You are looking at posts in the category Burgerschapserie 2010.
M | T | W | T | F | S | S |
---|---|---|---|---|---|---|
« Sep | ||||||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 |
8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 |
15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 |
22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 |
29 | 30 |
Posted on July 8th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
Stel je voor: naast je wijk wordt een woonwagenkamp gepland. Prima. Je kan je niet herinneren dat je ooit moeilijkheden hebt gehad met woonwagenbewoners en Frans Bauer is ook een heel aardige man. Maar een aantal buren begint een hetze. Je kunt je mond houden. Maar je kunt ook laten weten wat je vindt en op het beslissende moment je mond opendoen.
11 juli finale WK voetbal
Op de één of andere manier heeft bovenstaand citaat schijnbaar met het WK voetbal te maken. En een beetje klopt dat ook wel. Tijdens het WK is, hoe verder het Nederlands elftal komt, Nederland steeds meer oranje en de feestvierende meute groeit per wedstrijd. In plaats van een aantal buren die in een hetze is begonnen, zien we eerder een heel groot aantal buren die opgaan in en mee liften met het succes van het nationaal elftal. De enorme oranjegekte, de enorme bedragen die gepaard gaan met dit WK, bespiegelingen over hoe Nederland er anders uit zou kunnen zien als het WK voor de verkiezingen had plaats gevonden en over hoe Nederland aan hoop, optimisme en vertrouwen zou kunnen winnen door het succes van het voetbalteam, maken van voetbal een ‘deep play’. ‘Deep play’ is een begrip van de antropoloog Jeremy Bentham die het omschrijft als een spel waarvan de inzet zo hoog is, dat geen enkel rationeel persoon er aan zou deelnemen. Het is toegepast door de antropoloog Clifford Geertz in zijn essay over hanengevechten op Bali Deep Play: Notes on the Balinese Cockfight. Geertz stelt dat we door deze hanengevechten veel kunnen leren over de samenleving als geheel; het gaat niet alleen om hanen die met elkaar vechten, maar om mannen die met elkaar vechten (en ja, de term ‘cock’ heeft dezelfde dubbelzinnige lading in het Engels als in de Balinese taal) en om een commentaar op de Balinese hiërarchische verhoudingen en daarmee ook op de Balinese samenleving zelf. De hanengevechten en de weddenschappen daarover verbeelden het netwerk van sociale relaties tussen verwanten en dorpsgenoten en worden min of meer omgekeerd zonder echter de bestaande status quo aan te tasten: “iedere wedstrijd is een wereld op zich”.
Theocornelissen.sp.nl - vlag van Recip Aluc
De onmogelijkheid om je aan het oranje te onttrekken juist door de commercie gecombineerd met de euforie over de overwinningen en de sociale commentaren over hoop en optimisme scheppen een situatie waarin de term oranjekoorts misschien nog wel beter is dan deep play. Waar velen zich in tijden van economische crisis, onvrede over de maatschappij en de staat en de polarisatie onder bevolking een sterk onbehagen voelen is er nu een situatie waarin Nederland zich collectief lijkt te verliezen in een ogenschijnlijk simpel spel. Het is een zichzelf versterkend en aanstekelijk proces dat leidt tot gigantische volksfeesten, maar ook tot rellen. Dat ertoe leidt dat mensen verenigd kunnen worden, maar dat mensen ook weer tegen over elkaar gezet kunnen worden (de Duitsers), dat voorspelbaar is maar ook ongeregeld. Dat maakt het mooi, maar ook eng. En nu maar hopen dat Oranje ook op het beslissende moment haar punt maakt.
Posted on June 30th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
Op 1 juli 1863 werd in de Nederlandse kolonies de slavernij afgeschaft. Meer dan 45.000 slaven werden vrijgelaten. Ieder jaar herdenken we dit tijdens Keti Koti. Maar heb je er wel eens bij stilgestaan dat je door je koopgedrag slavernij elders op de wereld misschien wel in stand houdt? Zoals kinderarbeid in de cacao en katoenproductie? Punt van aandacht, zo staat op www.handvestburgerschap.nl.
1 juli Keti Koti
Ja, ja wijs de individuele burger vooral op zijn/haar verantwoordelijkheid. Niks mis mee op zich, maar hier wordt gemakshalve even vergeten dat slavernij en kolonialisme deel uit maken van onze geschiedenis en onze maatschappij in het verleden en in het nu. Lees bijvoorbeeld de impressie van de slavernijherdenking (Keti Koti en zie ook het Keti Koti Festival) van 2009 door Markus Balkenhol op Standplaats Wereld maar eens:
De herdenking van de slavernij en het fileprobleem « Standplaats Wereld
Het slavernijverleden boeit de ‘gewone’ (lees: blanke) Nederlander nauwelijks. Wat wél boeit is de kwestie van het fileprobleem. De wens tijdens herdenkingsbijeenkomsten om het verkeer te blokkeren heeft dus een bredere betekenis. Het is een manier om toegang te vinden tot de publieke aandacht, en het is een manier om de gevestigde orde even te verstoren. Het is een lichamelijke interventie in de stedelijke doorstroming, en het is tegelijkertijd een symbolische handeling.
Een historicus als Piet Emmer mag graag de slavernij bagetelliseren. Zo wees hij hulp aan Haïti na de aardbeving af omdat zij hun ellende aan zichzelf te wijten hadden; hadden ze maar niet in opstand moeten komen tegen de slavernij.
Haiti heeft niets aan Piet Emmer – Opinie – de Volkskrant
Emmer somt een correcte, zij het selectieve waslijst historische ellende op die plaatsvond in het onafhankelijke Haïti. Dat hij daarbij de intensieve Amerikaanse bemoeienis met het eiland, inclusief een bezetting en decennia gedoogsteun aan de dictatuur niet noemt, is merkwaardig. Maar echt opvallend is zijn stilte over de 90 miljoen goudfranken die het onafhankelijke Haïti moest betalen aan de voormalige kolonisator Frankrijk ter compensatie van de verloren slaveneconomie. Het heeft Haïti bijna een eeuw gekost om dit bedrag te betalen. Toen het Franse parlement een aantal jaren geleden bij wet verklaarde dat de slavernij een misdaad tegen de menselijkheid is geweest, eiste Haïti zijn geld terug. Tot op heden geeft Frankrijk niet thuis. Hadden ze maar niet tegen een erkende misdaad tegen de menselijkheid in opstand moeten komen.
Geld
Je vraagt je af wat er met dat geld, nu zo’n 15 miljard euro, niet aan orkaan- en aardbevingresistente gebouwen en infrastructuur had kunnen worden neergezet, of hoeveel economische impulsen hiermee aan het eiland hadden kunnen worden gegeven.
Dat dit dan wel onder VN-paraplu had gemoeten, vanwege corruptie en gebrek aan infrastructuur, is een gevolg van diezelfde slavernijgeschiedenis en zijn nasleep. Daarmee is uitdrukkelijk niet gezegd dat eigen, Haïtiaanse misdadige elites geen schuld zouden hebben aan de (onder-)ontwikkelingen.
Overigens is Emmer ook opvallend selectief in zijn vergelijking met de ex-slavenkolonies Guadeloupe en Martinique, die niet in opstand kwamen en nog steeds Franse overzeese gebiedsdelen zijn. Zo was het begin 20ste eeuw te danken aan de Franse gouverneur van Martinique dat alle 30 duizend inwoners van de toenmalige hoofdstad St.Pierre het slachtoffer werden van een lokale vulkaanuitbarsting.
Onze rijkdom is ten dele gebouwd op de slavernij en ook al is Nederland misschien niet de allergrootste slavenhandelaar geweest en hebben ook Afrikanen en Arabieren hieraan meegedaan, het is integraal onderdeel van onze geschiedenis. Het is te simpel om alle hedendaagse problemen in Afrika of problemen van zwarte jongeren in het Westen af te schuiven op slavernij, maar het slavernij verleden zit diep geworteld in hedendaagse ervaringen van mensen waar dan ook en een simpele oproep aan burgers om geen foute chocolade te eten is toch echt wat al te simpel: het doet geen recht aan deze gedeelde geschiedenis en ervaringen van mensen. Dat besef zit er nog steeds niet al te diep in zo blijkt uit bijvoorbeeld het recente bezoek van prins Willem-Alexander aan New York bij het 400-jarig jubileum van Nieuw Amsterdam.
Een gebrek aan inzicht over slavernij in het verleden is misschien ook wel de reden dat we hedendaagse vormen van slavernij niet direct herkennen. Je kunt je afvragen of de gastarbeiders in het verleden niet simpelweg de directe opvolgers zijn van de slaven en contractarbeiders. Weliswaar kwam een groot deel van de gastarbeiders uit eigen beweging, maar gezien de grote sociaal-economische verschillen in die tijd kun je je afvragen hoe vrij men dat deed. Daarbij werd men hier redelijk dom gehouden in de bedrijven en waren de werk- en leefomstandigheden behoorlijk beroerd. Dat alles in het kader van goedkope arbeidskrachten. Nog treuriger is het lot van illegale migranten of legale seizoensarbeiders. En nog treuriger dan van de vrouwen in de sexindustrie; de positie van veel vrouwen en meisjes uit het Oostblok is aardig te vergelijken met die van sexslaven. Misschien dat we deze vorm van moderne slavernij ook nog even in de gaten kunnen houden in de discussie over kansarme migranten. Immers de groepen die het betreft zijn deels dezelfde groepen die (nu) als kansarm worden aangemerkt. Alsof de slavendrijver zijn slaaf straft voor het missen van alle kansen die deze slaaf toch heeft.
Going Dutch – korte docu over slavernij
Korte docu over slavernij in Zuid-Amerika (Suriname/Guyana)
Posted on June 24th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
“Nederland is een land waar niemand zijn eigen ik hoeft te verstoppen”, staat op www.discriminatie.nl. “Het is een plek waar niet geoordeeld wordt over bijvoorbeeld huidskleur, handicap, leeftijd of seksuele voorkeur. Iedereen moet zichzelf kunnen zijn en zich thuis kunnen voelen. In Nederland mag iedereen zijn of haar eigen ik laten zien.”
26 juni Roze Zaterdag
www.rozezaterdagen.nl
Met de strekking zullen velen het eens zijn. Het is ook een belangrijk signaal zeker in een tijd waarin homo’s en joden en moslims slachtoffer zijn van discriminatie en intolerantie. Recent is er behoorlijk wat te doen over het anti-semitisme en anti-homo gedrag onder Marokkaans-Nederlandse jongeren en eigenlijk al hun anti-gedrag. Het meest opvallende zijn niet deze vormen van agressief gedrag. Die zijn, helaas, van alle tijden. Of het ‘nieuwe’ anti-semitisme inderdaad stijgende is, is moeilijk te zeggen. Dat wordt voortdurend beweerd nadat er incidenten zijn geweest in de strijd tussen Israel en de Palestijnen die groot het nieuws halen zoals in het verleden de Intifadah, de Gaza oorlog en recent de Flotilla. Of het ook erg nieuw is valt ook te betwijfelen; het is wel van iets andere aard dan het klassieke extreem-rechtse anti-semitisme.
Eerder was er ook onderzoek naar acceptatie van homosexualiteit een ook dat liet tegenstrijdige tendensen zien: als een ogenschijnlijk vooral autochtoon probleem of als een ogenschijnlijk allochtoon probleem. Laurens Buijs heeft daar een helder verhaal over geschreven: Twee rapporten. Vandaag is er ook een SCP rapport verschenen dat ook op dit onderwerp ingaat:
Dit zijn enkele conclusies uit de SCP-publicatie Gewoon anders. Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Het rapport, onder redactie van prof. dr. Saskia Keuzenkamp, is het resultaat van samenwerking tussen het Sociaal en Cultureel Planbureau, de Universiteit van Amsterdam, University College Maastricht en Movisie. Op basis van informatie uit bevolkingsenquêtes, enquêtes onder homo- en biseksuele mannen, vrouwen en jongeren, onderzoek onder lesbische ouders en hun kinderen en interviews met sleutelpersonen uit vijf minderheidsgroepen (behoudend protestanten en Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Chinese Nederlanders) wordt een zo compleet mogelijk beeld geschetst van de acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. De uitvoerige, wetenschappelijke publicatie van het onderzoek heet: Steeds gewoner, nooit gewoon. Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland.
Enkele andere conclusies:
Homoseksualiteit steeds meer geaccepteerd
Homoseksualiteit op zich wordt onder alle lagen van de bevolking breed geaccepteerd. Gemiddeld stond in 2008 9% negatief tegenover homoseksualiteit. In 2006 was dat nog 15%.
In sommige kringen is het aandeel met een homonegatieve houding beduidend groter. Dat geldt met name voor orthodoxe protestanten en moslims. Ook bij etnische en religieuze minderheden voltrekken zich echter voorzichtig positieve veranderingen in de omgang met homoseksualiteit, vooral onder Surinaamse en orthodox protestantse Nederlanders. Maar het openlijk homo of lesbisch zijn blijft in de onderzochte minderheidsgroepen problematisch.
Gelijke rechten voor homo’s en hetero’s breed onderschreven, zichtbaarheid ligt gevoeliger
Vergeleken met andere westerse landen is de steun voor gelijke rechten voor homoseksuelen in Nederland het grootst. Zweden en Denemarken lijken op dit punt het meest op Nederland. Toch is een op de vijf Nederlanders tegen adoptie door homoseksuele paren en ruim een op de tien voor afschaffing van het huwelijk voor paren van hetzelfde geslacht.
De brede instemming met wettelijke gelijkstelling neemt niet weg dat er nog altijd veel mensen zijn die moeite hebben met de zichtbaarheid van homoseksualiteit in het openbaar. In 2008 gaf 40% van de bevolking aan twee zoenende mannen aanstootgevend te vinden, 27% zei dat over twee vrouwen. Dit zijn veel grotere groepen dan de 13% die er aanstoot aan neemt als het om een heteropaar gaat.
Geweld en andere negatieve reacties
Met regelmaat verschijnen er berichten over fysiek geweld tegen homo’s. Alleen al in Amsterdam werden er in 2009 82 meldingen daarvan gedaan bij de politie. Verbaal geweld komt veel vaker voor. In 2009 werd een op de tien homomannen in het half jaar voorafgaand aan het onderzoek een of meer keer uitgescholden of belachelijk gemaakt op school of werk vanwege zijn seksuele voorkeur. Ongeveer drie op de tien had die ervaring met vreemden. Onderzoek onder lesbische en biseksuele vrouwen uit 2008 laat vergelijkbare uitkomsten zien.
Lesbische moeders en hun kinderen krijgen vaak onaangename reacties. Ruim tweederde van de moeders krijgt suggestieve vragen en drie op de tien melden geroddel. Hun kinderen zijn vaak het mikpunt van grapjes (61%) en negatieve opmerkingen over de seksuele voorkeur van de moeders (45%).
Homojongeren
Bijna een derde van de leerlingen in het voortgezet onderwijs denkt dat een homoseksuele leerling op school niet open kan zijn over zijn of haar seksuele voorkeur. Heterojongeren hebben een ambivalente houding als het gaat om de openheid van homoseksuelen. Zij hechten veel belang aan authenticiteit: iemand die echt zichzelf is, dwingt respect af. Maar tegelijkertijd moeten jongeren zich wel houden aan gendernormen. Homojongens die zich vrouwelijk gedragen zijn volgens de jongeren ‘nep’ en niet zichzelf.
Uit onderzoek onder ruim 1600 homojongeren van 16-25 jaar blijkt dat meisjes gemiddeld 13,5 jaar zijn als ze ontdekken dat ze zich (ook) tot seksegenoten aangetrokken voelen; de jongens gemiddeld 12,6 jaar. Tussen ontdekking en coming-out verstrijken bij meisjes drie jaar en bij jongens vier.
