provoceren door dit soort films en meer kennis op moeten doen over de islam zodat men met wijsheid kan reageren. Jongerencentrum Argan tenslotte riep op tot bezinning.
Abou Moussa, woordvoerder van Behind Bars, diende Abdelkarimo van repliek en vond diens stuk slordig, denigrerend en getuigen van weinig respect voor pluralisme onder moslims. Zie verder ook de discussie op dit blog waar Abou Moussa reageert: HIER en HIER. In de reactie op mijn stukken stelt Abou Moussa dat de demonstratie niet bedoeld was om de wij-zij tegenstelling te scheppen of te versterken. De indruk zou inderdaad gewekt kunnen worden dat ik dat stel, aangezien ik eerder beschrijf dat demonstraties in het algemeen dienen om de wij-zij tegenstelling aan te scherpen. De situatie ligt wat complexer dan ik hier kan uitleggen. Men was inderdaad tijdens de demonstratie erg voorzichtig om de tegenstelling tussen wij (als in Nederlanders) en zij (als in moslims) niet teveel de boventoon te laten voeren; men richtte zich vooral tegen de VS. Of dat ook echt lukte is natuurlijk de vraag gezien de slogans en de protestborden en ook gezien het feit dat de demo nu eenmaal geïnterpreteerd wordt binnen het kader van het islamdebat dat bol staat van de wij-zij tegenstellingen. Dus ook al is het niet de bedoeling dan nog kan dat wel gebeuren door de wijze waarop anderen er betekenis aan geven.
Niet onze profeet
Het belang van het idee ‘onze profeet’ kan het best duidelijk gemaakt worden aan de hand van een experiment dat W.J.T. Mitchell, de pionier van het vakgebied van Visual Studies, eens uitvoerde met zijn studenten. Ik heb er even over nagedacht omdat met enkele van mijn Twitter followers te doen, maar daar heb ik toch maar van afgezien. Het experiment verloopt ongeveer als volgt:
Haal een foto tevoorschijn van iemand die je zeer nabij staat, die je lieft hebt, maar die niet meer leeft. Stel nu dat ik je opdraag te spuwen op de foto, de ogen van de persoon op de foto door te prikken en het in brand te steken of in stukken te scheuren.
Zou je dat doen? Zeer waarschijnlijk geldt voor de meeste mensen dat ze dat niet zouden doen. En als ik de foto uit jouw handen zou grissen en het vervolgens zou bespuwen, de ogen doorprikken en in brand steken of in stukken scheuren? Zou je dat toelaten? En als ik het gedaan had, zou je me ermee weg laten komen? Ook hier geld; in de meeste gevallen waarschijnlijk niet.
En waarom eigenlijk niet? De foto is geen levende persoon. Het is maar een foto waarop iemand afgebeeld staat. Meer niet. Het is niet alsof we de persoon zelf bespuwen, de ogen uitsteken, verbranden of verscheuren. Toch? Of juist wel? De meeste mensen zullen een foto van een overleden dierbare (vriend, vriendin, partner, kind, vader of moeder) niet snel beschadigen of vernietigen. We behandelen de foto wel degelijk als een persoon ook al is het ‘slechts’ de afbeelding van die persoon; maar die afbeelding is natuurlijk wel verbonden met herinneringen, een gevoel van ergens bij te horen, het gemis van een bepaald persoon, de pijn die gevoeld wordt nu een persoon er niet meer is, het verlangen naar iemand, enzovoorts. Sommige afbeeldingen raken mensen dus, roepen bepaalde gevoelens en herinneringen op waar mensen op een bepaalde manier op reageren.
In het geval van de profeet Mohammed is dat voor sommige, en ik schat in veel, moslims min of meer gelijk (er zijn mensen voor wie de profeet Mohammed nog dierbaarder is dan hun ouders). In het volgende Youtube filmpje met een Amerikaanse woordkunstenaar wordt dat heel aardig verwoord:
Maar wat nu als iemand je moeder als oneindig slecht ziet en haar nakomelingen ook? En vervolgens doelbewust de foto besmeurt en vernietigt om een reactie uit te lokken. En dat niet één keer, ook niet twee keer, ook niet drie keer, ook niet vier keer, maar toch al zeker voor de vijfde keer? Hoe zou je dan reageren? En als je ‘verkeerd’ reageert zegt de dader ‘zie je wel’ en ‘wat doe je moeilijk, het is toch maar een plaatje’. En als je niet reageert, heeft de dader dan waar hij je wil hebben: murw, moegebeukt en uiteindelijk onderworpen? Of betekent geen reactie dat je uit het spel van actie-reactie stapt en niet meer mee doet met het spel? En is het inderdaad zo vreemd dat in deze omstandigheden iemand over gaat tot het gebruik van geweld, zoals ook Nuweira Youskine al begrijpelijk probeerde te maken in relatie tot de Mohammed film (tot ongenoegen van sommigen). En al is het gebruik van geweld voor degene die de foto ontheiligt wellicht een teken van irrationaliteit die met religie samenvalt, voor de gelovige kan het ontheiligen van de foto een daad van geweld zijn. Immers, de liefdevolle herinnering van moeders zoon of dochter moet op plotselinge, onverwachte en drastische wijze wijken voor de nare herinnering van de dader zonder dat de eerste daar enige zeggenschap of controle over heeft.
Slotoverwegingen
En dan mijn aanvankelijke idee om dit experiment uit te voeren met enkele volgers op Twitter. De reden waarom ik besloot het niet te doen, was om dat dit te diep in zou grijpen in de levens en gevoelens van mensen en ik hen niet wilde kwetsen maar alleen ‘gebruiken’ om een punt te maken. Ik besloot echter (na enkele tweets en een mail) dat dat het niet waard was en niet ethisch verantwoord voor mij als persoon en als onderzoeker. Is deze terughoudendheid nu zelfcensuur en heb ik de vrijheid van meningsuiting geweld aangedaan? Immers ‘gekwetst’ zijn is een subjectief begrip en dat kan iedereen wel roepen en buigen voor geweld is natuurlijk helemaal uit den boze. Verliest de vrijheid van meningsuiting daarmee niet een heel belangrijke dimensie, namelijk die van de vrijheid? De vrijheid namelijk om niks te zeggen, of je woorden anders in te kleden? Is de vrijheid niet geworden tot een dwangbevel om het liefst zo direct mogelijk te zijn en betekent direct zijn grof zijn en geen rekening houden met de gevoelens van anderen? Is dat een gevolg van het feit dat we zo nodig oprecht en authentiek moeten zijn en het idee dat je dat alleen bent als je niet beperkt wordt door wat anderen van jou en je opvattingen vinden? En de manier omdat te laten zien is door uitermate grof te zijn?
Laat het voorbeeld van die foto’s ook niet zien dat het waanidee van de absolute vrijheid van meningsuiting helemaal niets te maken heeft met een vrije uitwisseling van ideeen en democratisch debat? Dat, als je het idee van absolute vrijheid van meningsuiting aanhangt, er geen enkele reden meer is om doodsbedreigingen te verbieden? Of haatzaaien? Sterker nog dat het volkomen onlogisch is om dat te doen, Immers, dat is allemaal in ‘the eye of the beholder’ en daarmee niet objectief vast te stellen? En meer nog, als ik oproep tot geweld en iemand anders voert het uit, waarom zou dat dan mijn schuld zijn? Iemand is toch zeker verantwoordelijk voor zijn eigen daden? Of worden moeten doodsbedreigingen toch afgewezen worden omdat deze woorden misschien wel degelijk een daad van geweld inhouden. Immers, het beperkt anderen in hun autonomie; net zoals het opzettelijk ontheiligen van de foto van een dierbare dat ook doet?
