You are looking at posts that were written in the month of May in the year 2013.
| M | T | W | T | F | S | S |
|---|---|---|---|---|---|---|
| « Apr | Jun » | |||||
| 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | ||
| 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 |
| 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 |
| 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 |
| 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | ||
Posted on May 29th, 2013 by martijn.
Categories: Activism, Notes from the Field, Religious and Political Radicalization.
Inleiding
Wat een drukte he, deze week. Eerst nieuws over het Motivaction onderzoek over Syriëgangers. ‘s Avonds de uitzending van het NCRV programma Altijd Wat over Nederlandse jongeren, idealen, engagement, activisme en strijd; daarin ook een van de pleitbezorgers van de de Syriëgangers. Daarna in Knevel en Van de Brink nog één. En op woensdag dan het programma De Vijfde Dag ‘Op zoek naar Zakariya’ over een bekeerde moslims die vecht in Syrië. En natuurlijk een hoop gedoe op de twitter hierover. En hier een overzicht.
Wat is de vraag
De kern van dit onderzoek betreft de volgende probleemstelling:
- Wat is de houding en opvatting van Nederlandse moslims en autochtonen ten aanzien van de burgeroorlog in Syrië?
- Wat is de houding en opvatting van Nederlandse moslims en autochtonen ten aanzien van Syrië-gangers?
De volgende onderzoeksvragen staan daarbij centraal:
- In hoeverre is er draagvlak voor het interveniëren door de Nederlandse overheid in Syrië (financieel en/of militair)?
- In hoeverre is er begrip voor Nederlandse moslims die naar Syrië vertrekken om te vechten tegen het regime van president Assad?
- Wat is de houding ten aanzien van personen die moslims werven om in Syrië te gaan vechten (de ‘ronselaars’)?
- Hoe dient omgegaan te worden met moslims die naar Syrië willen vertrekken?
- Dienen Syrië-gangers die terugkomen vanuit Syrië naar Nederland gestraft te worden? Zo ja, wat is dan een gepaste straf?
Kort commentaar:
Waarom maakt men een onderscheid tussen autochtonen en Nederlandse moslims? Ook autochtonen kunnen immers moslim zijn.
Waarom noemt men het eigenlijk een burgeroorlog? Waarom niet een gewelddadig schaakspel tussen mondiale en regionale grootmachten, nationale strijdgroepen en het Syrische regime? Of iets anders?
Wordt er bij draagvlak voor interventie in de rapportage vergeleken met soortgelijke vragen uit het verleden? (nee)
Wat is in vredesnaam ‘begrip’? (Is dat begrijpen, goedkeuren, accepteren ?)
Wat is jihad?
Jihad: In de voorgelegde vragenlijst is de volgende toelichting gehanteerd voor jihad; jihad is de heilige strijd voor de normen en waarden van de islam.
De term ‘jihad’ is afkomstig van ‘jahada’: streven naar, zich inspannen, zich bekwamen. Jihad kan verschillende betekenissen hebben, afhankelijk van de context, waaronder ook militaire. Gedurende de tijd is de militaire jihad steeds meer een defensieve jihad geworden tegen aggressie van niet-moslims, vergelijkbaar met de concepten van ‘rechtvaardigde oorlog’ zoals die ontwikkeld is door christelijke denkers zoals Augustinus en Thomas van Aquino en met internationaal oorlogsrecht hoewel er ook wel de nodige verschillen zijn. Er is behoorlijk verschil van mening over toepassing van de jihad-doctrines in de moderne tijd, zo stellen sommigen dat er sprake moet zijn van een kalief die oproept tot jihad (die is er niet) en verschilt men van mening hoe om te gaan met andersdenkende moslims. Wat bedoelt nu in bovenstaande definitie? Die zou ook betrekking kunnen hebben op humanitaire hulp. Anderen stellen dat er geen sprake is van jihad want geen kalief, anderen vinden dat er geen sprake kan zijn van jihad want het gaat om een oorlog tussen moslims en weer anderen stellen dat Assad cs. helemaal geen moslims zijn. Het gaat er mij niet om welke definitie juist is, maar je weet met bovenstaande definitie niet precies wat je meet.
Wie is moslim?
Nederlandse moslims: In Nederland woonachtige moslims met een Turkse en of Marokkaanse achtergrond (zij zelf of hun ouders zijn geboren in Turkije of Marokko). Gekozen is voor deze afbakening, omdat de Turkse en Marokkaanse Nederlanders de grootste moslimgemeenschap vormen in Nederland. Zij benadrukken dat het hier dus geen moslims betreft met bijvoorbeeld een Surinaamse of Indonesische achtergrond en ook geen tot de islam bekeerde autochtone Nederlanders.
Autochtonen: Dit betreft personen die zelf, maar ook hun ouders, in Nederland zijn geboren. Verder hebben wij voor de zuivere vergelijking de enkele autochtoon die de islam aanhangt uit deze steekproef gefilterd.
Dit is natuurlijk uiterst problematisch. Zoals ik eerder al schreef in mijn reflectie hoofdstuk in het SCP rapport Moslim in Nederland (wat echt een mijlenver veel beter rapport is). De tegenstelling autochtonen vs. Moslims bestendigt het beeld dat de islam een migratiegodsdienst is: we vergeten wel eens dat Nederland al in de koloniale tijd veel moslims binnen de grenzen had en dat we inmiddels al tweede- of zelfs derdegeneratiemoslims hebben die hier geboren en opgegroeid zijn. Hoelang blijven we islam dan nog zien als migratiegodsdienst? Waarom geen nadere uitsplitsing gemaakt tussen jong en oud? Waarom ook geen andere autochtone en allochtone religieuze groepen genomen? Er is, onderzoekstechnisch gezien, geen enkele reden om autochtonen als norm te nemen.
Motivaction stelt religie waarschijnlijk als volgt vast. Men maakt een profiel van iedereen die deelneemt aan hun panels op basis van naw-gegevens, samenstelling huishouden, opleidingen, mentality, (gezins-)inkomen en opleiding van hoofdkostwinner en tot slot culturele achtergrond.
Bij culturele achtergrond vraagt men:
– In welk land ben je geboren?
– In welk land is je moeder geboren?
– In welk land is je vader geboren?
Waar men hier naar vraagt is dus etniciteit en niet religie. De verklaart ook dat men autochtone Nederlanders er buiten laat.
Bevragen
Het onderzoek is gebaseerd op twee representatieve steekproeven:
- Een representatieve steekproef onder autochtone Nederlanders tussen de 18 en 70 jaar (n=570).
- Een representatieve steekproef onder Turkse en Marokkaanse moslims in Nederland in de leeftijd van 18 tot 60 jaar (n=370). Er is gekozen voor deze afbakening, omdat Nederlandse moslims voor het overgrote deel bestaan uit Turkse- en Marokkaanse Nederlanders.
Voor de dataverzameling voor de steekproef onder autochtonen is gebruikgemaakt van het StemPunt-panel van Motivaction (www.stempunt.nu) waar momenteel ongeveer 70.000 Nederlanders lid van zijn.
Betekent dit dat er 570 autochtonen gevraagd zijn in een panel van 70.000 Nederlanders? En de rest? Moslims en non-respons? (Wat is de non-respons eigenlijk?). Ook heel opvallend, voor Turkse en Marokkaanse Nederlanders is gebruik gemaakt van een combinatie van online en face-to-face-veldwerk: “Door analfabetisme en digibetisme onder deze groep is het niet mogelijk om een online representatieve steekproef te realiseren.”
Het lijkt me dat het verschil in methodes tussen beide groepen op z’n zachtst gezegd onhandig is en het is ook maar de vraag of bepaalde groepen in Nederland, ook onder autochtonen, wel goed vertegenwoordigd zijn in die onlinepanels.
Conclusies
Dit alles maakt conclusies trekken zeer lastig. Want hoe moeten we de resultaten nu eigenlijk lezen? Wat heeft men precies gevraagd? Kunnen mensen eigenlijk meerdere, tegenstrijdige meningen hebben? Bijvoorbeeld dat men vindt dat er sprake is van een gerechtvaardige strijd, geen jihad, moedige strijders en dat men toch vindt dat ze beter niet kunnen gaan? De gesprekken die ik totnutoe heb gehad laten namelijk zien dat mensen ermee worstelen, dat ze helemaal geen eenduidige mening hebben.
Met de term ‘moslim’ wordt een en ander religieus geduid, maar men bevraagt etnische groepen. Het is niet duidelijk hoe belangrijk religie is voor Turkse en Marokkaanse Nederlanders die onderzocht zijn, hoe belangrijk Syrië is. Dus, misschien vindt men religie superbelangrijk, maar Syrië niet of andersom, maar vindt men het wel een jihad. Of men vindt religie onbelangrijk, Syrië ook, vindt men het geen jihad, maar de jongemannen wel helden. Als we dus al uit kunnen gaan van de conclusies, dan laat het onderzoek vooral het algemene patroon zien en niet de diversiteit.
Motivaction rapport
AltijdWat
Knevel en Van den Brink
Makkelijk praten achterafDe Vijfde Dag
Eerdere uitzending
Het rondje langs de kwettervelden
Tot Slot
Het Twitter-overzicht is een impressie meer niet natuurlijk. Representatief zijn de afgebeelde meningen in ieder geval niet. Ik heb geprobeerd een diversiteit aan posities op te nemen, zonder de afzonderlijke tweets compleet uit hun verband te halen. Op de twittervelden blijkt ontzettend weinig begrip te zijn, maar ik vermoed dat dat een vertekening is. Mensen van wie ik weet dat ze veel positiever zijn over de Syriëgangers hebben zich stil gehouden, maar ook anderen met uitgesproken meningen heb eigenlijk weinig laten horen. Wel zijn er veel reacties in mijn mail waar ik nog even doorheen ga (u krijgt allemaal antwoord, maar het zal niet snel gaan). Er zijn enkele opvallende uitspraken gedaan in de uitzendingen waar ik hier niet op inga.
Gezien de enorme hoeveelheid media-aandacht, leeft bij wel de vraag in hoeverre hedendaagse media de strijd van de jongeren in Syrië, hun pleitbezorgers hier, maar ook die van hun islamitische tegenstanders, het geweld en het bloedvergieten in Syrië reduceert tot sensatie, spektakel en entertainment. Dat gold voor de programma’s afzonderling (met uitzondering van Knevel en Van den Brink) niet zozeer denk ik, maar er zijn natuurlijk al genoeg andere voorbeelden geweest. Er is in ieder geval ook veel discussie over of dit soort verhalen op TV moeten. Om begrip te kweken en de mensen zelf hun positie te laten definiëren en verhelderen lijkt me dit niet slecht. Zeker het programma AltijdWat droeg daar aan bij. Knevel en Van den Brink was meer een inquisitie en de Vijfde Dag eigenlijk een herhaling van wat we eerder gehoord hadden. Voor degenen die hier niks mis mee hebben (moslim en niet-moslim) was het een bijna pijnlijk en boosmakend iets om naar te kijken. Voor anderen was het een feest van herkenning, erkenning en inspiratie.
Posted on May 28th, 2013 by martijn.
Categories: Multiculti Issues.
The next video is a must watch: it is funny and revealing. The video is part of YouTube’s comedy week and was Co-directed by David Neptune and Ken Tanaka. http://www.everybodydiesbook.com
Starring Scott Beehner, Stella Choe and a Ken Tanaka jog by.
Directed by David Neptune and Ken Tanaka
Written by Ken Tanaka with David Ury
Camera and Sound by John Coyne and David Neptune
Scott Beehner is an actor from the Groundlings comedy troupe, and lots of tv shows like Zeke and Luther, Sunny in Philly, and Workaholics. Stella Choe is an actor and professional dancer from The Muppet Movie and other films and tv shows.
In this video, What Kind of Asian are you? Scott plays a friendly jogger who is very interested in guessing the heritage of Stella, an Asian American woman. He engages in some small talk and asks her where she is from because she doesn’t have an accent. San Diego and English is spoken there, she tells him. He begins to talk more slowly and labored asking again “Oh, no, where are you from.”
Addicting Info has the full story:
There is the assumption that regular American means white, the false assumption that any nonwhite person is from somewhere else. When she asks if he is Native American she forces him to drop his implicit belief in his supremacy as the real American.