Een op de zeven lesbische of biseksuele meisjes en een op de acht homo- of biseksuele jongens heeft (heel) vaak last van depressieve klachten. De helft van de homojongeren heeft weleens suïcidegedachten gehad. 9% van de homo- of biseksuele jongens en 16% van de lesbische of biseksuele meisjes heeft een zelfmoordpoging achter de rug.
Biseksuelen
Biseksuelen wijken op tal van aspecten af van homoseksuele mannen en vrouwen. Zij zitten vaker ‘in de kast’, vooral de mannen en jongens. Biseksuele jongeren (vooral de jongens) rapporteren minder homovriendelijkheid in hun omgeving dan de homoseksuele jongeren. Biseksuelen zijn niet vaker depressief, maar hebben wel vaker een zelfmoordpoging ondernomen. Onder heterojongeren is biseksualiteit zo goed als onbekend. Toch komt biseksualiteit onder meisjes meer voor dan lesbisch zijn.
Tot zover de persverklaring van dat rapport. Wat hierin ontbreekt is hoezeer homoseksualiteit (en vandaar ook de link met burgerschap hier) wordt ge-instrumentaliseerd als een marker voor Nederlandse identiteit en voor de alteriteit van allochtonen, in het bijzonder moslims zoals bijvoorbeeld Paul Mepschen laat zien. Men gaat daarbij uit van een ge-idealiseerd beeld van de Nederlandse samenleving omdat homo’s bij lange na nog niet dezelfde status hebben als heterosexuelen en vooral nog steeds te maken hebben met heteronormativiteit zoals het SCP onderzoek laat zien met betrekking tot middelbare scholen.
Zeer belangrijk is ook het idee van jezelf kunnen zijn zoals ook blijkt uit het SCP onderzoek maar ook uit het fragment van de burgerschapskalender. Dat kan natuurlijk niet onbeperkt in de publieke ruimte ook al suggereert de tekst van de burgerschapskalender anders. Het moge duidelijk zijn dat in Nederland homo’s vrij veel ruimte krijgen om hun idee van eigenheid te tonen, maar dat deze allesbehalve vanzelfsprekend is onder zowel autochtone als allochtone Nederlanders.
Posted on June 18th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
“Wie is toch die man die iedere zondag het vlees komt snijden?” vroeg een jongetje zich een paar jaar geleden af in een SIRE-spotje. Omdat vaders toen zo druk waren en altijd onderweg. Intussen hebben vaders de zorg voor hun kinderen meer op zich genomen. Vaders snijden niet alleen het vlees, maar maken ook het eten klaar.
Mannen zouden niet minder opvoeden, maar anders, maar toch ook weer anders dan hun vaders. Wanneer het gaat om Marokkaans-Nederlandse ouders wordt er vaak geklaagd over de ouders en de vaders misschien nog wel het meest. Daar zit wel een kern van waarheid zoals dat heet. Het verlies aan gezag van met name de vader speelt een rol. Zijn positie is vaak vooral verzwakt door zijn lage sociaaleconomische positie. Verder proberen vaders wel invloed uit te oefenen op hun kinderen bijvoorbeeld op de keuze van hun vrienden), maar veel voltrekt zich toch buiten het gezichtsveld van de vaders. Het onderzoek dat A. Hermans enkele jaren geleden gedaan heeft in Gouda stelt dat vaders de nadruk leggen op het volgen van ‘het rechte pad’. Dit betekent dat hun kinderen goede moslims moeten worden en respect voor anderen moeten hebben, ongeacht huidskleur of geloof (op de tweede plaats komt een goede opleiding, die gezien wordt als het middel om te slagen in de maatschappij).
De ouders vaak geen antwoord hebben op de ‘waarom’-vragen van hun kinderen. Dit gaat ook op voor religieuze overdracht. Veel jongeren verwijzen naar familieleden (opa’s, oma’s, ooms en tantes) die over veel religieuze kennis zouden beschikken. In veel gevallen wonen deze mensen echter in Marokko en niet in Nederland. De religieuze overdracht is over het algemeen beperkt tot het vertellen van verhalen over de profeet Mohammed, de vasten, leren van het gebed en soms bij meisjes de hoofddoek. Jongeren willen meer dan dat. Zij willen weten waarom de zaken zijn zoals ze zijn volgens de islam van de ouders en willen precies de regels weten. Het gaat er niet zozeer om dat ouders daar geen antwoord op hebben (dat hebben ze meestal wel ook al is dat dan weer niet altijd ontleend aan islamitische tradities), maar vaak is het niet het antwoord dat de jongeren zoeken.
Verder dienen we de invloed van de ouders sowieso niet te overschatten. Zeker wanneer kinderen de puberteit bereiken wordt de ‘peergroup’ steeds belangrijker. Trees Pels heeft laten zien dat dit voor Marokkaans-Nederlandse jongeren sterker geldt dan voor autochtoon-Nederlandse jongeren aangezien de eersten beïnvloedbaarder zijn en sterker gehecht zijn aan vrienden. De peergroup geeft jongeren de mogelijkheid om te experimenteren en kan een zeer belangrijke steun zijn voor jongeren. Naast Hermans zijn Trees Pels, Paul Geense en Marjolijn Distelbrink één van de weinigen die onderzoek hebben gedaan naar vaderschap onder allochtonen:
Dé plek voor de zorgvader
Enkele algemene resultaten (en voor de duidelijkheid: dit geldt niet voor alle allochtone vaders), zijn bijvoorbeeld dat driekwart van de 25 Chinese vaders (inderdaad) in de horeca werkt. Dat deze werkende vaders gemiddeld laag zijn opgeleid, maar wel eigenaar zijn van een restaurant of cafetaria. Marokkaanse vaders doen het minst in het huishouden, dit vanwege hun religieuze en culturele achtergrond en de feitelijke verdeling van het binnenshuis (vrouwen) leven en buitenhuis (mannen) leven. Maar Marokkaanse mannen doen toch altijd de boodschappen? Ja, maar dat blijkt een specifieke mannen buitenhuistaak te zijn. Creoolse vaders staan het dichtst bij hun kinderen. Ze praten ook meer met ze en proberen het beeld van de afwezige vader die zijn kinderen als prestigeobject beschouwt, ten goede te veranderen. Gezamenlijk vinden de allochtone vaders dat ze de opvoeding goed aankunnen, maar opvoeden in Nederland is ook lastig. Unaniem noemen ze de seksuele permissiviteit (vrijheid) en de losse omgang tussen jong en oud. Nederlandse kinderen krijgen te weinig respect voor ouderen aangeleerd en zijn brutaal en over assertief. Wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon.
Het is een belangrijk onderzoek want het beeld over mannen cq vaders onder bijvoorbeeld moslims blijft misschien nog wel meer steken bij stereotypen en vooroordelen dan bij vrouwen. Bij vrouwen die zich sluieren is, zo zie ik terug in mijn eigen onderzoek, de vraag die vaak gesteld wordt of ze dat moeten van hun vaders. Als we het hebben over de onderdrukking van de vrouw, dan gaat het om al dan niet vermeende onderdrukking door de man/vader. In interessant onderzoek in dit opzicht is Stolen Honor van Katherine Ewing. In dit boek schildert zij een etnografisch portret van Duitse moslimmannen waarbij ze zich richt op de stereotypen en stigma waarmee zij te maken krijgen en hoe ze daar in hun dagelijks leven mee omgaan. Volgens Ewing is deze stigmatisering vaak onopgemerkt, maar oefent zij wel degelijk invloed uit op het scheppen van een identiteit als man. Onderzoek onder Britse jongens laat dit bijvoorbeeld eveneens zien. Het idee van een ‘crisis van de mannelijkheid’ dat vaak in onderzoeken terugkeert lijkt op basis van dat Britse onderzoek (maar ook dat van Ewing) gebaseerd op een gebrekkige conceptualisering van mannelijkheid, waarin pathologisch gedrag van mannen centraal staat: ze zijn onderdrukkers, functioneren slecht op de arbeidsmarkt en in het onderwijs en worden op alle fronten voorbijgestreefd door vrouwen. Macho-gedrag en denigrerende uitlating van jongens over meisjes zijn niet slechts uitingen zijn van seksistische opvattingen of uitingen van onderdrukking van vrouwen. Het machogedrag van sommige jongens is evenmin alleen een manier om de traditionele machtsverdeling tussen jongens en meisjes te handhaven. Het is volgens ook een rebellie tegen de vooroordelen die er bestaan rondom het pathologische gedrag van mannen door het omkeren van negatieve stereotyperingen; de brutale onbeschofte jongen, wordt dan een macho stoere jongen die macht uitoefent over zijn omgeving.
Ewing laat daarbij zien dat de negatieve stereotyperingen en stigma’s een belangrijke rol spelen in de constructie van de moslimman (als mislukte, onderdrukkende patriarch of agressieve haatbaard) als tegenpool van de Duitse moderne man en moderne vader en moderne burger (die meer doet dan alleen op zondag het vlees snijden):
The national subject of a modern democracy based on equality and respect for human rights stands as the antithesis of an abjected subject whose sense of belonging must rest on violence and the abuse of women (p3).
Zeer interessant daarbij is dat ze laat zien dat deze mannen goed op de hoogte zijn van die stigma’s en dat ze laat zien welke tactieken deze mannen ontplooien om om te gaan met de beperkingen die het gevolg zijn van die stigma’s. Jammer is dan wel weer dat ze nauwelijks gebruik maakt van studies naar mannelijkheid (wat je toch zou verwachten) of studies naar autochtone, blanke, identiteiten en dat ze bestaande kritieken op feministische studies (die volgens haar ook van de mannen een negatieve karikatuur zouden maken) evenmin behandelt. Wel laat ze duidelijk zien dat de bestaande populaire discussies over eerwraak bijvoorbeeld het geweld dat wordt uitgeoefend door de mannen voortdurend geplaatst in de context van de Turkse cultuur of een islamitische cultuur (een stereotypering die, ook in Nederland, doorwerkt tot in de jeugdzorg en andere zorginstellingen) terwijl de discussie ook zou moeten gaan over de rol en positie van mannen en de realiteit van het alledaagse leven van mannen in de context van de Duitse samenleving.
Posted on June 2nd, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
Balletje trappen, hinkelen, tikkertje met verlos. Kinderen willen de ruimte op straat. Op de Nationale Straatspeeldag worden straten afgesloten en wordt aandacht gevraagd voor een verkeersveilige inrichting van buurten en wijken. Maar ook voor verkeersveilig gedrag. Niet harder dan 30 km rijden in een woonwijk, de auto niet op de stoep zetten, ons in een kind verplaatsen.
2 juni Nationale Straatspeeldag
www.veiligverkeernederland.nl
De straatspeeldag. Niets is zo verwonderlijk voor een boerenjongen als een straatspeeldag. Hoezo kinderen willen de ruimte? Ik trok mijn laarzen aan, ging de misse op en vervolgens het land. Ongeveer 15ha aan land, dan een weg over en dan de bossen in. Er hoefde niets afgezet te worden. Een dergelijke verwondering is altijd goed voor een antropoloog zeker als de straat waar hij nu woont ook is afgezet voor de Nationale Straatspeeldag. Wat is er aan de hand? Het komt erop neer dat onze leefomgeving en de publieke ruimte eigenlijk is gekoloniseerd. Dit gebeurt door de overheid die met bestemmingsplannen een ruimte kan categoriseren door te stellen dat deze bijvoorbeeld een winkelbestemming heeft, of een woonbestemming of een industriebestemming. Daarmee staat voor jaren de inrichting en bebouwing van deze ruimte deels vast. Mensen kunnen bezwaar maken, maar vaak niet tegen de grote plannen en doelen zelf; alleen op detailniveau. Een verdere kolonisering vindt plaats door projectontwikkelaars en andere private ondernemingen (zoals aannemers, winkelcentra, horeca, industriële ondernemingen enzovoorts) met opnieuw (zie de VINEX wijken) weinig inbreng van individuele burgers. Het enige dat daadwerkelijk overal doorheen lijkt te komen zijn allerlei vormen van consumentisme zoals McDonalds die je inderdaad overal terug kunt vinden.
Dat wil niet zeggen dat burgers compleet machteloos zijn. Zo woonde ik eerst in een prachtwijk waar de bewoners midden in de zomer een zwembad midden op straat zetten, met kratjes bier en parasols eromheen, stoelen en tafels. Altijd zonder vooraf toestemming te vragen en zonder ook maar één haar op hun hoofd die eraan dacht te boel op te breken omdat een politieman of -vrouw dat zei. Vervolgens zette de politie de boel maar netjes af zodat het niet lokale verkeer niet zo dom zou zijn zomaar die straat in te rijden. Daarmee maakten deze inwoners hun eigen domein; wel binnen de fysieke structuur van de straat en uiteindelijk gedoogd door de lokale overheid.
Iets dergelijks is de Nationale Straatspeeldag ook. Het idee was een jaar of 20 geleden dat ouders en kinderen wilden protesteren tegen de verkeersonveilige omgeving. Hoe spontaan dat was weet ik niet. Door middel van Veilig Verkeer Nederland is er een sterk educatief tintje aangegeven dat uiteindelijk de daadwerkelijke fysieke structuur niet zal veranderen (daarvoor zijn meestal toch wel een paar dodelijke ongelukken nodig). Feit is ook dat het samenvalt met de Buitenspeeldag wat een initiatief is van tv-zender Nickelodeon, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Jantje Beton om te stimuleren dat kinderen buitenspelen. Nickelodeon zendt dan ook niet uit. De betrokkenheid van Nickelodeon, VNG, VVN en Jantje Beton betekent wel een vervreemding van de ruimte als speelplek voor ouders en kinderen omdat het niet op hun voorwaarden plaatsvindt (je moet ook altijd een vergunning hebben van de gemeente). Verder dient men zich natuurlijk ook hier aan regels te houden; het traditionele zandgevecht zoals wij dat vroeger hielden (en ja er kon wel eens per ongeluk een steentje tussen zitten) is vast niet toegestaan.
Er zijn enkele groepen die zich deels en op improviserende wijze aan deze kolonisering onttrekken. En is het verbazingwekkend dat deze groepen over het algemeen nogal wat commotie veroorzaken. Denk aan zwervers die de straat gebruiken als slaapplek, denk aan vrouwen met niqaab wier kleding schijnbaar ingaat tegen expliciete en impliciete gedragsregels, denk aan hangjongeren. Er wordt vanalles geprobeerd om deze toch weer in het gareel te krijgen: men haalt mensen van de straat (bijvoorbeeld bij een internationale top), er zijn niqaab- en burqaverboden voor openbare ruimtes en hangjongeren worden geconfronteerd met veiligheidszones, preventief fouilleren en het bijhouden van lijsten van in de gaten te houden jongeren zoals in Rotterdam gebeurt. Denk maar niet dat dat gaat helpen. Zwervers keren gewoon terug. Vrouwen dragen toch hun niqaab wel, desnoods alleen op plekken waar het wel kan, en die hangjongeren blijven hangen; het is hun plek, zij bewonen die en staan het niet zomaar af. Dergelijk gedrag is voldoende voor nog meer commotie natuurlijk.
