You are reading De mislukking van het anti-multiculturalisme II – Perverse culturalisering. You can leave a comment or trackback this post.
M | T | W | T | F | S | S |
---|---|---|---|---|---|---|
« Feb | Apr » | |||||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | |
7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 |
14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 |
21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 |
28 | 29 | 30 | 31 |
Posted on March 9th, 2011 by martijn.
Categories: Multiculti Issues.
In deel één (windmolens) van deze serie hebben we kunnen zien dat, ook al was er in het verleden een principe van integratie met behoud van eigen identiteit, Nederland eigenlijk nooit een multicultureel beleid heeft gehad. De zoveelste begrafenis van de multiculturele samenleving begint iets ritueels krijgen en is vergelijkbaar met de discussie over massa-immigratie; ook dat verschijnsel kent Nederland op dit moment niet maar we praten er wel over.
Nederlandse normen en waarden, de Nederlandse wet en omgangsvormen waren eigenlijk altijd het kader waarbinnen migranten moesten integreren. Er is in het beleid nooit sprake geweest van cultureel relativisme. De uitspraken van Cameron, Merkel, Rutte, Verhagen en anderen dat de multiculturele samenleving (in de zin van beleid en ideaal) mislukt is, is dan eigenlijk ook een ritueel vechten tegen windmolens temeer ook omdat het ontkennen dat Nederland een multiculturele samenleving in beschrijvende zin is, natuurlijk ook weinig zin heeft. Deze drie vormen van multiculturalisme (beschrijving, beleid en ideaal) vormen echter niet het hele verhaal. Er is nog een vierde geperverteerde vorm van multiculturalisme.
In 1989 verandert de nadruk op sociaal-economische achterstanden en behoud van eigen identiteit wanneer het rapport Allochtonenbeleid verschijnt. In dit rapport wordt de eigen identiteit van allochtonen juist geproblematiseerd. In de jaren negentig zijn etniciteit en cultuurbeleving geen zaak van de overheid, maar private aangelegenheden. Zowel linkse als rechtse politieke partijen gaan daarin mee. Gaandeweg is er een verschuiving ontstaan waarin over een breed politiek spectrum vragen worden gesteld over de grenzen van culturele verscheidenheid en de voorwaarden van sociale cohesie en inburgering. Cultuur wordt in toenemende mate als probleem gezien en de nadruk komt steeds meer op culturele aanpassing en cultureel burgerschap te liggen. Dit is niet nieuw. Gedurende de afgelopen twee eeuwen hebben nieuw ontstane naties via nationalistische programma’s gepoogd hun totale grondgebied cultureel en taalkundig maar ook economisch, sociaal en juridisch te homogeniseren. Vrijwel overal was de inzet het bevorderen van processen van aanpassing aan de dominante meerderheidcultuur. De wenselijkheid van een stabiele harmonieuze nationale samenleving ligt hieraan ten grondslag. Vanaf Scheffer’s multiculturele drama, via 9/11, Fortuyn en de moord op Theo van Gogh, verschuift het accent steeds meer in één specifieke richting: de islam.
Op deze manier vindt er een soort cirkelredenering plaats. We ervaren problemen met bepaalde migranten. Vervolgens vindt er een proces van culturalisering in beleid en debat plaats. Daarbij classificeren we migranten en hun nakomelingen op basis van cultuur (en niet op basis van sociaal-economische kenmerken) en dat doen we aan de hand van kenmerken die typisch zouden zijn (islam) voor hen en die vreemd zouden zijn aan een ideaalbeeld van de Nederlandse cultuur (met seculiere en seksuele vrijheden waarover consensus zou bestaan). Daarvoor gebruiken we labels die we deels zelf toewijzen (etnische minderheden, allochtonen, moslims). Vervolgens ‘ontdekken’ we doordat er daadwerkelijk problemen zijn dat die mensen echt anders zijn voor wat betreft cultuur en trekken we de conclusie dat de multiculturele samenleving is mislukt. Maar dat we ooit multicultureel beleid hebben gehad is dus hoogst twijfelachtig. Kijkend naar Canada zouden we wellicht zelfs kunnen zeggen: helaas.