There is the assumption that assimilation of individuals never occur. All those whose ancestors come from Korea do not like Kimchi just as all those with roots in England do not enjoy fish and chips.
There is the assumption that speaking louder and slower is necessary for a more satisfactory answer even though he is well aware the initial question was understood. Ultimately, the man thinks she is weird for playing back exactly what he did to her. When she asks “I am weird?” it is with the expectation that he would self-reflect. In his confused look I think he did.
Posted on May 26th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, Headline.
Antropologie: een gevaarlijke bezigheid
Tot mijn grote vreugde heeft Geenstijl antropologie en sociologie uitgeroepen tot meest nuttelozen en gevaarlijke studies van het moment. In gebruikelijk Geenstijl proza sabelt Mathijs van den Beukel hier sociologie en antropologie neer. Het gaat namelijk niet alleen in tegen ‘common sense’ ideeën, maar is schadelijk (en het laatste volgt uit het eerste). Nou is uitgeroepen worden tot de meest schadelijke studie niet gelijk heel erg als dat gebeurt door de redactie van Geenstijl.
Ga maar na, een voorliefde voor het plaatsen van naaktfoto’s van minderjarigen en eveneens illegale naaktfoto’s van bekende Nederlanders in het verleden (alles voor de hits he), toen enkele jaren geleden toenmalig minister Rouvoet iets deed wat de redactie niet beviel vielen ze, nee niet hem, maar zijn minderjarige dochter aan, toen Stivoro bezig was met een anti-rook campagne, plaatsten ze telefoon en adresgegevens van de voorzitster, met de recente schoppartij in Eindhoven werd de verkeerde naam verspreid via de site, men trapt in zo ongeveer iedere hoax die een combinatie van sex, dood en islam heeft, toen men (onterecht) dacht dat Wilders aangifte had gedaan tegen een voormalig schrijver van de site (Bert Brussen) stelde hoofdredacteur Marck Burema dat Wilders net zo lang aangevallen zou worden totdat hij zijn aangifte zou intrekken, eerder al werd er een hetze gevoerd tegen een voorzitter van een christelijke jongerenorganisatie die vanwege een doodsbedreiging aangifte tegen geenstijl had gedaan, toen Felix Meurders de leugenachtigheid van de site doorprikte werd hij doodverklaard, Rutger Castricum die zo nodig vrouwen onder hun rokken moet filmen, nou ja ik houd op. Met andere woorden door zo’n site tot meest gevaarlijke studie te worden verklaard is zo slecht nog niet.
Antropologie is natuurlijk vaker het doelwit. En waarom eigenlijk? Wat hebben antropologen toch ooit uitgevreten dat het de moeite waard zou maken om hen aan te vallen? Nou eerlijk gezegd, meer dan genoeg. Het schedelmeten en andere praktijken in dienst van racistische en imperialistische kolonisatoren zijn een schandvlek van de discipline. Natuurlijk heeft ook antropologie een eigen geschiedenis van plagiaat en fraude. U ziet niets menselijks is ons vreemd. Maar opvallend genoeg gaat het daar niet over. Nee, antropologen praten misstanden goed, gaan in tegen het gezond verstand, zijn wereldvreemd en antropologie is een pseudo-wetenschap van linkse idioten. Nou zijn dit soort argumenten niet zo specifiek voor antropologie; we zien ze vaker in aanvallen op de wetenschap. Bij antropologie komt dat alles echter samen in een argument dat wel specifiek voor deze discipline opgaat: namelijk dat we cultureel relativistisch zijn. En dat is heel erg stellen bijvoorbeeld Asher Ben Avraham en Maja Mischke op De Jaap en vooraanstaande politici zoals Frits Bolkestein en Piet Hein Donner.
Over de mens in al haar diversiteit
Kloppen bovenstaande verwijten nu, ja of nee? Ja, Nee en Ja & Nee.
Antropologie kan het best gezien worden als de wetenschap van alle diversiteit in mensen en hun opvattingen, ervaringen, gedragingen en lichamen. Hoewel antropologie sterk bepaald is door hedendaagse Westerse academische tradities is haar geschiedenis mogelijk veel ouder en zijn er parallelle ontwikkelingen elders in de wereld waarin bijvoorbeeld geleerden als Abu Rayhan al- Biruni, een Perzische geleerde (973-1048) en Ibn Khaldoun, een Tunesische geleerde (1332-1406) een grote rol spelen.
Centraal in de hedendaagse antropologie staat het begrip cultuur voor ervaringen, voorstellingen en praktijken waarmee mensen betekenis geven aan de wereld om hen heen en waardoor mensen in hun betekenisgeving beïnvloed worden. Iets op antropologische wijze bestuderen betekent dat we kijken hoe mensen bepaalde zaken, zoals taal, kleding, gender rollen, eetgewoonten, enzovoorts aangeleerd krijgen, hoe zij anderen deze zaken leren en welke vertogen en praktijken op een gegeven moment en bepaalde plaats dominant worden en andere juist niet. Cultuur verklaart dus niet het gedrag van mensen, maar cultuur dient juist verklaard te worden.
Een antropologische studie is veelal kleinschalig en vergelijkend. We beginnen vanuit de assumptie van diversiteit en proberen die diversiteit in haar gedetailleerde aard te beschrijven en te begrijpen. De analyses van antropologen zijn daarmee niet statistisch te generaliseren, maar wel theoretisch. Vanuit het kleine en gedetailleerde (bijvoorbeeld identiteitsvorming onder Marokkaans-Nederlandse jongeren in Gouda) wordt geprobeerd iets te zeggen over ‘grote’ processen als identiteitsvorming, secularisering, etniciteit, enzovoorts.
Dit alles gebeurt vanuit het besef dat context ertoe doet. Zo is eerwraak onder Turken in Turkije iets anders dan eerwraak onder Turkse Nederlanders en Sinterklaas onder Marokkaanse Nederlanders in Marokko iets anders dan onder Australische Nederlanders in Australië. Economie, taal, gender-rollen, verwantschapsrelaties, politiek en religie spelen daar een rol bij en overal op een andere manier. Daarbij wordt geprobeerd het principe van cultureel relativisme hoog te houden; het idee dat iedere culturele categorie begrepen moet worden vanuit de eigen begripskaders en morele kaders die voor iedereen (en vaak verschillend per individu) een eigen waarde en betekenis hebben als het gaat om wat waar, belangrijk, goed, ethisch, legaal en normaal is.
‘common sense’
Wanneer we seksualiteit en relaties onderzoeken en geen cultuur-relativistisch kader aanhouden zouden we bijvoorbeeld ‘Nederlandse’ normen over seksualiteit en relaties gebruiken om daarmee de opvattingen van andere samenlevingen te analyseren. Dat is simpelweg niet heel informatief en vaak zelfs op z’n minst misleidend ook al lijkt dat juist vaak op het toepassen van gezond verstand. ‘Zo is het nu eenmaal’, ‘Zo doen wij de dingen nu eenmaal hier’, ‘Dit is nu eenmaal de beste manier’, ‘Dit is de realiteit’. Dit betekent echter niet dat antropologen maar alles ondersteunen en goedkeuren wat anderen doen; het tegendeel is het geval. Er wordt voortdurend gekeken naar waar bepaalde praktijken vandaan komen, in wiens voordeel bepaalde opvattingen en praktijken zijn.
Dit lijkt wellicht vanzelfsprekend als het gaat om antropologen die ‘ver weg’ onderzoek doen; naar die groepen die wij ‘anders’ vinden. Hetzelfde perspectief moet echter ook worden toegepast op de ‘eigen’ samenleving van de antropoloog. Deze dient dus niet zomaar opvattingen over vrijheid van meningsuiting, religie of wat dan ook als moreel ijkpunt te nemen, maar deze voortdurend aan een kritische analyse te onderwerpen. Of dat nu de heilige huisjes zijn van de ‘Ander’ of van de ‘wij-groep’; dat is geheel om het even. Alleen dan kun je mensen en groepen mensen begrijpen in hun eigen morele en pragmatische kaders. Het alternatief is namelijk dat je gaat concluderen dat mensen denken en handelen als de antropoloog zelf in zijn/haar privé-leven en dat we de mensen met wie we onderzoek doen zien als (afwijkende) varianten van onszelf.
Stel je voor dat een Warlpiri (Australische aboriginal) antropoloog hier onderzoek zou doen en daarbij sjablonen gebruikt die rechtstreeks uit zijn of haar eigen tradities afkomstig zijn. Deze persoon zou dan bijvoorbeeld een begrip als jukurrpa (meestal vertaald als Dromen of Droomtijd) gebruiken. Wanneer deze persoon hier naar vraagt in een gesprek met een Nederlander en hem/haar vraagt wat deze daaronder verstaat, dan zal deze Nederlander waarschijnlijk zeggen dat hij/zij daar niks onder verstaat; het begrip is onbekend. Als de antropoloog vervolgens de handelingen en gedragingen van deze Nederlander gaat verklaren aan de hand van het begrip jukurrpa, dan is de kans groot dat er helemaal niets klopt van die analyse. Als deze antropoloog de Nederlander zou veroordelen en geringschatten vanwege diens onbekendheid met de term, dan is dat ethisch gezien zeer twijfelachtig.
Nee, een antropoloog zal Warlpiri mensen vragen naar hun begrip jukurrpa en een Nederlander naar een begrip als ‘gezelligheid’. Hij of zij zal analyseren hoe verschillende mensen verschillende betekenissen aan deze begrippen toekennen en de ontwikkelingen die daarin te bespeuren zijn. We proberen daarmee het perspectief van mensen op de werkelijkheid en hun daarmee al dan niet corresponderende handelingen bloot te leggen en te begrijpen binnen specifieke contexten. Antropologie is dus eerder de studie van ‘common sense’ dan ‘common sense’.
De culturele gereedschapskist van de antropoloog
Dat is natuurlijk allemaal mooi en aardig (echt waar!), maar brengt ook een probleem met zich mee zowel voor een Warlpiri antropoloog als een Nederlandse antropoloog. Taal, concepten, ideeën zijn de gereedschappen waarmee we het veld ingaan. Maar juist vanwege onze eigen ervaringen zijn antropologen zich er uitermate van bewust dat taal geen neutraal iets is. Zowel de Warlpiri antropoloog als de Nederlandse antropoloog krijgen hun antropologische gereedschap mee vanuit een veelal Westerse taaltraditie en academische traditie. Ons gereedschap om bijvoorbeeld religie te onderzoeken is vaak ontleend aan het christendom. Zo kunnen we een studie doen naar de plaats van dominees in de islam en dan uitkomen bij imams, terwijl die echt een fundamenteel andere positie in moskeeën hebben. We lopen daarbij het risico dus bepaalde begrippen op te leggen aan onze onderzoeksgroep terwijl die nauwelijks of geen raakvlak met die doelgroep hebben. Als gevolg daarvan zouden we de verkeerde vragen stellen, de verkeerde veronderstellingen hanteren en de verkeerde conclusies trekken; de betrouwbaarheid van een dergelijk onderzoek lijkt hoog (vanwege de bekendheid met termen) maar de validiteit is ver te zoeken (we hebben geen idee of we wel weten wat we meten).
Wat het nog ingewikkelder maakt is dat sommige begrippen, die we vaak zien als Westers maar dat niet persé exclusief zijn, over de gehele wereld (maar op verschillende manieren en met verschillende definities) bekend zijn. Zo is de kans groot dat er wel Nederlanders zijn die het begrip jukurrpa denken te kennen door middel van toerismebrochures, vakanties, films, liedjes, enzovoorts. Door internationale handel, internationale politiek, moderne media, migratie, enzovoorts zijn de grenzen tussen, laten we zeggen, de Westerse cultuur en de Afrikaanse cultuur, niet scherp te trekken. Sterker nog de ‘de Westerse cultuur’ of ‘de Afrikaanse cultuur’ zijn onzin geworden (behalve voor politiek gebruik). Er is voortdurend wederzijdse beïnvloeding en weliswaar kan een begrip als ‘vrijheid’ wel sterk beïnvloed zijn door Europese tradities dat wil nog niet zeggen dat anderen buiten Europa geen waarde hechten aan en streven naar vrijheid.