De praktijken van sommige groepen zoals hangjongeren wijzen dan ook vormen van ‘everyday resistance’ zoals die beschreven zijn door De Certeau in zijn Practices of Everyday Life. In dat boek focused op hij de micro-politics van mensen die er afwijkende praktijken op na houden om te overleven in een ruimte die in feite niet van hen is. Zij hebben namelijk te maken met strategieën van hen die de macht in handen hebben. De machtigen stellen hun eigen plaats veilig door de wereld om hen heen te domineren. Een dergelijke dominantie komt mede tot stand door strategieën waardoor de Ander tactieken moet bedenken om hun plaats in die ruimte veilig te stellen. De tactiek van de Ander is per definitie subversief, maar niet zonder meer als verzet aan te merken ook al gebeurt dit in het geval van de dames met niqaab en soms met (Marokkaans-Nederlandse) hangjongeren wel. Zonder duidelijk in de aanval te gaan probeert men via improvisatie te komen tot een eigen orde en productie die de dominante orde ontwijkt, ontregelt en soms tijdelijk een halt toeroept. Het gaat dus veel meer om uitdagen, improviseren, verschuiven en creatieve aanpassing aan de kolonisatie van de ruimte. Zo zou de straatspeeldag en buitenspeeldag ook bedoelt kunnen zijn. Maar hier doet zich wel iets interessants voor als we er even vanuit gaan dat deze straatspeeldag en buitenspeeldag in eerste instantie het gevolg is van gevoelens van onbehagen over het gebrek aan speelruimte en veiligheid op straat voor kinderen. Deze zijn dan vervolgens omgezet in collectieve en ge-institutionaliseerde actie vanuit het maatschappelijk middenveld en de commercie. Het zou interessant zijn om te zien op welke momenten en hoe vormen van alledaags verzet overgaan in meer georganiseerde vormen van collectieve actie en sociale bewegingen én wat dit vervolgens betekent voor het alledaagse leven van de mensen om wie het in eerste ging.
Posted on May 29th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
“Een uit de hand gelopen hobby”, zegt oprichter en organisator Jan Smeets over Pinkpop, het popfestival dat jaarlijks tijdens het pinksterweekeinde in het Zuid-Limburgse Landgraaf wordt gehouden. In 1970 organiseerde hij Pinkpop voor het eerst. Belangeloos. Niemand verwachtte dat het zo’n groot succes zou
worden, maar Jan Smeets ging ervoor. Nu, ruim veertig jaar later, is Pinkpop groter dan ooit.
30 mei Dag van de Passie
Ik kan nu een stukje schrijven over de vos die de passie preekt….maar dat laat ik maar even. Pinkpop dat is veel interessanter. Wat is Pinkpop? Een paar dagen muziek luisteren? Natuurlijk, legendarisch zijn de optredens van Pearl Jam, Lou Reed, Nick Cave en Bruce Springsteen. Maar er is nog wel wat meer. Pinkpop wordt vaak opgevat als een soort vakantie; even buiten de routine van het alledaagse, even buiten de controle van ouders, studie, werk en staat. Pinkpop gaat ook over saamhorigheid, sfeer, gemoedelijkheid en onder elkaar zijn; verbonden door middel van muziek en smaak. Pinkpop is beleving en ervaring en brengt mensen met zeer uiteenlopende achtergronden en voorkeuren bij elkaar. En nog mooier: over het algemeen zonder wanklank.
Dit vinden we eveneens terug bij religieuze bijeenkomsten van bijvoorbeeld Evangelicalen zoals Johan Roeland zo mooi laat zien. Maar ook in mijn onderzoek naar salafisme zien we het terug.
De wekelijkse lessen in de moskeeën en lezingen door het hele land heen zijn belangrijke activiteiten, evenals de jaarlijkse conferenties (meestal één in het Nederlands en één in het Arabisch) die sommige moskeeën organiseren. Deze worden erg goed bezocht en niet alleen door mannen en vrouwen die zichzelf zien als deel van de salafi-beweging, maar ook door mensen die juist kritisch staan ten opzichte van deze organisaties. Juist voor een religieuze beweging zijn dergelijke activiteiten van groot belang om een grote groep sympathisanten te transformeren naar actieve participanten en, vooral via de grote conferenties, de sympathie van een grote groep te behouden. Voor de bezoekers zijn dergelijke conferenties zowel een uiting van het verlangen naar als een poging tot morele vernieuwing van het zelf en de samenleving op basis van wat zij zien als de authentieke bronnen van de islam. Zo werd er in de maand ramadan in 2007 een bijeenkomst in een klein stadje georganiseerd door jongeren die geaffilieerd zijn met de Ahlus Sunnah-moskeeën. De bijeenkomst begon met een lezing over de Koran, waarbij de spreker benadrukte hoe bijzonder de Koran is, of zou moeten zijn voor moslims. De Koran is het woord van God en daarin ligt alle noodzakelijke kennis besloten volgens de prediker. Hij vertelde over mensen die tijdens de maand ramadan de Koran 60 keer hadden gereciteerd en hoe die recitaties ervoor zorgden dat mensen ‘terugkeerden’ (zich bekeerden) naar de islam. Vervolgens sprak hij direct het publiek aan en vroeg: ‘Hoe vaak hebben jullie de gehele Koran gelezen deze maand? Hoe vaak hebben jullie slechts een deel van de Koran gelezen? Hoe vaak hebben jullie de Koran zelfs maar opengeslagen?’ Volgens sommige jongeren voelde dit als een aansporing om tijdens de maand ramadan aan hun religieuze plichten te voldoen. Veel jongeren blijken ook naar deze bijeenkomsten te komen om ‘hun imaan (geloof) te versterken’. Wanneer men bijvoorbeeld in Marokko is tijdens de zomervakantie verzwakt hun imaan door de aanwezigheid van schaars geklede vrouwen en andere verleidingen die mensen van het rechte pad afbrengen. Het leggen van een relatie tussen slecht gedrag en zwak imaan maakt van geloof en ongeloof morele imperatieven.
Nogal wat onderlinge gesprekken tijdens de conferenties gaan niet alleen over de inhoud, maar ook over de sfeer, het elkaar ontmoeten, het samen zijn met ‘broeders’ en ‘zusters’, de geest van ware ‘broederschap’ of ‘zusterschap’. Ideeën en gevoelens over broederschap en zusterschap zorgen ervoor dat mensen ervaren deel uit te maken van een gemeenschap van gelovigen, temeer daar zij actief zoeken naar kennis over de islam bij de ‘juiste’ predikers. Veel bezoekers komen met vrienden en familieleden, hun partners en soms ook met hun kinderen. Op discussiefora en chatrooms wordt van tevoren afgesproken om elkaar daar te ontmoeten en er ontstaan ook vriendschappen tijdens deze bijeenkomsten. In hun vriendenkring binnen de salafi-beweging vinden zij een groep van gelijkgestemden
van wie ze steun en erkenning krijgen en soms ook advies over bepaalde rituelen of het correcte gedrag. Het onder elkaar zijn, het luisteren naar lezingen
stimuleert hun geloofsbeleving en is dan ook niet alleen een uiting van hun affiliatie met de salafi-beweging, maar ook een manier om deel uit te maken van de gemeenschap van ware gelovigen en hun betrokkenheid daarbij te bestendigen en versterken.
Ook het hier al eerder genoemde Multifestijn en het Nationaal Islam Congres hebben soortgelijke functies. De laatste heeft in korte tijd (het is pas de tweede keer) al behoorlijk wat status gekregen en één van de veel gehoorde vragen van de laatste week is dan ook ‘Ga jij ook naar het Islam congres’? Dergelijke vragen en statements dat men gaat (of juist niet) zijn manieren van het uitdragen van het geloof, net als de gang er naar toe. Het gaat om het uitdragen én ervaren van verbonden met islam en ‘de’ moslimgemeenschap.
Op een andere manier zien we dit ook weer terug bij concerten van Sami Yusuf, één van de meest populaire, zo niet meest populaire islamitische zanger die een mix maakt van easy-listening pop en religieuze liederen (anasheed; meestal a-capella maar niet bij Sami Yusuf). Misschien dat hij nog eens op Pinkpop komt?
Komende week meer over het Nationaal Islam Congres
Posted on May 19th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
Een lijnbus wordt gesneden. Een vrachtwagenbestuurder krijgt “de vinger”. Als fietser in de grote stad is het overleven en aardig blijven. Je kunt er maar beter niets van zeggen als je van je sokken wordt gereden. We zijn soms enorme hufters in het verkeer. Draai het eens om. Geef die vrachtwagen de ruimte om in te halen. Zeg iets vriendelijks, in plaats van die agent een grote bek te geven. Een rustige hartslag is belangrijker dan het toerental van je auto.
Fatsoen en burgerschap horen bij elkaar. Nederland kent niet zo’n sterke traditie van zeer openlijke en uitgesproken trots op de natie-staat (met de nodige uitzonderingen natuurlijk zoals tijdens Koninginnedag en EK/WK voetbal; maar die zijn toch van een iets andere aard). Wel kent Nederland volgens mij zeer sterk het idee van de Nederlandse natie-staat erkend als als morele gemeenschap: een gemeenschap waarin vroeger natie, religie en deugdzaamheid met elkaar verbonden waren. Als katholiek was men Nederlander en als Nederlander werd je ook geacht katholiek of protestants te zijn. Vaderlandsliefde en religie betrokken burgers bij de morele toestand van het land zoals Peter van Rooden uitlegt. Tegenwoordig is dat niet veel anders behalve dat religie lang niet meer zo’n prominente plaats heeft. In plaats van religie lijkt de nadruk tegenwoordig meer te liggen op seculiere waarden en deugden (die overigens niet los te zien van de Nederlandse christelijke tradities). Voorbeelden van burgerlijke deugden zijn fatsoen, zorgzaamheid, saamhorigheid, ijver, respect en hulpvaardigheid.
Het zal voor iedereen duidelijk zijn dat het mishandelen van buschauffeurs, agenten en hulpverleners niet helemaal voldoet aan het beeld van de ideale, goede burger. Vanuit de politiek en het OM klinken niet voor niets stemmen voor extra bescherming van mensen met een publieke taak. Dat gaat onder meer om politie agenten. Rechters gaan daar echter niet zo makkelijk in mee en het is ook niet verwonderlijk dat dat weer boze stemmen oproept. Opvallend is echter dat op het beledigen en mishandelen van politieambtenaren al een hogere straf staat dan bijvoorbeeld bij mishandeling van (andere) burgers. Omdat zij het overheidsgezag representeren verdienen zij extra bescherming. Ik vraag me nu af of het andersom ook geldt. Als een politieman over de schreef gaat, wordt hij of zij dan ook zwaarder gestraft? De nadruk op fatsoenlijk gedrag is op zich natuurlijk niet slecht. In een samenleving zijn er nu eenmaal regels nodig om goed te kunnen samenleven. Maar we moeten wel helder hebben wie nu bepaalt wat fatsoenlijk gedrag is of niet en of dat voor voordelen leidt voor bepaalde groepen. Zo kan een agent die twee jongens op een brommer opzettelijk ten val brengt en vervolgens valsheid in geschrifte pleegt door het opmaken van een vals proces verbaal (ambtsmisdrijf) ervan af komen met 60 uur werkstraf en 2 jaar schorsing, als het aan het OM ligt tenminste. Alsof deze agent zich slechts schuldig had gemaakt aan discriminerend optreden terwijl de slachtoffers toch wel degelijk zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. En dat terwijl de Damschreeuwert is aangeklaagd wegens het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en het in gevaar brengen van de koninklijke familie. Dit laatste geval is nog onduidelijk, in het eerste geval ging de rechter niet mee in de eis van het OM maar verzwaarde de straf tot 120 uur werkstraf en 3 schorsing juist omdat van een agent meer verwacht mag worden dan van een burger. Of wat te denken van een agent die een werkstraf krijgt van 200 uur wegens verkrachting van een minderjarig meisje? Of 100 uur werkstraf (eis 120 uur) voor het in de maag trappen van een agent?
Dit is natuurlijk geen uitputten overzicht, maar het zou goed zijn als daar eens wat dieper ingedoken wordt. Zijn de strafeisen tegen agenten hoger of juist lager dan tegen andere burgers met vergelijkbare vergrijpen? Wat is het verschil tussen de strafeis en strafmaat in de verschillende zaken. Speelt de publieke functie van agenten een belangrijke rol wanneer zij veroordeeld worden voor een misdrijf of overtreding? Als het antwoord op die vragen uitvalt in het voordeel van de politie dan is de nadruk op meer fatsoen door de overheid in het kader van burgerschap, immers niet meer dan een middel om (nog) meer controle op de publieke ruimte te krijgen en de eigen machtspositie te verstevigen.
Posted on May 15th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
Huiselijk geweld komt in de beste families voor. Bedek het niet met de mantel der liefde. Vrienden en familie vangen vaak de eerste signalen van huiselijk geweld op. Zoals blauwe plekken, bijtwonden, verdwenen tanden. Soms is een vrouw opvallend onderdanig, een kind agressief, heeft leerproblemen of maakt tekeningen over geweld. Vraag dan hoe het gaat, zo nodig onder vier ogen.
Een vreemde term eigenlijk huiselijk geweld. Wanneer iets huiselijk is dan heeft het iets warms, geborgens, knus, gezelligs. Huiselijk geweld is intiem, maar daarmee houdt de relatie met die connotaties van huiselijk wel op. Zowel mannen als vrouwen maken zich schuldig aan huiselijk geweld en zijn het slachtoffer. Huiselijk geweld komt binnen homoseksuele en heteroseksuele relaties voor. Gewelddadig gedrag in relaties is niet zo simpel en eenduidig te verklaren. Zowel individuele (psychische), relationele als maatschappelijke factoren spelen hun rol. En schijnbaar heeft huiselijk geweld ook nog wat te maken met burgerschap.
De precieze link die men voor ogen heeft is me onduidelijk. Wel is het zo dat binnen de hele burgerschapsdiscussie zelfredzaamheid, zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid centrale issues zijn. Je kunt beargumenteren dat vrouwen die mishandeld worden dat per definitie allemaal missen. In ieder geval de eerste twee, maar zeker ook in de discussies erover het derde aspect. Vrouwen worden toch vaak voorgesteld als passieve slachtoffers terwijl het gaat om een relatiesysteem waarin de vrouw zo haar eigen rol vervult. Dat blijkt bijvoorbeeld wanneer vrouwen er, ondanks voortdurende mishandeling, toch voor kiezen om bij de dader te blijven. Waarschijnlijk juist omdat alle zelfredzaamheid en zelfstandigheid hen is afgenomen. Let wel, dit is iets heel anders dan stellen dat het de eigen schuld is van die vrouwen. Het praten in termen van schuld en onschuld is versluierend omdat het de complexe dynamiek van alle relaties (dus ook die tussen degenen die mishandelen en mishandeld worden) negeert.
Nog een reden waarom huiselijk geweld aan burgerschap gelinkd kan worden is dat, dankzij de vrouwenbewegingen, huiselijk geweld een publieke verantwoordelijkheid is. Waar vroeger geweld binnen relaties (huwelijk) werd beschouwd als een zaak tussen man en vrouw (of families) waar de overheid niet tussen moest komen, is het mede aan de vrouwenbeweging te danken dat huiselijk geweld op de publieke agenda is gekomen en dat de overheid (zij het met de nodige weerstand en terughoudendheid) hier een taak op zich genomen heeft.
Daarnaast past het voor komen van huiselijk geweld natuurlijk niet in ons idee van de morele gemeenschap. Een gemeenschap waarin bepaalde deugden en burgerschap binnen een natie-staat met elkaar verbonden zijn. De morele gemeenschap wordt voorgesteld als een gemeenschap van waarden en in een morele gemeenschap waarin emancipatie van de vrouw als één van de belangrijkste verworvenheden beschouwd wordt, past natuurlijk geen huiselijk geweld.