Naast het aantasten van die autonomie, is er nog een ander punt dat uit bovenstaand voorbeeld komt: namelijk de relatie tussen mensen. Je zou kunnen stellen dat in het geval van mensen die je tot je eigen kring rekent, terughoudend bent om hen te kwetsen en dat je hen zeker niet doelbewust kwetst. De waarde die je dus aan bepaalde relatie hecht, bepaalt de waarde die je hecht aan bepaalde uitingsvormen. Daar zitten natuurlijk altijd gradaties in; je familie betekent over het algemeen meer dan je collega’s en je buren meer dan iemand ‘down under’. Vandaar ook dat iedereen wel eens een leugentje om bestwil vertelt of dat je bepaalde onderwerpen in bepaalde kringen niet aanroert. In alle situaties zeggen wat je denkt is dan ook niet het feest van de vrijheid van meningsuiting of heldendom, maar vooral moreel autisme. Soms is dat handig, als je vindt dat bepaalde dingen echt gezegd moeten worden, als taboes doorbroken moeten worden, enzovoorts.
De makers van deze film maken hun punt over de ruggen van joden en doelbewust ten koste van moslims tegen wie men eigenlijk zegt, we zien je niet als medemens. En in die zin valt de film zeker onder het kopje haatzaaien. Dat is kwalijk in een samenleving waarbij het belangrijk is om in tijden van globalisering en individualisering de sociale cohesie en sociale veiligheid te bewaren.
Posted on September 28th, 2012 by martijn.
Categories: Activism, islamophobia, Multiculti Issues, Notes from the Field, Public Islam, Society & Politics in the Middle East.
Introductie
Er is veel te doen geweest en nog steeds over de film The Innocence of Muslims, vooral door de dood van de Amerikaanse ambassadeur in Libië. De woede, afkeer en walging van de film lijken breed gedragen onder moslims, maar zoals altijd verklaart dat niet de demonstraties. Daar is meer voor nodig; er zijn altijd meerdere groepen met ieder zo hun eigen belangen en motieven. Dat bleek bijvoorbeeld bij de protesten in Libanon, waar Hezbollah de toespraak van de paus bijwoonde en het protest uitstelde tot hij weg was en opriep tot religieuze tolerantie.
Een paar weken geleden vond op het Museumplein een demonstratie plaats tegen de Mohammed-film, het beledigen van de islam, ic. de profeet en tegen de Verenigde Staten en haar ‘war on terror’. Waarom ik zo laat ben met mijn verslag? Omdat ik nu eenmaal ook andere dingen te doen heb; ik word immers niet betaald voor dit blog. Een andere reden is dat we tegenwoordig gebaat zijn bij ‘slow research’; gedegen, diepgaand en niet meegaan met de waan van de dag. Dus neem ik rustig de tijd om goed na te denken over wat ik wel en niet publiceer in dit blog (of elders in andere professionele of meer wetenschappelijke publicaties).
De organisatie was in handen van Behind Bars / Straatdawah (over wie al eerder bericht HIER, HIER en HIER). Op de dag zelf werd bekend dat Sharia4Belgium/Sharia4Holland (s4b/s4h) ook aanwezig zou zijn; hetgeen gelijk verwachtingen schiep voor wat er ging gebeuren: geweld. Niet dat die verwachtingen er anders niet waren; de meest gestelde vraag van buitenstaanders aan mij tijdens de demo en erna was: ‘En? Rustig gebleven?’ of varianten daarop. Dat was ook de teneur van de berichtgeving later. Dat s4b eerder in Antwerpen een demo hield die uit de hand liep versterkte die indruk alleen maar. Het leidde ertoe dat één van de kandidaten voor het burgemeesterschap van Antwerpen (ja er zijn verkiezingen) stelde dat Antwerpen niet langer van iedereen kon zijn. Ook uit moslimhoek, imam Nordin Taouil, kwam kritiek op deze demo (waar geen vergunning voor was) en de rellen. S4b heeft een andere kijk op het hele gebeuren, zie het volgende filmpje:
De demo
Ik kom rond half vier aan bij het Museumplein. De vlaggen zijn van verre te zien waaronder de vlag met de zegel van de profeet. Dit is een vlag die door meerdere groepen wordt gebruikt, waaronder ook Al Qaeda vandaar dat de vlag in de volksmond ook wel de Al Qaeda vlag genoemd wordt. Er is veel pers aanwezig, ik schat zeker zo’n 40 journalisten. Daarnaast zijn er zichtbaar zeker 25 agenten aanwezig, maar waarschijnlijk meer aan de hoeveelheid mannen met oortjes te zien. Het aantal demonstranten bedraagt zo’n 120, over de hele dag schat ik zo’n 150.
De demonstratie vindt plaats veraf van het Amerikaanse consulaat; zo’n 200 meter omdat Behind Bars geen toestemming kreeg om dichterbij te demonstreren. Nu stonden ze eigenlijk midden op het Museumplein bij de doorgaande weg hetgeen als podium nog niet zo slecht was ook al was de organisatie aanvankelijk verontwaardigd over die afstand.
Aan de periferie van de demonstratie staan veel mensen te kijken en een enkeling voert discussie met sommige deelnemers. Dat gaat over het algemeen in een goede sfeer. Er zijn mensen die bepleiten dat ‘we niets hebben aan radicalisme’ en dat we vroeg of laat toch ergens in het midden moeten uitkomen; waarop een van de demonstranten stelt dat het midden niet meer bestaat sinds de laatste verkiezingen. Andere moslims wijzen omstanders erop dat de groep die hier demonstreert niet alle moslims vertegenwoordigt. Ze lijken het wel eens te zijn met de kritiek van de demonstranten, maar vinden deze demonstratie, de slogans en het vlagvertoon maar niets. ‘Je moet deze lui niet serieus nemen’ zegt iemand. Zie ook het filmpje bij AT5.
De demonstratie bestaat uit diverse toespraken en het roepen van slogans zoals takbier!, la illah illa Allah en ook ‘obama obama, wij zijn allemaal osama’. Volgens de woordvoerder hebben ze van tevoren nagedacht over wat ze zouden roepen. ‘Jullie zoeken de grens op, dan wij ook.’ Met grens verwijst hij naar de profeet Mohammed. Volgens hem hebben ‘jullie’ (het westen, amerika) onze grondstoffen al, onze landen, onze vrouwen (Aafia Siddiqui), maar van onze profeet blijf je af. Dit hoorde ik ook tijdens de toespraken waarin voortdurend verwezen naar het onrecht in de moslimlanden, de aanvallen van Amerika: ‘Maar niet onze profeet!’ (Afgelopen weekend had ook de As Soennah moskee in Den Haag een bijeenkomst, met als titel ‘Allesbehalve onze Profeet‘ waar ik helaas niet bij kon zijn vanwege verplichtingen in Duitsland; met andere woorden een gevoel/grens die breder wordt gedeeld in activistische kringen). In de toespraken werd ook voortdurend een beroep gedaan op moslims als ‘broeders’ om op te komen voor elkaar in de ‘oorlog tegen moslims’ en in de strijd van de moslims tegen de tawagheet (afgoden / tirannen). Met name de verwijzingen naar Jemen, waar Amerika voortdurend aanvallen uitvoert met drones, waren legio . Af en toe waren er verwijzingen naar de Nederlandse politiek, in het bijzonder Wilders. Opvallende andere slogans op borden waren ‘We are all…’ en dan volgde bijvoorbeeld Anwar Al Awlaki (gedood door de VS samen met zijn 16-jarige zoon Abdulrahman) en Mohammed Bouyeri.
Aan het einde van de demonstratie wordt er gebeden. Daarvoor wijst de organisatie erop dat mensen rustig en vreedzaam moeten vertrekken zoals de demonstratie ook begonnen is. Dit betekent niet massaal door de straten gaan, spullen inleveren bij de organisatie. De politie wijst later enkele individuen erop dat ze niet gemaskerd door de straat mogen. Tijdens de demonstratie bedekten velen hun gezicht. ‘We gaan terug naar huis, vreedzaam zoals we de demonstratie begonnen zijn, terug naar onze site’. De laatste is een verwijzing naar de website Dewaarheid.nl.