Het is onmogelijk voor een antropoloog om helemaal te ontsnappen aan bovenstaande taalval, maar antropologen zijn wel voortdurend bezig met reflectie daarover en om bepaalde begrippen kritisch te bekijken. Omdat dit vaak Westerse begrippen zijn, lijkt die reflectie wellicht nog extra cultureel-relativistisch. Maar dit vergroot wel de validiteit van onderzoek en daarmee de wetenschappelijke waarde ervan. Neem bijvoorbeeld het huwelijk. Heel veel antropologen doen onderzoek naar hoe mensen een geschikte huwelijkspartner vinden. Maar wat is precies een huwelijk? Daar werd vroeger in Nederland anders over gedacht dan nu. Verschillende groepen hebben daar heden ten dage ook verschillende opvattingen over. Wat we dus niet doen is beginnen met vragen: ‘Hoe kiest u uw huwelijkspartner?’ maar met ‘Wat verstaat u eigenlijk onder huwelijk?’. Vervolgens kunnen we kijken naar hoeveel verschillende huwelijken er eigenlijk zijn. En daarop volgend: ‘Huwelijk? Waarom eigenlijk?’ Sommige mensen zullen daarop wellicht antwoorden: ‘Omdat dit volgens God de manier is om de voortplanting van de mensheid te verzekeren’. Dat is voor een antropoloog een belangrijk en veelzeggend antwoord, maar niet zomaar voldoende als verklaring. Er zijn immers mensen die niet trouwen. Er zijn mensen die trouwen maar samen geen kinderen willen of kunnen krijgen. Er zijn mensen die niet trouwen maar wel kinderen krijgen. We zoeken dus ook naar andersoortige verklaringen die de variaties binnen bepaalde categorieën mensen verklaren.
Macht & Autonomie
In hun verklaringen besteden antropologen veel aandacht aan machtsverhoudingen én aan de capaciteit die individuen hebben om zelfstandig te handelen. Mensen worden immers beperkt in hun mogelijkheden door politieke, sociale en economische machtsverhoudingen, maar hebben binnen dat kader altijd de mogelijkheid om een eigen weg te kiezen. Dit geldt zeker voor democratische samenlevingen waar de politieke elites niet proberen mensen te sturen door middel van repressie, maar door mensen ervan te overtuigen dat een bepaalde manier van denken en handelen in hun eigen voordeel is door het als ‘normaal’, ‘voor de eigen bestwil’ en ‘goed’ aan te merken. Zo besteden Europese overheden in het anti-radicaliseringsbeleid gericht op moslims veel tijd en energie aan het overtuigen van moslims dat het beter is om gematigd en liberaal te zijn (volgens de definities van de overheid). Dat geeft moslims de kans op een eigen platform (immers met hen schijnt wat aan de hand te zijn) en om in te vullen en te articuleren wat liberaal precies is. Het geeft moslims echter ook de mogelijkheid om precies het tegenovergestelde te benadrukken; dat islam juist niet liberaal hoort te zijn volgens de opvatting van de Nederlandse overheid. Ook dat geeft hen media-aandacht en een platform. Hindoes hebben zoiets niet en voor hen is het verwerven van een platform als ‘liberale hindoe’ dan ook veel lastiger.
Het is niet aan de antropoloog om een liberale of radicale positie van moslims (of van wie dan ook) te ondersteunen, laat staan heilig te verklaren. Het is evenmin aan een antropoloog om de positie van de overheid en de waarden die zij probeert over te brengen als absoluut en heilig en op basis daarvan individuele burgers te analyseren. Dat zou betekenen dat we blind zouden zijn voor machtsverhoudingen en met begrippen als ‘liberaal’ en ‘gematigd’ reduceren we de veelheid aan posities die moslims kunnen innemen tot twee die van bovenaf opgelegd worden. Met andere woorden we zouden bijdragen aan het verkleinen van de handelingscapaciteit van mensen. Dat is slecht onderzoek en onethisch onderzoek.
Meer cultuur-relativisme graag
Juist in een tijd waarin veel antropologisch en ander (overigens vaak heel redelijk) onderzoek toch al wordt uitgezet in opdracht van de overheid (met bijbehorende begrippenkaders) en waarmee dus de probleemdefinities van de overheid deels worden overgenomen, hebben we juist meer cultureel-relativisme nodig en is antropologie meer dan nuttig. Als dat er vervolgens toe leidt dat antropologie en sociologie tot meest gevaarlijke studie worden uitgeroepen, dan is dat heel mooi. Het betekent namelijk dat wij onze taak toch nog niet zo slecht doen. Toch zou het wel beter kunnen. Zo vindt veel antropologisch onderzoek plaats onder migranten in Nederland, maar veel minder onder autochtone inwoners van oude stadswijken of onder PVV-stemmers. Daarmee versterken antropologen juist het idee dat migranten anders zijn en een probleem en versterken ze dus het heersende verhaal over migranten.
Lang leve de antropologie dus. En op naar meer ontwrichtende, gevaarlijke wetenschap!
Zie ook Ton Salman’s stuk op StandplaatsWereld: Veldwerk-Turbulenties
Voorbeelden zijn deels overgenomen / geïnspireerd door: Eller, Jack David. 2007. Introducing anthropology of religion: culture to the ultimate. New York / London: Routledge.
Posted on May 26th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, Headline.
Antropologie: een gevaarlijke bezigheid
Tot mijn grote vreugde heeft Geenstijl antropologie en sociologie uitgeroepen tot meest nuttelozen en gevaarlijke studies van het moment. In gebruikelijk Geenstijl proza sabelt Mathijs van den Beukel hier sociologie en antropologie neer. Het gaat namelijk niet alleen in tegen ‘common sense’ ideeën, maar is schadelijk (en het laatste volgt uit het eerste). Nou is uitgeroepen worden tot de meest schadelijke studie niet gelijk heel erg als dat gebeurt door de redactie van Geenstijl.
Ga maar na, een voorliefde voor het plaatsen van naaktfoto’s van minderjarigen en eveneens illegale naaktfoto’s van bekende Nederlanders in het verleden (alles voor de hits he), toen enkele jaren geleden toenmalig minister Rouvoet iets deed wat de redactie niet beviel vielen ze, nee niet hem, maar zijn minderjarige dochter aan, toen Stivoro bezig was met een anti-rook campagne, plaatsten ze telefoon en adresgegevens van de voorzitster, met de recente schoppartij in Eindhoven werd de verkeerde naam verspreid via de site, men trapt in zo ongeveer iedere hoax die een combinatie van sex, dood en islam heeft, toen men (onterecht) dacht dat Wilders aangifte had gedaan tegen een voormalig schrijver van de site (Bert Brussen) stelde hoofdredacteur Marck Burema dat Wilders net zo lang aangevallen zou worden totdat hij zijn aangifte zou intrekken, eerder al werd er een hetze gevoerd tegen een voorzitter van een christelijke jongerenorganisatie die vanwege een doodsbedreiging aangifte tegen geenstijl had gedaan, toen Felix Meurders de leugenachtigheid van de site doorprikte werd hij doodverklaard, Rutger Castricum die zo nodig vrouwen onder hun rokken moet filmen, nou ja ik houd op. Met andere woorden door zo’n site tot meest gevaarlijke studie te worden verklaard is zo slecht nog niet.
Antropologie is natuurlijk vaker het doelwit. En waarom eigenlijk? Wat hebben antropologen toch ooit uitgevreten dat het de moeite waard zou maken om hen aan te vallen? Nou eerlijk gezegd, meer dan genoeg. Het schedelmeten en andere praktijken in dienst van racistische en imperialistische kolonisatoren zijn een schandvlek van de discipline. Natuurlijk heeft ook antropologie een eigen geschiedenis van plagiaat en fraude. U ziet niets menselijks is ons vreemd. Maar opvallend genoeg gaat het daar niet over. Nee, antropologen praten misstanden goed, gaan in tegen het gezond verstand, zijn wereldvreemd en antropologie is een pseudo-wetenschap van linkse idioten. Nou zijn dit soort argumenten niet zo specifiek voor antropologie; we zien ze vaker in aanvallen op de wetenschap. Bij antropologie komt dat alles echter samen in een argument dat wel specifiek voor deze discipline opgaat: namelijk dat we cultureel relativistisch zijn. En dat is heel erg stellen bijvoorbeeld Asher Ben Avraham en Maja Mischke op De Jaap en vooraanstaande politici zoals Frits Bolkestein en Piet Hein Donner.
Over de mens in al haar diversiteit
Kloppen bovenstaande verwijten nu, ja of nee? Ja, Nee en Ja & Nee.
Antropologie kan het best gezien worden als de wetenschap van alle diversiteit in mensen en hun opvattingen, ervaringen, gedragingen en lichamen. Hoewel antropologie sterk bepaald is door hedendaagse Westerse academische tradities is haar geschiedenis mogelijk veel ouder en zijn er parallelle ontwikkelingen elders in de wereld waarin bijvoorbeeld geleerden als Abu Rayhan al- Biruni, een Perzische geleerde (973-1048) en Ibn Khaldoun, een Tunesische geleerde (1332-1406) een grote rol spelen.
Centraal in de hedendaagse antropologie staat het begrip cultuur voor ervaringen, voorstellingen en praktijken waarmee mensen betekenis geven aan de wereld om hen heen en waardoor mensen in hun betekenisgeving beïnvloed worden. Iets op antropologische wijze bestuderen betekent dat we kijken hoe mensen bepaalde zaken, zoals taal, kleding, gender rollen, eetgewoonten, enzovoorts aangeleerd krijgen, hoe zij anderen deze zaken leren en welke vertogen en praktijken op een gegeven moment en bepaalde plaats dominant worden en andere juist niet. Cultuur verklaart dus niet het gedrag van mensen, maar cultuur dient juist verklaard te worden.
Een antropologische studie is veelal kleinschalig en vergelijkend. We beginnen vanuit de assumptie van diversiteit en proberen die diversiteit in haar gedetailleerde aard te beschrijven en te begrijpen. De analyses van antropologen zijn daarmee niet statistisch te generaliseren, maar wel theoretisch. Vanuit het kleine en gedetailleerde (bijvoorbeeld identiteitsvorming onder Marokkaans-Nederlandse jongeren in Gouda) wordt geprobeerd iets te zeggen over ‘grote’ processen als identiteitsvorming, secularisering, etniciteit, enzovoorts.
Dit alles gebeurt vanuit het besef dat context ertoe doet. Zo is eerwraak onder Turken in Turkije iets anders dan eerwraak onder Turkse Nederlanders en Sinterklaas onder Marokkaanse Nederlanders in Marokko iets anders dan onder Australische Nederlanders in Australië. Economie, taal, gender-rollen, verwantschapsrelaties, politiek en religie spelen daar een rol bij en overal op een andere manier. Daarbij wordt geprobeerd het principe van cultureel relativisme hoog te houden; het idee dat iedere culturele categorie begrepen moet worden vanuit de eigen begripskaders en morele kaders die voor iedereen (en vaak verschillend per individu) een eigen waarde en betekenis hebben als het gaat om wat waar, belangrijk, goed, ethisch, legaal en normaal is.
‘common sense’
Wanneer we seksualiteit en relaties onderzoeken en geen cultuur-relativistisch kader aanhouden zouden we bijvoorbeeld ‘Nederlandse’ normen over seksualiteit en relaties gebruiken om daarmee de opvattingen van andere samenlevingen te analyseren. Dat is simpelweg niet heel informatief en vaak zelfs op z’n minst misleidend ook al lijkt dat juist vaak op het toepassen van gezond verstand. ‘Zo is het nu eenmaal’, ‘Zo doen wij de dingen nu eenmaal hier’, ‘Dit is nu eenmaal de beste manier’, ‘Dit is de realiteit’. Dit betekent echter niet dat antropologen maar alles ondersteunen en goedkeuren wat anderen doen; het tegendeel is het geval. Er wordt voortdurend gekeken naar waar bepaalde praktijken vandaan komen, in wiens voordeel bepaalde opvattingen en praktijken zijn.