Verder heeft huiselijk geweld natuurlijk betrekking op het onderscheid allochtoon – autochtoon. Huiselijk geweld zou vooral voorkomen onder allochtonen en meer in het bijzonder onder moslims hoewel precieze cijfers daarover moeilijk te geven zijn. In de discussies erover doen die cijfers er ook nauwelijks toe; dan fungeert het onderscheid allochtoon (moslim) – autochtoon vooral als middel om de idylle van de Nederlandse morele gemeenschap als een gemeenschap gebaseerd op (onder meer) vrouwenemancipatie en bevrijding hoog te houden waarbij men zich afzet tegen de allochtoon (moslim) waarin vrouwen ‘nu eenmaal’ onderdrukt worden. Waar we moord in relaties onder autochtonen vaak lijken interpreteren als ‘familiedrama’ gebeurt dit in het geval van Turkse (en soms ook Marokkaanse) Nederlanders als eerwraak of eergerelateerd geweld. In het eerste geval wordt vaak ingezoomd op psychologische factoren en in het tweede geval op culturele factoren. Maar er is geen enkele reden om te veronderstellen dat bij huiselijk geweld onder autochtone Nederlanders cultuur geen enkele rol speelt of dat bij eergerelateerde moorden psychische factoren geen rol spelen. In alle gevallen geldt ook dat we oog moeten houden voor grotere culturele, economische en politieke processen die de machtspositie van vrouwen negatief beïnvloeden.
In een themanummer van het tijdschrift Krisis stelt Verstraete enkele vragen die in het verlengde van bovenstaande liggen:
hoe verhouden zich patronen van huiselijk, geweld of date rape in The Bronx en Princeton tot grotere economische processen die niet alleen etnische groepen maar ook mannen en vrouwen binnen die groepen verschillend positioneren? En hoe zijn. die etnische, economische en seksuele asymmetrieën in de Verenigde Staten en Europa te koppelen aan bijvoorbeeld het Amerikaanse sekstoerisme in Taiwan, of de prostitutiehandel in Oost-Europese en Afrikaanse vrouwen in Brussel en. Amsterdam? En wat heeft die vrouwenhandel dan weer te maken met enerzijds de etnische oorlogen in de Balkan of in Centraal-Afrika, inclusief de rol van het vrouwelijk lichaam daarin, en anderzijds het Europese asielbeleid?
Relevante vragen die de moeite waard zijn om een stil bij te staan en onderzoek naar te doen.
Posted on May 5th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
Nationale Bevrijdingsdag. Het is één van de weinige herdenkingsdagen waarvan vrijwel iedereen in Nederland weet wat we vieren: de bevrijding van de Duitse bezetting. Ofwel: de vrijheid. In deze tijd weten we ook maar al te goed wat een voorrecht het is om in vrijheid te leven. Via de media komen ons vaak genoeg andere verhalen ter ore. Bevrijdingsdag wordt dan ook steeds meer: Dag van de Vrijheid.
Na gisteren de doden te hebben herdacht, vandaag Bevrijdingsdag. Een dag die steeds tot een Dag van de Vrijheid wordt. Tegenwoordig lijkt die vrijheid uitgedaagd te worden door alleen al de (publieke) aanwezigheid van een bepaalde religie:
D66.nl – De vrijheid van godsdienst
Deze maatschappelijke ordening verandert in de laatste decennia van de vorige eeuw in rap tempo, mede op aandringen van D66, in een vrijere, geseculariseerde samenleving waar burgers niet meer automatisch binnen hun eigen zuil studeren, sporten, dansen en trouwen. En net op de valreep van dat proces van ontzuiling meldt zich een nieuwe speler in de vorm van de Islam. Deze voor Nederland tot dan vreemde religieuze gemeenschap begint, met een beroep op de vrijheid van godsdienst zoals die in Nederland inmiddels wordt ingevuld maar geheel tegen de trend in, met eigen scholen, eigen voetbalverenigingen en ventileert tamelijk dwingende opvattingen over seksualiteit, voortplanting, leven en dood. Daarmee geeft ze ons een uitgelezen kans om te bewijzen hoe vrijzinnig we eigenlijk zijn_..
De islam als uitdaging of in sommige gevallen bedreiging voor de vrijheid.MeerVrijheid – Vrijheid, Ayaan Hirsi Ali en de islam-kwestie
Wat moeten we aan met de moslims in ons midden die een dogmatische religie aanhangen die haaks staat op ons “westerse” idee van individuele vrijheid – een religie die vrouwen als minderwaardig beschouwt aan mannen en geen scheiding erkent tussen kerk en Staat? Vormt de Islam een bedreiging voor de vrijheid die we hier genieten – en zo ja, hoe moeten we daar mee om gaan?
‘Onze’ vrijheid wel te verstaan:
Islamkritiek: liefde is de motivatie – AmsterdamPost
We zijn voor ons land, onze waarden en onze cultuur. Voor onze liefde tot de democratie, waarvoor veel moedige mensen hebben gevochten – door de hele historie heen – tegen brutale tirannen, inhumane geloofsbekentenissen en corrupte politieke systemen. Onze liefde voor vrouwen en onze hoop, dat hun recht op vrijheid beschermd blijft, om ons allemaal en onze wereld met de prachtige eigenschappen, die alleen vrouwen zo perfect kunnen uitdrukken, te verrijken. Wij zijn voor de liefde, voor de soort van vrijheid, die alleen in culturen kan bestaan waarin zelfverantwoordelijkheid en filantropie heersen.
Het probleem zit ‘m in de islam zelf volgens sommigen:
Nederlands.nl: citaat: De islam is onverenigbaar met de principes van vrijheid die de kern van het Verlichtingsdenken vormen. Toch komen er steeds meer mensen naar het Westen vanuit landen waar het leven volgens tribale tradities is georganiseerd; zij komen steeds meer in de greep van de radicale islam, die tradities en dogmata introduceert die stammen uit de periode van voor de Verlichting en sterk tegen de Verlichtingsidealen gekant zijn.
De islam is onverenigbaar met de principes van vrijheid die de kern van het Verlichtingsdenken vormen. Toch komen er steeds meer mensen naar het Westen vanuit landen waar het leven volgens tribale tradities is georganiseerd; zij komen steeds meer in de greep van de radicale islam, die tradities en dogmata introduceert die stammen uit de periode van voor de Verlichting en sterk tegen de Verlichtingsidealen gekant zijn.
En als resultaat daarvan ook in de gedragingen van bepaalde moslims die hun gebruiken importeren:
Amnesty buigt mee ::Weblog VVD Paul de Krom
het argument van Amnesty dat het dragen van een boerka moet worden verdedigd in het kader van de godsdienstvrijheid lijkt op zijn minst aanvechtbaar. In landen waar de boerka wordt gedragen, is van godsdienstvrijheid absoluut geen sprake. Het lijkt er eerder op dat religie wordt misbruikt om vrouwen structureel achter te stellen, uit te sluiten en te discrimineren. Onder andere door middel van een boerka of nikaab. Ik ben ervan overtuigd dat vele Nederlandse moslima’s gruwen van de gedachte een boerka te moeten dragen.
Dat leidt anderen dan weer tot de conclusie:
Lux et Libertas: Moslims verstoren lezing islam-criticus Benno Barnard
Het moge duidelijk zijn dat de islam en academische vrijheid niet samen gaan. Eerdere affaires (waarbij onder meer de Universiteit Utrecht, de Universiteit van Leeds en Yale University Press betrokken waren) toonden dat al aan. Bij die affaires speelde echter (zelf-)censuur van en door niet-moslims een belangrijke rol. Daarvan is in dit geval echter geen sprake. Dit “incident” lijkt veel meer op wat in februari van dit jaar gebeurde op de Universiteit van Californië in Irvine. Destijds maakten moslimstudenten het de Israëlische ambassadeur Michael Oren onmogelijk een toespraak te houden. Uiteindelijk kon Orens toespraak toch door gaan, maar pas nadat twaalf moslimstudenten door de politie waren gearresteerd. De politie in Antwerpen arresteerde gisteren echter niemand en de lezing van Benno Barnard kon ook niet na vertraging worden hervat. Zou het een met het ander te maken hebben? Dat zou best wel eens zo kunnen zijn.
Onder groepen moslims valt deze dagen, nu er volop gesproken wordt over niqaab-verboden, het volgende te beluisteren:
Angst voor het onbekende… « Islaamparel’s Blog
Het verbod op de niqaab, het sluiten van Islamitische basisscholen en nog vele andere zaken. Stel dat jij toch besluit om de niqaab te gaan dragen dat dien je een boete te betalen. Vreemd hoor dat een vrouw geen boete krijgt als ze halfnaakt de straat op loopt. We leven toch in een vrij land roepen de meeste mensen! Waarom geldt die vrijheid dan niet voor ons?
Misschien is het wat overtrokken, maar wat hier gebeurt zien we zelden terug in publieke discussies. In plaats van de bewijslast bij moslims neer te leggen voor wat betreft hun loyaliteit en vrijheidslievendheid, wordt de bewijslast nu omgedraaid: de spanningen en tegenstrijdigheden binnen en tussen allerlei liberale principes worden blootgelegd en ter discussie gesteld en de vraag wordt, min of meer, gesteld of die liberale principes hun belofte van vrijheid wel waarmaken. Onder moslims is er inmiddels een groeiende groep denkers die zich bezighoudt met het verkennen en interpreteren van principes en waarden van de politieke en juridische tradities binnen islam (bijvoorbeeld in de sharia) die in overeenstemming zijn (of kunnen worden gemaakt) met de liberale ideeen over vrijheid en democratie: Khaled Abdou El Fadl, Tariq al-Bishri, Rashid al-Ghannouchi, Abdolkarim Soroush, Said Ashmawi, Aziza al-Hibri, Tariq Ramadan en in het verleden ook Nurcholish Madjid. Dergelijke pogingen worden kritisch en soms met het nodige wantrouwen (of regelrechte afwijzing) gevolgd door zowel moslims als niet-moslims.
Niettemin worden, zoals Saba Mahmood terecht stelt, de liberale principes zelf zelden ter discussie gesteld. Zij stelt bijvoorbeeld dat een historische verkenning van het begrip tolerantie laat zien dat in de totstandkoming ervan de nodige strijd geleverd moest worden door groepen die niet als deel van de morele gemeenschap werden beschouwd. En ook nu zijn er nog de nodige discussies over wat tolerantie nu precies is, waar de grenzen van tolerantie liggen en wie wie tolereert en wat dat betekent. Zij verwijst onder meer naar de Ottomaanse tradities (zonder deze overigens al te zeer te idealiseren) die kunnen dienen als bron voor een kritische reflectie op bijvoorbeeld de sterk individualistische insteek van liberale rechten en vrijheden. Daarbij hoort dan tevens de vraag of het huidige systeem van liberale rechten en vrijheden inderdaad de beste (om niet te zeggen superieure) vorm zijn waarin minderheden en oppositie een volwaardige plaats krijgen en die mensen het recht geeft er verschillende en soms tegenstrijdige en botsende levensbeschouwingen op na te houden. Immers, in naam van de vrijheid worden mensen elders afgeslacht, worden zeer ondemocratische regimes zoals Saudi Arabië en China gesteund of op z’n minst getolereerd en worden mensen die niet tot onze morele gemeenschap behoren uitgesloten. En hoe vrij zijn wij eigenlijk binnen een kapitalistisch systeem waarin medemenselijkheid nou eenmaal niet de hoogste waarde is? Is ons Westerse begrip van vrijheid dat danig beïnvloed is door commercialisering en secularisme wel zo ideaal en wat kunnen we in andere tradities vinden ter inspiratie? En in hoeverre wordt de invulling van het begrip vrijheid beïnvloed door een uniformering van de publieke ruimte waarin alles wat ‘ons’ in naam van vrijheid en secularisme onwelgevallig is wordt uitgeband en waarmee een specifieke blanke, mannelijke seculiere etniciteit wordt gepromoot? En zijn wij met de bescherming van ‘onze’ vrijheid niet mede verantwoordelijk voor de onvrijheid van een ander als dat leidt tot het de-humaniseren van die ander?
Vertaling tekst:
(english Translation)
Alone I go with my sorrow
Alone goes my sentence
To run is my destiny
To escape the law
Lost in the heart of the great Babylon
They call me
clandestine
For not having any papersTo a city of the north
I went to work
I left my life
Between Ceuta and
Gibraltar
I’m a line in the sea
A ghost in the city
My life is forbidden
So says the authorityAlone I go with my sorrow
Alone goes my sentence
To run is my destiny
For having no papers
Lost in the heart
Of the great Babylon
They call me clandestine
I’m the lawbreakerBlack Hand clandestine
Peruvian clandestine
African clandestine
Marihuana illegalAlone I go with my sorrow
Alone goes my sentence
To run is my destiny
To escape the law
Lost in the heart of the great Babylon
They call me
clandestine
For not having any papersAlgerian, Clandestine
Nigerian, Clandestine
Bolivian, Clandestine
Black Hand, Illegal
Posted on April 23rd, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
Soms wil je de vlag uitsteken. Maar de meneer die een vlaggenmast bij zijn huis wilde plaatsen, moest daarvoor wel een bouwvergunning aanvragen. Hij diende foto’s, tekeningen, plattegronden en situatieschetsen mee te nemen en leges te betalen. De kosten waren hoger dan de vlaggenmast. Hij deed zijn beklag. Met succes. Inmiddels wordt hard gewerkt aan
de vermindering van het aantal vergunningen.
www.burgercentraal.nl
Niets is zo weerbarstig als een staat die in zichzelf moet gaan snijden: door minder ambtenaren, minder regels, enzovoorts. Daarbij is er vaak een goede reden voor al deze regels behalve de werkverschaffing voor een leger aan ambtenaren. Er is toch het idee dat de overheid haar burgers allemaal gelijk moet behandelen, maar (om dat te effectueren) ook rekening moet houden met bijzondere omstandigheden van mensen. Dat vergt regels, uitzondering op regels en weer uitzonderingen op die regels allemaal gevat in…regels, procedures en vergunningen. Daarnaast is dit een bijzonder dichtbevolkt land en hoewel vrij homogeen van samenstelling heeft zeker individualisering ertoe bijgedragen dat velen toch zo nodig hun ‘eigenheid’ moeten benadrukken en hun eigen ruimte willen claimen. Om dat allemaal te kunnen zijn er regels en procedures nodig om ervoor te zorgen dat de eigenheid van de ene persoon die van de ander niet (teveel) in verdrukking brengt of schade aandoet. Voor het samen leven zijn er nu eenmaal regels.
Tegelijkertijd, en dat is de andere kant van het verhaal, zijn er zoveel regels, zoveel bureaucratische procedures dat er voor de gemiddelde burger geen doorkomen aan is in deze jungle. Dit betekent ook dat er hele beroepsgroepen zijn ontstaan die meester zijn in het manipuleren van deze regels en het vinden van de mazen in de wet- en regelgeving waardoor het vaak de goed georganiseerde groepen zijn (de grote ondernemingen, mega-agragriërs, lobbygroepen) die erin slagen om wel hun belangen goed te behartigen. Voor de eenvoudige burger is dat vaak niet mogelijk omdat dit oerwoud het ook mogelijk maakt dat ambtenaren zich voortdurend achter allerlei regels verschuilen. Nog makkelijker echter is het voor politici; er zijn immers zoveel regels en procedures die soms ook nog eens met elkaar in strijd zijn dat er altijd wel een regel te bedenken is die een ambtenaar niet heeft nagevolgd waardoor een politicus zijn handen weer in onschuld kan wassen.
Het interessante aan dit alles, komt wanneer er een zaak opdoemt die niet in alle procedures past. Wanneer jongeren met een hulpvraag komen die nieuw is of een zodanig gemengde problematiek hebben (schizofrene aan alcoholverslaafde drugsgebruikers die failliet zijn en die dreigen te radicaliseren ondanks hun lichamelijke en geestelijke handicap) dat ze niet meer in de procedures passen. Aanvankelijk worden deze van het kastje naar de muur gestuurd, of beter gezegd als een hete aardappel doorgeschoven, maar als deze zaken te groot worden dan dient er als de bliksem nieuw beleid te worden ontwikkeld tenminste wanneer dit leidt tot overlastgevend gedrag. Als dat laatste niet het geval is, zoals met slachtoffers van pooiers (loverboys or what have we), dan wordt er wel ophef gemaakt maar in het uiteindelijke beleid dat tot stand komt is men vaak niet meer terug te vinden. Het overlastgevende gedrag leidt vaak tot eisen van de burgers dat de overheid iets moet doen en veel risico-mijdende politici (bang dat men is om aangesproken te worden op het feit dat nu eenmaal niet alle risico’s in de samenleving tot nul te reduceren zijn, met dank aan I.R. voor het wijzen op dit punt) besluiten dan ook tot onderzoek en nieuw beleid. De hoeveelheid regels en procedures komt dus ook voort uit een zucht om risico’s voor het eigen welzijn en welvaart zo klein mogelijk te maken.