Het gebed wordt uitgevoerd door ongeveer 110 mensen. En zeer nauw gadegeslagen door de pers die de fotocamera bijna op de biddende mannen drukt. Het visuele aspect is klaarblijkelijk erg aantrekkelijk voor de journalisten. Na afloop van het gebed volgt er nog een oproep om geld in te zamelen voor ‘broeders in Syrië’. Ik praat nog wat na met de woordvoerder van Behind Bars en, (helaas maar heel kort, maar ik was al te laat voor een afspraak en moest dus weg) ook even met nog wat andere jonge jongens.
Video-impressies
Er was veel aandacht voor de demonstratie vanuit reguliere media. Zie Novum:
Maar ook door anderen zijn er verslagen gemaakt. Zie de filmpjes van Milatu Ibrahim.nl/Salafimedia.nl:
Hier een impressie van de organisatie zelf:
Controverse
Natuurlijk was er ook de nodige controverse over de demo. Ik laat de opinies van de gebruikelijke columnisten e.d. even buiten beschouwing; die zijn er teveel en voegen eigenlijk niks toe. Interessanter zijn de commentaren vanuit de hoek van moslims. Zo stelde Abdelkarimo op Joop.nl dat types als Sharia4Belgium (‘onkruid’) de stem van de moslims kapen en dat moslims daar zelf stelling tegen moeten blijven nemen. Een soortgelijk argument kwam van Samira Bouchibti die stelde af te willen van ‘wilde mannen’ die vrouwen de wet proberen voor te schrijven en het ‘aanzien’ van het geloof bepalen. Mohamed Azahaf vond dat moslims zich niet zo moeten laten provoceren door dit soort films en meer kennis op moeten doen over de islam zodat men met wijsheid kan reageren. Jongerencentrum Argan tenslotte riep op tot bezinning.
Abou Moussa, woordvoerder van Behind Bars, diende Abdelkarimo van repliek en vond diens stuk slordig, denigrerend en getuigen van weinig respect voor pluralisme onder moslims. Zie verder ook de discussie op dit blog waar Abou Moussa reageert: HIER en HIER. In de reactie op mijn stukken stelt Abou Moussa dat de demonstratie niet bedoeld was om de wij-zij tegenstelling te scheppen of te versterken. De indruk zou inderdaad gewekt kunnen worden dat ik dat stel, aangezien ik eerder beschrijf dat demonstraties in het algemeen dienen om de wij-zij tegenstelling aan te scherpen. De situatie ligt wat complexer dan ik hier kan uitleggen. Men was inderdaad tijdens de demonstratie erg voorzichtig om de tegenstelling tussen wij (als in Nederlanders) en zij (als in moslims) niet teveel de boventoon te laten voeren; men richtte zich vooral tegen de VS. Of dat ook echt lukte is natuurlijk de vraag gezien de slogans en de protestborden en ook gezien het feit dat de demo nu eenmaal geïnterpreteerd wordt binnen het kader van het islamdebat dat bol staat van de wij-zij tegenstellingen. Dus ook al is het niet de bedoeling dan nog kan dat wel gebeuren door de wijze waarop anderen er betekenis aan geven.
Niet onze profeet
Het belang van het idee ‘onze profeet’ kan het best duidelijk gemaakt worden aan de hand van een experiment dat W.J.T. Mitchell, de pionier van het vakgebied van Visual Studies, eens uitvoerde met zijn studenten. Ik heb er even over nagedacht omdat met enkele van mijn Twitter followers te doen, maar daar heb ik toch maar van afgezien. Het experiment verloopt ongeveer als volgt:
Haal een foto tevoorschijn van iemand die je zeer nabij staat, die je lieft hebt, maar die niet meer leeft. Stel nu dat ik je opdraag te spuwen op de foto, de ogen van de persoon op de foto door te prikken en het in brand te steken of in stukken te scheuren.
Zou je dat doen? Zeer waarschijnlijk geldt voor de meeste mensen dat ze dat niet zouden doen. En als ik de foto uit jouw handen zou grissen en het vervolgens zou bespuwen, de ogen doorprikken en in brand steken of in stukken scheuren? Zou je dat toelaten? En als ik het gedaan had, zou je me ermee weg laten komen? Ook hier geld; in de meeste gevallen waarschijnlijk niet.
En waarom eigenlijk niet? De foto is geen levende persoon. Het is maar een foto waarop iemand afgebeeld staat. Meer niet. Het is niet alsof we de persoon zelf bespuwen, de ogen uitsteken, verbranden of verscheuren. Toch? Of juist wel? De meeste mensen zullen een foto van een overleden dierbare (vriend, vriendin, partner, kind, vader of moeder) niet snel beschadigen of vernietigen. We behandelen de foto wel degelijk als een persoon ook al is het ‘slechts’ de afbeelding van die persoon; maar die afbeelding is natuurlijk wel verbonden met herinneringen, een gevoel van ergens bij te horen, het gemis van een bepaald persoon, de pijn die gevoeld wordt nu een persoon er niet meer is, het verlangen naar iemand, enzovoorts. Sommige afbeeldingen raken mensen dus, roepen bepaalde gevoelens en herinneringen op waar mensen op een bepaalde manier op reageren.
In het geval van de profeet Mohammed is dat voor sommige, en ik schat in veel, moslims min of meer gelijk (er zijn mensen voor wie de profeet Mohammed nog dierbaarder is dan hun ouders). In het volgende Youtube filmpje met een Amerikaanse woordkunstenaar wordt dat heel aardig verwoord:
Maar wat nu als iemand je moeder als oneindig slecht ziet en haar nakomelingen ook? En vervolgens doelbewust de foto besmeurt en vernietigt om een reactie uit te lokken. En dat niet één keer, ook niet twee keer, ook niet drie keer, ook niet vier keer, maar toch al zeker voor de vijfde keer? Hoe zou je dan reageren? En als je ‘verkeerd’ reageert zegt de dader ‘zie je wel’ en ‘wat doe je moeilijk, het is toch maar een plaatje’. En als je niet reageert, heeft de dader dan waar hij je wil hebben: murw, moegebeukt en uiteindelijk onderworpen? Of betekent geen reactie dat je uit het spel van actie-reactie stapt en niet meer mee doet met het spel? En is het inderdaad zo vreemd dat in deze omstandigheden iemand over gaat tot het gebruik van geweld, zoals ook Nuweira Youskine al begrijpelijk probeerde te maken in relatie tot de Mohammed film (tot ongenoegen van sommigen). En al is het gebruik van geweld voor degene die de foto ontheiligt wellicht een teken van irrationaliteit die met religie samenvalt, voor de gelovige kan het ontheiligen van de foto een daad van geweld zijn. Immers, de liefdevolle herinnering van moeders zoon of dochter moet op plotselinge, onverwachte en drastische wijze wijken voor de nare herinnering van de dader zonder dat de eerste daar enige zeggenschap of controle over heeft.
Slotoverwegingen
En dan mijn aanvankelijke idee om dit experiment uit te voeren met enkele volgers op Twitter. De reden waarom ik besloot het niet te doen, was om dat dit te diep in zou grijpen in de levens en gevoelens van mensen en ik hen niet wilde kwetsen maar alleen ‘gebruiken’ om een punt te maken. Ik besloot echter (na enkele tweets en een mail) dat dat het niet waard was en niet ethisch verantwoord voor mij als persoon en als onderzoeker. Is deze terughoudendheid nu zelfcensuur en heb ik de vrijheid van meningsuiting geweld aangedaan? Immers ‘gekwetst’ zijn is een subjectief begrip en dat kan iedereen wel roepen en buigen voor geweld is natuurlijk helemaal uit den boze. Verliest de vrijheid van meningsuiting daarmee niet een heel belangrijke dimensie, namelijk die van de vrijheid? De vrijheid namelijk om niks te zeggen, of je woorden anders in te kleden? Is de vrijheid niet geworden tot een dwangbevel om het liefst zo direct mogelijk te zijn en betekent direct zijn grof zijn en geen rekening houden met de gevoelens van anderen? Is dat een gevolg van het feit dat we zo nodig oprecht en authentiek moeten zijn en het idee dat je dat alleen bent als je niet beperkt wordt door wat anderen van jou en je opvattingen vinden? En de manier omdat te laten zien is door uitermate grof te zijn?