Dit lijkt wellicht vanzelfsprekend als het gaat om antropologen die ‘ver weg’ onderzoek doen; naar die groepen die wij ‘anders’ vinden. Hetzelfde perspectief moet echter ook worden toegepast op de ‘eigen’ samenleving van de antropoloog. Deze dient dus niet zomaar opvattingen over vrijheid van meningsuiting, religie of wat dan ook als moreel ijkpunt te nemen, maar deze voortdurend aan een kritische analyse te onderwerpen. Of dat nu de heilige huisjes zijn van de ‘Ander’ of van de ‘wij-groep’; dat is geheel om het even. Alleen dan kun je mensen en groepen mensen begrijpen in hun eigen morele en pragmatische kaders. Het alternatief is namelijk dat je gaat concluderen dat mensen denken en handelen als de antropoloog zelf in zijn/haar privé-leven en dat we de mensen met wie we onderzoek doen zien als (afwijkende) varianten van onszelf.
Stel je voor dat een Warlpiri (Australische aboriginal) antropoloog hier onderzoek zou doen en daarbij sjablonen gebruikt die rechtstreeks uit zijn of haar eigen tradities afkomstig zijn. Deze persoon zou dan bijvoorbeeld een begrip als jukurrpa (meestal vertaald als Dromen of Droomtijd) gebruiken. Wanneer deze persoon hier naar vraagt in een gesprek met een Nederlander en hem/haar vraagt wat deze daaronder verstaat, dan zal deze Nederlander waarschijnlijk zeggen dat hij/zij daar niks onder verstaat; het begrip is onbekend. Als de antropoloog vervolgens de handelingen en gedragingen van deze Nederlander gaat verklaren aan de hand van het begrip jukurrpa, dan is de kans groot dat er helemaal niets klopt van die analyse. Als deze antropoloog de Nederlander zou veroordelen en geringschatten vanwege diens onbekendheid met de term, dan is dat ethisch gezien zeer twijfelachtig.
Nee, een antropoloog zal Warlpiri mensen vragen naar hun begrip jukurrpa en een Nederlander naar een begrip als ‘gezelligheid’. Hij of zij zal analyseren hoe verschillende mensen verschillende betekenissen aan deze begrippen toekennen en de ontwikkelingen die daarin te bespeuren zijn. We proberen daarmee het perspectief van mensen op de werkelijkheid en hun daarmee al dan niet corresponderende handelingen bloot te leggen en te begrijpen binnen specifieke contexten. Antropologie is dus eerder de studie van ‘common sense’ dan ‘common sense’.
De culturele gereedschapskist van de antropoloog
Dat is natuurlijk allemaal mooi en aardig (echt waar!), maar brengt ook een probleem met zich mee zowel voor een Warlpiri antropoloog als een Nederlandse antropoloog. Taal, concepten, ideeën zijn de gereedschappen waarmee we het veld ingaan. Maar juist vanwege onze eigen ervaringen zijn antropologen zich er uitermate van bewust dat taal geen neutraal iets is. Zowel de Warlpiri antropoloog als de Nederlandse antropoloog krijgen hun antropologische gereedschap mee vanuit een veelal Westerse taaltraditie en academische traditie. Ons gereedschap om bijvoorbeeld religie te onderzoeken is vaak ontleend aan het christendom. Zo kunnen we een studie doen naar de plaats van dominees in de islam en dan uitkomen bij imams, terwijl die echt een fundamenteel andere positie in moskeeën hebben. We lopen daarbij het risico dus bepaalde begrippen op te leggen aan onze onderzoeksgroep terwijl die nauwelijks of geen raakvlak met die doelgroep hebben. Als gevolg daarvan zouden we de verkeerde vragen stellen, de verkeerde veronderstellingen hanteren en de verkeerde conclusies trekken; de betrouwbaarheid van een dergelijk onderzoek lijkt hoog (vanwege de bekendheid met termen) maar de validiteit is ver te zoeken (we hebben geen idee of we wel weten wat we meten).
Wat het nog ingewikkelder maakt is dat sommige begrippen, die we vaak zien als Westers maar dat niet persé exclusief zijn, over de gehele wereld (maar op verschillende manieren en met verschillende definities) bekend zijn. Zo is de kans groot dat er wel Nederlanders zijn die het begrip jukurrpa denken te kennen door middel van toerismebrochures, vakanties, films, liedjes, enzovoorts. Door internationale handel, internationale politiek, moderne media, migratie, enzovoorts zijn de grenzen tussen, laten we zeggen, de Westerse cultuur en de Afrikaanse cultuur, niet scherp te trekken. Sterker nog de ‘de Westerse cultuur’ of ‘de Afrikaanse cultuur’ zijn onzin geworden (behalve voor politiek gebruik). Er is voortdurend wederzijdse beïnvloeding en weliswaar kan een begrip als ‘vrijheid’ wel sterk beïnvloed zijn door Europese tradities dat wil nog niet zeggen dat anderen buiten Europa geen waarde hechten aan en streven naar vrijheid.
Het is onmogelijk voor een antropoloog om helemaal te ontsnappen aan bovenstaande taalval, maar antropologen zijn wel voortdurend bezig met reflectie daarover en om bepaalde begrippen kritisch te bekijken. Omdat dit vaak Westerse begrippen zijn, lijkt die reflectie wellicht nog extra cultureel-relativistisch. Maar dit vergroot wel de validiteit van onderzoek en daarmee de wetenschappelijke waarde ervan. Neem bijvoorbeeld het huwelijk. Heel veel antropologen doen onderzoek naar hoe mensen een geschikte huwelijkspartner vinden. Maar wat is precies een huwelijk? Daar werd vroeger in Nederland anders over gedacht dan nu. Verschillende groepen hebben daar heden ten dage ook verschillende opvattingen over. Wat we dus niet doen is beginnen met vragen: ‘Hoe kiest u uw huwelijkspartner?’ maar met ‘Wat verstaat u eigenlijk onder huwelijk?’. Vervolgens kunnen we kijken naar hoeveel verschillende huwelijken er eigenlijk zijn. En daarop volgend: ‘Huwelijk? Waarom eigenlijk?’ Sommige mensen zullen daarop wellicht antwoorden: ‘Omdat dit volgens God de manier is om de voortplanting van de mensheid te verzekeren’. Dat is voor een antropoloog een belangrijk en veelzeggend antwoord, maar niet zomaar voldoende als verklaring. Er zijn immers mensen die niet trouwen. Er zijn mensen die trouwen maar samen geen kinderen willen of kunnen krijgen. Er zijn mensen die niet trouwen maar wel kinderen krijgen. We zoeken dus ook naar andersoortige verklaringen die de variaties binnen bepaalde categorieën mensen verklaren.
Macht & Autonomie
In hun verklaringen besteden antropologen veel aandacht aan machtsverhoudingen én aan de capaciteit die individuen hebben om zelfstandig te handelen. Mensen worden immers beperkt in hun mogelijkheden door politieke, sociale en economische machtsverhoudingen, maar hebben binnen dat kader altijd de mogelijkheid om een eigen weg te kiezen. Dit geldt zeker voor democratische samenlevingen waar de politieke elites niet proberen mensen te sturen door middel van repressie, maar door mensen ervan te overtuigen dat een bepaalde manier van denken en handelen in hun eigen voordeel is door het als ‘normaal’, ‘voor de eigen bestwil’ en ‘goed’ aan te merken. Zo besteden Europese overheden in het anti-radicaliseringsbeleid gericht op moslims veel tijd en energie aan het overtuigen van moslims dat het beter is om gematigd en liberaal te zijn (volgens de definities van de overheid). Dat geeft moslims de kans op een eigen platform (immers met hen schijnt wat aan de hand te zijn) en om in te vullen en te articuleren wat liberaal precies is. Het geeft moslims echter ook de mogelijkheid om precies het tegenovergestelde te benadrukken; dat islam juist niet liberaal hoort te zijn volgens de opvatting van de Nederlandse overheid. Ook dat geeft hen media-aandacht en een platform. Hindoes hebben zoiets niet en voor hen is het verwerven van een platform als ‘liberale hindoe’ dan ook veel lastiger.
Het is niet aan de antropoloog om een liberale of radicale positie van moslims (of van wie dan ook) te ondersteunen, laat staan heilig te verklaren. Het is evenmin aan een antropoloog om de positie van de overheid en de waarden die zij probeert over te brengen als absoluut en heilig en op basis daarvan individuele burgers te analyseren. Dat zou betekenen dat we blind zouden zijn voor machtsverhoudingen en met begrippen als ‘liberaal’ en ‘gematigd’ reduceren we de veelheid aan posities die moslims kunnen innemen tot twee die van bovenaf opgelegd worden. Met andere woorden we zouden bijdragen aan het verkleinen van de handelingscapaciteit van mensen. Dat is slecht onderzoek en onethisch onderzoek.
Meer cultuur-relativisme graag
Juist in een tijd waarin veel antropologisch en ander (overigens vaak heel redelijk) onderzoek toch al wordt uitgezet in opdracht van de overheid (met bijbehorende begrippenkaders) en waarmee dus de probleemdefinities van de overheid deels worden overgenomen, hebben we juist meer cultureel-relativisme nodig en is antropologie meer dan nuttig. Als dat er vervolgens toe leidt dat antropologie en sociologie tot meest gevaarlijke studie worden uitgeroepen, dan is dat heel mooi. Het betekent namelijk dat wij onze taak toch nog niet zo slecht doen. Toch zou het wel beter kunnen. Zo vindt veel antropologisch onderzoek plaats onder migranten in Nederland, maar veel minder onder autochtone inwoners van oude stadswijken of onder PVV-stemmers. Daarmee versterken antropologen juist het idee dat migranten anders zijn en een probleem en versterken ze dus het heersende verhaal over migranten.
Lang leve de antropologie dus. En op naar meer ontwrichtende, gevaarlijke wetenschap!
Zie ook Ton Salman’s stuk op StandplaatsWereld: Veldwerk-Turbulenties
Voorbeelden zijn deels overgenomen / geïnspireerd door: Eller, Jack David. 2007. Introducing anthropology of religion: culture to the ultimate. New York / London: Routledge.
Posted on May 24th, 2013 by martijn.
Categories: (Upcoming) Events, Misc. News.
Call for Paper: Everyday Life Practices of Muslims in Europe: Consumption and Aesthetics
Daily life practices of Muslims in Europe
Where: KU Leuven, Leuven, Belgium
Date: 28-29 November 2013
Organiser: KU Leuven Gülen Chair for Intercultural Studies (GCIS)
Keynote Speakers: Emma Tarlo, Goldsmith, University of London
Ali Mangera, MYAA Mangera Yvars Architects (to be confirmed)
Key words: Muslims in Europe, Consumption, Everyday life practices, leisure time, Aesthetics, Muslims Artists, Architecture, Muslim Self, Body, Memory

Muslims have a longer and deeper socio-economic and cultural experience in Europe and this presence requires a deeper understanding of the ways Muslims have become a part of Europe. In this vein, everyday practices (reading, talking, walking, dwelling, cooking, eating, clothing, consuming, shopping) are considered significant because they are not the “obscure background of social activity”, rather, they are the “investigation of ways in which users operate” (de Certeau). The socio-religious practices are obscure and not familiar with a non-Muslim, and the everyday practices are necessary to discover and penetrate this deeper experience of Muslims. The practices concern a mode of operation, a logic of doing, a way of being and a meaning. They do not link only to the question of personal choice and liberties. The content of the practice is to “make explicit the system of operational combination… to bring to light the models of action characteristic of users…” (de Certeau). The everyday practices create free areas through hobbies, games, art, clothes to the users in which one can see an essential formation of the self. We would need to discuss the increased sense that Muslims have of their distinctive-similar spatial locations that serve a free area or refuge to realize him or herself.