Tot slot dienen al deze regels en procedures natuurlijk ook om de burger onder controle te houden van de staat. Vaak is het zo dat het best mogelijk is bezwaar te maken tegen delen van de procedures (de bezwaarmomenten zijn al ingebakken) en die bezwaren moeten dan betrekking hebben op concrete afwijzingen. Het is echter onmogelijk om bezwaar in te dienen tegen het beleid op zich; het herzien van de regels na problemen met het plaatsen van een vlag gaat heus niet zo vlot als hierboven wordt gesuggereerd. De burger wordt hiermee in een bepaald kader geperst en krijgt tegelijkertijd de indruk dat hij of zij nog wel wat in te brengen heeft; maar dan alleen binnen het kader dat eerder door de staat is gesteld.
Al met al wordt het er niet makkelijker op om het aantal vergunningen, regels, procedures en dergelijke daadwerkelijk terug te dringen en daar bent u net zo goed schuldig aan als die ambtenaren en politici.
Posted on April 14th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
“We beheren in onze wijk de groene ruimte zelf en maaien het gras in de speeltuin. Maar de schommel was te laag en de wipkip gevaarlijk, vond de gemeente. En dat ronde grasveldje, dat kon niet, zei de ambtenaar. Dat zorgt voor hogere kosten voor het groenbeheer. Maar wij maaien toch zelf? Niets mee te maken. Inmiddels hebben we geen schommel en geen wipkip meer. Maar wel een vierkant grasveldje.” Een reactie op www.handvestburgerschap.nl.
Ik heb geen idee waarom bovenstaand voorbeeld nu eigenlijk in de burgerschapskalender staat. Is het om burgers aan te moedigen om te vechten tegen de bierkaai? De staat die wil laten zien dat ze toch wel de baas is? De staat die ogenschijnlijk zichzelf kritisch benaderd (ogenschijnlijk want 10 tegen 1 dat dat grasveldje nog steeds vierkant is zonder schommel of wipkop.
Wat het in ieder geval wel aangeeft is hoever de staat is doorgedrongen in het alledaagse leven. Er zijn speciale ruimtes toegewezen voor groen en recreatie en dat kunnen groepjes burgers niet meer zelfstandig bepalen. Zelfs als men een bepaalde autonomie heeft, dan nog moet men rekening houden met de kaders die de staat gesteld heeft en kan de staat ingrijpen. De staat is, mede door ontkerkelijking en technologische vooruitgang, in staat om zeer diep in te grijpen in ons leven. De term ‘staat’ is gaandeweg de 19e eeuw ons vocabulaire binnengedrongen als een middel om de dramatische veranderingen in Europa vanaf de 17e eeuw beter te kunnen begrijpen. De nachtwakersstaat die vooral geïnteresseerd was in het innen van belasting is mede door de ontwikkeling van drukpers langzaam maar zeker uitgegroeid tot een instituut dat in staat is diep in te grijpen in het dagelijks leven van haar ‘burgers’. Dit heeft consequenties voor de scheiding kerk-staat en bijvoorbeeld over de vraag of de islam wel een scheiding kerk-staat kent.
Joost Eerdmans en Marco Pastors zeggen het:
nrc.nl – Opinie – Naar een verlichte islam in Nederland
De islam is namelijk per se een godsdienst waarin kerk en staat, geloof en recht, niet los van elkaar worden gezien.
Dat blijkt al uit het feit dat naast de koran de sharia, de islamitische wetgeving, voor moslims een belangrijke bron vormt voor hun leefwijze. De rechtsregels van de sharia vormen samen met de bepalingen in de koran een islamitische rechtsstaat waarin geloof en recht onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en ongelijkheid van man en vrouw, homo en hetero, moslim en niet-moslim het uitgangspunt vormt.
Islam wel degelijk onverenigbaar met scheiding van kerk en staat. – Baruch – VKBlog – de Volkskrant
In de islam is er namelijk niets mis mee dat de staat zich inzet voor de islam. En bij nader inzien is er ook geen sprake van dat de islam verenigbaar is met de scheiding van kerk in staat.
Benno Barnard zegt het Scruton na:
Leve God, weg met Allah – Benno Barnard – Blogs – Knack Boekenburen
Volgens Scruton en ook volgens mij is de Joods-christelijke opvatting van de maatschappelijke ordening een fundamenteel andere dan de islamitische. De wettelijke orde dient in de islam – in alle dominante opvattingen van de islam – gegrondvest te zijn op het goddelijk gebod, en de enige logische islamitische staatsvorm is dan ook de theocratie, met de sharia als wetboek. Mensenrechten? Gelijkwaardigheid van man en vrouw? Tolerantie van andere opvattingen? Van zwakheid getuigend westers bijgeloof! Onduldbare decadentie! Gelukkig maar dat de overgrote meerderheid van de moslims over voldoende gezond verstand beschikt om de theocratie en de sharia af te wijzen.
Contradicere zegt het:
Scheiding van Kerk en Staat. «
Paus Johannes Paulus II, schreef in zijn laatste boek “Herinnering en identiteit»: “De wet door de mens, door parlementen en door welke andere wetgevend menselijke instanties, mag niet in strijd zijn met de natuurwet, dat wil zeggen uiteindelijk met de eeuwige wet van God”. Dat is de verwerping van de democratie voor een theocratie. Niet alleen de islam verwerpt het beginsel van “scheiding van Kerk en Staat”, ook het Vaticaan. Harry Westerlink schrijft in Gebladerte, dat het Vaticaan een fundamentalistisch Europa wil, maar zonder islam.
Bat Ye’or zegt het:
Voorwoord Arabist Hans Jansen: Eurabië hoe de Islam ons overneemt – Politiek – VKBlog – de Volkskrant
Europa, vreest Bat Ye’or, is aan het veranderen in een werelddeel dat beter Eurabië dan Europa genoemd zou kunnen worden, vanwege de diepgaande en groeiende invloed die de normen en waarden van de Arabisch-islamitische wereld er uitoefenen. Deze transformatie, meent zij, gaat ten koste van de traditionele Westerse normen en waarden van openheid, waarheidsliefde, gelijkberechtigdheid van een ieder, secularisme, vrijheidszin, vrijheid van godsdienst en meningsuiting, mensenrechten, en natuurlijk vooral de scheiding van kerk en staat dan wel godsdienst en politiek.
Hans Jansen zegt het:
Liberales
De theorie van geen enkele godsdienst is democratisch. Ook het rooms-katholicisme is niet democratisch. Desalniettemin kunnen katholieken, mormonen of moslims heel goed besluiten dat hun leven en hun maatschappij het meest gebaat is bij een democratische staatsordening. Het probleem bij de islam blijft dan dat in de wetgeving al voorzien is door de sharia.
Het lijkt een waarheid als een koe: islam, in tegenstelling tot andere religies, kent geen scheiding tussen religie en staat, tussen het geestelijke en het wereldlijke. De idee van een islamitische staat gebaseerd op Gods wil neergelegd in de sharia, zou daarmee als vanzelf voortvloeien uit de islamitische leer. Deze lijn van denken, zowel ondersteund door islamitische denkers als niet-moslims, lijkt vrij onaantastbaar en is gebaseerd op het idee dat islamitische geschreven bronnen evident zijn én de praktisering van de islam nu en in het verleden bepalen. Een dergelijk begrip van ‘staat’ kan niet zomaar worden toegeschreven aan de Arabische toestand uit de 7e eeuwse zoals Talal Asad (1997) al duidelijk heeft gemaakt. Pas in het begin van de 20e eeuw komt er een ontwikkeling op gang (mede in de context van de kolonisatie) waarin binnen het islamisme een politieke theorie over de islamitische staat tot stand komt. Deze dient weliswaar gebaseerd te zijn op sharia, maar de sharia is in de tijd en al naar gelang de plaats zelf onderhevig aan veranderingen en verschillen in inzicht over wat nu precies deel uit maakt van de sharia. Daarnaast hebben heersers in de moslimwereld gedurende de eeuwen eigen wetten gemaakt los van de sharia. Sterker nog, zoals in het geval van de Indische rijken, was het juist een dergelijke scheiding tussen religie en staat die een pleidooi opleverden voor een samensmelting van islam en staat door bijvoorbeeld islamistische denkers als Maududi (Ahmad 2009).
Dat alles neemt niet dus niet weg dus in het islamistische denken de staat een grote rol speelt. Gezien het, zoals al eerder gezegd, het feit dat dit ontstaat begin 20e is dat ook niet zo verwonderlijk. Het was zoals Ahmad (2009) stelt, de Europese koloniale staat die ontzettend diep ingreep in het leven van de inwoners van de gekoloniseerde gebieden. Het islamisme dat deels ontstond als reactie op de teloorgang van de oorspronkelijke beschaving en cultuur in die gebieden en als reactie op die Europese penetratie, richt zich dan ook bijna als vanzelfsprekend op de staat. Om zich af te zetten tegen die Europese staat en met die Europese staat uit die tijd als inspiratiebron of startpunt voor het nadenken over een ‘eigen islamitische staat’. Vanuit dat perspectief werden islamitische bronnen inclusief de sharia opnieuw geconstrueerd en geïnterpreteerd (Ahmad 2009). Dat kan vervolgens variëren van een sterk pleidooi voor een islamitische staat zoals we op sommige plekken zien, tot een pleidooi voor een secularisering of de-sacralisering van concepten en instituties die als het ware heilig waren verklaard in de zucht van de islamisten naar een islamitische staat, zoals we in Indonesië hebben gezien met de invloedrijke, inmiddels overleden Nurcholish Madjid (van Bruinessen 2006) (zie ook het betoog van Linda Bogaert). Waar het dus op aankomt, is een interpretatie van de islam al naar gelang specifieke tijd en plaats in plaats van een interpretatie van de islamitische leer die al dan niet zou leiden tot invoering van de sharia of juist een commitment aan een vorm van seculiere staat. Dat betekent dat we moeten kijken naar historische trajecten die hebben gediend voor de management van religie.
Discussiëren over de scheiding kerk-staat zonder het historische perspectief op de staat mee te nemen is daarmee hetzelfde als discussiëren over waarom de islam de logistiek van auto-routes door de woestijn niet heeft bepaald met computerprogramma’s. Het slaat nergens op. Er zijn weliswaar best equivalenten te vinden (kamelenroutes en navigatie met behulp van de sterren), maar we praten toch echt over andere zaken.
Posted on April 7th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
Sympathie is aardig, een baan is beter. Aldus Emplooi,een arbeidsbemiddelingsbureau voor vluchtelingen. In het hele land werken ruim 140 adviseurs onbetaald voor dit bureau. Mensen die al een professionele loopbaan achter de rug hebben, zetten zich vrijwillig in en hebben de afgelopen jaren al meer dan 10.000 vluchtelingen geplaatst op de Nederlandse arbeidsmarkt. Een mooie mix van zakelijkheid en idealisme.
www.emplooi.net
Werken zullen ze die vluchtelingen. Een baan is beter. Voor iedereen zo geloven we. Het is beter voor de vluchteling want hij of zij wordt er financieel onafhankelijk en redzaam door. Het is beter voor de samenleving want ze integreren beter. Enigszins selectief zijn we daar wel in gezien het eerdere beroepsverbod voor Iraniërs, inmiddels door de rechter ongeldig verklaard wegens schending van het anti-discriminatie beginsel en het moeizame gedoe rondom erkenning van diploma’s. Niettemin, eerlijk is eerlijk, arbeid lijkt inderdaad de integratiemachine die we nodig hebben. Daarom is het ook zo vreemd dat mensen nog steeds niet mogen werken zo lang ze in de asielprocedure zitten en dit kan heel lang duren. Tegelijkertijd zien we dat op tal van andere terreinen het de vluchtelingen zeer moeilijk wordt gemaakt. De aanvraag voor een verblijfsvergunning kan al snel 1000 euro kosten, gezinshereniging ruim 800 euro en ook de inburgeringscursussen kosten het nodige. Mogelijkheden tot naturalisatie zijn eveneens aangescherpt.
Vluchtelingen komen hier voor veiligheid, om een toekomst op te bouwen, maar het wordt hen erg moeilijk gemaakt om dat te doen. Gezinshereniging wordt moeilijk gemaakt en er gaan zelfs stemmen op om daarvoor maar de internationale verdragen te omzeilen om laagopgeleide, dus ‘slechte‘ migranten te weren. Met andere woorden, ze zijn hier alleen welkom als ze hard kunnen werken en waar ze precies terecht komen, wanneer ze mogen werken, enzovoorts dat bepalen de staat en de ondernemers. Migranten worden gereduceerd tot kostenplaatjes en een slechte migrant is er dan één met een nadelig saldo. We kunnen daarom boos doen als Wilders weer eens komt met wat cijfers over de kosten van migratie (die overigens zo lijkt het uit zijn duim gezogen zijn), maar in feite hebben we dus een systeem geschapen waarbij migranten gereduceerd worden tot makkelijk plooibare arbeidskrachten die totaal afhankelijk zijn van de grillen van overheidsdiensten en werkgevers. Migranten kunnen niet zomaar het werk doen dat zij willen of voor opgeleid zijn: de problemen met diploma-erkenning maken dat moeilijk. Asielzoekers worden eerst tijden in ledigheid gelaten en daarna de arbeidsmarkt opgegooid; die ledigheid verslechterd hun startpositie nog meer. Tegelijkertijd is men gedwongen om van alles en nog wat aan te nemen om de hoge kosten van inburgering en gezinshereniging te kunnen betalen waarbij het pleidooi voor het omzeilen van verdragen en het uitsluiten van bijvoorbeeld Iraniërs er op neer komt dat de staat niet aan enig contract gebonden lijkt. In feite voldoen deze groepen daarmee aan de definitie van slaven en horigen. Wat we nog missen is verhandelbare migrantenquota tussen landen, dan is de slavenmarkt ook weer in ere hersteld.
Posted on April 1st, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
In de wijk De Hambaken in ’s-Hertogenbosch helpen jongeren ouderen en mindervaliden bij het onderhoud van hun tuinen: snoeien, grasmaaien, bollen planten, onkruid wieden. In ruil daarvoor krijgen de jongeren boksspullen en kunnen ze meedoen aan bokslessen in de Hambaken Gym.
Er zijn goede redenen om dat soort activiteiten in De Hambaken te doen. Noem die wijk in Den Bosch, vertel dat je er woont en mensen zullen je meewarig aankijken en je bent tevens direct diverse treden naar beneden geduikeld op de maatschappelijke ladder. Er zijn weinig lelijkere wijken in Den Bosch dan De Hambaken; het gezegde je wilt er nog niet dood gevonden worden geldt hier zeker al is het maar om de meeste kerkhoven vrolijker zijn dan deze wijk. Dat gezegd hebbende, vind je opmerkelijk genoeg in dat soort wijken ook verrassende broedplaatsen van sociale activiteit en creativiteit. Sportscholen en in het bijzonder boksscholen zijn vanouds zulke broedplaatsen. En één van de weinige waar aandacht is voor de man als man. Niet dat boksen per definitie een mannelijke activiteit is, maar het wordt toch wel vaak zo gezien. Het gaat om kracht, snelheid, uithoudingsvermogen. Daarbij heeft boksen een zekere ‘street credibility’: opklimmen in de samenleving via een bokscarrière kan, zonder dat je street credibility eraan gaat. Sommigen slagen er zelfs in deze met boksen nog eens te vergroten. Zo was er een Marokkaans-Belgische bokser die een tijd geleden een gevecht moest doen waarbij hij zijn enkelband nog om had. En met enkelband bedoel ik geen zweetband; nee zo’n enkelband waarmee je in (huis-)arrest gehouden wordt. Natuurlijk hij had die enkelband kunnen verbergen door er iets overheen te dragen, maar waarom zou je? Nee de enkelband was goed zichtbaar en daarmee kreeg de match op zich een beetje een bizarre lading en was het voor omstanders duidelijk, deze man zit nog steeds in het straatcircuit en gedraagt zich niet als een Belg die zijn roots vergeten is of, zoals in Nederland, een ‘verkaaste Marokkaan’.