Laat het voorbeeld van die foto’s ook niet zien dat het waanidee van de absolute vrijheid van meningsuiting helemaal niets te maken heeft met een vrije uitwisseling van ideeen en democratisch debat? Dat, als je het idee van absolute vrijheid van meningsuiting aanhangt, er geen enkele reden meer is om doodsbedreigingen te verbieden? Of haatzaaien? Sterker nog dat het volkomen onlogisch is om dat te doen, Immers, dat is allemaal in ‘the eye of the beholder’ en daarmee niet objectief vast te stellen? En meer nog, als ik oproep tot geweld en iemand anders voert het uit, waarom zou dat dan mijn schuld zijn? Iemand is toch zeker verantwoordelijk voor zijn eigen daden? Of worden moeten doodsbedreigingen toch afgewezen worden omdat deze woorden misschien wel degelijk een daad van geweld inhouden. Immers, het beperkt anderen in hun autonomie; net zoals het opzettelijk ontheiligen van de foto van een dierbare dat ook doet?
Naast het aantasten van die autonomie, is er nog een ander punt dat uit bovenstaand voorbeeld komt: namelijk de relatie tussen mensen. Je zou kunnen stellen dat in het geval van mensen die je tot je eigen kring rekent, terughoudend bent om hen te kwetsen en dat je hen zeker niet doelbewust kwetst. De waarde die je dus aan bepaalde relatie hecht, bepaalt de waarde die je hecht aan bepaalde uitingsvormen. Daar zitten natuurlijk altijd gradaties in; je familie betekent over het algemeen meer dan je collega’s en je buren meer dan iemand ‘down under’. Vandaar ook dat iedereen wel eens een leugentje om bestwil vertelt of dat je bepaalde onderwerpen in bepaalde kringen niet aanroert. In alle situaties zeggen wat je denkt is dan ook niet het feest van de vrijheid van meningsuiting of heldendom, maar vooral moreel autisme. Soms is dat handig, als je vindt dat bepaalde dingen echt gezegd moeten worden, als taboes doorbroken moeten worden, enzovoorts.
De makers van deze film maken hun punt over de ruggen van joden en doelbewust ten koste van moslims tegen wie men eigenlijk zegt, we zien je niet als medemens. En in die zin valt de film zeker onder het kopje haatzaaien. Dat is kwalijk in een samenleving waarbij het belangrijk is om in tijden van globalisering en individualisering de sociale cohesie en sociale veiligheid te bewaren.
Posted on September 26th, 2012 by martijn.
Categories: Activism, Blind Horses, Guest authors, Headline, Society & Politics in the Middle East.
Guest Author: Thijl Sunier
Just over a week ago, after a period of relative silence, we could witness the start of another mediated Islam-hype with heated debates, demonstrations and (verbal and physical) violence. The apparent cause this time was the trailer on YouTube of an obscure movie titled “Innocence of Muslims” about the prophet Mohammed. The movie, in which Mohammed is depicted as a violent child molester, a rapist, a con-man and a homosexual, is the product of an obscure anti-Islam activist in the United States. The movie was designed to provoke Muslims deliberately by insulting Mohammed, much in the same way as the mad priest in Florida who burnt the Quran a couple of years ago. After the very-hard-to-find trailer was released, there was a small demonstration in Cairo in which the movie was mentioned along with other grievances against the US. It became a global issue only after an attack on the American embassy in Benghazi in Libya in which the ambassador was killed. Not very surprisingly this aroused strong reactions and a lot of media attention around the world, whereupon the protest spread to other countries. American magazines published grotesque cover images of angry mobs and raging Muslims. The whole circus of Islam critiques was mobilized to express their deep worries about the ‘ever increasing influence of radical Islam across the globe’.
It is remarkable to observe how quickly and relatively easy the commonly invoked discursive infrastructure of reactions and counter-reactions in such kinds of events is revived and repeated. The mediated sequence of public performances follows a basic script in which the same the (rhetorical) questions are posed and the same conclusions are drawn. With every new event this script becomes more established and more predictable.
On the 18th of September I watched a discussion on the German television dedicated to the event. It was a very informative discussion because it presented in a nutshell the dominant narrative that circulates globally. The participants in the debate are the ‘usual suspects’ performing a role in a drama called ‘should we be fearful of Islam?’ There is the senior orientalist who argues that the cause of all this dates centuries back to the 18th century Saudi Islamic scholar Mohammed ibn Abd al-Wahhab. Then there is the pious Muslima who states that only a small group of radicals use violence and that the majority of Muslims thinks differently even if they feel insulted by the movie. There is the journalist of the mainstream German newspaper who states that it is about the clash between freedom of speech and freedom of religion, being absolutely certain that radical Islam is gaining ground. There is the self-proclaimed ‘ex-Muslim’ (former member of a Salafi group in Germany) who knows ‘from the inside’ that it is the duty of all Muslims to hate (and preferably kill) all non-Muslims. There is the left-wing politician who pleas for a close cooperation between moderate Muslims and non-Muslims to overcome radicalism and to avoid schism. Finally there is the right-wing politician who stresses the need for more security measures. It is the repetition of strokes in a continuous play without much prospect for getting much further.
The basic feature of the script that is followed in these debates is that a global, very complex conflict is reduced to a simplified chain of causes in which the explanation boils down to theology and affect: insulting the prophet Mohammed causes rage among Muslims because Islam prescribes them to do so. There is a mutually reinforcing basic consensus among all these different voices that the conflict is about Islamic reasoning and sacred duties.
Those who question this simplistic explanation have a hard time because they have to argue against a dominant narrative. On discussion sites and blogs we find a number of very good analyses of the complexities of the events, but they are ignored largely by mainstream media. Fortunately things do not remain the same completely, however. The more these mediated hypes become predictable standard narratives (the next one is coming up in France as we speak), the more journalists become fed up with it. This is a good sign in my view.
Thijl Sunier is full professor in Cultural Anthropology (VU University Amsterdam). His specializations are Religion (islam, politics and islam, leadership, young people and and islam), migration, ethnicity and nation formation, European History and Turkey.
This blogentry was also published at Standplaats Wereld.
Posted on September 20th, 2012 by martijn.
Categories: Activism, International Terrorism, islamophobia, Multiculti Issues, Notes from the Field, Public Islam, Religious and Political Radicalization, Society & Politics in the Middle East.
In the debates on the Innocence of Muslims I came across an interesting argument after learning that the French magazine Charlie Hebdo would publish cartoons about the prophet Muhammad. Several people on my Twitter told this was a great idea, ‘we should publish cartoons and films mocking Islam over and over again until the Muslims learn that they should not protest (violently) against it’. The most clear example is Pat Condell’s older video:
But also others, usually less islamophobic, people have expressed such sentiment: let’s teach them.
What do I mean by teaching them? governmentality | Tumblr
“Liberal democratic polities place limits upon direct coercive interventions into individual lives by the power of the state; government of subjectivity thus demands that authorities act upon the choices, wishes, values, and conduct of the individual in an indirect manner… The citizens of a liberal democracy are to regulate themselves… Citizens shape their lives through the choices they make about family life, work, leisure, lifestyle, and personality and its expression. Government works by ‘acting at a distance’ upon these choices, forging a symmetry between the attempts of individuals to make life worthwhile for themselves, and the political values of consumption, profitability, efficiency, and social order… The government of the soul depends upon our recognition of ourselves as ideally and potentially certain sorts of person, the unease generated by a normative judgement of what we are and could become, and the incitement offered to overcome this discrepancy by following the advice of experts in the management of the self. The irony is that we believe, in making our subjectivity the principle of our personal lives, our ethical systems, and our political evaluations, that we are, freely, choosing our freedom.”