This workshop sets out to understand the everyday practices of Muslims living in Europe. The diverse and various (non)-religious daily life practices indicate the non-defined boundaries of Muslims whose practices can be a part of the stigmatised-open spaces in public discourses. Examining the relationship between Islam and liberal democratic values, it is important to note what kind of practices and daily life experiences are exercised in private-public areas, which also determine the views and public perception of Muslims. The identification of Muslims with one or another practice is not a simply neutral matter; this entails also an attachment to liberal, communitarian and civil meanings. Regardless of the daily life activities, these perceptions of Muslims face the challenge that Muslims are not a fixed group, but they share the same practices that others have and do. Food and eating practices, consumer way of life, marriage, salutations; these banal practices of everyday life are central to discover the subjectivity of Muslims, or in other terms, a sense of the self, a way of embodiment. These daily practices are inextricably linked to the problematic of subjectivity. The meaning, discourses, argumentations and reasoning behind the daily life practices are detailed experiences of the self. This workshop seeks to explain the daily life choices and preferences in the context of subjectivity and self, looking at the questions concerning the religious-cultural-ethnic constructions of practices in which different perceptions are mediated on Muslims. The daily life practices and habits are not simply a matter of realising the self, taking enjoyment. They are in articulation with manifold cultural-religious-social meanings and discourses which serve to mark boundaries, to share some common values, to distinguish rituals, to strengthen social ties, and to symbolize a distinctive group awareness. Each of these functions and constructions concretise a kind of belief in everyday life, support a choice, and contribute to the construction of a self.
However, the daily life practices and rituals have received little serious scholarly attention because of their “normal” nature and their link with ordinary subjects rather than with polemical and controversial issues such as integration, citizenship, security and sharia. Devoting attention to daily life practices needs to disrupt and disturb these debates about Muslims in Europe.
A particular focus will be on the impact of daily life on two areas and aspects: consumption and artistic performances.
Muslim consumerism and leisure time
Many such debates dealt with the integration and the compatibility of Muslims with western values indicating how Muslims should be. At the level of consumerism, there is little attention through the lens of religious rituals and everyday practices in Europe. Muslims’ relation with eating, leisure times, clothing, fashion, shopping etc. are interesting topics to look closely the transformative processes in public and private life. At these micro levels of analyses, the consumption practices offer a valuable route to understand relations between memory, body, space, culture, ethnicity, and gender among Muslims living in Europe. The on-going processes of transnationalism put in forward these daily practices as means of change and assume the creation of new religious combinations, hyphenated performances as seen in Muslim fashion. The daily life practices reveal the conceptualization of individuality, modernity and indicate how these (in)differences are produced between Muslims and non-Muslims. The complex socio-economic, religious and cultural elements that are involved in the construction of Muslim self through consumerism surface the question of modesty, secularism, and bodily prescriptions, public-private borders. Do the daily consumerist practices unsettle some of the established normativity in social codes in Europe or continuity with the local-existing culture? Around this question, this part of conference will look at a possible way of convergences between Muslims and non-Muslims to point the social-cultural mobility.
Artistic performances
Arts and religion are nowadays in controversial turns. Often debates about how art approaches a religious matter illustrate some social phenomena and crises linked with sacred-profane relations. Controversies between religion and art become a sort of parameter to re-think what contemporary Muslims in Europe do, know and believe. Examining artistic performances of Islamic patterns and visual expression of faith provides new elements on how Muslim cultures are translated and concretized in European public life. Certain kind of artistic creativities, including popular culture, traditional art, painting, cinema, theatre, hip-hop, new sufi groups, architecture; this theme of the conference would like to align the circulation of daily life practices with the artistic expressions of Muslims in Europe according to the title of this conference. How can an artistic expression of Islam be analysed in terms of everyday practices? In which way artistic productions transcend the existing boundaries creating new forms of practices and introducing these new daily practices in public spaces? What are the new socio-cultural and political contexts of artistic practices? How these contexts influence on Muslim aesthetics? Is there a kind of Muslim aesthetics? This theme of conference will not be only an analysis of the production of ‘Islamic art’, including the architectural side. The aim is to cover the performative and architectural expressions of Islam, the emerging of new styles, and of compositions from Muslims in Europe. The circulation of these new styles, expressions between performers and the public encompass new theoretical debates on boundaries, space, and body, transculturality.
Authors are invited to send abstracts (maximum 500 words) of their papers on themes of their own choice, which include at least one of these two aspects that the conference wants to treat.
Programme
A detailed schedule will follow in due course.
Tuition Fees and Scholarships
There is no tuition fee for participants in the conference programme. However, presenters and participants are expected to pay the costs of their travel and accommodation. The organizers have a reduced prize from ‘La Royale’ hotel in Leuven. The GCIS covers the meals and transportation in Belgium during the conference.
Outcome
Within six months of the event, a book will be produced and published by the GCIS with Leuven University Press, comprising some or all of the papers presented at the Workshop. The papers will be arranged and introduced, and to the extent appropriate, edited, by scholar(s) to be appointed by the Editorial Board.
Copyright of the papers accepted to the Workshop will be vested in the GCIS, and printed in the conference proceedings book.
Selection Criteria
The workshop will accept up to 20 participants, each of whom must meet the following requirements:
Since the Workshop expects to address a broad range of topics while the number of participants has to be limited, writers submitting abstracts are requested to bear in mind the need to ensure that their language is technical only where it is absolutely necessary and the language should be intelligible to non-specialists and specialists in disciplines other than their own; and present clear, coherent arguments in a rational way and in accordance with the usual standards and format for publishable work.
Timetable
Conference Editorial Board
Johan Leman, KU Leuven
Erkan Toguslu, KU Leuven
Saliha Özdemir, KU Leuven
Conference Co-ordinator
Erkan Toguslu
Venue
KU Leuven University
The international workshop will be entirely conducted in English and will be hosted by KU Leuven.
Papers and abstract should be sent to Saliha Özdemir saliha.ozdemir@soc.kuleuven.be
For more information plz contact:
Erkan Toguslu and Saliha Özdemir
KU Leuven Gülen Chair for Intercultural Studies
Posted on May 21st, 2013 by martijn.
Categories: islamophobia.
I had the honor of review Raymond Taras’ book Islamophobia and Xenophobia in Europe for H-Net
Islamophobia as a concept, and as a social phenomenon, is difficult to grasp. In writing Xenophobia and Islamophobia in Europe, Raymond Taras joins a growing number of writers who are making interesting contributions to this topic. Taras’s book makes a useful contribution to the expanding body of literature on Islamophobia. For several reasons, however, I think his definition of Islamophobia is highly problematic.
Read the review at H-Net:
Martijn de Koning. Review of Taras, Raymond, Xenophobia and Islamophobia in Europe. H-SAE, H-Net Reviews. May, 2013.
URL: http://www.h-net.org/reviews/showrev.php?id=36804
Thanks to H-Net editor Michael B. Munnik for his excellent comments on earlier versions of this review.
Posted on May 19th, 2013 by martijn.
Categories: International Terrorism.
Posted on May 19th, 2013 by martijn.
Categories: International Terrorism.
Posted on May 17th, 2013 by martijn.
Categories: Society & Politics in the Middle East.
Guest Author: Amer Morgahi
De verkiezingsuitslag van afgelopen weekend gaf een dominante meerderheid aan de centrumrechtse partij van Sharif; de verkiezingen zijn een enorme nederlaag voor de regerende coalitie onder leiding van de Volkspartij van Zardari, weduwnaar van de vermoorde Bhutto. Economisch wanbeleid, gebrek aan veiligheid, werkloosheid en corruptie onder Zadari leidden tot impopulariteit van de partij. De hype rondom de politieke mars van Imran Khan bleef vooral een media aangelegenheid.
De verkiezingen betekenen een stap richting het versterken van de democratie in het land. Het is de eerste keer dat de macht overgaat van de ene democratisch gekozen regering naar de andere zonder een inmenging van het machtige instituut van het leger. De opkomst, meer dan 60%, heeft bevestigd dat een overweldigend aantal kiezers de dreigementen van de Taliban heeft genegeerd, ondanks het feit dat meer dan honderd mensen omkwamen in de week voor de verkiezingen.
Concurrerende utopieën
De hoge opkomst is vooral te danken aan een grote mobilisatie onder jongeren en vrouwen. Imran Khan, een bevlogen, extravagante en charismatische leider die eerder aanvoerder was van het nationale cricketteam, slaagde erin om jongeren van welgestelde families, studenten, en de opkomende middenklasse in met name de rijke delen van steden te mobiliseren. Wat ook wel de ‘burger generatie’ wordt genoemd, werd gemobiliseerd tegen de corruptie en het machtmisbruik door gevestigde politieke partijen en voor een ‘change’. Khan beloofde economische rechtvaardigheid en welvaart zoals in de Scandinavische landen. Het ‘Scandinavische model’ is volgens Khan immers afgeleid van ‘Umar ka qanoon’ ofwel het Systeem van Umar – een verwijzing naar de tijd van de tweede Kalief van de Islam die bekendstaat om rechtvaardigheid en welvaart.
Khan wilde ook een onafhankelijk buitenlandse politieke bedrijven en Pakistan weghalen uit het pro-Amerikaanse buitenlandbeleid van de huidige regering. Wat dat betreft zag hij de drone-aanvallen op de tribale gebieden als schendingen van de Pakistaanse soevereiniteit. Deze retoriek werd beloond en leverde hem een meerderheid van stemmen op in een provincie langs de grens met Afghanistan die vooral getroffen is door de oorlog. Zijn aanhang is religieus gezien conservatief en veelal actief op de sociale media. Echter, gezien hun afkomst kunnen wij het effect van hun ‘change’ niet vergelijken met de jongeren uit de Arabische lente. Gezien het uitslag van de verkiezingen bleef het vooral bij een mediahype.
Het charisma en de utopie van Khan konden de traditionele delen van stad en platteland niet naar zijn kant bewegen. Daar slaagde zijn rivaal, Sharif, wel in. Vooral bekend als een kalm, ervaren en soms zelfs saai persoon, wordt de staalmagnaat voor de derde keer premier van Pakistan. In zijn voorgaande perioden bouwde hij grote projecten zoals snelwegen, en nu belooft hij een sneltrein in grote steden waar mensen nog steeds leiden onder periodieke stroomuitval. Zijn aanhang bevindt zich vooral onder de traditionele middenklasse, zoals winkeliers en handelaars, en onder de kleine en middenstand in grote en kleine steden in de provincie Punjab. Hij streeft naar economische liberalisering en een pro-industrie beleid om zo van Pakistan alsnog een ‘Aziatische tijger’ te maken. Wat dat betreft wil hij de banden met India verbeteren om investering uit dat land te realiseren. Maar dat is niet makkelijk, zoals eerder bleek in 1999 toen zijn wens werd getorpedeerd door het machtige leger en zijn regering naar huis werd gestuurd.
Veiligheid een harde noot
Het economische beleid staat niet los van de veiligheidssituatie in Pakistan. Het land wordt geteisterd door geweld van de Taliban en andere aan Al-Qaeda gelieerde extremistische groeperingen. Anders dan de vorige regering wil Sharif ‘serieuze’ onderhandelen met de Pakistaanse Taliban ten behoeve van vrede in het land. Soms wordt hij door het liberale circuit in Pakistan beticht van warme banden met enkele extreme groeperingen in Pakistan. Maar gezien het politieke mandaat dat hij heeft gekregen, moet hij wel in staat zijn de extremisten onder de duim te houden als hij veiligheidssituatie in het land wil verbeteren. Anders dan de vorige regering wil hij een onafhankelijk buitenlandbeleid met beperkte Amerikaanse inmenging. Wat dat betreft wil hij het beleid van Pakistaanse deelname aan het Amerikaanse anti-terreurbeleid en de luchtaanvallen met onbemande vliegtuigen, zogenaamde drones, herzien.
In dit opzicht komt Sharif opnieuw tegenover het leger te staan. Traditioneel heeft het Pakistaanse leger een sleutelrol in het bepalen van binnenlands en buitenlands beleid. Kan hij het leger overtuigen een andere koers te varen jegens de Taliban? Volgend jaar gaan de Westerse troepen weg uit Afghanistan. Hoewel Sharif heeft beloofd dat hij zal meewerken aan deze terugtrekking, blijft het echter de vraag in hoeverre hij de Taliban kan overtuigen mee te werken aan het vredesproces in Afghanistan. Cruciaal wat dat betreft is de opstelling van het Pakistaanse leger: zal zij zich vinden in een vredesoplossing met de Taliban in zowel Pakistan als Afghanistan? Alleen een adequate oplossing van de Talibankwestie kan de veiligheidssituatie in Pakistan verbeteren. En dat is tevens een voorwaarde voor de economische ontwikkeling waarnaar Sharif streeft.