Enigszins problematisch is deze relatie tussen mannelijkheid, lichamelijk en sport natuurlijk wel. Dat zien we vooral helder als we naar Engeland kijken en dan ook nog eens racisme aan dat rijtje toevoegen. Zwarte mannen in Engeland doen het behoorlijk goed in sport en is ook voor hen echt een middel tot sociale mobiliteit. Tegelijkertijd lijkt het in de discussies soms alsof hun mannelijkheid gereduceerd wordt tot sport alsof dat het enige is waar zwarte mannen goed in zijn of de enige geoorloofde (want ingekaderde) vorm van mannelijkheid. Verder dienen we niet te vergeten dat ook meiden betrokken zijn bij vechtsporten. Mijn collega Jasmijn van de Universiteit Amsterdam en Imagine IC doet onderzoek naar de betekenis van vechtsporten voor Marokkaans-Nederlandse meiden.
Posted on March 15th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010, Public Islam.
Uit de burgerschapskalender:
“Hou zelf toezicht op de publieke ruimte”, zei iemand in Almere. “Niet de gemeente bellen van: hé, er ligt hier een oude fiets voor de deur, maar zelf even die fiets opruimen.” Dat zou inderdaad helpen. De Landelijke Opschoondag op 20 maart is een mooi begin daarvoor. Deze valt samen met de vrijwilligersdag NL DOET. Want dat opschonen, dat gaat allemaal met vrijwilligers.
19-20 maart NL DOET – www.nldoet.nl
20 maart Opschoondag – www.nederlandschoon.nl
Antropologen kunnen sinds het werk van Mary Douglas nooit meer onbevangen naar ‘vuil’ en ‘vuiligheid’ kijken. Antropologe Douglas had in feite twee stellingen hierover:
1) Vuil is een relatief begrip. Er bestaat niet zoiets als ‘absoluut vuil’ maar het hangt allemaal af van waar ‘het spul’ wordt gevonden: vuil is spul dat niet op z’n plaats is. Wat schoon is op één plek, kan ergens anders vuil zijn.
2) Onze afkeer van vuil komt niet zozeer (of toch niet alleen) vanwege gezondheidsredenen (hygiëne), van een instinctieve afkeer van zaken die gevaarlijk zijn voor onze gezondheid. Deze afkeer is beter te begrijpen als symbolisch gedrag zo lezen we bij antropoloog Sjaak van der Geest:
If we can abstract pathogenicity and hygiene from our notion of dirt, we are left with the old definition of dirt as matter out of place…. It implies two conditions: a set of ordered relations and a contravention of that order. Dirt, then, is never a unique, isolated event. Where there is dirt, there is a system. Dirt is the byproduct of a systematic ordering and classification of matter, in so far as ordering involves rejecting inappropriate elements. This idea of dirt takes us straight into the field of symbolism […]
(Douglas 1970: 48)
Dit symbolisme betekent concreter dat het categoriseren en verwijderen van vuil (zoals grafiti in de foto van de burgerschapskalender) handelingen zijn die wijzen op het observeren en herstellen van de gewenste orde. Op die manier zegt vuil iets over het leven in bredere zin. Meer in het bijzonder zegt het iets over macht zoals antropoloog Sjaak van der Geest duidelijk maakt. Want veel belangrijker dan de vraag waar een bepaald object gevonden wordt, is de vraag wie bepaalt wanneer een bepaald object misplaatst is? Als ik met de schoenen op de bank zit in mijn eigen huis is dat geen probleem; in de trein is het dat wel en daar heb ik weinig over te zeggen.
De oproep om de openbare ruimte schoon te houden is op diverse manieren veelzeggend zoals we ook kunnen lezen op Hiphoparea. Schoon, ordentelijk en veilig; zo willen we ‘onze’ publieke ruimte ervaren en dat is ook waar de overheid op in zet. De aanwezigheid van graffiti is dan niet overeenstemming met die esthetische wensen. Graffiti wordt gezien onnatuurlijk en bedreigend voor het behoud van de controle op de openbare ruimte. Hoe deze ruimte er uit moet zien is volgens antropoloog John Rennie in feite een conflict over de betekenis van de openbare ruimte, wat (en wie) het vertegenwoordigd en wat het zou moeten verbeelden. De esthetische kwaliteiten van de openbare ruimte zijn cruciaal voor de identificatie van mensen met die openbare ruimte, dat heeft de overheid goed begrepen, maar ook de graffiti-artiesten die hun tag achterlaten en zo een deel van de ruimte claimen. Voor de overheid (en daarin staat ze zeker niet alleen) is graffiti een vorm van vervuiling die hun idee van esthetiek bedreigd. Termen als vuil, geklieder, verloedering komen dan naar voren en op deze manier wordt het idee van esthetiek van de overheid verbonden met een roep tot mobilisatie van het publiek: opschonen. Het opschonen moet ervoor zorgen dat de sociale werkelijkheid overeenkomt met het esthetische ideaal dat de overheid ons oplegt en dat niet noodzakelijkerwijze gedeeld hoeft te worden door anderen die bijvoorbeeld de openbare ruimte zien als dé plek voor hun aller-individueelste expressie.
Het is niet voor niets dat graffiti wordt uitgekozen als passende afbeelding bij het thema van deze week. Graffiti is bijna een symbool van losgeslagen jeugd en straatcultuur verbonden met bendes, vernieling, zinloosheid, geweld, bozigheid, geïsoleerdheid en jongeren. Graffiti is een symbool van afwijkend gedrag dat regelrecht ingaat tegen de normen en waarden die idealiter typisch Nederlands zouden zijn. Graffiti is dan meer dan een vervelend akkefietje voor eigenaren van kantoorgebouwen en huizen, maar iets wat ‘ons’ allemaal aangaat en dat vraagt om een antwoord. Dat graffiti ook een middel is om een buurt te transformeren van een gedisciplineerde, homogeniserende reflectie van de samenleving, naar een weerspiegeling van de veelkleurigheid van de buurt die jongeren van elkaar onderscheid (met verschillen in tekeningen en tags) en met elkaar verbind.
Die drang naar opschonen en het publiek indoctrineren met een idee van esthetiek waar de overheid de voorkeur aangeeft, past binnen een bredere ontwikkeling waarin de controle van de openbare ruimte centraal staat. Denk aan de recente verkiezingscampagnes met posters in Turks en Arabisch en de door vele politici geuite stelling dat dat onwenselijk is. Denk ook aan de toename van camera’s die de openbaarheid surveilleren, aan de mosquito die, tegen alle mensenrechten in, jongeren moet verdrijven uit bepaalde plekken (en waarschijnlijk ook al zal verdwijnen want er zijn genoeg andere methoden om ‘hangjongeren uiteen te jagen‘). Denk ook aan de discussie over de boerka en niqab. Het interessante is dat deze vrouwen met hun kledij zich, al dan niet bewust, aan die pogingen om een bepaalde esthetiek van de publieke ruimte op te dringen doordat hun kledij wordt aangemerkt als niet passend in het straatbeeld of de ge-idealiseerde Nederlandse cultuur. Volgens sommige politici dienen niet-Europeanen daarin verder te assimileren dan Europeanen. Door hun onherkenbaarheid onttrekken zij zich eveneens aan de poging om meer controle te houden over die openbare ruimte. Op deze twee manieren oefenen zij macht uit in de openbare ruimte, want nog meer een reden is om hen aan te pakken want al te assertieve (opzichtelijke) vormen van islamitische identiteit worden als bedreigend ervaren.
Wil je het deze week dus echt te bont maken dan dien je in boerka de straat op te gaan, je rommel op straat te gooien en daarbij een tag te spuiten.
Posted on March 8th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
Vrouwen doen de dingen anders dan mannen. Maar daar is op veel plekken in de samenleving nog te weinig van te merken. De top van grote bedrijven: bijna 100% mannen. Gemiddeld salaris: 23% lager dan mannen. Wereldwijd doen vrouwen 66% van al het werk, terwijl ze maar 10% van het wereldinkomen verdienen en
maar 1% van alle bezittingen hebben.
8 maart Internationale Vrouwendag
www.vrouwendag.nl
Wanneer het gaat om identiteit, cultuur en normen en waarden staan vrouwen vaak in het middelpunt. In het algemeen en iets te generaliserend kan gesteld worden dat Europa het zelfbeeld heeft van een moderne natie waarin vrouwen gelijkwaardig zijn aan mannen. De vooruitgang die ‘we’ geboekt zouden hebben moet verdedigd worden tegen migranten (in het bijzonder moslims) die (op z’n minst) de verlichting met betrekking tot de positie van de vrouw (nog) niet hebben doorgemaakt. Dit is ook onderdeel van de inburgeringscursussen waarin bijvoorbeeld wordt gevraagd of vrouwen meer rechten hebben dan mannen of dezelfde, of ze zelf mogen kiezen met wie ze trouwen, of vrouwenbesnijdenis is toegestaan, of het slaan van vrouwen toegestaan is en of vrouwen ook werken. Natuurlijk dat kan handig zijn om te weten, maar het is ook handig om te weten dat de positie van de vrouw in de praktijk bij lange na nog niet gelijk is aan die van de man. Dat wordt natuurlijk niet vermeld en op die manier wordt de geidealiseerde positie van de vrouw geinstrumentaliseerd ten einde een bepaalde cultuur aan te geven waarin migranten zouden moeten integreren. Het zich conformeren aan dat ideaalbeeld wordt daarmee een voorwaarde om een geaccepteerde migrant te worden zoals Judith Butler in een recent artikel zeer goed duidelijk maakte.
In een recent themanummer van Social Anthropology onder redactie van Annelies Moors en Ruba Salih, wordt eveneens duidelijk gemaakt dat de vrouw, en in het bijzonder haar lichaam en uitingsvormen daarvan, belangrijke ‘markers’ zijn voor verbondenheid met naties en de grenzen tussen groepen markeren. In het bijzonder in het geval van vrouwen die herkenbaar als moslim, zijn praktijken als het dragen van de hoofddoek geinterpreteerd als zichtbare bewijzen van hun ondergeschikte positie als vrouwen en daarmee van de incompatibiliteit van de islam met Europese waarden en het gebrek aan bereidheid van moslims om zich aan te passen en deel uit te maken van de Europese naties. Dit standpunt, zo maken Moors en Salih duidelijk, wordt breed gedeeld niet alleen onder radicale partijen zoals in Nederland de PVV, maar ook linkse partijen ook al gaan die minder duidelijk uit van een essentialistisch standpunt. Zoals ik ook betoog in een artikel over secularisme en radicale islam in Nederland waar ik mee bezig ben, maken Moors en Salih duidelijk dat links en gematigd rechts een onderscheid maken tussen gematigde (goede) islam (die nog steeds geintegreerd moet worden) en radicale islam (die bestreden moet worden). Voor Nederland is dit misschien nog wel het duidelijkst te zien in het debat over de gezichtsluier waar Moors in datzelfde themanummer over schrijft. Zij stipt daarbij een punt aan dat ik zelf nog niet zo helder voor ogen had, namelijk dat het hele debat in zeer sterke affectieve termen wordt gevoerd door politici om hun afkeer van deze praktijk aan te geven. Het is volgens Moors dat sterke affectieve discours die een zeer breed spectrum aan actoren verenigd inclusief moslims die kritisch zijn over de gezichtsluier. Vrouwen die de gezichtsluier dragen worden daarbij buiten gesloten en hun sluier fungeert als het ultieme teken van vrouwenonderdrukking en een actieve (zelfs beledigende) weigering om te integreren. De afkeer van de gezichtsluier wordt op deze manier zeer breed gedragen en een verbod van de gezichtsluier geeft daarmee de grenzen aan van het liberale secularisme als het gaat om de positie van de vrouw. Ongeacht de al dan niet vermeende vooruitgang die we hebben gemaakt op het gebied van vrouwenrechten, sommige dingen veranderen niet of maar zeer langzaam. De vrouw en haar lichaam is daarmee niet alleen een belangrijke ‘identity marker’ voor moslims, maar ook voor liberale secularisten.
Posted on March 2nd, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
Stemrecht is de basis van de democratie. Of, zoals een jongere over de gemeenteraadsverkiezingen zei: “Als je niet stemt, mag je ook niet klagen. Pas als je je stem uitbrengt, heb je recht van spreken.” In de gemeente kan je stem bepalend zijn. Je kunt bijvoorbeeld merken dat een groep mensen echt invloed kan uitoefenen op de keuzes die worden gemaakt.
Woensdag 3 maart zijn er gemeenteraadsverkiezingen. Dat u het niet vergeet. Ik ga niet stemmen, maar u moet dat wel doen natuurlijk; tot zover mijn stemadvies. Verkiezingen vormen een belangrijk ritueel in de moderne samenleving. Rituelen zijn meer dan gestandaardiseerde handelingen voor, door of namens een groep. Actief of passief meedoen aan de verkiezingen betekent een symbolische bevestiging door de kiezers van het politieke systeem en hun rol daarbinnen. Er is genoeg interessants te melden over de politiek en verkiezingen, maar laat me er enkele zaken uitpikken: de jacht op de allochtone stem, ontwikkelingen onder ‘salafi’ moslims en religie in de politiek.
Posted on February 22nd, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
“De wereld is een gevaarlijke plek om te leven, niet door de mensen die kwaad willen, maar door de mensen die er niets tegen doen.”
(Albert Einstein, 1879-1955)
25 februari herdenking Februaristaking 1941
www.februaristaking.nl
Ergert u zich ook altijd zo aan de jeugd van tegenwoordig? Die geen idealen meer heeft, alleen denkt aan ikke ikke ikke en geen oog heeft voor armoede en onrecht elders op de wereld? En wat vindt u dan van jongeren die zich druk maken om het onrecht in Irak en de oorlog, excuses wederopbouw, in Afghanistan? Die publiekelijk op internet hun ongenoegen uitten over een mogelijk verbod op burqa en niqaab en zich druk maken over democratische vrijheden in Nederland?
Heeft u in de tijd van de scholierendemonstraties tegen de urennorm ook een lichte huivering gevoeld toen u televisie aan het kijken was? Toen u horden jongeren ‘hamas, hamas, joden aan het gas’ hoorden zingen, of ‘hooligan’ hoorde schreeuwen? Toen u zag hoe gebouwen en agenten werden belaagd en een winkel werd geplunderd door Nederlandse scholieren die het niet eens waren met de urennorm? Toen u hoorde dat de scholieren zich keerden tegen de Nederlandse normen in het Nederlandse onderwijssysteem? Die zich keerden tegen een besluit dat het Nederlandse volk per meerderheid in het parlement heeft beslist? Heeft u zich toen ook afgevraagd in hoeverre deze pubers eigenlijk wel democratisch ingestelde burgers zijn en in hoeverre hun gedachtegoed verenigbaar is met democratie? Uitzonderingen daargelaten denk ik eigenlijk van niet. En waarom zou u ook? In het geval van moslims doen we dat wel, immers worden moslims worden volledig geregeerd door de islam en de islam kent trekjes die niet verenigbaar zijn met democratie, is dan het idee. En inderdaad voorbeelden te over: intolerantie ten opzichte van homo’s, de moord op Theo van Gogh enzovoorts. Voorbeelden van radicalisering onder moslims die doen vrezen dat moslims niet zoveel op hebben met democratie. Daarbij staan vooral de zogenaamde salafistische moslims in het centrum van de aandacht, onze ‘beste vijanden’ die terugwillen naar de islam uit de tijd van de profeet Mohammed.