— Nikolas Rose, Governing the Soul: The Shaping of the Private Self
It is about teaching citizens to become liberal subjects not by repression and direct power, but by making clear what normal behaviour is and what is deviant and by making them realize for themselves that it is better for them to be ‘normal’. The argument of free speech is often combined with saying something ‘Look, if you are offended by watching the film, then just don’t watch it’ (somewhat later followed by condemning those Muslims who protest but ‘didn’t even saw the film’). Now if magazines like Charlie Hebdo really were concerned with freedom of speech / freedom of the press they probably should consider running the photo’s of a naked Kate Middleton as well together with, for example, cartoons made by the Arab European League depicting Anne Frank with Hitler (they were fined for publishing these). But that is not what they or others do. It is directed at Islam and Muslims.
There seems to be this idea that it is religious people in general but in particular Muslims who feel offended (too) easily. Therefore ‘we’ make videos, cartoons and so on in order to make more thick-skinned. These videos and cartoons do not just depict Muslims or key symbols of Islam but they represent them in a way the makers know can be taken as an insult: terrorists, sexmaniacs and so on; the classic orientalist visualizations often like in the Innocence of Muslims by sexual references. In order to teach them the blame for all the reactions against the insult is put on the target of the insult:
The Innocence of White People – StumbleUpon
Innocence is simply the playground bully calling your mother a slut after already breaking your jaw, and then wondering why you can’t take a joke.
As I explained earlier in the case of the Qur’an burning by Jones:
The Ritual of Provocation I – Burn, burn the Quran – C L O S E R — C L O S E R
the insult, provocation or criticism is a ritual form of teaching a group subordination by way of humiliation (Guimarães 2003: 142). It is more or less like saying this is the way we do things here, and you better acknowledge that and act accordingly. It not only expresses and reproduces the desired social order but also reproduces and legitimizes the hierarchy between Muslims and non-Muslims and is form of including individuals Muslims in the group as long as they meet certain criteria that are determined by the dominant groups in society. At the same time the accusations by some Muslims that these films and the Quran burning constitute blasphemy is an attempt to block the transgression from the side of the secular or Christian politicians and opinion leaders.
Releasing ‘offending and provocative’ films and other performances is a means to express, legitimize and naturalize elements of the social order that are deemed fundamental in the discourses about how a society should be (non-Islamic), in times when these same elements are perceived as threatened (by Islam).
This already shows to some extent how humiliation may work. Joel Robbins, elaborating on Marshall Sahlins work on the study of cultural change in Melanesia, takes us a step further not only seeing humiliation as a psychological factor but also a cultural one. According to Robbins in Sahlins model humiliation gives an answer to the question as to why people ’embrace’ so-called Western values and development instead of maintaining cultural continuity. Humiliation instils a ‘global inferiority complex’ that results in people themselves wanting to change and to accommodate to Western dominance in multiple ways. But as Sahlins also explains this humiliation can also lead to a self-consciousness that makes people resist Western dominance. It should be clear then that humiliation is, apart from being psychological, also a social fact (as Robbins explains based upon other writers such as Rorty and Margalit) shaping experiences, expectations, motivations and social processes for example how people search for belonging and connections (and where). The emphasis on integration and becoming liberal subjects makes clear what Muslims ‘lack’ (according to some) but also gives the promise that it is possible to overcome it; much in the same way as religion, ic Islam, does. The latter can be used by militant activists as a way to mobilise people, while the former can be used by secularists to subordinate people.
An interesting way to dilute the power of humiliation is, I speculate, using humour. As their Dutch counterparts already did, Charlie Hebdo and Newsweek appear to have discovered that using particular stereotypes on Muslims sells. Newsweek came with the headline Muslim Rage featuring so-called angry Muslims on their cover (and with a piece by Ayaan Hirsi Ali). Instead of getting angry, many Muslims on Twitter turned the #muslimrage hashtag into a joke. Or does this form of resistance come about after discovering that getting angry is indeed less beneficiary? It remains to be seen what happens furthermore of course, on Monday ads will appear in the New York metro saying that civilized people should support Israel and counter jihad.
Posted on September 17th, 2012 by martijn.
Categories: Activism, International Terrorism, Multiculti Issues, Notes from the Field, Public Islam, Religious and Political Radicalization, Society & Politics in the Middle East.
6. Zijn de rellen irrationeel, zinloos en doelloos?
De meeste aandacht in relatie tot The Innocence of Muslims gaat uit naar de rellen. Termen als ‘haatbaarden’, ‘moslimgekkies’, ‘booslims’, en ‘wilde moslimmannen’ doen veelvuldig de ronde en ook de kwalificaties voor de makers van de film zijn geen haar beter. Alsof deze mensen alleen gedreven worden door haat en collectieve gekte en een ‘achterlijke’, ‘pre-moderne’, religie of ‘domrechtse’ ideologie. Rellen zijn echter zelden volledig spontaan en hebben vaak heldere doelen en regels en zijn in die zin, zoals veel onderzoekers al hebben laten zien, te vergelijken met rituelen.
Dat geldt ook voor de film. Net als Submission I, de Mohammed cartoons, het verbranden van de Quran en Fitna is de film gebaseerd op een provocatie ritueel dat meestal drie stappen kent: een selectie wordt gemaakt van de centrale symbolen die staan voor een bepaalde groep en vervolgens wordt de manier gekozen om die symbolen te ontheiligen. Als derde stap wordt de schuld voor alle reacties op die ontheiliging geschoven op het bordje van die bepaalde groep. Het is hun schuld dat er wordt geprotesteerd en dat er rellen zijn, de provocateurs staan daar los van. Het doel van deze provocatie is om een sterke wij-zij tegenstelling te scheppen op basis van bekende stereotype beelden die het hele verhaal een zeker logisch karakter verlenen omdat ze verwijzen naar reële personen of gebeurtenissen.
Demonstraties en rellen doen iets soortgelijks. Zij dragen eveneens een specifieke identiteit uit en hebben als doel deze tegelijkertijd te creeeren door significante plekken te bezetten of aan te vallen. Soms valt dit samen met een provocatie-ritueel; denk aan de Oranjemarsen in Noord-Ierland. Iets dergelijks kan puur symbolisch machtsvertoon zijn, maar ook de ‘zuivering’ van bepaalde publieke ruimten als doel hebben door ‘vreemde’ (als in niet-behorend tot of zelfs vijandig aan de eigen groep) elementen te verwijderen. Bijvoorbeeld door het aanvallen, plunderen en in de brand steken van bepaalde gebouwen. Daarbij gaat het ook om de controle van de publieke ruimte; wie is er de baas van de publieke ruimte en wie heeft zeggenschap / beschermt bepaalde symbolen? En daarmee ook wie heeft het voor het zeggen in de wijdere samenleving? (Zie bijvoorbeeld de reactie op ongeregeldheden in Antwerpen en de reactie in de VS op de gebeurtenissen in het Midden-Oosten.). Geweld en demonstraties kunnen zich ook op de eigen groep richten wanneer er mensen zijn die weigeren om mee te doen. Veel vaker overigens zie je ook dat organisatoren er juist op hameren dat er geen geweld gebruikt mag worden. In beide gevallen dienen demonstraties en (het gebrek aan) geweld ook om de eigen mensen te disciplineren.
Kijk je naar de film en naar de slogans van de demonstranten zie je verder dat de ‘tegenstander’ gedemoniseerd wordt door deze te presenteren als een bedreiging voor de integriteit, waardigheid en culturele waarden van de eigen groep. Hoe dit gebeurt of moet gebeuren is vaak weer onderwerp van heftige interne debatten. De rituele constructie van provocaties, demonstraties en rellen heeft dus als doel de eigen identiteit te presenteren, te versterken en te vormen. Tegelijkertijd maken ze gebruik van al eerder bestaande sjablonen: moslims kunnen niet tegen kritiek en vrijheid van meningsuiting / Het Westen, de VS, is anti-islam. Dat er geweld bij komt kijken is te betreuren, maar niet zo vreemd. Het vormen van een eigen identiteit gebeurt helaas ook vaak met behulp van geweld. Cynisch gesteld, er zijn weinig dingen zo goed voor een sterke eigen identiteit als betrokken zijn bij een gewelddadig conflict. Of dit nu de War on Terror is of the Global Jihad.