Amer Morgahi is antropoloog en verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Posted on May 15th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, Important Publications, ISIM/RU Research, My Research, Ritual and Religious Experience.
A new edition of the journal Contemporary Islam has been published: Moral Ambiguities and Muslim Lives. As the editors of this special issue, Susanne Dahlgren and Samuli Schielke state in their introduction:
As commonly pointed out by social scientists today, the way religions interact with processes of modernisation has not made them secondary in the lives of ‘modernising subjectivities’. As Peter L. Berger has put it, the world is as religious as it ever was and in some places even more religious than ever. What modernity brings about, is pluralisation of individual lifeworlds that consequently undermines all taken-for-granted certainties (Berger 2001: 445, 449). At the same time, religion has become an individual choice marking a difference between generations. Like with other religions, self-fashioning and active engagement in ‘making’ religion (Avishai 2008) are typical to Islam today. In this thematic volume, titled “Moral Ambiguities and Muslim Lives” we focus on the resurgence of Islam as a project of self-improvement and the search for a good life, surrounded by the various uncertainties, ambiguities and complexities of today’s world. As we see it, throughout the world today, discourses on being a Muslim crystallise around morality and good life – issues that are often deeply political but demand an understanding of politics as embedded in questions about worship, the meaningful structure for life and social relations, and contested visions of right and wrong, subjectivity and community. Recognising this centrality of everyday moral practice, an increasing number of ethnographic studies have taken up the task of looking at the ways the adherence to Muhammad’s message constitutes a part of people’s subjectivity and everyday experience. And yet it has proven difficult to take religion seriously without losing sight of the overall complexity of the human condition. Ethnographies focusing only on people’s practice of Islam with a narrow focus restricted to people active in groups of dedicated believers, can provide a partial image at best, and risk reproducing the limited bias of the activists’ groups they study. To provide directions for a more balanced image, the volume at hand presents an interdisciplinary spectrum (including anthropology, sociology, political science, and textual analysis) of approaches to the ambiguities that Islam embraces as a moral discourse and as an everyday practice in a time when the label ‘Muslim’ has become loaded with enormous normative promises and pressures.
I’m very happy to have been able to contribute to this interesting special issue with an article based upon my own research in the Netherlands.
The moral maze: Dutch Salafis and the construction of a moral community of the faithful
The Salafi movement presents itself as a moral guardian of Muslims in a world that, according to many, is filled with moral crisis, temptations and anti-Islam tendencies. Salafis claim that it is essential to return to the community of the pious forefathers seen as the most outstanding community of all times with the highest absolute moral standard. In this article I will show how individual participants engage with this idea of a moral community of believers yet remain vulnerable to the ambiguities and ruptures inherent in everyday life and within the Salafi movement. By exploring how Salafis passionately try to search for the ‘correct’ knowledge and strive to maintain a unity between knowledge, conviction and behavior, and the role of friendships therein, I argue that Salafism does not remain separate from the troubles of everyday but that these issues enter into and exist in Salafi thought and practice, not by being resolved but by being transformed into personal struggles. These ambiguities and ruptures may cause problems but also provide an incentive for Salafis to continuously work at the self-improvement of one’s piety, authenticity, and sisterhood and brotherhood.
You can find it HERE.
Other articles in this special issue are:
Many thanks to the editors for making such a wonderful special issue.
Posted on May 12th, 2013 by martijn.
Categories: Gender, Kinship & Marriage Issues, Public Islam, Ritual and Religious Experience.
A few days ago BBC’s Panorama aired an undercover report on the so-called British sharia councils. The program was pitched as an exposé of the secrets of British sharia councils. The program wasn’t as revealing as it suggested; it only showed sessions of the Leyton council, it basically recycled several cases and allegations that were already reported in a booklet Equal and Free? Evidence in support of Baroness Cox’s Arbitration and Mediation Services (Equality) Bill (Researched and Drafted by barrister Charlotte Rachael Proudman; an adviser to Baroness Cox). London: Equal and Free, 2012. The executive summary states:
2. There is growing concern over the emergence of a ‘quasi-legal’ system operating in parallel with our own which violates the principles of equality before the law and which is based on religiously sanctioned gender discrimination.
3. The establishment of Muslim arbitration tribunals and the growth of Sharia Councils may be welcomed in so far as they relieve British courts from pressure and provide perceived theologically appropriate resolutions to commercial and other disputes, whether under the Arbitration Act or via voluntary mediation.
4. However, often based on inherently gender-discriminatory principles, or operating outside their legal limits, they have also often been the cause of much suffering for women in this country.
5. One British Muslim woman claims; ‘I’m speaking as a British Muslim – I would like to say that I feel terribly let down by the British State, with its schizophrenic response to the law, its own law, its abrogation of its responsibility to safeguarding rights of Muslim women.’
6. Many Muslim women claim they came to Britain hoping to escape the injustice of Sharia law – and found their plight is worse here than in their countries of origin.
7. The injustice inherent in religiously sanctioned discrimination is often compounded by intimidation: pressure from families and communities often prevents women from seeking their legal redress available in civil law.
8. Although the UK Government claims that all UK citizens have equal rights and access to the law of the land, this ‘de jure’ right is not a ‘de facto’ reality.
9. This report provides evidence of the problems and suffering of Muslim women in Britain today, including:
condoning of domestic violence by Sharia courts and councils; asymmetrical access to divorce; rulings regarding child custody that ignore the best interests of the child; discriminatory policies defining the testimonies of women as being only worth half that of men; and the denial of the concept of marital rape.
Both the booklet and this episode of BBC Panorama should be seen against the background of the proposed bill by the Baroness Cox trying to restrict the sharia-councils in Britain. You can watch the program here:
I find programs like these not very helpful in understanding the complexities as to why and how Muslim women and men use these councils and how problems associated with the practices of these councils can be addressed. Certainly, based upon the studies known to me, it is clear the sharia councils could do a much better job in resolving domestic violence; an environment that is sensitive to cultural and religious issues might be the way to go but there is still much work to be done (as it is in wider UK society, or the Netherlands for that matter). Anthropologist John Bowen, who is conducting a study of two councils, published an excellent response in The Guardian:
[…]a different picture emerges from the several academic studies of the councils and their clients: imperfect institutions responding to a demand for a religious (not a legal) service. Firstly, let’s recognise that we have so many media accounts of sharia councils because they have opened their doors widely to the press. […]
Are they “parallel legal systems”?
They provide a religious divorce that has no civil-law effect, as do councils serving other UK religious communities, of which the Beth Din is the best known. […]Do the councils discriminate against women?
Well, the major monotheisms do discriminate against women, each in its own way. Muslim men and women have unequal divorce powers: a man can divorce his wife without her consent, whereas a woman needs to either persuade him to do so or to ask a judge or, in lands without Islamic judges, a sharia council, to end the marriage. […] But the sharia councils did not create this particular divorce inequality; they are a response to it.Do they charge women higher fees than men? Yes, generally twice as much, because for men they simply issue a certificate, whereas granting a woman a divorce is a more lengthy procedure, involving multiple letters to notify the husband and the chance for him to present his case, regardless of his country of residence. […]
Do they encourage violence toward women? No: as the Leyton council member said, even in the highly edited Panorama report, “this is not allowed”. […]
Do some councils seem out of touch with gender roles in the UK? I think so. Learned in religious matters, some councillors are less so in navigating the British social world. As a new generation, including more women, takes on these roles, the tone of council sessions will change as well. Indeed, it is already happening in some newer councils. Balanced media criticism, based on objectively gathered evidence, could remind them how important these changes will be.
Do read his full article HERE. The program did address several issues of concern such as advise on domestic violence. The Mosques and Imams National Advisory Board issued a statement ‘seeking self-regulation of shariah councils:
In this context we should like to emphasise that Shariah Councils are voluntary bodies which function by agreement of parties to a dispute. No person, male or female, can be forced to appear before a Shariah Council nor do the Shariah Councils have any legal powers of enforcing their conclusions or their suggested remedies. A party who feels aggrieved or dissatisfied with decision or conclusion of a Shariah Council is free to seek remedy from Civil Courts. […]The MINAB recognises that the current system of Shariah Councils requires reform in the following ways:
Read more HERE.
Also the Islamic Sharia Council responded to the program:
The underhand manner in which the BBC recently made its Panorama programme, ( “Secrets of Britain’s shariah councils” ), with secret recordings and edited conversations taken totally out of context is a testament to the declining standards among many journalists. Clearly the recommendations of the Leveson report into press standards have not been learned yet. It seems that Panorama had a pre-determined agenda and stereotype of how shariah councils operate, and they ensured that a round peg was forced to fit the square hole of this agenda. Veracity and justice were the first victims of Panorama’s diatribe against the Islamic Shariah Council. Baroness Cox is upset because her proposed private members Bill against shariah councils has not achieved the support she wants in Parliament, so a programme to discredit the ISC had to be manufactured. Her claim that the shariah councils run a parallel legal system is another fabrication designed to increase the sense of mistrust of Muslims that already exists in wider society.
The ISC takes a harsh stance on domestic violence. Women who cite domestic abuse in their applications for divorce are advised strongly to report it to the police. In January and February of 2013, the ISC decided 33 cases of judicial divorce in which domestic abuse was a factor. In not a single case were the women advised to return to their husbands, or to tolerate the abuse, or to avoid the police. Divorce was granted in all these cases.
The Panorama programme shows an undercover reporter pretending to be a victim of marital abuse, who is then told by Dr Hasan and his wife not to go to the police. Nazir Afzal, Chief Crown Prosecutor for the North-West, is quick to condemn the ISC without hearing what the secret reporter had actually said to the ISC.
You can read their full statement HERE.
A group called Women4Sharia put a response on Youtube:
Posted on May 10th, 2013 by martijn.
Categories: Society & Politics in the Middle East.
Guest Author: Nazima Shaikh
Op 11 mei 2013 vinden er nieuwe verkiezingen plaats in Pakistan. Oud-Cricketlegende en voorzitter van de politieke partij PTI Imran Khan maakt een goede kans om te gaan winnen. Dinsdag werd wereldwijd het nieuws gebracht dat hij gevallen van een podium was tijdens zijn campagne activiteiten.

Wie is Imran Khan?
Imran Khan is een charismatische persoonlijkheid, die in 1992 als team-captain de World Cup voor Cricket naar Pakistan heeft gebracht. Wat bij ons voetbal is, is cricket in Pakistan: volksport nummer één. En om in voetbalsferen te blijven: Johan Cruyff is de Imran Khan van Nederland. Voor cricketfans een levende legende!
Zestien jaar geleden heeft Imran Khan de omslag gemaakt om de politiek in te gaan. Khan heeft inmiddels miljoenen aanhangers in Pakistan, maar ook in Engeland, Amerika en Nederland (er zijn ongeveer 60.000-70.000 Pakistaanse-Nederlanders). De financiële draagkracht van zijn partij en de campagnegelden komen onder meer uit het buitenland.
Zijn voorbeeld is de stichter van Pakistan: Mohammed Ali Jinnah (ook wel aangeduid als Quad-E-Azam: de Grote Leider). Diens stijl zien veel mensen terug in Imran Khan en Khan maakt daar op zijn beurt handig gebruik van. Promo-filmpjes van beide heren, gecombineerd met nationalistische Pakistaanse liedjes bezorgen Imran Khan en zijn partij veel respons bij de jongeren in Pakistan. Dat laatste is belangrijk. Van de 180 miljoen inwoners is 60 tot 70 % onder de 30 jaar.
Yes, we Khan
Khan will met zijn Movement for Justice (PTI) een mentaliteitsverandering teweeg brengen en hamert voortdurend op gerechtigheid voor iedereen. Hij heeft een haat-liefde verhouding met Amerika. Hij verzet zich publiekelijk tegen de War On Terror die Pakistanen na 9/11 door hun strot geduwd krijgen door de VS. Sommigen hebben hem daarom ook wel de bijnaam Taliban Khan gegeven. Daarnaast veroordeelt Khan iedere drone strike die wordt uitgevoerd door Amerika op Pakistaanse bodem. Wij kennen deze onbemande vliegtuigjes uit films. Deze worden bediend door het Amerikaans leger. Een militair drukt op een knopje, net alsof je aan het “gamen” bent en boem!. Doel is opgeblazen. Huis, markt, bruiloftstoeten, kinderen, vrouwen. Het maakt niet uit. Er is hoogstens wat collateral damage.