We kunnen stellen dat het aan alle kanten borrelt onder de moslimjongeren. Aan de ene kant is er het grillige proces van integratie waarbij ze op diverse fronten qua maatschappelijke positie hun ouders zijn voorbij gestreefd en ook in de wijdere samenleving flink aan de weg timmeren, maar ook met de nodige problemen in het onderwijs en arbeidsmarkt. We zien jongeren die voortdurend onder de loep van de media en politiek liggen en te maken hebben met discriminatie en uitsluiting. Dit leidt tot de nodige frustraties, maar (en dat is de andere kant) opmerkelijk zelden tot activisme. Zeker, we hebben even de Arabisch-Europese Liga gehad maar die is door zowel druk van buitenaf als door intern disfunctioneren doodgebloed. Zeker, we hebben de moord op Theo van Gogh gehad, de rellen in Amsterdam en die hebben een grote impact omdat daar alle beeldvorming over moslims en Marokkaans-Nederlandse jongeren bij elkaar komen: slachtoffergedrag, agressief, on- of zelfs anti-democratisch, terroristisch, noem maar op. De jongeren die wel actief zijn doen dit meestal binnen de politieke partijen en leveren daar een belangrijke bijdrage maar lijken toch ook ingekapseld te zijn door het integratie-vertoog dat zo dominant is. Voor andere groepen lijkt de politiek geen alternatief omdat volgens hen alle partijen in meer of mindere mate anti-islam zijn. Toch ziet u deze jongeren dus zelden protesteren. De film Fitna was misschien nog wel het meest opmerkelijk. Er was nauwelijks actie, nauwelijks gelegenheid om de film en de frustraties erover openlijk en in alle vrijheid te bespreken binnen moslimorganisaties; de houding van de verantwoordelijke bestuurders was er één van ‘appeasement’ in plaats van mobilisering.
De algemene houding onder jongeren is dat men confrontaties uit de weg gaat. Er zijn weinig collectieve acties geweest en er lijkt weinig bereidheid tot collectieve actie te zijn, laat staan radicale politieke acties. Toch is dat laatste waar de overheid zich op richt; niet op het gebrek aan politieke betrokkenheid in welke vorm dan ook. Het kabinet ziet polarisatie en radicalisering als een breed maatschappelijk probleem en wil dit voorkomen, belemmeren en indammen. Polarisatie en radicalisering kunnen de sociale samenhang en de onderlinge solidariteit in de samenleving bedreigen. Individuen en groepen zoeken de confrontatie met elkaar, keren zich af van de samenleving en raken mogelijk geïsoleerd. Radicalisering is, volgens de overheid, de bereidheid om diep ingrijpende veranderingen in de samenleving (eventueel op ondemocratische wijze) na te streven, te ondersteunen of anderen daartoe aan te zetten. Ingrijpende veranderingen zijn ontwikkelingen die een gevaar kunnen opleveren voor de democratische rechtsorde (doel), vaak met ondemocratische methoden (middel), die afbreuk doen aan het functioneren van de democratische rechtsorde (effect).
In een plaats van een tegenstelling te creëren tussen democratie en radicalisering of tussen radicalisering en democratisch burgerschap, moeten we radicalisering zien als een poging om vanuit religieus-politieke overtuiging de eigen samenleving en mondiale politieke gebeurtenissen te bekritiseren, met andere woorden religieus-politiek geïnspireerd burgerschap. Dat de politiek geëngageerde salafi’s felle kritiek hebben op de uitzending van Nederlandse soldaten naar Afghanistan en dat deze groepen kritiek hebben op de, volgens hen, commerciële uitbuiting van westerse vrouwen, maakt hen misschien omstreden, maar nog niet meteen anti-westers of anti-democratisch. Stimuleren van burgerschap betekent immers niet dat deze jongeren er op den duur dezelfde denkbeelden op na moeten houden als de meerderheid van de rest van de samenleving? Toch? Toch is dat wel de tendens in de radicaliseringsbestrijding. Zo stelt de AIVD dat neoradicale salafisten met succes schooluitval en criminaliteit onder allochtone jongeren bestrijden. De bewegingen bedienen zich van methoden, volgens de AIVD, die niet zozeer tegen de letter, maar wel tegen de geest van de democratische rechtsorde indruisen. Streven naar minder utopische oriëntatie, vertaling naar concrete situatie in Nederland. Politisering (aansluiten bij politiek-maatschappelijke ontwikkelingen, daarop invloed proberen uit te oefenen met tegelijk verwerpen van de democratische rechtsorde.
Natuurlijk is echter ook een groep jongeren voor wie da’wa, dialoog of democratie te slappe middelen zijn om de dreiging te keren. Jihadi’s hebben gebruikt gemaakt van een mechanisme dat we vaker zien bij militante jongerengroepen en in de hiphopcultuur, namelijk een toe-eigening van negatieve stereotypen. Deze identiteit wordt extra krachtig doordat het niet-moslims en andere moslims afschrikt. Het negatieve imago van de islam die gewelddadig, gevaarlijk en intolerant zou zijn, hebben zij overgenomen en in sommige gevallen hebben ze de gewelddadige Jihad zelfs tot zesde zuil van de islam gemaakt. De enige mogelijkheid om de bedreiging van hun levenswijze te keren is het voeren van een gewapende strijd: de gewelddadige Jihad. Voor hen is de islam niet alleen een kritisch perspectief op die moderniteit, maar het enig mogelijke antwoord tegen een moderniteit die erop uit is de islam te vernietigen. In een dergelijk perspectief gaat het om een strijd tussen goed en kwaad, waarbij de Jihad voor deze jongeren een strijd is voor het goede. Het jihadi salafisme geeft hen niet alleen een doel, maar ook een programma om dat doel te bereiken. Het geeft niet zozeer een stimulans tot actie alswel het gevoel om met iets goeds bezig te zijn door erover te discussiëren en materiaal te verspreiden.
Naar mijn mening is de grote groep jongeren die niet radicaal is en lang is afgehaakt in het islamdebat en met rust wil gelaten veel problematischer. Zij haken niet alleen niet af omdat zij Wilders zo langzamerhand een, en ik citeer, een kapotgespeelde cd vinden, maar ook omdat zij het moe zijn iedere keer ter verantwoording te worden geroepen. Tegelijkertijd is er onder hen wel een grote frustratie te bespeuren. Let wel hier zitten groepen tussen met een hoge, dat wil zeggen HBO of universitaire opleiding, uw en mijn toekomstige elite. De overheid en moslimorganisaties zouden radicalisering dus niet moeten bestrijden, maar stimuleren en in goede banen leiden. Door radicale jongeren zijn geen slecht geïntegreerde jongeren: ze zijn goed op de hoogte van het reilen en zeilen in Nederland, velen volgen een opleiding en hebben werk. Wat de salafisten daarbij doen is dat zij moslimjongeren in staat stellen om collectief als groep op een kritische manier wereldse zaken te bejegen. Met andere woorden, het buitensluiten van jongeren in reguliere moskeeën evenals de ervaring dat zij niet als volwaardig burger in de Nederlandse samenleving worden beschouwt, heeft geleid tot het creëren van alternatieve platforms en kanalen en alternatieve vormen van mobilisatie, vooral via internet (waar nou net de salafisten in ruime mate de overhand hebben). In plaats van hoogopgeleide jongeren die de politiek de rug toekeren zou wat meer radicalisering misschien nog niet zo slecht zijn.
Posted on February 18th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
Nieuwjaarsdag, Pasen, Koninginnedag, Kerstmis – de Nederlandse feestdagen zijn wel bekend. Maar inmiddels wordt in Nederland ook het Suikerfeest, Jom Kipoer, Chinees Nieuwjaar en Makar Sankranti gevierd. En zat Jamshid uit Afghanistan (rechts vooraan met witte steek) in de jeugdraad van Elf in Veghel. Alaaf, Jamshid!
Aangezien ik toch zowaar drie Valentijn berichtjes heb gehad (nou ja 3,5) deze keer niet zo’n zuur stukje. Dat is ook niet moeilijk want als rechtgeaarde Brabander houd ik wel van Carnaval. Sommigen mensen dachten dat ik vorige week al aan het Carnaval vieren was, in een witte jurk en groene jas, maar dat was toch echt iemand anders. Behalve de al genoemde feesten kennen we in Nederland natuurlijk een heel scala aan feesten variërend van Pakjesavond tot Keti Koti, Offerfeest, Holi en Phaqwa, Jom Kippoer, Muharram enzovoorts. Ramadan en het Suikerfeest zijn natuurlijk de meest bekende feesten onder moslims en daar is al jaren geleden een alleraardigst boek over verschenen van Marjo Buitelaar: Vasten en feesten in Marokko. Daar kunnen we een hele strijd over voeren, maar dat doen we vandaag dan even niet. Nederland heeft al eens een Marokkaans-Nederlandse moslim als prins gehad en ook in Duitsland kennen ze een multiculti prins met de heerschappij van Prins Amir I.
De achterliggende betekenis van Carnaval is immers wel verloren gegaan voor veel mensen, maar dat wil nog niet zeggen dat deze helemaal weg is. Wat we zien met carnaval zijn rollenspelen, omkeringen van traditionele waarden, lawaai en sex en allerlei grappen van over het algemeen nogal plat niveau en ieder geval toch zeer flauw. De rolwisselingen en de omkering van waarden zijn van alle tijden; niet persé christelijk. Daarnaast is het voor velen tegenwoordig (en misschien vroeger ook wel) een goede reden om het oude nest weer eens op te zoeken; het dorp of de wijk waar men geboren is weer eens te bezoeken en aangezien anderen dat ook doen wordt het tot een soort reunie. Carnaval is daarbij een redelijk open feest; het is relatief makkelijk (zeker in de steden) om je op straat en in de kroegen bij mensen aan te sluiten (zeker na de nodige drank natuurlijk). Dat maakt het natuurlijk vooral tot een feest van saamhorigheid; grenzen tussen oud en jong, man en vrouw, rijk en arm, autochtoon en allochtoon vervagen. Carnaval is toch best wel een prettig feestje.
[flashvideo filename=http://www.youtube.com/watch?v=1lAEAcCmgn8 /]
Posted on February 8th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender:
Op Valentijnsdag wordt dit jaar weer de Valentine Peace Celebration gehouden. Doel van deze bijeenkomst is om Valentijnsdag te verbinden met wereldvrede. Liefde, verbondenheid en vrede komen bij elkaar. “Samen vormen we de verandering die we in de wereld willen zien en kunnen we wonderen verrichten”, aldus de organisatie.
14 februari Valentijnsdag
www.valentinepeace.nl
Wat is liefde eigenlijk? Dat is nog niet zo simpel. We kunnen het woord liefde in verschillende contexten gebruiken (liefde voor muziek, liefde voor je partner, liefde voor je kinderen, liefde voor je werk, liefde voor je land enz) en dan verschillen ook de betekenis. Door de eeuwen heen is het ook veranderd met een toenemende nadruk op romantische liefde. Niet alle liefde is toegestaan of zomaar goedgekeurd. Ondanks de vermeende Nederlandse tolerantie met betrekking tot homoseksualiteit is heteroseksualiteit nog steeds de norm en is er een overvloed aan denigrerende ‘grappen’ over homo’s. De toegenomen aandacht voor de ‘eigen cultuur’ en ‘eigen identiteit’ van Nederland heeft soms wel eens wat weg van indirecte erotomania; het waanidee dat de Nederlandse cultuur zo goed is dat de Ander (migrant, moslim, etc.) er wel verliefd op moet zijn en dus wil integreren. Als die Ander dat niet doet, moet er wel iets mis zijn met hem/haar maar niet met de eigen cultuur. Om de liefde te bewerkstelligen wordt er een heus integratie- en inburgeringsbeleid opgezet dat mede focused op de vermeende vrije waarden van deze samenleving. Na diverse afwijzingen lijkt de Nederlandse samenleving op een afgewezen minnares, wanhopig en vervuld met haat tegen het object van verlangen.
De verbinding met Valentijn’s Dag is een interessante natuurlijk. Hebben we het al eens gehad over de Amerikanisering van de samenleving. Ik ben er erg sceptisch over, maar Valentijns Dag zou een goede kandidaat zijn als argument. De dag waarop we romantische liefde bij uitstek vieren inclusief de seksuele vrijheid die we hebben. Dat dit vaak uitdraait op obsessie, stalking, onbeantwoorde liefde, betekenisloze sex en de onophoudelijke jacht naar een date, zullen we maar even negeren. Evenals de opzichtige consumptie en marketing.
Pas geleden vroeg iemand aan mij ‘zeg dat wekelijkse portie burgerschap…blijft dat het hele jaar zo zuur?’ Nou dat zit er dik in tenzij ik opeens vele Valentijnsverklaringen krijg dan zou ik mijn toon wel eens kunnen hierzien. Maar vooruit om dan toch een beetje in Valentijn sfeer af te sluiten, hier tien favoriete ‘love songs’ in willekeurige volgorde:
A White Demon Love Song van The Killers
[flashvideo filename=http://www.youtube.com/watch?v=w-GhIHU4-LM /]
Love Song van The Cure
[flashvideo filename=http://www.youtube.com/watch?v=3PZcgi4c5XQ /]
To Be By Your Side van Nick Cave
[flashvideo filename=http://www.youtube.com/watch?v=Ny4izkgnX_k /]
Jigsaw van Marillion
[flashvideo filename=http://www.youtube.com/watch?v=C0e042ZZnCw /]
No Love Lost van Joy Division
[flashvideo filename=http://www.youtube.com/watch?v=kUr8wj3nG9c /]
Amour van Rammstein
[flashvideo filename=http://www.youtube.com/watch?v=tAxstKM5ZVk /]
True Love Waits van Radiohead
[flashvideo filename=http://www.youtube.com/watch?v=zbjMEUmwp2o /]
The House of the Rising Sun door Sinéad O’Connor
[flashvideo filename=http://www.youtube.com/watch?v=_bDW-YQZVLw /]
Ruin van The Pierces
[flashvideo filename=http://www.youtube.com/watch?v=eo60iLbLDlU /]
Matilda van Parov Stelar
[flashvideo filename=http://www.youtube.com/watch?v=fpEmIUFXJK0 /]
Posted on February 1st, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Deze week uit de burgerschapskalender:
Gülücük! Felicitatie of scheldwoord? Wie de taal niet spreekt, kan maar moeilijk deel uitmaken van een samenleving. Je raakt snel in een isolement. Jammer, want een goede plek in de samenleving is erg bepalend voor hoe een mens zich voelt. Met andere woorden: wie geen Nederlands spreekt, maakt zichzelf ongelukkig. En gülücük is ‘glimlach’ in het Turks.
www.hetbegintmettaal.nl
We moeten Nederlands leren want anders worden we ongelukkig. Wat fijn dat de overheid zich druk maakt over ons geluk; een geluk dat bepaald schijnt te worden door het deel uitmaken van een samenleving. Geen wonder dat de overheid zich al druk maakt om taalachterstand bij kleine kinderen; wie is er niet gevoelig voor het argument van ongelukkige kleine kindertjes? Dat er pas sprake is van een achterstand in de taalontwikkeling wanneer een kind geen enkele taal spreekt en dat het leren van meerdere talen op zeer jonge leeftijd geen enkel probleem hoeft te zijn, dat lijkt er toch niet in te gaan.