Tot slot, iedereen die in discussies, analyses, media en dergelijke ingaat op een dergelijk conflict wordt onderdeel van het ritueel op het moment dat men geen afstand houdt tot het wij-zij denken. Afbeeldingen en films zijn uitstekend materiaal in de propaganda strijd. We denken te weten wat we zien, maar in feite zijn het vaak krachtige verstoringen van de realiteit van de straat. We mogen de indruk hebben dat de halve wereld in brand staat, in werkelijkheid gaat het maar om een zeer klein aantal demonstranten. Mediaberichtgeving in termen van ‘de moslims’ of ‘de koptische christenen’ zijn geen weergave van wat er aan de hand is, of een duiding en analyse van de fenomenen, maar worden onderdeel van de strategieeen van verschillende groepen om de wij-zij tegenstelling op te roepen en te bestendigen.
7. Hoeveel slachtoffers zijn er nu?
Naast de Amerikaanse ambassadeur in Libië, zijn er helaas nog zeven slachtoffers te betreuren (and counting wellicht). Zet dat overigens ook even af tegen de ongeveer 100.000 doden tijdens de opstanden. Naast deze doden zijn de belangrijkste slachtoffers de Syrische burgers. Want wie heeft het nu nog over hen?
8. Hoe zit het met de vrijheid van meningsuiting?
In zijn algemeenheid, in het Westen, goed. Elders minder. Dat mensen het recht hebben een dergelijke film te maken, lijkt bij de veel opiniemakers buiten kijf te staan (maar zie Imran Khan). Er zijn pogingen geweest om ook op wereldschaal (bij de VN) het belasteren en belachelijk maken (defamation) van religie te verbieden. Je kunt inderdaad stellen dat de internationale mensenrechten een weerspiegeling zijn van seculiere liberale en democratische waarden, in plaats van die van religieuze (hoewel ze nauw verbonden zijn met christelijk erfgoed). Wat overigens niet wil zeggen dat religieuze mensen de huidige internationale mensenrechten niet willen (daar gingen onder meer de opstanden over in het Midden-Oosten). Een bescherming van religieuze waarden onder het mom van mensenrechten zou gezien kunnen worden als een correctie ten gunste van religies, maar dit is niet gelukt. Ook de Amerikaanse wet biedt geen mogelijkheden een dergelijke film te verbieden.
Ingewikkelder wordt het als vrijheid van meningsuiting onderdeel wordt van het spel van de politieke en religieuze entrepeneurs. Dan wordt het onderdeel van de wij-zij tegenstelling waarbij ‘wij’ westerlingen natuurlijk geen lange tenen hebben en voor de vrijheid staan terwijl ‘hullie’ moslims gewoon nergens tegenkunnen. Dan wordt een vreedzame demonstratie van moslims tegen de film ook al snel een demonstratie van extremisten puur vanwege het feit dat ze tegen een film demonstreren. En dan wordt iemand die de vrijheid van meningsuiting verdedigd al snel iemand die ook de film goedkeurt. Het is ook in dit licht dat we het maken van deze film moeten zien. Degene die film maakte, wilde scoren over de hoofden van Israelische joden tegen moslims en weet zich daarbij beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de film wordt gezien als consequentie van de vrijheid van meningsuiting. De demonstraties van moslims klaarblijkelijk niet altijd.
9. Wat zegt dit over de Arabische Lente?
De term Arabische Lente is zo fout dat ik er een aparte post aan zou moeten wijden; andere keer misschien. Laten we het nu maar even gebruiken als label voor de golf aan opstanden in de Arabische wereld. Is dit nu het resultaat van de Arabische Lente? Is dit nu het gevolg van democratie in het Midden-Oosten? Dat soort commentaren zie je geregeld voorbij komen en de spijt en treurnis druipen ervan af; spijt en treurnis over Westerse belangen overigens in het algemeen. Maar als de Arabische Lente iets wegheeft van bijvoorbeeld de Val van de Muur of de Franse Revolutie dan weten we dat dit soort opstanden nooit direct leidt naar vrijheid en democratie, maar vaak nog een terugslag krijgt die juist haaks staat op de ontwikkeling naar democratie (mijn hemel je mag toch hopen dat men niet het patroon van na de Franse Revolutie gaat volgen…). De omwentelingen, of pogingen daartoe, zijn nog een maar amper een jaar oud en heel veel zinnigs valt er dus niet over te zeggen over de toekomst. Dergelijke opvattingen verraden vooral het racistische idee dat men vindt dat de moslim of de Arabier toch echt een andere mentaliteit heeft dan de Europeaan. En ieder geval zijn die Arabieren in dat gedachtegoed erg ondankbaar, want ‘we’ hebben ‘ze’ toch zo goed geholpen en nu vermoorden ‘ze’ ‘onze’ ambassadeur; kunnen ze niet wat dankbaarder zijn?
10. Wat gebeurt er in Europa?
Ik beperk me tot Engeland en Nederland aangezien dat de landen zijn die ik volg. In beide landen zijn er inmiddels demonstraties geweest, maar in beide landen zijn er ook grote twijfels of men wel de straat op moet gaan. Sommigen vrezen voor rellen, anderen zien er het nut er niet van in, anderen vrezen vereenzelvigd te worden met radicalen (zie hiervoor) en velen zijn ook teleurgesteld over de gewelddadige reacties die volgens hen meer kwaad doen aan de islam dan de film. Anderen vragen zich af of demonstreren wel des islams is, hoewel dat nu toch maar een beperkt sentiment lijkt te zijn.
In Engeland zijn tal van groepjes de straat op gegaan met allerlei flyers, brochures en boekjes over de islam en in het bijzonder de profeet Mohammed. Daarnaast was er een demonstratie in Londen, van ongeveer 150 man, bij de Amerikaanse ambassade waarbij betogers anti-Amerikaanse leuzen riepen en de Amerikaanse vlag verbrandden. In Nederland was er vrijdag op de Dam een kleine demonstratie van enkele tientallen mensen. Aanvankelijk wilde men naar het Museumplein, waar het Amerikaanse consulaat is, maar daar zag men toch van af. De demonstratie op de Dam verliep in mijn ogen (ik was aanwezig) rustig. De manifestatie was georganiseerd door stichting Cleopatra die zich overwegend bezighoudt met multiculturele activiteiten in de vorm van kooklessen en andere cursussen. Ik ken de organisatie niet, maar op het eerste gezicht heeft de club niet een heel erg politiek karakter behalve wellicht dan dat men zich erg verbonden voelt met de situatie in Egypte in soms niet mis te verstane (of juist wel?) teksten. Dit zeggen ze zelf over hun stichting:
Belangrijker denk ik overigens zijn de debatten op social media onder moslims over de film, over de daaropvolgende reacties in het Midden-Oosten en over de mogelijkheid om in Nederland en Engeland te demonstreren. Groepen als The Arrivalists keuren zowel de film als de gewelddadige protesten af en op WijBlijvenHier kunnen we iets soortgelijks vinden. De reactie van Hizb ut Tahrir daarentegen is veel militanter. Anderen verspreiden via Twitter en Facebook bijvoorbeeld de volgende flyers:
Op zondag 16 september was er een demonstratie op het Museumplein georganiseerd door Behind Bars. Er was veel pers aanwezig, ik schat zeker zo’n 40 journalisten. Daarnaast waren er zichtbaar zeker 25 agenten aanwezig, maar waarschijnlijk meer aan de hoeveelheid mannen met oortjes te zien. Het aantal demonstranten bedroeg zo’n 120, over de hele dag schat ik zo’n 150; ongeveer het aantal dat ik verwacht had. De demonstratie bestond uit diverse toespraken en het roepen van slogans. De gebruikelijke slogans, maar ook de slogan: obama obama, wij zijn allemaal osama. De woordvoerder erkent dat dit een gevoelige slogan is, maar ‘Jullie zoeken de grens op, dan wij ook.’ Met grens verwijst hij naar de profeet Mohammed. Volgens hem hebben ‘jullie’ (het westen, amerika) onze grondstoffen al, onze landen, onze vrouwen (hij verwijst naar Aafia Siddiqui), maar van onze profeet blijf je af. Dit hoorde ik ook tijdens de toespraken waarin voortdurend verwezen werd naar het onrecht in de moslimlanden, de aanvallen van Amerika: Maar niet onze profeet!