Aan de andere kant is zijn politieke campagne, zo Amerikaans, eigenlijk “Obamaans” als het maar kan zijn. Zo heeft hij de campagne van Obama gekopieerd. “Yes, We Khan” T-shirts, Social media worden als PR/Marketing/ communicatiemiddel gebruikt. Smsjes worden verstuurd met teksten dat je moet gaan stemmen, afzender Imran Khan.

Turbulentie
Khan was in 1995 getrouwd, met de Britse-Joodse, Jemima Goldsmith. Zijn huwelijk was controversieel voor veel Pakistanen en zijn tegenstanders maakten daar weer gebruik van. In 2004 zijn ze gescheiden. Zij hebben een goede ouderschapsrelatie, ze heet nog steeds Jemima Khan en woont in London. Zij hebben twee zonen.
De Tiger of Punjab, een andere bijnaam van Khan, heeft een turbulent leven achter de rug als Playboy. Dit verleden komt niet aan bod in zijn eigen biografie, maar wel in de talloze boeken en artikelen over hem. Hij heeft diverse relaties gehad met bekende high-society ladies zoals de Duitse TV-presentatrice Kristiane Backer. Ook de Brits-Amerikaanse industrieel erfgename Sita White viel voor zijn charmes. White overleed in 2004. Zij heeft een dochter genaamd Tyrian en Imran Khan zou de vader zijn. Khan’s politieke tegenstanders herhalen vaak: “Als Khan geen gerechtigheid kan brengen om zijn eigen dochter te erkennen, wat voor gerechtigheid kan Imran Khan dan brengen voor het land Pakistan en haar bevolking?”
Herboren Khan
In 2012 heeft Imran Khan umrah gedaan: de kleine pelgrimstocht naar Mekka. Volgens traditie, geloof en overlevering binnen islam heeft een moslim die “de Kleine Hajj ondergaat” een bijzondere daad verricht. Zijn of haar zonden worden allemaal vergeven en hij of zij komt opnieuw de wereld in, dunya, als een pasgeboren baby. Zijn politieke voorstanders, leden en fans gebruiken deze woorden als argument tegen de opmerkingen van zijn tegenstanders.
Ik wens Pakistan veel wijsheid, succes en geduld toe op 11 mei aanstaande tijdens deze democratische verkiezingen. Moge Allah waken over vrouwen, de christenen, de hindoes, de Ahmadiya en over alle (minderheden) die bescherming nodig hebben binnen de Republiek Pakistan. Ameen!
Dua’s, prayers voor de mens Imran Khan. Moge Allah hem weer beter maken, ameen.

Nazima Shaikh (1974), is half Surinaams-Hindustaans, half Pakistaans, geboren en getogen in Nederland. Zij schrijft over islam, Bollywood, politiek en gender. Eerder interviewde zij de Pakistaanse superster Veena Malik voor Closer.
Posted on May 8th, 2013 by martijn.
Categories: anthropology, Blogosphere.
Together with my colleague Henk Driessen I organized the Anthropology and/in Publicity conference in 2010. Several anthropology bloggers had very interesting contributions to the theme of public anthropology which are still available at our conference blog. Together with the lectures of Thomas Hylland Eriksen, Ulf Hannerz, Mathijs Pelkmans and Annelies Moors the blogposts made great workshop.
In the Journal of the Royal Anthropological Institute (JRAI) Henk Driessen, Mathijs Pelkmans and yours truly have published our reflections on the theme of public anthropology as a commentary in the issue of June 2013 (Volume 19, Issue 2).
Going public: some thoughts on anthropology in and of the world (pages 390-393) by Henk Driessen
Unfortunately, too much anthropology is boring, unattractive, and unapproachable for wider audiences.4 My personal position is that as public servants we have a political and moral duty to communicate what we know in an accessible manner to wider audiences, at least now and again, depending on the nature of the requests and the quality of the media that seek our co-operation. I am convinced that in the long run we need to do so also for the benefit of the survival of anthropology.
Hello world! Challenges for blogging as anthropological outreach (pages 394–397) by Martijn de Koning
[I]s blogging really a solution for the lack of influence of anthropological knowledge? I will explore this issue by focusing on two questions: why do people blog and who is the audience of anthropology blogs? Based on the contributions of several blogs, including my own, I’ve come to the conclusion that our reach is limited to the extent that we appear mostly to attract fellow anthropologists in the West and that our blogs are Western-orientated.
A wider audience for anthropology? Political dimensions of an important debate (pages 398-404) by Mathijs Pelkmans
Why do we agree that anthropology has unused potential, and why would it be good for anthropology to be more widely heard (apart from this potentially attracting more students and generating more funding)? Answers can be found by looking at how we conceive of anthropology, what kind of public anthropologists we have in mind, but also what kind of audiences we are implicitly thinking of. Such a discussion, I argue, reveals that the desire for a public presence is politically and normatively informed.
Many thanks to Henk Driessen, Mathijs Pelkmans and Matthew Engelke for their valuable comments on earlier versions of my comment.
NOTE:
Kristina Killgrove (whose blog is mentioned and cited in my comment) has published a response on her blog. I hope my comment and her blog will contribute to a debate on the avenues for public anthropology. Read her critical response: Is Blogging Really the Future of Public Anthropology?
Posted on May 4th, 2013 by martijn.
Categories: islamophobia, Religion Other.
Een schimmige aanwezigheid
In het boek Is dit een mens van Primo Levi komen we het volgende fragment tegen (p. 93):
Alle muzelmannen die naar de gaskamer gaan hebben dezelfde geschiedenis, of juister gezegd: hebben geen geschiedenis: ze zijn tot de bodem toe omlaag gegleden, vanzelf, als water dat naar de zee stroomt. Toen ze in het kamp kwamen werden ze door karakterzwakte, of tegenslag, of een willekeurig banaal incident overmand voor ze de tijd kregen om zich aan te passen; het kamp is hen een slag voor geweest, ze beginnen pas Duits te leren en iets in de heksenketel van wetten en verboden te onderscheiden als hun lichaam het al begeven heeft en niets hen meer kan redden van selectie of uitputtingsdood. Hun leven is kort, maar hun aantal grenzeloos: zij, de muzelmannen, de teloorgeganen, vormen de ruggengraat van het kamp; zij, de naamloze, altijd andere en altijd eendere massa, de niet-mensen die in stilte marcheren en zwoegen, in wie de goddelijke vonk is gedoofd, die te uitgeblust zijn om nog echt te kunnen lijden. Men aarzelt om te zeggen dat ze leven; men aarzelt om hun doodgaan dood te noemen, die dood die ze niet vrezen omdat ze te moe zijn om hem werkelijk te begrijpen. Ze bevolken mijn geheugen met hun schimmige aanwezigheid, en als ik al het kwaad van onze tijd in één beeld kon samenvatten, zou ik dit beeld kiezen, dat ik zo goed ken: een uitgemergeld mens met een hangend hoofd en kromme schouders, in wiens gezicht en ogen niets meer te lezen is van een gedachte.”
De term Muselmann (ik houd de Duitse term aan hier) komt terug in tal van getuigenissen over de concentratiekampen en onder meer in het werk van David Rousset L’univers concentrationnaire (1947), Eugen Kogon’s Der SS-Staat (1946) en Elie Wiesel’s La Nuit (1958). Muselmann verwijst hier naar een gevangene van een concentratiekamp die door uitputting, hopeloosheid en honger eigenlijk niet meer dan een schaduw is. Tegelijkertijd is de term Muselmann ook de Duitse term voor moslim (zo kennen we in het Nederlands ook de ouderwetse term muzelman en wordt in het Frans nog steeds de term Musulmane gebruikt). De term zoals die gebruikt werd in de concentratiekampen hoeft niet direct te verwijzen naar de moslims, zoals Levi in zijn boek stelt. Maar waarom dan de term Muselmann? Wat is er met deze categorie gevangenen dat het de term Muselmann opriep? En wat is er met de term Muselmann dat het toepasselijk werd geacht voor deze categorie gevangenen?
Schaduwen voorbij het lijden
Er is veel onduidelijkheid, maar opvallend genoeg ook weinig aandacht, voor de oorsprong van de term Muselmann en de exacte werking ervan. Dit blogje is ook niet meer dan een verkenning op basis van recente literatuur. Daarin komt naar voren dat de Muselmann een term is die betrekking heeft op gevangenen die ook wel de ‘wandelende doden’ werden genoemd. Het gaat om mannen (er was ook een term voor vrouwen, Muselweib, maar meestal worden ook vrouwen geschaard onder de mannelijke term), die fysiek te zwak waren om nog langer te werken en geestelijk zover opgebrand waren dat ze de wil om te leven hadden verloren. Over het algemeen een lichamelijke en geestelijke conditie die verbonden werd met fysieke en geestelijke uitputting door honger. Maar het gaat ook om meer dan dat. Het gaat om een algehele misère die niet alleen door honger komt, maar ook te maken heeft met de uitzichtloosheid en hopeloosheid van de situatie veroorzaakt door extreme de-humanisering van mensen. Zdzi?aw Ryn en Stanis?aw K?odzi?ski leggen in, An der Grenze zwischen Leben und Tod. Eine Studie über die Erscheinung des ‘Muselmanns’ im Konzentrationslager uit 1983, uit hoe de term Muselmann, die gebruikelijk was in Auschwitz, ook naar andere kampen verspreidde. In Majdanek werden ze ‘ezels’ genoemd, in Dauchau ‘imbeciel’ (cretin), in Stutthof ‘kreupelen’, in Buchenwald ‘vermoeide sheikhs’ en in de vrouwenkampen ‘Muselweiber’.
In Remnants of Auschwitz: The Witness and the Archive, schrijft Giorgio Agamben over Muselmann als ‘de naakte mens’: het lichaam ontdaan van alle persoonlijkheid. De Muselmann is de getuige die niet meer kan getuigen en over wie geen getuigenis meer kan worden afgelegd, de persoon die niet gezien wordt en niet aangekeken kan worden, de schaduw van een mens aan de voeten van de dood, het leven beroofd van kracht, zin en ziel. De gevangenen van Auschwitz moesten een nieuwe categorie construeren voor hun joodse identiteit bij mensen die begonnen af te glijden naar een staat van non-mens. De joden die daar simpelweg zaten omdat ze joods waren, konden hun eigen identiteit alleen hoog houden door de verbeelding van een Ander: een jood die door zijn of haar degeneratie Muselmann werd. (Dit laatste is overigens in tegenspraak volgens mij met Agamben; als de Muselmann inderdaad dient voor zo’n identiteitsconstructie is deze dus wel degelijk heel menselijk en niet de uiterste grens en kan hij ook gezien worden. Zie ook de kritiek van Bernstein uit 2006 op Agamben in het artikel Intact and Fragmented Bodies: Versions of Ethics “After Auschwitz”).
In het artikel Tracing Theory on the Body of the “Walking Dead”: Der Muselmann and the Course of Holocaust Studies probeert Lissa Skitolsky aan te geven hoe na-oorlogse denkers proberen de figuur van de Muselmann zin te geven en te begrijpen. De Muselmann fungeerde wellicht als afschrikwekkend voorbeeld, als stimulans voor andere gevangenen om het niet zover te laten komen en een aansporing om kost wat kost de dehumanisering te blijven weerstaan. Het gaat ook om een proces van uitsluiting in het kamp zelf; mensen kunnen hun idee van humaniteit alleen nog overeind houden door het uitsluiten van die categorie die in hun ogen door alles en iedereen (inclusief henzelf) verlaten zijn door de vernietiging van de menselijke geest. Sommige denkers gaan zelfs zover om te stellen dat deze categorie ook nu uitgesloten zou moeten zijn van onze herinneringen en herdenkingen. Dit is niet zoals we de kampen willen herinneren, toch? Of het voorbeeld van de Muselmann herinnert ons eraan dat het lijden voorbij gaat aan datgene wat we kunnen begrijpen en onder woorden kunnen brengen. Dat het proberen op zich eigenlijk al een obscene daad is. Voor anderen zoals Slavoj Zizek is de figuur van de Muselmann daarentegen juist aanleiding om te reflecteren over onszelf. Wat betekent deze figuur, die niet eens meer lijdt omdat hij of zij al te ver heen is, voor ons idee over menselijkheid en mens-zijn?