Allochtonen hebben overigens de taalkloof, ten opzichte van Nederlanders, behoorlijk gedicht zo’n 40% in 13 jaar (2003). De achterstand is er dus nog wel, maar de vooruitgang is gigantisch. Is men daarmee nou ook gelukkig geworden? Nou zijn Nederlandse jongeren in het algemeen erg gelukkig schijnbaar en voor specifiek allochtone jongeren heb ik niet echt kunnen vinden. Taal is goed, taal is mooi, daar ben ik het wel mee eens, en ook dat taal handig is voor participatie in de samenleving. Het omgekeerde, dat gebrekkige taal leidt tot isolement en dat dat een probleem is weet ik nog niet zo net. Hoeveel expats, Japanners en wat dies meer zij spreken goed Nederlands? Verkeren zij een isolement? De Japanners misschien wel, maar een kniesoor die daar een probleem van maakt; zij gedragen zich immers keurig. Verder is ook nog maar de vraag of goede taalbeheersing leidt tot participatie, want daarvoor is ook toegang tot de arbeidsmarkt nodig. De deur daarvoor moet ook door anderen opengehouden worden en (ervaring met) discriminatie is dan toch wel wat lastig. Al met al is het toch een vrij rooskleurig, probleemloos begrip van burgerschap dat de overheid ons hier en in de al eerder genoemde weken (en in de nog komende weken) probeert voor te houden (op te dringen?).
Posted on January 25th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender, voor deze week:
De overheid heeft het goed met ons voor. Maar mag zelf ook wel de handen uit de mouwen steken als het om burgerschap gaat. De overheid hoort bijvoorbeeld service te verlenen, integer te zijn en duidelijk antwoord te geven op vragen. Verder moet de overheid procedures tijdig afhandelen. Kom op, beste ambtenaren, doe je best.
Let op. De staat en haar intenties staan niet ter discussie: die heeft het immers goed met ‘ons’ voor. De service van de overheid en de procedures staan niet ter discussie. Weliswaar wordt gesuggereerd dat de handen uit de mouwen gestoken moeten worden en duidelijk moet zijn en integer moet zijn, maar dat wordt afgewenteld op een stel achterlijke ambtenaren die hier nogal infantiel als een stel kleuters worden aangespoord.
Zijn de intenties van de staat wel zo mooi? Het blinde navolgen van de VS en UK heeft geleid tot Nederlandse betrokkenheid bij een illegale oorlog. Mensen die zijn vrijgesproken van terrorisme gerelateerde zaken worden nog steeds lastig gevallen door politie en AIVD evenals hun familie, collega’s en vrienden. De ombudsman heeft recentelijk het optreden van het ministerie van Algemene Zaken en al veel eerder dat van het Ministerie van Defensie zeer ernstig bekritiseerd. De staat mag zich wel gelukkig prijzen want volgens mij denkt een groot deel van de bevolking inderdaad dat de overheid het goed met ons voor heeft. Dat is ook de basis voor haar legitimatie natuurlijk. Dat verklaart dan ook waarom burgers zo makkelijk allerlei privacy beperkende maatregelen accepteren onder het motto ‘Ik heb toch niks te verbergen’. Als je onschuldig bent heb je niks te vrezen toch? Vraag dat nog even na voor de zekerheid bij de Twee van Putten. Om maar even duidelijk te maken dat het niet de individuele burger is die bepaalt of je onschuldig bent, iets te verbergen hebt of iets te vrezen hebt. Die macht ligt bij de overheid en de overheid is bezig om die machtspositie te versterken. En dat zijn goede redenen om niet zomaar uit te gaan van de goede bedoelingen van de overheid.
Posted on January 20th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender, voor deze week:
Er was eens een kind dat werd voorgelezen. Dat was goed voor zijn taalgevoel en fantasie. Later werd hij geholpen met lezen door een leeshulp van een bedrijf in de buurt. Door het hele land oefenen werknemers van bedrijven en overheden in hun lunchpauze op scholen het technisch lezen met kinderen die daarbij hulp kunnen gebruiken. En de kinderen? Die lezen nog lang en gelukkig.
Vanaf 20-1 De Nationale Voorleesdagen
www.nationalevoorleesdagen.nl
Iqra’ naar verluidt het eerste woord van de Koran en het is te zien als een gebod: Lees!
Natuurlijk lezen is mooi. Lezen opent hele nieuwe werelden voor mensen, kan mensen aan het denken zetten en nog meer van die mooie zaken. Lezen dient zeker gestimuleerd te worden. Ook voor de zelfredzaamheid van mensen. Mensen die (functioneel) analfabeet zijn in de Nederlandse taal (en vaak overigens opmerkelijk creatief zijn in het verbergen daarvan) komen vroeg of laat tegen problemen aan. De roman Der Vorleser (prachtig verfilmd als The Reader) is misschien wel één van de mooiste en aangrijpendste verbeeldingen daarvan.
Het is daarom wel jammer dat het taalonderwijs in Nederland achteruit is gegaan. Leerlingen krijgen minder uren in taal. In ieder geval in vreemde talen. En wanneer een school voorstelt om Turks en Arabisch op te nemen als moderne vreemde taal (net als Spaans, Engels, Frans, Duits en Chinees) is het land te klein. Dat zou niet goed zijn voor de integratie en ‘we’ spreken toch Nederlands met elkaar? Inderdaad, op dit kleine aanslibsel spreken we Nederlands met elkaar en lezen we in het Nederlands; moeten we vooral ook zo houden. Maar we zijn geen eiland en een kleine open economie als Nederland lijkt mij gebaat met een gedegen talenkennis. Daarbij staat ook de Turkse en Arabische literatuur op een voldoende hoog niveau om taalgevoel en fantasie te stimuleren. Lees bijvoorbeeld Sneeuw of Het Yacoubian.
En wat betekent hier de nadruk op het elkaar voorlezen? Is dat een manier om de onderlinge cohesie te bevorderen? Of om taken die voorheen bij de overheid lagen in het onderwijs af te wentelen op individuele burgers die als vrijwilliger (voor een dubbeltje op de eerste rang) moeten gaan optreden? Maar goed, lezen, samen lezen en voorlezen is natuurlijk ook wel erg leuk en het is ook geen wonder dat dat in brede lagen van de bevolking is doorgedrongen.
Posted on January 20th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender, voor deze week:
Er was eens een kind dat werd voorgelezen. Dat was goed voor zijn taalgevoel en fantasie. Later werd hij geholpen met lezen door een leeshulp van een bedrijf in de buurt. Door het hele land oefenen werknemers van bedrijven en overheden in hun lunchpauze op scholen het technisch lezen met kinderen die daarbij hulp kunnen gebruiken. En de kinderen? Die lezen nog lang en gelukkig.
Vanaf 20-1 De Nationale Voorleesdagen
www.nationalevoorleesdagen.nl
Iqra’ naar verluidt het eerste woord van de Koran en het is te zien als een gebod: Lees!
Natuurlijk lezen is mooi. Lezen opent hele nieuwe werelden voor mensen, kan mensen aan het denken zetten en nog meer van die mooie zaken. Lezen dient zeker gestimuleerd te worden. Ook voor de zelfredzaamheid van mensen. Mensen die (functioneel) analfabeet zijn in de Nederlandse taal (en vaak overigens opmerkelijk creatief zijn in het verbergen daarvan) komen vroeg of laat tegen problemen aan. De roman Der Vorleser (prachtig verfilmd als The Reader) is misschien wel één van de mooiste en aangrijpendste verbeeldingen daarvan.
Het is daarom wel jammer dat het taalonderwijs in Nederland achteruit is gegaan. Leerlingen krijgen minder uren in taal. In ieder geval in vreemde talen. En wanneer een school voorstelt om Turks en Arabisch op te nemen als moderne vreemde taal (net als Spaans, Engels, Frans, Duits en Chinees) is het land te klein. Dat zou niet goed zijn voor de integratie en ‘we’ spreken toch Nederlands met elkaar? Inderdaad, op dit kleine aanslibsel spreken we Nederlands met elkaar en lezen we in het Nederlands; moeten we vooral ook zo houden. Maar we zijn geen eiland en een kleine open economie als Nederland lijkt mij gebaat met een gedegen talenkennis. Daarbij staat ook de Turkse en Arabische literatuur op een voldoende hoog niveau om taalgevoel en fantasie te stimuleren. Lees bijvoorbeeld Sneeuw of Het Yacoubian.
En wat betekent hier de nadruk op het elkaar voorlezen? Is dat een manier om de onderlinge cohesie te bevorderen? Of om taken die voorheen bij de overheid lagen in het onderwijs af te wentelen op individuele burgers die als vrijwilliger (voor een dubbeltje op de eerste rang) moeten gaan optreden? Maar goed, lezen, samen lezen en voorlezen is natuurlijk ook wel erg leuk en het is ook geen wonder dat dat in brede lagen van de bevolking is doorgedrongen.
Posted on January 11th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Van de burgerschapskalender:
“Respect? Daar wordt ongelofelijk veel over gesproken. Het woord komt me de neus uit. Stoppen met dat woord uit te spreken, maar gewoon doen. Niet alleen zeggen, maar ook werkelijk laten zien. En niet alleen voor
mensen, maar ook voor het milieu en alles om je heen”, aldus een deelnemer aan de discussiebijeenkomst in
Nieuwegein.
Er zijn meer mensen die dit de strot uitkomt. Om precies dezelfde reden als de deelnemer vermelde, maar ook omdat het een beetje een leeg begrip lijkt te zijn. Respect is te zien als een aspect van een cultureel repertoire van mensen en wordt ook beinvloed door dat cultureel repertoire. Dat zien we vooral als we kijken naar de grenzen van respect. Verdient iedereen respect? Per definitie om het een mens is? Kunnen we respect ook claimen om het eigen gezag te versterken? Of claimen we respect om een eigen persoonlijke ruimte te scheppen die vooral bedoeld is om te zorgen dat anderen ons met rust laten? Wat is dan de relatie met tolerantie? Moeten we respect hebben voor alle religieuze en culturele uitingen?
De overheid vindt het schijnbaar noodzakelijk om respect te stimuleren. Dat zou betekenen dat er mensen in de samenleving zijn die alle respect voor anderen en de basiswaarden van de samenleving ontberen. Dat is bijvoorbeeld te zien wanneer mensen de politie en hulpverleners aanvallen. De straffen daarvoor worden dan ook hoger; vanuit de gedachte dat dit zeer specifieke beroepen zijn die extra bescherming nodig hebben. Hetgeen uiteindelijk toch vooral een poging van de staat is om te controle over haar burgers te krijgen. In die zin kunnen we ons ook afvragen of de nadruk op respect niet vooral een poging is om gedisciplineerde burgers te scheppen.
Net als met veel dingen is het volkomen onduidelijk hoe je respect in de praktijk moet brengen op enkele elementaire omgangsvormen na. Wat respect is, maar nog meer wie dat bepaalt, wordt vooral duidelijk wanneer bepaalde grenzen worden overschreden. Bijvoorbeeld wanneer vrouwen met niqab over straat lopen of wanneer mensen weigeren handen te schudden. Voor de één is het gebrek aan respect voor mensen en voor de Nederlandse cultuur. Voor de ander is het juist een uiting van respect voor God en de ander. Wie bepaalt nu wat de doorslag geeft? Met andere woorden, hoe zit het met macht en respect? Zo’n vraag kunnen we nog wel vaker stellen met betrekking tot de kalender, want die geeft toch een beeld van een samenleving waar macht er niet toe doet.
Posted on January 5th, 2010 by martijn.
Categories: Burgerschapserie 2010.
Uit de burgerschapskalender van het Handvest Burgerschap:
Geschreven wetten en regels zijn hard nodig in een maatschappij als de onze. Maar net zo noodzakelijk zijn de ongeschreven regels en opvattingen waarmee we met elkaar de samenleving maken. Het zijn de regels die zijn ontstaan uit een behoefte om op een prettige manier met elkaar te leven. Al deze ongeschreven regels zou je kunnen samenvatten onder de noemer ‘verantwoordelijk burgerschap’. En dat beperkt zich niet tot gehoorzaamheid en braafheid. Integendeel. Een kritische houding en een gezonde tegendraadsheid horen daar net zo goed bij. Verantwoordelijk burgerschap is belangrijk bij het versterken van de kwaliteit van onze samenleving. Maar wat houdt het concreet in? Wat kun je doen en laten als verantwoordelijk burger? En wat is de rol van de overheid zelf? Het kabinet heeft het voortouw genomen in de discussie over wat in Nederland onder verantwoordelijk burgerschap wordt verstaan. Er zijn in het hele land discussiebijeenkomsten georganiseerd waar mensen mee konden praten over het idee van burgerschap.
Op onze website www.handvestburgerschap.nl is ook uitgebreid meegediscussieerd. De 53 thema’s van deze kalender vormen een weerslag van die discussie en laten soms letterlijk zien wat mensen over dit onderwerp hebben gezegd. Hiermee is de kalender vooral een product van u geworden. Uit de wekelijkse thema’s kunt u inspiratie halen voor uw eigen burgerschap. Vanuit het idee: samen voor de samenleving.
We gaan dus ongeschreven regels vastleggen in een document dat ons week, maand en jaarritme oplegt: de burgerschapskalender. Inderdaad niemand zal betwijfelen dat burgerschap een goed idee is. Burgerschap wordt als vanzelfsprekend en goed gezien door iedereen. Tegelijkertijd echter lijkt er ook een gebrek aan belangstelling ervoor te zijn, misschien een uiting van een gebrek aan burgerschap. Is burgerschap niet een nieuwe poging van de overheid om de natie-staat te definiëren als iets dat boven het wettelijke uitgaat, maar als een gemeenschap waarbij burgers zich betrokken voelen (of zelfs actief inzetten) bij de samenleving? Waarom heten mensen die die visie op de een of andere manier delen liberalen, neo-republikeinen of communautaristen, terwijl mensen die daar niet bijhoren ‘asociale hufters‘ zouden zijn? Dat geeft natuurlijk al aan dat burgerschap een sterk normatief en moraliserend vertoog is, waar bepaalde aannames aan ten grondslag liggen. Het verspreiden en uitdragen van die aannames via zo’n kalender geeft aan dat het niet alleen gaat om actief burgerschap, maar ook om een gedeeld en gezamenlijk burgerschap voornamelijk op basis van bepaalde normen en waarden. Voldoe je daar niet aan, dan ben je volgens sommigen dus een asociale hufter en dat schijnt slecht te zijn.
Dit leent zich dus uitstekend voor een wekelijks kort stukje over het normatieve en moraliserende burgerschap, tegelijkertijd ook een goede manier om de week mee te beginnen. Deze week de eerste
Goede voornemens waarmaken is eigenlijk helemaal niet moeilijk. De truc is: neem je iets voor dat niet te veel moeite kost. Je sociaal opstellen bijvoorbeeld, eens een praatje maken met een ander. Of, zoals een deelnemer aan de discussiebijeenkomst in Nieuwegein het zei: “Mensen ontmoeten buiten je eigen sfeer. Bieren bitterballen en het komt allemaal goed.”
Een beter bewijs dat burgerschap iets goeds zou zijn dan het te zien als een goed voornemen is er niet zou je zeggen. En sinds wanneer kost je sociaal opstellen niet veel moeite? Als je dat nou eens moet doen bij mensen die je niet mag (waar veel mensen hun portie al van hebben gehad met de feestdagen)? Of je stelt je ook eens sociaal en open op, en je komt tot de ontdekking dat je die ander echt, maar dan ook echt helemaal niet mag? OF andersom…ik ga binnenkort weer naar enkele bijeenkomsten met moslims die niet drinken en geen voedsel tot zich nemen dat niet halal is. Ik zal wat bier en bitterballen meenemen, vinden ze vast leuk.