Maar ook weer niet onjuist. Sterker nog, het beleid is zo multicultureel als het maar zijn kan sinds enkele jaren, maar dan niet op de manier zoals gesteld is in deel 1. Dat het samenleven van mensen met verschillende culturele achtergronden niet vanzelf gaat moge inmiddels duidelijk zijn. Dat het grote conflicten oplevert eveneens. Voor het perspectief op de multiculturele samenleving sluit ik aan bij de oratie van De Ruijter De multiculturele arena. Hij vat de samenleving op als een arena. Een arena verwijst daarbij naar de strijdende partijen, de ruimte waarbinnen de handeling plaatsvindt, de aard of structuur van de arena, de positie van spelers en toeschouwers, de rolverdelingen en de hulpbronnen, soorten kapitaal en vaardigheden. De uitkomst van de strijd is een ‘negotiated order’ die de machtsongelijkheid tussen de partijen weerspiegelt. De eigenschappen van deze orde, die niet vastligt maar veranderbaar is, wordt bepaald door de uitkomst van eerdere ontmoetingen, het specifieke veld waarin de strijd plaatsvindt (bijvoorbeeld onderwijs) en de algemene relevante context (zoals discussies over normen en waarden en integratie).
De huidige ‘negotiated order’ is een vrucht van de Nederlandse geschiedenis. Sinds enige jaren zijn er nieuwe spelers gekomen die deelnemen aan de strijd in deze arena: migranten. Migranten zijn binnen deze arena niet machteloos. Met een beroep op de eigen cultuur en identiteit, kunnen zij zich verweren tegen de druk tot conformiteit en zich een eigen plek verschaffen binnen de maatschappij. Dat hebben migranten en hun nakomelingen als moslims ook wel degelijk gedaan, maar dan op een manier die perfect past binnen de al bestaande Nederlandse arrangementen. De houding van de Nederlandse overheid kan vooral worden gezien als een wisselende mix van multiculturele retoriek die moet tonen dat men gevoelig is voor de relevantie van verschillen en (steeds vaker dus) voor het belang van gedeelde waarden, nationalisme en burgerschap; een mix met een zeer sterk cultuursausje. Zowel in de multiculturele modellen, als in de uitspraken over het failliet van de multiculturele samenleving als in de beleving van autochtonen en allochtonen worden de concepten cultuur en identiteit gereïficeerd en ge-essentialiseerd. Met reïficatie wordt bedoeld dat cultuur en identiteit gezien worden als ‘dingen’ die een eigen leven leiden. Essentialisme dat hier nauw mee samenhangt, leidt ertoe dat cultuur en identiteit gezien worden als iets wat met mensen vergroeid is, bijna als een biologische eigenschap.
In de arena staan diverse partijen tegen over elkaar die gezamenlijk moeten komen tot een ‘negotiated order’. In een onderhandelingssituatie is het van belang dat partijen en hun vertegenwoordigers onderhandelingsruimte hebben; ruimte dus om een eigen standpunt aan te passen om zo een compromis te sluiten zonder dat dat tot gezichtsverlies leidt van de vertegenwoordigers bij hun achterban. In de huidige ‘negotiated order’ van de arena ligt de nadruk op de eis tot integratie aan de kant van allochtonen. In het spreken over cultuur en religie (in het bijzonder islam) voert essentialisme de boventoon alsof Marokkanen en moslims gedetermineerd worden door hun cultuur of zoals De Ruijter deze opvatting kenschetst: “zij bezitten niet zozeer die cultuur; zij worden door die cultuur bezeten”. Het perverse zit ‘m hierin dat die definitie van cultuur van bovenaf wordt opgelegd en negatief van aard is; het is een lijst van problematische gedragingen en opvattingen die wordt bestempeld als cultuur van de Ander.