In die zin (zie ook één van de commentaren op het stuk van gisteren) is het terecht om in de verklaringen en analyses van de protesten niet te snel gevoelens over de film naar de prullenbak te verwijzen en alleen te kijken naar de politieke context, war on terror en het werk van politieke entrepeneurs. Je hoeft in analyses niet klakkeloos de uitlatingen van respondenten over te nemen, maar ze volkomen negeren en alleen verwijzen naar de politieke context betekent dat je de uitlatingen van mensen ook niet erg serieus neemt en eigenlijk stelt dat men leidt aan een vals bewustzijn. De uitlatingen van de woordvoerder zijn in die zin dan ook zeer verhelderend doordat ze het ongenoegen over de film en het beschimpen van de profeet plaatsen in die politieke context. In de toespraken werd ook voortdurend een beroep gedaan op moslims als ‘broeders’ om op te komen voor elkaar in de ‘oorlog tegen moslims’ en in de strijd van de moslims tegen de ‘tirannen’. Met name de verwijzingen naar Jemen waren legio waar Amerika voortdurend aanvallen uitvoert met drones. Af en toe waren er verwijzingen naar de Nederlandse politiek, in het bijzonder Wilders. Hier twee korte impressies die op Youtube geplaatst zijn (als u even goed kijkt, ziet u uw favoriete antropoloog ook nog heel even):
(Later deze week volgt een uitgebreider verslag van deze demo)
Deel 1 en Deel 2 zijn gebaseerd op eigen waarnemingen en gesprekken. Daarnaast is gebruik gemaakt van de volgende uitstekende bronnen:
“Was the Arab Spring Really Worth It?”: The Fascinating Arrogance of Power
Libya Recap: Snapshots from Social Media
“The Innocence of Muslims”: Rights, Responsibilities, and Cultural (and Political) Impositions | Castan Centre for Human Rights Law
An Annotated Map of Today’s Protests and of the ‘Muslim World’ – Max Fisher – The Atlantic
Of Stupid Men and Smart Machines
Romney Jumps the Shark: Libya, Egypt and the Butterfly Effect | Informed Comment
#NoToViolence (with images, tweets) · islamoyankee · Storify
Embassy attacks in Libya and Egypt are about more than religion – latimes.com
Beyond religion: Getting to the heart of the violence – CBS News
YouTube Terrorism | Culture | Religion Dispatches
tabsir.net » The “Muslim” Problem
(1) Wall Photos
Riots and Rituals: The Construction of Violence and Public Space in Hindu Nationalism – Peter van der Veer
Blowback of the ugliest kind: The lessons no one will learn from Benghazi – Opinion – Al Jazeera English
Activism in the Coptic Diaspora: A Brief Introduction
Dreaming of the Apocalypse – Opinion – Al Jazeera English
De uiteindelijke weergave en interpretatie is natuurlijk geheel mijn verantwoording. Wellicht volgt er eind van de week nog een update en dan wel over de Onschuld der Moslims als anti-semitische film.
Posted on September 16th, 2012 by martijn.
Categories: Activism, Blind Horses, International Terrorism, Multiculti Issues, Notes from the Field, Public Islam, Society & Politics in the Middle East.
1. Wat is er gebeurd?
Op 1 juli 2012 werd de film The Innocence of Muslims voor het eerst online gezet. Enkele maanden eerder draaide de film één keer in een theater in Hollywood. De film laat de profeet Mohammed zien als een vrouwengek, religieuze bedrieger en uitvreter; zeg maar de klassieke orientalistische beelden van de profeet en de Arabische man in het algemeen. De trailers van de film werden in het Arabisch vertaald en verspreid door een Egyptisch Amerikaanse blogger en koptische christen Morris Sadek. Op 8 september werd een korte versie uitgezonden op Al-Nas, een Egyptische zender. Op 11 september begonnen de protesten tegen de film in Egypte en Libië.
2. Wie zit er achter de film?
Een man uit Californië maakte deze film ongeveer 14 maanden geleden. Naar verluidt heeft mogelijkerwijze een koptische christen, Nakoula Basseley Nakoula, die zich voordeed als Israeli-Amerikaan, de film gemaakt. Andere koptische christenen zoals Morris Sadek en christelijke activisten zoals Steve Klein hebben de film gesteund. De film is gepromoot op hun Arabische sites en men heeft Terry Jones (die eerder de Quran wilde verbranden) binnengehaald voor de steun. Steve Klein is een militante christelijke activist en voormalig marinier die christelijke militia heeft getraind en protesten leidde tegen abortus klinieken, Mormon tempels en moskeeen. Intussen is het verhaal van de film er niet duidelijker op geworden bijvoorbeeld doordat de cast inmiddels afstand heeft genomen van de film omdat ze misleid zouden zijn. Het is duidelijk dat op sommige momenten in de film de acteurs iets anders zeggen dan je daadwerkelijk hoort. Opvallend is eveneens dat aanvankelijk de naam Sam Bacile de rondte deed, een joodse Israelisch-Amerikaanse makelaar die helemaal niet bestond. Een dergelijke afleiding zal niet toevallig zijn; wilde men bewust de joden in gevaar brengen? Hoewel de betrokken koptische christenen zeker niet staan voor alle koptische christenen, kan hun betrokkenheid waarschijnlijk niet los gezien worden van de jarenlange systematische onderdrukking, discriminatie en mishandeling van Egyptische koptische minderheid onder vorige (door het Westen met geld en wapens gesteunde) regimes. In het Westen lijkt het Mubarak regime nog steeds gezien te worden als beschermer van de kopten, maar niets is minder waar. Zij hebben op z’n minst toegekeken hoe militanten geweld gebruikten tegen hen of wellicht hen zelfs daartoe gestimuleerd. In deze context is het koptisch activisme buiten Egypte gegroeid inclusief militante activisten.
3. Hoe bereikte de film het Midden-Oosten?
De trailer (met twijfelachtige Arabische ondertiteling) is op youtube gezet. Het is waarschijnlijk deze versie die op een gegeven moment door een Egyptische zender, El Nas, is uitgezonden. Khader Abdullah, de presentator, is bekend om zijn opruiende commentaren over liberalen, kopten, secularisten enzovoorts. Andere radicale predikers deden dit daarna nog eens dunnetjes over en uiteindelijk was het alliantie van verschillende Salafis die opriep tot protesten. Volgens de organisator Wesam Abdel Warith was de bedoeling van de protesten om op wettige en vreedzame wijze de beledigingen tegen islam aan de kaak te stellen.
4. Wie demonstreerden er nou eigenlijk?
Het makkelijke antwoord is moslims. Of radicale moslims. Maar dat is toch wat te simpel. De eerste demonstratie in Cairo was een mix van salafis, ultra’s (voetbalhooligans; zij waren het waarschijnlijk die de Amerikaanse vlag omlaag haalden en de zogenaamde Al Qaeda vlag lieten wapperen) en kleine groepen koptische activisten. De situatie in Libië lijkt anders. Daar zouden de protesten wel eens een afleidingsmanoeuvre geweest kunnen zijn voor een geplande aanval waarbij helaas de Amerikaanse ambassadeur een tragische dood is gestorven. De groep die aanvankelijk demonstreerde werd daar vrij snel gevolgd door individuen met zware wapens en raketten. Dat is niet verbazingwekkend; niet alleen is Libië ongeveer verdronken in wapens tijdens de opstand, burgers hebben tijdens de opstand tegen Khadafi ook nog eens allerlei wapenopslagplaatsen van het leger geplunderd. De situatie waarin burgers veel zware wapens hebben is nog steeds niet veranderd en de overheid heeft geen enkele greep op de privé milities. Na Libië en Egypte volgden ook andere landen zoals Jemen, Saoedi-Arabië, Marokko, Somalië, Nigeria, Sudan, Irak, Iran, Pakistan, Bangladesh en de Golfstaten. In de Golfstaten waren de demonstraties meestal vreedzaam.