Muselmann

« Ce sont eux, les « Musulmänner », les damnés, le nerf du camp ; eux, la masse continuellement renouvelée et toujours identique, des non-hommes en qui l’étincelle divine s’est éteinte, et qui marchent et peinent en silence, trop vides déjà pour souffrir vraiment… » (Primo Lévi. Si c’est un homme)
Maar wat nu heeft het idee van de ‘naakte mens’ (Agamben) nu te maken met moslims? Hoe is de moslim de ultieme grens van de menselijkheid geworden en waarom kan die niet anders benoemd worden dan met de term Muselmann? Er zijn verschillende ideeën over het gebruik van de term Muselmann. Zo stelt Karin Doerr in Words of Fear, Fear of Words: Language Memories of Holocaust Survivors, dat de figuur van een man die van top tot teen gekleed is in vodden zou lijken op een biddende moslim. Ook het idee dat moslims geloven in kismet, lot, zou hier een rol spelen omdat moslims zich fatalistisch zouden hebben overgegeven aan het lot. Het gaat in het geval van de Muselmann wel om een ander soort fatalisme stelt Doerr. Het gaat in dit geval namelijk om mensen die zich hebben neergelegd (letterlijk en figuurlijk) bij het noodlot en de wil om te leven hebben verloren.
Volgens Agamben zagen deze mensen er in de verte uit ‘Arabische moslims’ in een ‘wiegende beweging’ zoals in ‘islamitische gebedsrituelen’. Hij verbindt de term nadrukkelijk met moslims in religieuze zin als degenen die zich overgeven aan de wil van God. In the Encyclopedia Judaica wordt gesteld dat de term vooral gebruikt werd in Auschwitz en dat de term waarschijnlijk is ontleend aan aan de typische houding van sommige gevangenen “staying crouched on the ground, legs bent in Oriental fashion, faces rigid as masks.’’
In het artikel The Story of Islamophobia wijst Junaid Rana op iets opmerkelijks in deze beschrijvingen van de Muselmann. Enerzijds maakt het verhaal van de Muselmann helder dat joden en moslims een gezamenlijke geschiedenis hebben in relatie tot Europa. De moslims werden (en worden) gezien als externe vijand (ondanks de al eeuwenoude aanwezigheid van moslims in Europa) en joden als de interne vijand. En in de kampen stonden zowel de term ‘jood’ als ‘muselmann’ voor de dood met de laatste als de meest verafschuwde gevangene. Er is dus een nauwe verbinding in het proces van categorisering als het om joden en moslims gaat. Tegelijkertijd wordt in de beschrijvingen juist een onderscheid gemaakt en wel op basis van oude orientalistische stereotypes over Turken en Moren in termen van lichaamshouding, decorum en fatalisme.
Dat laatste duidt op een nog ander opvallend fenomeen met betrekking tot de relatie Jude-Muselmann-Muslim. Het gaat in het classificeren van de ultieme ander in dit geval niet alleen om religie als religieuze doctrine en rituele praktijken, maar ook om lichamelijke eigenschappen en daarmee verbonden (of als zodanig toegeschreven) psychologische kwaliteiten. Vormen van racisme, zoals anti-semitisme, gaan niet alleen om een idee van biologische verwantschap en afkeer van bepaalde religieuze groepen gaat niet alleen om die religie; er is een vermenging van ideeën over religie en ras.
Net als Rana wijst ook Gil Anidjar in zijn boek The Jew, the Arab: A History of the Enemy (2003) op de verbondenheid van Arabieren en Joden als respectievelijk de externe en interne vijanden van Europa die tegelijkertijd ook elkaars vijanden zouden zijn. In zijn analyse van hoe vijandschap ontstaat, stelt hij zelfs dat deze tegenfiguren essentieel zijn om het moderne Europa te begrijpen aangezien beide vijandschappen een lange geschiedenis hebben en onder meer terug te vinden zijn bij Kant, Hegel en Montesquieu, maar ook in populaire cultuur zoals die van kinderliedjes. In deze geschiedenis komt het idee dat zowel joden als moslims zich overgeven aan hun god als waren ze slaven, dat ze onderworpen en fatalistisch zouden zijn voortdurend terug; iets wat we ook zien bij de Muselmann in Auschwitz. Zoals Anidjar laat zien is één van de dreigingen die van de stereotype moslims uit zou gaan gebaseerd op hun vermeende zwakheid van geest. Ze waren niet alleen zwak, ze zouden ook de Europeaan besmetten met hun zwakheid; denk bijvoorbeeld aan het gezegde over het Osmaanse Rijk als de ‘zieke man van Europa’.
Het gelaat
Volgens Primo Levi heeft de term Muselmann geen bijzondere betekenis in relatie tot moslim alsof de taal van de kampen volledig los zou staan van de taal erbuiten. Het is vergelijkbaar, volgens hem, met termen als Canada en Mexico voor bepaalde barakken. Levi’s standpunt is echter om meerdere redenen aanvechtbaar. In Eyewitness Auschwitz: Three Years in the Gas Chambers geeft Filip Müller een uitleg over die twee termen die op een bepaalde manier verwijzen naar stereotypen over Canada en Mexico. Hetzelfde kan gesteld worden voor de term Muselmann. Hoewel niet één op één hetzelfde zien we in de constructie van de categorie Muselmann vergelijkbare patronen terug als in de constructie van de categorie moslim en beide categorieën functioneren op vergelijkbare wijze juist door de verwijzing naar de figuur van de biddende moslim, het vermeende fatalisme en de onderworpenheid van moslims.
Eén van de belangrijke aspecten hier is het vermogen dat de Nazi’s (die ook de term Muselmann gebruikten voor dezelfde categorie gevangenen) hadden om bepaalde termen volledig te isoleren van de realiteit en deze een nieuwe betekenis te geven en daarmee een nieuwe realiteit te construeren. Eén van de dingen die de Nazi’s deden is wat Anidjar ‘semanticide’ noemt: het volledig uit de context halen van bepaalde woorden en deze in een nieuwe geheel andere context plaatsen (denk aan het woord Endlösung). De term Muselmann is in de kampen de verwijzing geworden voor de minimale conditie van menselijkheid of zelfs minder dan dat en tegelijkertijd ook weer zo overduidelijk het resultaat van onmenselijk menselijk handelen dat het een ondraaglijke schim is. De term Muselmann komt voor in tal van getuigenissen over de holocaust, maar deze wegredeneren in de zin dat het geen betekenis heeft, is onwenselijk. Het maakt hen monddood en vervreemdt de taal van hen. Het verhaal van de Muselmann, de jood die moslim werd, is het verhaal van het verval van de menselijkheid (met dank aan H.E.) en het gebrek aan woorden ervoor. De term Muselmann symboliseert het verval, brengt de verschillende elementen bij elkaar en kan dat doen doordat het appelleert aan verschillende aloude racistische, islamofobische en anti-semitische motieven. De enige manier om het verval tegen te gaan, is het continu vertellen van dit verhaal. Bij deze.
Zoals een oplettende lezer opmerkt, er wordt geen melding gemaakt van het feit dat de term ‘moslim’ verwijst naar ‘overgave’. Het is mij niet duidelijk of en hoe deze een rol speelt in relatie tot de beeldvorming over de term Muselmann, maar dat zou best kunnen. Ik heb daar in de genoemde bronnen echter niet iets over kunnen terug vinden met uitzondering van alles wat verwijst naar ‘onderwerping’. Dit geldt ook voor de geraadpleegde Joodse bronnen. (Dank aan B.O.)
Posted on May 3rd, 2013 by martijn.
Categories: Activism, Public Islam, Religious and Political Radicalization.
N.a.v. een uitzending van Nieuwsuur heeft Demet TV veel reacties gekregen. Reacties van mensen die zich verbazen over een ‘onjuiste’ ondertiteling van Nieuwsuur. Men meent dat moslims door deze ondertiteling met opzet als gewelddadig worden neergezet.
Het gaat om deze Nieuwsuur uitzending:
Dit is het item dat DemetNu er van maakte:
Demet TV – Verslaggever Oktay Basaran op zoek naar de waarheid
Posted on May 3rd, 2013 by martijn.
Categories: Society & Politics in the Middle East.
Al Jazeera’s Inside Story reports about the fate of migrant workers in Qatar:
A recent report by Human Rights Watch (HRW) has warned that foreign workers in Qatar risk serious abuse in the run-up to the 2022 football World Cup.
Qatar is the home of the Al Jazeera satellite television network and is the world’s richest country on a per capita basis.
“The fundamental responsibility rests with the authorities of Qatar …. Last year, 161 Nepali construction workers died … this is a situation of industrial anarchy. The way migrant workers are tricked into binding contracts, almost a form of modern-day slavery, is completely unacceptable.”
– Tim Noonan, a trade union campaigns director
It also has the highest ratio of migrants to citizens in the world.
There are an estimated 1.2 million migrant workers living in the country. Many of them work in the construction sector, and many more will be needed to build the stadiums and other infrastructure required for the 2022 football World Cup.
Based on interviews with 73 migrant workers in Qatar, the HRW report says these migrant workers are at risk of serious abuse and exploitation. Complaints include late or unpaid wages and very poor working and living conditions.
Read more HERE.
Watch the video:
Posted on May 3rd, 2013 by martijn.
Categories: Society & Politics in the Middle East.
Al Jazeera’s Inside Story reports about the fate of migrant workers in Qatar:
A recent report by Human Rights Watch (HRW) has warned that foreign workers in Qatar risk serious abuse in the run-up to the 2022 football World Cup.
Qatar is the home of the Al Jazeera satellite television network and is the world’s richest country on a per capita basis.
“The fundamental responsibility rests with the authorities of Qatar …. Last year, 161 Nepali construction workers died … this is a situation of industrial anarchy. The way migrant workers are tricked into binding contracts, almost a form of modern-day slavery, is completely unacceptable.”
– Tim Noonan, a trade union campaigns director
It also has the highest ratio of migrants to citizens in the world.
There are an estimated 1.2 million migrant workers living in the country. Many of them work in the construction sector, and many more will be needed to build the stadiums and other infrastructure required for the 2022 football World Cup.
Based on interviews with 73 migrant workers in Qatar, the HRW report says these migrant workers are at risk of serious abuse and exploitation. Complaints include late or unpaid wages and very poor working and living conditions.
Read more HERE.
Watch the video:
Posted on May 2nd, 2013 by martijn.
Categories: Religion Other.
Op 31 mei aanstaande vindt aan de Radboud Universiteit Nijmegen het jaarlijkse publiekssymposium van het tijdschrift Religie en Samenleving plaats. Dit jaar is het thema: “Ontkerkelijking nou en? Over de oorzaken en gevolgen van ontkerkelijking in Nederland.” Het is breed symposium waar vanuit verschillende disciplines dit thema wordt belicht. Het symposium wordt georganiseerd door de afdeling sociologie van de Faculteit der Sociale Wetenschappen en door de Faculteit Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen.
Programma
10.00 – 10.30: ontvangst in hal collegezalencomplex (Thomas van Aquinostraat 1)
10.30 – 10.40: opening door de rector magnificus, prof. mr. Bas Kortmann
10.45 – 11.30: Wim Deetman.
11.30 – 12.15: Nan Dirk de Graaf
12.30 – 13.30: lunch en uitreiking boek
13.30: start van 4 parallelle sessies
Thema’s van sessies: ontkerkelijking (1) , nieuwe religiositeit (2), vrijwilligerswerk (3) , gevolgen ontkerkelijking (4)
13.30 – 14.00: 4 parallelle sessies (eerste spreker)
14.00 – 14.10: pauze (en tijd om van sessie te veranderen)
14.10 – 14.40: 4 parallelle sessies, (tweede spreker)
14.40 – 14.50: pauze (en tijd om van sessie te veranderen)
14.50 – 15.20: 4 parallelle sessies, (derde spreker)
15.30: afsluiting + borrel
Meer informatie, onder andere over de aanmelding, is te vinden op:
http://www.ru.nl/sociologie/congres/begin/