Wanneer politici echter op een dergelijke manier een complexe realiteit reduceren tot een simpele diagnose, is dat niet zonder risico. Het schept immers een eigen realiteit. Aanpassing of, in termen van het arenamodel, het opgeven van het eigen standpunt is dan nog de enige ‘oplossing’ in de ogen van de dominante meerderheid. Het is precies die negatieve bejegening door de dominante meerderheid die zo kenmerkend is in de huidige discussie over het failliet van het multiculturalisme. Deze negatieve bejegening richt zich vooral op Marokkaanse jongeren en moslims. Het gevaar zou kunnen bestaan dat deze, elkaar overlappende, groepen kenmerken krijgen van ‘onvrijwillige’ minderheden aangezien deze druk tot aanpassing ervaren kan worden als een aantasting van de eigen waardigheid. De gevoelens bij allochtonen van discriminatie en racisme door de autochtone meerderheid, het wantrouwen van ouders ten opzichte van scholen zoals dat in Gouda of in Amsterdam of het Utrechtse Zuilen te zien is, zijn daar signalen van. In die zin is het overlast gevend gedrag van Marokkaans-Nederlandse jongeren ook te zien als een vorm van protest en een expressie van de afkeer die men heeft van een omgeving die zij als vijandig ervaren. Het behoeft geen betoog dat dergelijke verschijnselen op hun beurt weer kunnen leiden tot een versterking van het gevoel van onbehagen bij sommige autochtonen over de multiculturele samenleving en politici voor de zoveelste keer kunnen verleiden tot de slogan dat de multiculturele samenleving is mislukt.
En in reactie op die mislukking komen we met allerlei maatregelen die specifiek gericht zijn op allochtonen en/of moslims en focussen we in de debatten voortdurend alleen op cultuur en religie. We willen een etnische registratie van criminele allochtonen, in het regeerakkoord wordt gepleit voor afschaffing van positieve discriminatie en in plaats daarvan slechts iemands kwaliteiten in ogenschouw nemen tenzij de vrouw een burqa draagt. Er is speciale wetgeving dat huwelijken van migranten aan banden legt. Er is een anti-radicaliseringsbeleid dat zich in de praktijk en in het debat alleen richt op moslims. Zo kunnen we nog wel even doorgaan; het oude categorale doelgroepenbeleid dat zo verafschuwd werd (en dat eigenlijk alleen op lokaal niveau enige invulling kreeg) is nog steeds aanwezig. In de debatten is dit ook volop te zien en dat is geen wonder. Een essentialistische opvatting over cultuur kan politiek-strategisch worden en de zoveelste doorbraak van het taboe op de multiculturele samenleving lijkt daar inmiddels ook aardig op.
In het proces van culturalisering worden deze mannen, vrouwen, jongeren, ouderen, arbeiders, ambtenaren, seculieren, vromen, berbers, Marokkanen, Turken, Somaliërs, migranten gereduceerd tot hun etnische groep of hun religieuze label. Dàt is pas een vorm van multiculturalisme en een behoorlijk perverse vorm omdat het mensen opsluit in en reduceert tot hun sociale categorie die we zelf verzonnen hebben en die we zelf een negatieve definitie hebben gegeven. Dit multiculturalisme dat we zowel bij linkse als rechtse partijen zien is ook om een nog andere reden pervers. Het dient nu niet om mensen (uiteindelijk) in te sluiten, maar om ze te dwingen zich koest te houden en te voldoen aan ‘Nederlandse’ opvattingen over wat goed leven en goed burgerschap is.
Maar goed, ook deze vorm van multiculturalisme is waarschijnlijk niet waar de politici op doelen wanneer zij het hebben over het falen van het multiculturalisme. Waar gaat het dan wel over?
Daarover meer volgende week in deel 3.
Deze entry is deel van een serie: De mislukking van het anti-multiculturalisme
Deel I – Windmolens
Deel II – Perverse culturalisering
Deel III – Post-secularisme
Deel IV – Secularistische intolerantie (verschijnt volgende week)
2 comments.
Pingback on March 13th, 2011.
[…] De Mislukking van het Anti-Multiculturalisme II – Perverse culturalisering […]
Pingback on March 17th, 2011.
[…] I – Windmolens Deel II – Perverse culturalisering Deel III – Post-secularisme Deel IV – Secularistische intolerantie (verschijnt volgende […]
Comments can contain some xhtml. Names and emails are required (emails aren't displayed), url's are optional.