Zetten we de protesten uit op een kaart zoals The Atlantic deed dan zien we dat de generaliserende koppen zoals ‘moslims boos’, ‘protesten in de moslimwereld’enzovoorts niet helemaal hout snijden. De protesten vinden vooral plaats in het Arabische Midden-Oosten en Noord-Afrika. In India en Indonesië zijn nauwelijks protesten (een stuk of twee totnutoe). Sub-Sahara Afrika, centraal Azië, Zuidoost Azië, Turkije, Rusland, China, de VS en Europa kennen nauwelijks of geen protesten. De vraag is natuurlijk of ze in China überhaupt wel kunnen demonstreren, maar in landen als de VS, Nigeria, Turkije, Ethiopië en binnen de EU kan men dat wel. Wanneer je alle demonstranten totnutoe bij elkaar optelt en ziet dat het in de meeste landen telkens om enkele honderden demonstranten gaat, dan kom je in totaal over de gehele wereld uit op zo’n 12.000 demonstranten, van de 1,2 miljard moslims. Vergelijk dat even met de aantallen van vorig jaar op bijvoorbeeld het Tahrir-plein. Natuurlijk is het wel zo dat gewelddadige aanvallen op de Amerikaanse ambassades en de dood van de Amerikaanse ambassadeur in Libië deze demonstraties een extra zwaar gewicht geven (zie vraag 7).
Protest tegen het geweld in Libië. Foto Ahmed Sanalla
5. Waarom demonstreert men?
Ja, met 12.000 demonstranten zou je kunnen stellen, om 12.000 verschillende redenen. Iedere groep zal ook zo haar eigen redenen hebben. Laten we er vier clusters uitpikken. Allereerst de profeet Mohammed. Antropologe Saba Mahmood stelde zich ten tijde van de Mohammed Cartoons de vraag waarom sommige moslims niet alleen boos waren over de tekeningen, maar deze ook opvatten als een persoonlijke aanval. Zij stelt dat voor veel moslims de profeet Mohammed niet alleen een belangrijke profeet is en een bewonderenswaardig persoon, maar het ideaalbeeld voor een leven als goed mens. Hoe de profeet met vrouwen omging, hoe hij met vijanden omging is een voorbeeld voor het dagelijks leven van velen. Hem belachelijk maken roept dan ook zowel sterke religieuze als persoonlijke gevoelens op. Wil dat zeggen dat die 1,2 miljard – 12.000 dergelijke gevoelens niet hebben? Sommigen misschien, anderen hebben ze wel degelijk. Er is dus meer nodig dan alleen deze verklaring.
De demonstraties vinden vooral plaats in die landen die instabiel zijn vanwege de recente opstanden (Egypte, Libië en Jemen) en/of waar de VS nu en/of in het recente verleden actief was in verband met de war on terror (Libanon is the odd one out hier). Voor veel landen gold dat ten tijde van de opstanden de jihadisten eigenlijk nagenoeg irrelevant waren. Deze film is een ‘uitstekende’ gelegenheid om iets van hun verloren terrein terug te winnen; anti-Amerikaanse en pro Al Qaeda sentimenten zijn daarbij vruchtbare grond, maar het is wel de vraag of aanvallen op burgers hen verder zullen helpen. In Libië demonstreerden de dag na de dood van de ambassadeur enkele honderden vrome conservatieve moslims (ouderen en jongeren) tegen het geweld. De situatie in Egypte is nog steeds instabiel en de, voor internationale waarnemers, volkomen inadequate reactie van president Morsi is wellicht te verklaren door de interne tegenstellingen tussen verschillende facties van de moslimbroeders, salafis en counterrevolutionaire krachten waartussen hij moet schipperen en die ook een ruimte scheppen voor andere groepen. In Libië vond de aanval plaats na de dood van een hoogeplaatst Al Qaeda lid; dat lijkt geen toeval. Met name de burgers van Jemen hebben de afgelopen jaren, net als Pakistan en Afghanistan, veel te verduren gehad van Amerikaanse drone-aanvallen gebaseerd op een beleid waarin iedereen die eruit ziet als een al qaeda persoon een legitiem doelwit is. Hierbij zijn veel kinderen en andere onschuldige burgers gedood. Het anti-amerikanisme komt dus niet uit de lucht vallen. Tientallen jaren van Amerikaanse steun voor onderdrukkende regimes (en voor Israël), een invasie van Irak (tot stand gekomen doordat de VS iedereen bedroog) en daarop volgende verwoesting van het land, de drone-aanvallen, zouden wel eens veel belangrijkere verklaringen kunnen zijn voor de woede dan de film. Cynischer gesteld, wie is er eigenlijk barbaars?
Een ander cluster van opvattingen kom ik vooral in Europa tegen (Engeland, Duitsland en Nederland); het idee dat moslims moeten laten zien dat er niet met hen te sollen valt. De opvatting dat moslims zich niet zo moeten aanstellen vanwege een stomme film zien deze mensen als gevaarlijke onderdanigheid; de islam is sterk en dat moet je laten zien anders blijven mensen over je heen lopen. Men vindt dat reguliere moslimorganisaties zich verkocht hebben aan de overheid en daarmee moslims in een ondergeschikte en onwaardige positie hebben gebracht. Gezien de lage aantallen demonstranten in Europa (ook in het verleden) zou je kunnen stellen dat men niet zo succesvol is in dit opzicht, maar dit verhoogt juist het gevoel van urgentie. Een laatste cluster betreft de politiek-religieuze entrepeneurs. Ik noemde al de jihadisten die weer relevant willen worden en ook de andere bovenstaande sentimenten lenen zich uitstekend voor collectieve mobilisatie. Maar dat moet wel gebeuren. Rellen zijn zelden spontaan; ze worden geanticipeerd, kansen worden gepakt en ze worden gereguleerd. Tegenstellingen zijn nooit alleen etnisch of religieus (zie de verschillende groepen), maar de verschillende dimensies van bepaalde fenomenen worden door politieke entrepeneurs gereduceerd tot simpele wij-zij tegenstellingen; in dit geval op basis van religie. Dat gebeurde door de makers van de film en vervolgens door degenen die opriepen tot protesten of meer. De stemmen van de koptische kerk die fel afstand heeft genomen van de film of van de Amerikaanse ambassade in Cairo die voorafgaand aan de demonstraties de film veroordeelde, raken verloren in de ruis die optreedt door het werk van deze politieke entrepeneurs en de naweeën van de dood van de ambassadeur. Of sterker nog worden geïnterpreteerd als ongeloofwaardig of als onderdanigheid aan islam (dhimmi).
Ambassadeur Stevens in betere tijden
Morgen deel 2.
Posted on May 9th, 2012 by martijn.
Categories: Society & Politics in the Middle East.
Al Jazeera Witness – Pop goes Islam
The controversy surrounding an Islamic styled music channel for Muslim youth.
In 2009, Egyptian entrepreneur Ahmed Abu Haiba launched the world’s first-ever Islamic music channel. Based in Cairo, 4Shbab branded itself as “Islam’s Own MTV”. In its first few months on air, the channel shocked thousands of viewers and enthralled thousands more.Abu Haiba set up the 4Shbab to provide an alternative to what he saw as the sinful nature of most music videos being broadcast to viewers in Egypt, across North Africa and the Middle East; to give Muslim youth genuine television entertainment without compromising Islamic values.
The launch money, and a substantial part of ongoing funding, came from Saudi backers. But after an initial strong start, a backlash set in. Despite winning awards, Abu Haiba increasingly had to defend his channel and its programmes against claims that it was “unIslamic”.
The Saudi backers cut their funding; his staff were unhappy about whose vision they were working to. And veiled model Yasmine Mohsen found that her attempts to launch a presenting career at 4Shbab fell in the face of conservative viewers who saw no place for women on television.